BIJ DEN VRIEND DER
PYGMEEEN
EEN INTERNATIONALE
HET KOOLMONOXYDE
KINDERGEMEENSCHAP
Dr. Paul Julien vertelt van zijn
expedities dwars door
Equatoriaal Afrika
BLOEDONDERZOEK
BIJDEDWERGEN
Qesprekken
met
menschen
De sluipmoordenaar van den automobilist
OP BEZOEK BIJ
KEES BOEKE
EEN GROOTSCHE OPZET
3e BLAD PAG. 2
'AMERSFOORTSCH DAGBLAD 1
ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1937
Hoe men het vertrouwen van
dit schuwe volk kan win
nen, en er vrienden
kan krijgen
„Ik weet er minder van
dan ooit"
DITMAAL voerde ons hel lot naar
een stille huiskamer in een rus
tige straat. Niets wijst er in die kamer
op. dat wij thuis zijn bij een ontdek
kingsreiziger van formaat Alles is zoo
heel gewoon; een paar schilderijen
langs den wand. een paar van die ge
zellige kleine lampjes, en zoo heele-
maal niets dat ook maar zweemt naar
olifantstanden of negersperen, of vellen
van wilde dieren.
En toch. als de deur open gaat, staan
wij tegenover Dr. Paul J uilen, den
bekenden reiziger in donker Afrika,
den vriend van die wonderlijke dwerg
volken daar midden in het oerwoud,
de pygmeeën, die pas van zijn laatste
reis is thuis gekomen. Dr. Julien was
onmiddellijk bereid om met ons te pra
ten over zün reizen naar Afrika, en
noodigde ons met een vriendelijk ge
baar uit om maar te beginnen.
„Hoe is U er eigenlijk toe gekomen
om de pygmeeën te gaan bestudeeren?"
„Dat is een beetje ingewikkeld. Van
huis uit ben ik chemicus, ben gepromo
veerd op een electro-chemisch onder
werp. Ik heb mij echter altijd geïnte
resseerd voor do
anthropologie, en
toen ik jaren ge
leden, na mijn
terugkeer uit In-
dië, in kennis
kwam met nu
wijlen mej. Dr.
van Herwerden,
richtte zij mijn
aandacht op het bloedonderzoek ten
bate van de anthropologie. U moet na
melijk weten, dat deze tak van weten
schap, die zich bezig houdt met de phy-
sieke eigenschappen van den mensch,
vroeger een groot deel van haar aan
dacht wijdde aan metingen. Daarin is
een ontzaglijke boel werk gaan zitten,
terwijl men niet mocht zeggen, dat al
dat werk in evenredigheid stond tot de
resultaten. Tot dat de anthropologische
heteekenis van de bloedgroepen werd
ontdekt, on men op het idee kwam, om
dip dienstbaar te maken aan de anthro
pologie.
Kleindochter maakt voor het eerst ken
nis met de camera.
Er zijn in totaal vier bloedgroepen,
om het in het kort even uiteen te zet
ten, wier verdeeling als raskenmerk kan
worden beschouwd, want de procen-
tueele \erdeeling van deze groepen over
een volk is constant. Zoo i6 aan de
hand van deze bloedgroepen en la
ter zijn daar andere factoren bijgeko
men een rassenstudie ontstaan, op
welk gebied mej. Dr van Herwerden
zich in ons land heeft onderscheiden,
doch die ook elders werd beoefend. Zoo
hebben de Russen vrijwel alle Azia
tische volken onderzocht, ook in Duitsch
land vonrlen soortgelijke onderzoekin
gen plaats, in Japan en in Amerika;
doch In Afrika was nog weinig op dii
gebied gebeurd, en aangezien ik reeds
eenige reizen naar verschillende gedeel
ten van Afrika had gemaakt, besloot ik
het bloedonderzoek der Afrikaanscbe
volken ter hand te nemen".
