BIJ DEN VRIEND DER PYGMEEEN EEN INTERNATIONALE HET KOOLMONOXYDE KINDERGEMEENSCHAP Dr. Paul Julien vertelt van zijn expedities dwars door Equatoriaal Afrika BLOEDONDERZOEK BIJDEDWERGEN Qesprekken met menschen De sluipmoordenaar van den automobilist OP BEZOEK BIJ KEES BOEKE EEN GROOTSCHE OPZET 3e BLAD PAG. 2 'AMERSFOORTSCH DAGBLAD 1 ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1937 Hoe men het vertrouwen van dit schuwe volk kan win nen, en er vrienden kan krijgen „Ik weet er minder van dan ooit" DITMAAL voerde ons hel lot naar een stille huiskamer in een rus tige straat. Niets wijst er in die kamer op. dat wij thuis zijn bij een ontdek kingsreiziger van formaat Alles is zoo heel gewoon; een paar schilderijen langs den wand. een paar van die ge zellige kleine lampjes, en zoo heele- maal niets dat ook maar zweemt naar olifantstanden of negersperen, of vellen van wilde dieren. En toch. als de deur open gaat, staan wij tegenover Dr. Paul J uilen, den bekenden reiziger in donker Afrika, den vriend van die wonderlijke dwerg volken daar midden in het oerwoud, de pygmeeën, die pas van zijn laatste reis is thuis gekomen. Dr. Julien was onmiddellijk bereid om met ons te pra ten over zün reizen naar Afrika, en noodigde ons met een vriendelijk ge baar uit om maar te beginnen. „Hoe is U er eigenlijk toe gekomen om de pygmeeën te gaan bestudeeren?" „Dat is een beetje ingewikkeld. Van huis uit ben ik chemicus, ben gepromo veerd op een electro-chemisch onder werp. Ik heb mij echter altijd geïnte resseerd voor do anthropologie, en toen ik jaren ge leden, na mijn terugkeer uit In- dië, in kennis kwam met nu wijlen mej. Dr. van Herwerden, richtte zij mijn aandacht op het bloedonderzoek ten bate van de anthropologie. U moet na melijk weten, dat deze tak van weten schap, die zich bezig houdt met de phy- sieke eigenschappen van den mensch, vroeger een groot deel van haar aan dacht wijdde aan metingen. Daarin is een ontzaglijke boel werk gaan zitten, terwijl men niet mocht zeggen, dat al dat werk in evenredigheid stond tot de resultaten. Tot dat de anthropologische heteekenis van de bloedgroepen werd ontdekt, on men op het idee kwam, om dip dienstbaar te maken aan de anthro pologie. Kleindochter maakt voor het eerst ken nis met de camera. Er zijn in totaal vier bloedgroepen, om het in het kort even uiteen te zet ten, wier verdeeling als raskenmerk kan worden beschouwd, want de procen- tueele \erdeeling van deze groepen over een volk is constant. Zoo i6 aan de hand van deze bloedgroepen en la ter zijn daar andere factoren bijgeko men een rassenstudie ontstaan, op welk gebied mej. Dr van Herwerden zich in ons land heeft onderscheiden, doch die ook elders werd beoefend. Zoo hebben de Russen vrijwel alle Azia tische volken onderzocht, ook in Duitsch land vonrlen soortgelijke onderzoekin gen plaats, in Japan en in Amerika; doch In Afrika was nog weinig op dii gebied gebeurd, en aangezien ik reeds eenige reizen naar verschillende gedeel ten van Afrika had gemaakt, besloot ik het bloedonderzoek der Afrikaanscbe volken ter hand te nemen". „Waarom viel Uw keu6 juist op dwer gen ?H „Wel, de meest interessante ob jecten voor dit onderzoek zijn juist die volken, die zeer weinig ver mengd zijn, die dus geïsoleerd zijn gebleven. En dat zijn in do eerste plaats de pygmeeën, die een geheel afzonderlijke plaats in Afrika inne men. Wel nemen negers pygmeeën tot vrouw, maar omgekeerd komt dat zelden voor, en de bastaarden sluiten zich in de meeste gevallen bij de negers aan. Eerst heb ik zui vere negers onderzocht in West- Afrik aen ben toen op zoek gegaan naar pygmeeën in