KERSTWANDELING OP DE VELUWE Edelherten voeren Christus' Geboorte in de Poëzie Als blanke sneeuw heide en bosch bedekt J». Jgf. -.Iff. jgf. -jff. -jff. j£ jff. Jif. 'M-M. 'jff. -Jff. 2ÜT'j/f. -J#. Jif. -J/f.-Jff. J&J#.&. Jff.J&. Jgf. -j/f. stormen en dan de winter met ziin heerlijke sneeuw, het verlaten landschap, dat een vredige stemming van overpeinzing schept. Al lijkt de natuur dan soms cloodsch. voor den kenner is zij dit geenszins Nergens vindt men evenwichtiger sfeer dan in het stille win terbosch en op de onafzienbare heide. Ze ker, deze sfeer kan de stemming doen overslaan naar het melancholieke, maar als men open oog heeft voor het scheppingswerk in al zijn grootheid, dan kan men nooit genoeg krijgen van dezen vrede en deze kalmte. Daarom zoek ik juist met Kerstmis deze vlakten en bosschen op. Zoo staan wij dan nu de heide te overzien. Heel ver duiken eenige daken van de boerderijtjes van een gehuchtje uit de lakte op. Naar één van deze besneeuwde heidewoninkjes zullen wij gaan. Daarin zitten nu Gaart, het heideboertje, met zijn vrouw en kinders om de kachel 011 wij willen dezen een voudigen mcnschen even een gelukkig Kerstfeest gaan wenschen. Maar voor dat wij er zijn, moeten wij de heide oversteken. Op dezen tocht bemerken wij, dat (V hei toch niet zoo verlaten en doodsch is als zij wel lijkt. Eerst laat de fiere zeearend, die hier haa6t iedei Jaar de wintergast is, zich aan ons zien. Met statige slagen zeilt hij naar een boschrand en door den kijker kunnen wij hem daar zien zitten. En waar lijk, het is, zooals Willem het mij al vaak vertelde: hij heeft veel weg van een schaap, dat daar ligt. Zeker een kwartier blijft hij op clen grond zitten om dan met breede, indrukwekkende 6lagen uit het gezicht te verdwijnen. Al6 men bedenkt, dat de vlucht van den zeearend ongeveer twee meter veer tig bedraagt, dan is het te begrijpen, dat het ziet; van dezen zeldzamen vogel een evenement be teekent. Dan springt een troepje van drie reeën voor ons weg. Met elegante, vlugge bewegingen rennen zij naar het beschermende bosch toe. Ook een kudde edelherten trekt op grooten afstand op clen bosch rand toe. Dezo clicren en de vele vogels, die nog op de heide blijken te leven, geven ons oog telkens weer een schilderij te zien, mooier dan de beste schilder het maken kan. Op dezen tocht spreken wij geen woord, maar wij genieten des te meer. Zooals we dachten, is Gaart met zijn gezin oni den haard gezeten en bij onze binnenkomst wordt direct een plaatsje ingeruimd. Het vriendelijk aanbod van een kom koffie wordt dankbaar aanvaard cn als bijzondere tractatie krij gen wij een snee van het groote Kerst-krentebrood, dat hier volgens gewoonte met Kerstmis gebakken wordt. Nu komen de tongen los. Zoo i6 er hier in dit nederige boerderijtje een ge zellige en tevreden sfeer. Deze eenvoudige mcn schen vieren het Kerstfeest op een simpele wijze. Voor bijzonderheden is er geen geld, maar veel is men dan ook niet gewend. Naast den grooten een voud vindt men bij boer en boerin een groot cn op recht geloof. Vanmorgen is de boerin naar de kerk in het dorp geweest en de preek heeft een diepen indruk op haar gemaakt. Stil luisteren wij naar de dankbaarheid, die uit de woorden van deze vrouw van de woeste Veluwe tot uiting komt. Dankbaar heid voor de goede gezondheid van man en kinde ren en voor het dagelijk6ch brood, dat ondanks de slechte tijden nog altijd voldoende op tafel kwam, al kon er soms amper boter en heel zelden een plakje worst op overschieten. Vol trots gewaagt zij van haar kinders, een meisje van tien en een jongen van twaalf, die op school zulke mooie Kerstliedjes geloerd hebben. Maar aan Moeders verzoek, iets voor ons te zingen, durven ze niet voldoen. Voor vreemde menschen zijn ze ver legen cn met roode hoofden trekken zij zich in een hoek terug. Als wij weer opstappen en buiten achter een klein hooibergje aan den rand van «en stukje bouwland de witte heide nog eens overzien