„Waarom viel Uw keu6 juist op dwer
gen ?H
„Wel, de meest interessante ob
jecten voor dit onderzoek zijn juist
die volken, die zeer weinig ver
mengd zijn, die dus geïsoleerd zijn
gebleven. En dat zijn in do eerste
plaats de pygmeeën, die een geheel
afzonderlijke plaats in Afrika inne
men. Wel nemen negers pygmeeën
tot vrouw, maar omgekeerd komt
dat zelden voor, en de bastaarden
sluiten zich in de meeste gevallen
bij de negers aan. Eerst heb ik zui
vere negers onderzocht in West-
Afrik aen ben toen op zoek gegaan
naar pygmeeën in Liberia.
Langen tijd heb ik l°ai d'iói de bos
De karakteristieke kop van grootvader.
schen gedwaald zonder ook maar één
pygmee te zien. De geruchten aldaar
omtrent hun voorkomen bleken onjuist
to zijn. Later ben ik gaan zoeken in de
bosschen aan de beneden Ivoorkust, en
ook daar vond ik ze niet. Ze moeten er
in een betrekkelijk recent verleden wel
bestaan hebben, want onder de bevol
king leven nog allerlei verhalen over
„Asamangyé," wat beteekent „kleine
roode". In Belgisch Congo kwam ik voor
het eerst met dwergen in aanraking en
ken ik bloedonderzoek bij hen uitvoe
ren. In het Itoeri-gebied slaagde ik erin
om in 3 maanden tijds ruim 1500 van die
rnenschjes te verzamelen. Ik schat, dut
er daar nog op een oppervlak ter grootte
van Nederland ongeveer 25000 leven."
„Wat is nu eigenlijk het doel van dat
onderzoek?"
„Het gaat er om te onderzoeken, hoo
de pygmeeën zich in anthropologisch
opzicht verhouden tot de negers."
„En bent U op dat gebied tot definitie
ve conclusies gekomen?"
Glimlachend antwoordt Dr. Julien:
„Ik ben er verder van af dan ooit.
Dat moogt U gerust in de krant zet
ten, want dat is een van mijn won
derlijkste ervaringen geweest. Toen
ik er voor het eerst naar toe ging,
meende ik alles van de pygmeeën
te weten. Die dwergen hadden geen
geheimen meer voor me. Maar nu
ik er in den loop der jaren eenige
duizenden heb onderzocht, wil ik"
eerlijk bekennen dat ik er minder
van af weet dan ooit.
Vroeger dacht men dat was de theo
rie van Pater Schmidt uit Weenen
dat de pygmeeën één ras vormden, dat
vroeger een grooter woongebied moet
hebben gehad. Maar bij mijn onderzoek
is mij gebleken, dat de pygmeeën van
den Congo en die van West Equatoriaal
Afrika zoodanige verschillen vertoonen
als geen twee andere volken in Afrika.
Ze staan eenvoudig diametraal tegen
over elkaar. Daar staat tegenover dat de
pygmeeën van West-Afrika identiek
schijnen tc zijn met dc Boschjesmannen
van Zuid-Afrika. Dat was wel een zeer
onverwacht resultaat. Maar de westelij
ke pygmeeën en die van den Congo
slaan lijnrecht tegenover elkaar. En
daarmee is het probleem 500 procent in
gewikkelder geworden," zucht Dr.
Julien.
De pygmeeën als volk
„Zijn die pygmeeën niet moeilijk te
benaderen?"
„Inderdaad. Men kan maanden lang
door hun gebied reizen zonder er ook
maar één te zien te krijgen. Dat komt
omdat de negers de dwergen allerlei on
gunstige verhalen over de blanken ver
lellen, en daarom houden de pygmeeën
zich gewoonlijk schuil. Want U moet
weten, de neger wil zooveel mogelijk ae
tusschen persoon blijven tusschen do
pygmeeën en de handelaars aan wie de
zen hun boschproducten willen verkoo
pen. Dan schiet er voor hen ook wat
over, begrijpt U? En hoewel ik van dio
gewoonte natuurlijk op de hoogte bon,
is het mij toch nog wel overkomen, dai
negerhoofden pygmeeën voor mij ach
ter hielden, terwijl ik er toch op gespan
nen was om ze te betrappen. Zoo zijn
deze dwergen bang en schuw voor de
blanken, maar als men hen eenmaal
voor zich heeft gewonnen, zijn ze heel
gemakkelijk in den omgang, krijg je er
zelfs vrienden onder. Ik heb ten minst®
bij deze dwergen een diepe menschelijk-
hfid kunnen constateeren, cn veel min
der stuitende eigenschappen dan hij-
voorhoek! hij dp npgers. Hun eerlijkheid
is. om iels te noemen, sterk ontwikkeld-
dat geven de negers zelf toe. als ze zeg
gen- ..Ze stelen lang niet zooveel als
wij Veel schrijvers hebben hen te ve»!