Liberia. Langen tijd heb ik l°ai d'iói de bos De karakteristieke kop van grootvader. schen gedwaald zonder ook maar één pygmee te zien. De geruchten aldaar omtrent hun voorkomen bleken onjuist to zijn. Later ben ik gaan zoeken in de bosschen aan de beneden Ivoorkust, en ook daar vond ik ze niet. Ze moeten er in een betrekkelijk recent verleden wel bestaan hebben, want onder de bevol king leven nog allerlei verhalen over „Asamangyé," wat beteekent „kleine roode". In Belgisch Congo kwam ik voor het eerst met dwergen in aanraking en ken ik bloedonderzoek bij hen uitvoe ren. In het Itoeri-gebied slaagde ik erin om in 3 maanden tijds ruim 1500 van die rnenschjes te verzamelen. Ik schat, dut er daar nog op een oppervlak ter grootte van Nederland ongeveer 25000 leven." „Wat is nu eigenlijk het doel van dat onderzoek?" „Het gaat er om te onderzoeken, hoo de pygmeeën zich in anthropologisch opzicht verhouden tot de negers." „En bent U op dat gebied tot definitie ve conclusies gekomen?" Glimlachend antwoordt Dr. Julien: „Ik ben er verder van af dan ooit. Dat moogt U gerust in de krant zet ten, want dat is een van mijn won derlijkste ervaringen geweest. Toen ik er voor het eerst naar toe ging, meende ik alles van de pygmeeën te weten. Die dwergen hadden geen geheimen meer voor me. Maar nu ik er in den loop der jaren eenige duizenden heb onderzocht, wil ik" eerlijk bekennen dat ik er minder van af weet dan ooit. Vroeger dacht men dat was de theo rie van Pater Schmidt uit Weenen dat de pygmeeën één ras vormden, dat vroeger een grooter woongebied moet hebben gehad. Maar bij mijn onderzoek is mij gebleken, dat de pygmeeën van den Congo en die van West Equatoriaal Afrika zoodanige verschillen vertoonen als geen twee andere volken in Afrika. Ze staan eenvoudig diametraal tegen over elkaar. Daar staat tegenover dat de pygmeeën van West-Afrika identiek schijnen tc zijn met dc Boschjesmannen van Zuid-Afrika. Dat was wel een zeer onverwacht resultaat. Maar de westelij ke pygmeeën en die van den Congo slaan lijnrecht tegenover elkaar. En daarmee is het probleem 500 procent in gewikkelder geworden," zucht Dr. Julien. De pygmeeën als volk „Zijn die pygmeeën niet moeilijk te benaderen?" „Inderdaad. Men kan maanden lang door hun gebied reizen zonder er ook maar één te zien te krijgen. Dat komt omdat de negers de dwergen allerlei on gunstige verhalen over de blanken ver lellen, en daarom houden de pygmeeën zich gewoonlijk schuil. Want U moet weten, de neger wil zooveel mogelijk ae tusschen persoon blijven tusschen do pygmeeën en de handelaars aan wie de zen hun boschproducten willen verkoo pen. Dan schiet er voor hen ook wat over, begrijpt U? En hoewel ik van dio gewoonte natuurlijk op de hoogte bon, is het mij toch nog wel overkomen, dai negerhoofden pygmeeën voor mij ach ter hielden, terwijl ik er toch op gespan nen was om ze te betrappen. Zoo zijn deze dwergen bang en schuw voor de blanken, maar als men hen eenmaal voor zich heeft gewonnen, zijn ze heel gemakkelijk in den omgang, krijg je er zelfs vrienden onder. Ik heb ten minst® bij deze dwergen een diepe menschelijk- hfid kunnen constateeren, cn veel min der stuitende eigenschappen dan hij- voorhoek! hij dp npgers. Hun eerlijkheid is. om iels te noemen, sterk ontwikkeld- dat geven de negers zelf toe. als ze zeg gen- ..Ze stelen lang niet zooveel als wij Veel schrijvers hebben hen te ve»! geïdealiseerd, doch een grond daarvoor is zonder twijfel aanwezig, want ze on derscheiden zieli gunstig van de hen omringende volken. Maar je moet na tuurlijk beginnen met hen te vertrou wen, en dan volgt de rest vanzelf. Wan neer je lang