terwijl de boer ons vertelt van de konijnen, die het land zooveel schade doen klinken vanuit de in Zondagsrust verzonken hofstede de heldere stemmen van de twee kinderen, die nu wel durven zingen. Vrede op aarde In mensehen een welbehagen. met de opmerking, dat het toch mooie dieren zijn, maar dat we vanmorgen nog meer op het program ma hebben. Daarom verlaten wij de hut. Het deurtje gaat nog niet open, of de herten stuiven weg. Wan neer wij nauwelijks een vijfhonderd meter in hef laantje zijn, dat van de voerplaats naar de groote heide leidt, zijn ze alweer aan den maaltijd. Aar. de verrassing van het komen van een paar mcn schen uit de voerhut zijn ze gewend. Maar als op de vrije heide een troep herten een mensch, al is het op een kilometer afstand, in de gaten krijgt dan zetten de dieren liet op een loopen en zullen zich zeker de eerste uren niet weer laten zien Het begin van den dag is dus al goed. Doch, al was het een interessant heieven deze herten zoo dichtbij te zien, de morgen heeft nog schoonere oogenblikken voor ons in zijn mars. Het is overweldigend te komen aan den rand van de uitgestrekte heide, die als een zacht wit tapijt voor ons ligt uitgespreid. Hier en daar staat een den als een reusachtige Kerstboom en veel mooier versierd dan menschen- handen het ooit kunnen. Sneeuw is iets. dat aan het meest sobere boompje een waas van teere fijnheid geeft. Voor hen, die ook in den winter eens van de natuur gaan genieten. is dit een be kend feit. En waarom gaan de moésten alleen in den zomer naar buiten? De andere jaargetijden bieden zeker evenveel aan aesthetisch genot: de lente met het op leven van plant en dier. de zacht-groene tinten en het overal ontluiken van jong leven; de herfst met zijn vlammende kleurencontrasten. ziin vliegende Gods waarheid zal zijn wortel zijn, Gods heete liefdzijn zonneschijn Den grooten Geest een reine En levende fonteine. O Vader goed, geef dat wij ras Dit over-kostelijk gewas Met herten vreugd' genieten; Geen kruis zal ons verdrieten. /^VNZE tijd kent echter de gespletenheid maar al ^te zeer en al te pijnlijk. Het jaar 1914 kwam en Wij droegen naast Uw Alheilig Woord Bloeddruipende zwaarden. (Jan de Groot) Dit alles kon de dichters niet onberoerd laten. Zij zien Christus' komst In de wereld plotseling niet meer in het verleden, maar in den ontzettenden nood van den tijd. De jeugd had Kerstfeest gevierd in de loopgraven o, bittere tegenstel ling! Maar wie zal het den jongens kwalijk nemen, dat hun hart, terwijl verstand en lichaam een waan volgden, bleef openstaan voor de oude waarheid? Na het front wachtte hen een „ontstelde wereld," met partijstrijd, rassenwaan, godloozen-campagnes en economische oorlogen, waarin de Kerstboodschap wonderlijk klinkt. De dichters konden niet verhin deren, dat de zonden van dezen tijd tot uiting kwamen in hun verzen, maar het Geloof bleven zij behou den, onaangetast door menschelijk gedoe. P. Mindcraa schreef voor 1935 een Kerstliedje, dat nog in vrijwel alle opzichten actueel is. Wij besluiten met enkele strofen daar uit: Ach kindje, dat uit den hemel &jt, om wie ons bitter verlangen schreit die stralend in onze armoe leit geef ons op Kerstmis allemaal samen een beetje hemel van binnen. Amen. Ach kindje, dat uit den hemel zjjt, wij maken op aarde veel onderscheid voornamen en nullen, oprechten en boozen diep-religieuzen en goddeloozcn Ach kindje, neem ons vandaag maar samen en geef ons een beetje heiligheid. Amen. Ach kindje, dat uit den hemel zjjt, wees ook bij de jongens in oorlogsstrijd. Laat ze maar schieten zonder verschooning iij houdt toch niet van een Kerstnachtvertooning. Maar waar er een vloekend stikt in het gas of snikt om zijn moeder, die trotsch op hem was, ach kindje, geef ze van mensch tot mensch een kleine vree aan de laatste grens. Ach kindje, dat van den hemel is, ga binnen ook in de gevangenis in de hel van het concentratiekamp. Treed stil vannacht in den schijn der lamp, waar