geïdealiseerd, doch een grond daarvoor
is zonder twijfel aanwezig, want ze on
derscheiden zieli gunstig van de hen
omringende volken. Maar je moet na
tuurlijk beginnen met hen te vertrou
wen, en dan volgt de rest vanzelf. Wan
neer je lang bij hen vertoeft, worden
aan je gehecht en bii bet afscheid mopt
iedereen een band hebben, Sommigen
volgen de karavaan nng uren lang.
„Maar hoe beeft IT die schuwe men
schen ertoe kunnen brengen zich aan
een bloedonderzoek te onderwerper
want ze begrijpen er natuurlijk nieU
van. wat U met ben doet
„Uit den aard der zaatc niet Dat kun
fe ze ook met den bésten wil niet dui
delijk maken Doch bet gaat maar orn
een sfeer van vertrouwen te schennen
er. van vriendschap.
Als dat bereikt is en daar komt
alles op aan dan is hot misschien
eenvoudiger om duizend pygmeeën een
prik te geven dan honderd Nederland-
sclie boeren. Medische hulp, voorzoover
ik die geven kan, is daarbij een mach-
iig middel. De voornaamste kwalen zijn
v\el pokken en framboesia, hier en daar
soms ook melaatschheid. Daartegen kan
ik natuurlijk weinig of niets doen, maai
:n \ele gevallen kan ik, al ben ik geen
medicus, wel degelijk helpen. En als je
nen morgen bezig bent geweest met won
den uit te wasschen en malarialijders te
behandelen, dan stroomen de zieken.toe
en is het ijs gebroken. Al doende leert
men. Op mijn eerste reizen vond ik
dikwijls de boschpaden ontvolkt; alle
bewoners waren het oerwoud in ge
vlucht, maar dat overkomt me gelukkig
tegenwoordig zelden meer."
De karavaan op weg
„U zult op die tochten heel wat per
soneel bij hebben?"
„Ja, de kleinste karavaan bestaat toch
minstens uit 30 menschen. Dat is eigen
lijk nog weinig, want ik heb ze ook wel
van legen de 100 gehad. Dat geeft na
tuurlijk tal van moeilijkheden, voorai
met de voeding. Je moet toch al min
stens 25 dragers hebben, plus Je noo-
dige reserves, want je krijgt altijd zie
ken en gewonden. Als de af te leggen af
stand groot is, moet je rekenen op een
reserve van 50%. Die dragers huur ik
tegen een vast tarief, maar dan komt het
dikwijls voor, dat sommige van die dra
gers voor een deel van dat tarief een
hulpjo nemen, die het eigenlijke werk
doet, terwijl de door mij gehuurde mar.
er maar zoo'n beetje bij loopt. Dien hulp
rnoet ik natuurlijk ook voeden, en dan
bovendien nog de vrouwen, die ze óf
meenemen öf onderweg opdoen (ja. dat
vrouwvolk wisselt nog wel eens onder
weg!) of de familieleden die ze tegen
komen, enzoovoorts, enzoovoorts. Zoo
moest ik het vorige jaar met mijn kara
vaan van ongeveer 100 man terug kee-
ren, omdat ik geen voedsel genoeg had
Dan kom je bijvoorbeeld in den avond
aan in een oerwouddorp. waarin zestig
menschen wonen, met een gezelschap
van honderd. Dat. geeft moeilijkheden
met de menage, dat voelt U. Want het
oerwoudvoedsel is niet conserveerbaar:
in Indië kun je rijst meenemen die goed
blijft, doch in Afrika is het vrijwel uit
sluitend maniok en makabo. dat het
hoogstens een paar dagen uithoudt. Je
kunt dus bijna geen voorraad eten mee
nemen."