Stalin tracht het heelal te wegen. iXfaak hem alleen maar wat verlegen. Hij hoeft het nooit te rapportecren, reclame kon jij nooit begceren. Wil ook tot Goebbels even neigen in stilte, dat hij diep leert zwijgen van eerbied deze ééne nacht. En zoekt bij Herman Goering zacht naar 't groote hart, je handjes strak, onder zijn kerstnacht gala pak. Ach kindje, dat uit den hemel zjjt, om wie ons bitter verlangen schreit, die stralend in onze armoe leit geef ons op Kerstmis allemaal samen een beetje hemel van binnen. Amen. EDELHERTEN OP DE VOERPLAATS IN den loop der jaren is het traditie geworden, dat Willem, de Yeluwsche jachtopziener, met mij, op den eersten Kerstdag een groote wandeling door de wijde, woeste di even der Vale Ouwe maakt. Zonder dat het afgesproken is, ziet het gastvrije jagershuis, «lat diep verscholen tusschen zwaar den- ncnboscch ligt, mij ieder jaar op den avond voor Kerstmis over den drempel stappen. Den volgenden morgen heel vroeg, voordat buiten nog maar het eerste sprankje licht te zien is, word ik gewekt door Willem met den wensch, dat een paar geluk kige Kerstdagen mij beschoren mogen zijn. Van die Kerst wandeling, welke ik het vorig jaar maakte en die ik ook deze Kerstmis weer hoop te maken, wil ik hier een indruk geven. Na een stevigen morgenboterham gaan we dan op weg. Hoewel het nog geheel donker i6, weet Willem den weg door het stille eenzame bosch precies; geen stap wordt verkeerd gezet en ik richt mij naar hem. die iederen dag dezen tocht maakt. Want voordat wij de groote heide opzoeken, moeten eerst op de voer plaats de edelherten gespijzigd worden, wat 's win ters noodzakelijk is. Reeds toen ik gisteren met den trein het Veluwe- land introk, is uit de grauwe lucht een pak sneeuw op de aarde, neergedaald en heeft alles met een wit laagje bedekt. Vannacht is er nog meer gevallen, zoodat er nu een flink pak sneeuw ligt. Mooier kan het. dus niet: een witte Kerst. Ook Willem heeft met de sneeuw schik; nu kan eens precies nagegaan worden wat voor wild er zit, want ieder dier laat nu zijn spoor achter. Ilct belooft een mooie dag te worden; wind is er met cn ook het sneeuwen heeft opgehouden. Op de voerplaats moeten de voerbakjes met mais en eikels gevuld, de ruiven van hooi voorzien en suikerbieten gestrooid worden, zoodat het voor ons nog een half uurtje hard werken is. Want al is het Kerstmis, de herten hebben evengoed honger. Terwijl wij met het voeren bezig zijn. is het wat lichter geworden en kunnen wij een eind in het bosch zien. Prachtig liet het woud voor ons: alles wit! Iedere tak buigt door het gewicht van den witten last. welken hij torsi; en waait er even een speclsch windje door liet bosch. clan daalt er uit de wijde kro nen van de dennen een wolk van fijne sneeuw naar beneden. Fantastische effecten geven deze witte vla gen in het halfduister. ALS wij in het ondergrondsche hutje, waarin het voer bewaard wordt, zitten, door bet kleine luikje de witte wereld om ons heen bekijken en Wil lem mij juist verteld heeft, dat de herten meestal reeds op de voerplaats zijn. voordat hij weggaat', kraakt liet ergens onder de dennen. Eenmaal, tweemaal... en als schimmen zie ik op meter afstand tusschen een paar boomen een aantal herten voorbij wisselen, sommige de koppen omlaagandere weer nieuwsgierig naar de voer plaats kijkende. Even later is het stil en blijft het ook een poos zoo. Dan juist van de tegenovergestelde zijde ko men ze nader: stame voor stapje treedt een oude hinde voor de kudde uil telkens even stilstaand en dan voorzichtig eenige nassen makende. De andere volgen het voorbeeld van dit oude dier. Zij vertrou wen op de ervaring van haar die al in zoo vele ge vallen de kudde veilig uit het gevaar wist te leiden, als dit dreigde. Van ons bemerken zij niets: de span ning heeft mii te pakken en ik durf om dit tafereel niet te bederven, baast niet met de oneen knipperen. Plotseling lijkt het. of alle voorzichtigheid geweken