„Maar andere voorraden zooveel te
meer."
„Natuurlijk. Den vorigen keer 200 K.G.
zout, het betaalmiddel bij uitnemend
heid bij de pygmeeën, en 2500 sigaretten,
terwijl ik zelf geen rooker ben. En dan
natuurlijk dc noodige kralen, katoen.
Kapmessen, welke artikelen in het oer
woud zeer gewild zijn.
„Is het geen typisch gezicht om een
pygmee een sigaret te zien rooken"
„Dat doen ze niet. Ze halen de tabak
eruit, en doen die in een klein pijpje. En
als ze er één trek aan gedaan hebben,
geven ze de pijp aan een ander, ledei
rnoet meededen, ook hier blijkt weer
bun sterk ontwikkeld gemeenschapsge
voel. De pygmee deelt met anderen tot
hij niet meer heeft,"
Moeilijke faal
„Heeft U ook geen streepje voor,
dat U hun taal spreekt?"
„Hun taal spreken is te veel ge
zegd, want die taal, of liever die ta
len zijn buitengewoon moeilijk, o.a.
omdat daarin de toonhoogte een be
langrijke rol speelt. Hetzelfde woord
kan met een andere toonhoogte uit
gesproken, een totaal andere belee-
kenis hebben. Er bestaan diverse
toonhoogten en bovendien is er nog
een belangrijk onderscheid tusschen
lange en korte klinkers.
Zoo is het mogelijk, dat je phonetisch
\erschillende woorden kent, en dat de
pygmeeën er toch niets van begrijpen,
omdat je de verkeerde toonhoogte ge
bruikt. Ik ben nu zoover, dat ik me wel
eenigszins verstaanbaar kan maken,
doch een geregeld gesprek voeren is mij
onmogelijk.
Het zijn wel buitengewoon merkwaar
dige dingen, die U daar allemaal mee
maakt.
„Maar het merkwaardigste van alles
vind ik het feit. dat hoe meer ervaring
je opdoet, hoe raadselachtiger de pyg
meeën worden, hoe minder je er van
blijkt te weten. Altijd doen zich weer
nieuwe gezichtspunten voor; kwesties
waarover je vroeger zekerheid meende
te hebben, blijken niet zoo eenvoudig te
beantwoorden te zijn, schijnen zelfs ge
heel onoplosbaar te worden. Na mijn
eerste reizen meende ik het pygmeeën
vraagstuk te beheerschen, in den loop
der jaren echter hebben allerlei nieuwe
ervaringen me bescheidenheid geleerd.
De meeste problemen zijn nog geheel
onopgelost, en er komen steeds nieuwe
bij
„Gaat U weer terug?"
„Wanneer ik er de mogelijkheid toe
zie; zeker! We staan pas aan het begin
van het werk
Ziehier eenige indrukken van het
buitengewoon interessante gesprek, dat
wij met Dr. Julien mochten hebben,
electro-chemicus, ant'hropoloog, medi
cus, als het moet, reiziger in het don
kerste werelddeel, dat hem toch telkens
weer opnieuw trekt uit zijn stille stu
deerkamer en... een interessant mensch
om kennis mee te maken en eenige uur
tjes mee te babbelen.
In „de Auto" schrijft onze vroegere
6tadgenoot G. A. Prins een artikel over
het koolmonoyde, waaraan wij het vol
gende ontleenen:
l—fET was een bekend, thans over-
ledenArnhemsch kinderarts, die.
laren geleden, bij zichzelf bespeurde,
dat hij hoofdpijn kreeg en zich niet lek
ker gevoeldetelkens na eenige uren.
wanneer hij auto had gereden.
Het was een nieuwe auto. een geslo
ten wagen, en daar hij reeds meer
auto's had gehad, en de hoofdpijn, etc.
zich niet tijdens het rijden, doch eenige
uren er na openbaarde, duurde het
eenlgen tijdvoor hij de overtuiging
kreeg dat de oorzaak in de auto ge
zocht moest worden.