is. Zij stormen on de bakies toe om vooral van de mais het lekkerste voer niets te misspn Wij hebben ze nu op nog geen vijftien meter van ons af Een krachtige maar nog ionge bok een tienendcr. staat vredig naast een hinde uit <»rn bakie te eten. maar als een heel inne hokie met alleen maar kleine spitse horens zonder zijtakken, ook wil proe ven uit dat bakie. wordt het met een paar stevige s'ooten veriaaed. Zoo is het over de geheele voerplaats een bedrijvig bewegen van de groote grijs-bruine herten met als stemmigen achtergrond het besneeuwde bosch met ziin rechte, donkere stammen en groen-witte kronen. Het geheel is een indrukwekkend schouwspeldat men niet gauw vergeet. Zelfs op Willem die hef toch in den winter iederen dag ziet schijnt het vanmorgen Indruk te maken Genietend van een sigaar, zit bij stil de beesten te bekijken, voor wier welzijn hii heeft te waken. Tevre denheid spreekt uit ziin gezicht en terecht De dieren zien er uitstekend uit. Na een wijle nog gekeken te hebben, staat hij op Die osse ende ooc dat eselkijn Die dreven daer grote feestc, Doe Jesus in der cribben lach Tusschen tween stommen beesten. Die osse ende ooc dat eselkijn En condcn niet ghespreken, Doe Jesus in der cribben lach, Doe lieten *ii haer eten. In 's Hccrcn lusthof zal hij staan Vol vruchten die de ziel verzaên. Zjn loof geneest de kranken Wijd boven alle dranken. Liefelijk© tafereeltj'es, die in hun kinderlijke een voudigheid evenals de paneelen der Primitieven ge tuigen van simpel maar groot geloof. Het gerucht van de Middcleeuwsche wereld is er echter aan voor bij gegaan. Wellicht is dit te verklaren door de sim plistische vormen van de samenleving. Het leven was feller en directer, maar ook eenvoudiger er was een grootere tweespalt tusschen de wereldlijke cn geestelijke milieus, die elk hun eigen terrein in het leven en zijn uitingen hadden. Ook wordt niet altijd nadrukkelijk de religieuse hcteckenis van het Kerstfeest naar voren gebracht. Van een rouw om de noodzake lijkheid van Christus' komst in deze wereld, waarvan de oude kerk in de Adventsweken toch wist, wordt in de Middeleeuwsche poëzie weinig teruggevonden. Merkwaardig is, dat die scheiding tusschen de stal van Bethlehem en dc wereld kon blijven voort duren en ook in onze da- O, laat ons groeien door de barre vlagen naar het beschermende ge heim van Bethlehem. (Gab. Smit). GEWIJDE AANDACHT ger bij velen nog voortduurt. Ook Revius. die de ontzetting van den 80-jarigen vrijheidskrijg aan den lijve ondervond spreekt stil en innig over het groote wonder: Een spruitje heeft de Heer geplant Te Bethlehem, in 't Joodsche land, Uit Davids stam gesproten Vol koninklijke loten. Zjn twijgen staan wijd uitgebreid Met bloemen sierlijk overspreid, Als met een paerlen krone. Geen schoonheid is zoo schoone. VAN de vroege Middel eeuwen af heeft het Kerstgebeuren, dichters en schilders, gegrepen en tot onderwerp van hun kunstwerken gediend. Merk waardig is hoe zij het altijd, of althans meestentijds, hebben gezien als iets. dat buiten hun eigen wereld stond. Wel is waar stoffeerden zij het met voorwerpen en voorstellingen uit hun eigen tijd en hun eigen da- gelijksche omgeving, maar in diepe ren zin voelden zij toch blijkbaar geen tegenstelling tusschen de Ge boorte tc Bethlehem en de ontwik keling van de wereld en de men- «eheliikc verhoudingen in hun da gen. De bekende Kerstliederen laten daarvan althans niets blij ken. Wel zijn er de armoe van het stalletje, de koude en de nauwelijks toereikende doeken, maar in het algemee is het toch de armoede die tot een primitief en schoon romantisch sprookjesbeeld geworden is: Si Icchdcn in een eribbckijn Mit haren snecwittcn handen, Si cusscdcn voor zijn mondekijn Des had haer scer vcrlanghen. Dat kindekijn speelde der moeder toe Mit sinen cleinen armkens, Het lachcde haer also soetelike toe Mit bliden blcnkcndcn oochkcns.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1936 | | pagina 12