Een schippersfamilie, te Amsterdam
aan de kade liggend met haar schip,
schrok op zekeren dag wel heel erg,
toen een, gelukkig lecge, vrachtauto
plotseling uit de garage aan den over
kant van de straat op het schip kwam
rijden. De bestuurder van de vrachtauto
kon aan de politie geen verklaring ge
ven van deze onhandigheid. Hij had
den motor eenigen tijd in de garage la
ten loopen, was daarna achter het stuur
gaan zitten om weg te rijden, doch bij
het rijden uit de garage had een loom-
zwaar gevoel hem bevangen, zoodat hij
rechtdoor in het water zou zijn gereden,
als daar toevallig de schuit niet had
gelegen.
Deze beide, schijnbaar geheel ongelijk
soortige. verschijnselen hadden geen
doodelijke ongevallen veroorzaakt, doch
wij kennen andere, en meer tragische
voorbeelden. Een Weensch taxichauf
feur kwam in eep kouden winternacht
terug in de onverwarmde garage, en be
sloot achter het stuur te blijven zitten
en wat te slapen. Ten einde het niet al
te koud te hebben, zette hij zijn motor
niet stil. doch liet dezen stafionnair
draaien. Toen het overige personeel
's morgens in de garage kwam, vond
men hem levenloos.
Hoe moeten nu al deze gevallen ver
klaard worden, en wat kan er worden
gedaan om zich tegen dit ons allen be
dreigende gevaar te beschermen?
Allereerst is het noodig. eenige chemi
sche bijzonderheden te vermelden, wil
rnen een duidelijk inzicht verkrijgen in
de onderhavige kwestie. Ook hun, die
van scheikunde niets of niets meer we
ten. is het vermoedelijk wel bekend, dat
er een rtof bestaat, die men koolstof
noemt Deze koolstof komt in de natuur
veelvuldig voor. De voedingstof voor de
automotoren, n.l. de benzine, kdblstof-
rijk. Deze koolstof heeft de eigenschap
om met de zuurstof uit de ons omrin
gende atmosferische lucht een verbin
ding Aan te gaan. bij welke chemische
binding, welk proces men dan gemeen
lijk als verbranding of oxvdatie betitelt,
onder ontwikkeling van warmte, het
zoogenaamde koolzuur gevormd wordt.
Dit koolzuur, dat beslaat uit een samen
voeging van één deeltje koolstof met 2
deelen zuurstof ,is een gasvormig pro
duct, dat op zichzelf weer ongiftig is. Is
er nu echter geen voldoende lucht aan
wezig, om de benoodigdo hoeveelheid
zuurstof op te leveren in de verhour
ding 2 zuurstof op 1 koolstof dan
neemt de koolstof ook wel genoegen met
1 deeltje zuurstof, welke stof men dan
kool^onoxyde noemt.
Bij alle onvolledige verbranding
ontstaat dus dit kool-monoxyde, een
reukloos gas, dat echter bij inade
ming in voldoende hoeveelheid, een
doodelijk gif is voor mensch en dier.
Wij vestigen er de aandacht op, dat
dit terecht zoo beruchte kool-mon
oxyde eigenlijk een zeer merkwaar
dige stof is: onstaan uit de koolstof
cn de zuurstof, beide noodzakelijke
bestanddeelen van ons lichaam, ont
staat een zwaar vergif als er weinig
lucht kan toetreden. Is er overmaat
van lucht, dus van zuursof, dan krij
gen wij het koolzuur zelf, dat ook
weer ongiftig is.
Het kool-monoxyde, in den volksmond
ook wel „kolendamp" genaamd, heeft
reeds heel wat moorden op zijn geweten.
Wij zien het bijv. nogal eens optreden,
indien dc afvoer van rook belemmerd
is, bijv. bij verstopte schoorsteenen of
door wat men vroeger nogal eens
deed in den winter, „om de warmte
in de karner tc houden", met een soort
klep de kachelpijp af te sluiten.
Onze Arnhemsche collega kreeg in
zijn nieuwe auto lichte vergiftigings
verschijnselen, omdat er iets haperde
aan de bevestiging van de afvoerbuis en
hierdoor de koolmonoxydc bevattende
gassen in de auto kwamen. De zich
eenigen tijd na het chauffeeren openba
rende vergiftigingsverschijnselen, zoo
als hoofdpijn, mi«~e!ijkheid. loomheid,
etc. behooren allé tot het ziektebeeld,
dat onze Oostelijke naburen reeds beti
telen als: J.imousinckrankheit". Voor
al de gesloten auto's, evenals de cabines
van vrachtauto's, bevorderen dc opeen-
hooping van het kool-monoxyde. Op®n
wagens zullen deze vergiftiging dus
practisch nooit vertoonen. Het is be-
Dr. G. A. Prins
Plannen om de Bilthovensche
„werkplaats" uit te breiden
met verschillende lands-
paviljoenen
lVr A ruim twaalf jaar practische
ervaring in de kindergemeen
schap „De Werkplaats", te Bilthoven,
is nu het stadium aangebroken, om
dit interessante experiment, dat aan
getoond heeft, dat kinderen van ver
schillend temperament en alle leeftij
den in goede orde kunnen samen
leven door gemeenschappelijk over
leg inplaats van dwangmiddelen
en mooie beloften, op internationale
leest te schoeien. Een groote staf
van over de dertig leerkrachten staat
thans klaar, om het werk dat iot
nog toe met 110 kinderen werd ge
daan op grootere basis voort te
zetten en bii het nationale karakter
ook het internationale element te
voegen.
Zooals men weet is het de bedoeling
van den heer Boeke en zijn medewer
kers de kinderen, die aan hen toever
trouwd worden, niet alleen te onder
wijzen, maar ook van een gemeen
schapsgeest te doordringen, die een
ideale ondergrond zal vormen voor het
latere leven in de gemeenschap. Dat goed
samenleven is een kunst die aangeleerd
moet worden. Orde door gemeenschap
pelijk overleg is noodzakelijk, nu ge
bleken is dat orde door stemrecht en
dreigementen op chaos of dictatuur uit
loopt. In plaats van de gehoorzaamheid
aa nden meester, den leeraar of den dic
tator moet komen de gehoorzaamheid
aan den meester, den leeraar of den dic-
de slaafsche geest van gehoorzaamheid,
die tot dictatuur leidt, ophouden te be
staan. Als allen inzien dat iets op be
paalde manier moet gebeuren, dan komt
de unanieme afspraak ook s_pontaan.
De resultaten, die in cle Bilthoven
sche werkplaats bereikt zijn, zijn
van dien aard, dat een wijdere
spreiding van de daar toegepaste
princiepen wenschelijk lijkt. De be
staande organisatie kan nu vergroot
worden. Kinderen van allerlei na
tionaliteiten moeten bijeen gebracht
worden, zoodat ze de taal en de cul
tuur van de andere volken leeren
kennen en waardeeren, zonder toch
hun eigen nationaliteit te verliezen.
Om dit te bereiken heeft men het
plan geprojecteerd, om een Engelsch
paviljoen toe te voegen aan het reeds
bestaande gebouwen complex. Daar
zullen Engelsche kinderen onder
leiding van Engelsche leerkrachten
volgens dezelfde werkwijze worden
opgevoed als dat nog toe gebeurd is.
Evenals in de nu bestaande „Werk
plaats" zouden de kinderen in dit pa
viljoen alles zelf moeten verzorgen; hun
eigen groenten verbouwen, meubels ma
ken, reparaties doen en ook het gebouw
schoon houden. Dit paviljoen zou dan
bestaan uit een schoolhuis cn een inter
naat van ongeveer tien tot twintig kin
deren, die al hun lessen in het Engelsch
krijgen. Wanneer zij dan hun stof door
en door onder de knie hebben, zouden
ze naar een Duitsch of Fransch pavil
joen overgeplaatst worden, waar precies
hetzelfde leersysteem wordt toegepast.
Iecler pas aangekomen kind moet eerst
een jaar in het eigen paviljoen wonen,
om zich de gemeenschapsgeest eigen te
maken en ook om de typische sfeer van
het paviljoen te helpen vormen. Gedu
rende dat eerste jaar zal het kind zich
moeten toeleggen op de studie van een
kend, dat bepaalde gevoelige, vaak iet
wat nerveuze menschen njet goed tegen
autorijden bestand zijn. Laten deze nu
niet direct denken, dat ze aan beginnen
de kolendamp-vergiftiging lijden, want
cle zoogenaamde wagenziekte (bij de
spoorwegen treinziekte genoemd), die
veel op de Limousinekrankheit gelijkt,
berust op een stoornis in het even
wichtsorgaan en treedt dan ook altijd
op zoowel in open als gesloten wa
gens onder het rijden, meestal reeds
na V2—1 uur, in tegenstelling met de
kool-monoxydc-vcrgiftiging. die zich pas
enkele uren na bet verlaten van de
auto openbaart, daar de ophooping in
het bloed van dit giftige gas eenigen tijd
duurt. Nu zal men misschien opmerken,
dat zoo iets toch wel zeldzaam is. cn
dan misschien alleen voorkomt bij
nieuwe auto's, als bij de massaproduc
tie cn fabricage op den loopenden hand
de verbinding van de uitlaatpijp wat on
volledig is geweest. Niets is minder
waar dan dit.
En het zijn vooral de oudere en ge
bruikte wagens, die het grooto gevaar
van het kool-monoxvde opleveren. Be
halve door het Josdendercn van den uit
laat, het doorslijten daarvan, waarbij
het gevaar door een verstopping tenge
volge van roetophooning in de uitlaat
pijp nog wordt verhoogd, zoodat door
deze lekkage het giftige gas door den
vloer in het inwendige van de auto
komt. zijn het vooral niet-afdichtende
zuigers, welke een ophooping van het
kool-monoxyde onder cle motorkap ver
oorzaken, hetwelk dan onder het rijden
door een zuiging in de auto geraakt. Al
dus is ook het voorgemelde ongeval, aan
den Parijschen hoogleeraar overkomen,
te verklaren.
andere taal, dan kan het, wanneer het
daarmee voldoende gevorderd is, in he:
paviljoen van die taal worden opgeno
men. In elk internaat zullen verschillen
de nationaliteiten vertegenwoordigd zijn,
die de voertaal van dat internaat prac
tisch zullen leeren gebruiken.
De voordeelen van deze werkwijze lig.
gen voor de hand. Onderling contact
wordt van zelf gevormd; de kinderen
krijgen gelegenheid om een taal te lee
ren alsof ze in het land zelf wonen. En
hoeveel gezinnen zijn er niet uit elkaar?
Is het dan niet beter dat de kinderen
van die gezinnen in een blijde kinder
gemeenschap leven, dan nu eens bij
vader en dan weer bij moeder! De prac
tische uitvoerbaarheid van het plan is
duchtig bestudeerd. Door een empirisch
systeem van indeeling van de leerstof
in 400 vakdeelen, waartoe besloten werd
op een conferentie van Onderwijskundi
gen in 1930, kan men een onmiddellijk
overzicht krijgen van de vakken, waarin
een individueel kind zich moet bekwa
men. Door een kaartensvsteem in kleu
ren, dat regelmatig wordt bijgehouden,
kan men steeds controleeren, hoever
een gegeven kind op zekere datum ge
vorderd is in cle toegewezen vakdeelen.
Door die kaarten te vertalen en het kind
een maand te geven, om zich in cle nieu
we taal in te werken, kan het werk op
het afgebroken punt in dc andere taal
van het landspaviljoen worden voortge
zet. In elk vakdeel wordt een zoogenaam
de proef afgelegd. Na een zeker aantal
proeven ontvangt het kind dan een di
ploma, dat recht geeft tot de volgende
leeftijdsgroep. Dit alles vindt plaats, en
vooral bij de oudere kinderen (tot 18),
onder zeer deskundige leiding. In de
meeste gevallen die van M.O. krachten,
waaronder er verschillende zijn, die uit
zuiver idealisme zich geheel belange
loos aan dit werk geven. Het probleem
van de vorming van leerkrachten voor
Progessieve Scholen is internationaal
en wordt door de New Education Fel
lowship, die 150 Hollandsche leden telt,
bestudeerd.
De Hollandsche opleiding bestaat ge
woonlijk uit kweekschool en Montessori.
Er worden besprekingen gevoerd om toi
officieele erkenning te komen van het
laatste diploma van de school.
Deze maand werd te Bilthoven reeds
een Duitsch internaat begonnen, onder
leiding van zes Duitschc leerkrachten.
Er zijn pas een paar kinderen in opge
nomen, maar er bestaat goede hoop cïat
er binnenkort meerdere zullen ko-
men, vooral van Zwitsersche ouders, dio
anders hun kinderen naar Duitscho j
scholen zonden. In dit internaat worden
volgens het werkplan alle vakken in he:
Duitsch gegeven.
Op deze wijze hoopt de leiding zoo
langzaam aan een steeds toenemende
groep van kinderen te krijgen, uit allo
mogelijke milieu's, zoowel sociaal al>
religieus en politiële. Vijfhonderd tot
zeshonderd kinderen zouden dan in 10 j
of 12 groepen ondergebracht worden.
Deze kinderen zouden dan samenkomen
in een centraal gebouwencomplex, waar
zich muziek en tooneelzalen in zouden
bevinden, handenarbeid vertrekken, la
boratorium, bibliotheek etc. Daar wordt
dan Esperanto als hulptaal gebruikt,
welke taal reeds een geruimen tijd als
eerste vreemde taal aan alle jonge kin
deren van dc Kindergemccnschap onder
wezen worclt. Hiertoe werd indertijd be
sloten omdat de ervaring leert, dat wan
neer boen iets internationaal probeert te
houden, het maar al tc dikwijls Engelsch
wordt. Met Esperanto als bindingsmiddel
wordt dit gevaar ondervangen. (De heer
Boeke spreekt op 2 October voor de
VARA over „Onderwijs cn Esperanto").
In dit kort bestek is het niet mogelijk
nog dieper op de Bilthovensche plannen
in te gaan. Belangstellenden kunnen er
ongetwijfeld nadere literatuur over krij
gen. Bezoeken wordt niet aangemoedigd,
omdat alle krachten aan de kinderen
gewijd moeten worden.
Begin October gaan de leiders van
de Kindergemcenschap voor enkele
maanden naar Amerika voor een
serie voordrachten en bezoeken aan
vooraanstaande personen o.a. uit de
kring van de Quakers, de „Progres
sive Education Association" en de
„Fellowship of Reconciliation", om
moreele steun te zoeken en ook fi-
nantieele hulp te zamelen, zoodat
grond aangekocht en de bouwplan
nen ten uitvoer gebracht kunnen
worden. In Engeland en Amerika
zullen correspondentieposten ge
sticht worden, die leeraren en leer
lingen zullen moeten vinden, con
tact kunnen houden met de ouders,
en als propagandisten kunnen op
treden.
Er zijn reeds vele ouders in Engeland
en Frankrijk, die hun kinderen naar
de internationale Kindergemeonschap
in Bilthoven wenschen te sturen, zoodra
dit mogelijk zal zijn. Deze ouders zijn
tot dat besluit gekomen omdat ze hun
kinderen goede leden willen maken van
liet groote gezin der ménschheid Door
bewuste vorming zullen hun kinder0"
tot virendschap geraken met kinderen
van andere volken, wier cultuur rij
zullen leeren eerbiedigen en wier ka rak
ter zij beter zullen begrijpen. Want als
eenmaal dc kinderen van alle landen
zich vereenigd hebben, zullen- zd ?ls
volwassenen ook in vrede samenlev*-'-
Iedere automobilltt kan m dadelijk
vertellen, hoeveel kilometer per
uur zijn wagen haalt, maer slechts
weinigen weten, hoeveel metei
ze wet noodig hebben om «net
die vaart te stoppen!