bij hen vertoeft, worden aan je gehecht en bii bet afscheid mopt iedereen een band hebben, Sommigen volgen de karavaan nng uren lang. „Maar hoe beeft IT die schuwe men schen ertoe kunnen brengen zich aan een bloedonderzoek te onderwerper want ze begrijpen er natuurlijk nieU van. wat U met ben doet „Uit den aard der zaatc niet Dat kun fe ze ook met den bésten wil niet dui delijk maken Doch bet gaat maar orn een sfeer van vertrouwen te schennen er. van vriendschap. Als dat bereikt is en daar komt alles op aan dan is hot misschien eenvoudiger om duizend pygmeeën een prik te geven dan honderd Nederland- sclie boeren. Medische hulp, voorzoover ik die geven kan, is daarbij een mach- iig middel. De voornaamste kwalen zijn v\el pokken en framboesia, hier en daar soms ook melaatschheid. Daartegen kan ik natuurlijk weinig of niets doen, maai :n \ele gevallen kan ik, al ben ik geen medicus, wel degelijk helpen. En als je nen morgen bezig bent geweest met won den uit te wasschen en malarialijders te behandelen, dan stroomen de zieken.toe en is het ijs gebroken. Al doende leert men. Op mijn eerste reizen vond ik dikwijls de boschpaden ontvolkt; alle bewoners waren het oerwoud in ge vlucht, maar dat overkomt me gelukkig tegenwoordig zelden meer." De karavaan op weg „U zult op die tochten heel wat per soneel bij hebben?" „Ja, de kleinste karavaan bestaat toch minstens uit 30 menschen. Dat is eigen lijk nog weinig, want ik heb ze ook wel van legen de 100 gehad. Dat geeft na tuurlijk tal van moeilijkheden, voorai met de voeding. Je moet toch al min stens 25 dragers hebben, plus Je noo- dige reserves, want je krijgt altijd zie ken en gewonden. Als de af te leggen af stand groot is, moet je rekenen op een reserve van 50%. Die dragers huur ik tegen een vast tarief, maar dan komt het dikwijls voor, dat sommige van die dra gers voor een deel van dat tarief een hulpjo nemen, die het eigenlijke werk doet, terwijl de door mij gehuurde mar. er maar zoo'n beetje bij loopt. Dien hulp rnoet ik natuurlijk ook voeden, en dan bovendien nog de vrouwen, die ze óf meenemen öf onderweg opdoen (ja. dat vrouwvolk wisselt nog wel eens onder weg!) of de familieleden die ze tegen komen, enzoovoorts, enzoovoorts. Zoo moest ik het vorige jaar met mijn kara vaan van ongeveer 100 man terug kee- ren, omdat ik geen voedsel genoeg had Dan kom je bijvoorbeeld in den avond aan in een oerwouddorp. waarin zestig menschen wonen, met een gezelschap van honderd. Dat. geeft moeilijkheden met de menage, dat voelt U. Want het oerwoudvoedsel is niet conserveerbaar: in Indië kun je rijst meenemen die goed blijft, doch in Afrika is het vrijwel uit sluitend maniok en makabo. dat het hoogstens een paar dagen uithoudt. Je kunt dus bijna geen voorraad eten mee nemen." „Maar andere voorraden zooveel te meer." „Natuurlijk. Den vorigen keer 200 K.G. zout, het betaalmiddel bij uitnemend heid bij de pygmeeën, en 2500 sigaretten, terwijl ik zelf geen rooker ben. En dan natuurlijk dc noodige kralen, katoen. Kapmessen, welke artikelen in het oer woud zeer gewild zijn. „Is het geen typisch gezicht om een pygmee een sigaret te zien rooken" „Dat doen ze niet. Ze halen de tabak eruit, en doen die in een klein pijpje. En als ze er één trek aan gedaan hebben, geven ze de pijp aan een ander, ledei rnoet meededen, ook hier blijkt weer bun sterk ontwikkeld gemeenschapsge voel. De pygmee deelt met anderen tot hij niet meer heeft," Moeilijke faal „Heeft U ook geen streepje voor, dat U hun taal spreekt?" „Hun taal spreken is te veel ge zegd, want die taal, of liever die ta len zijn buitengewoon moeilijk, o.a. omdat daarin de toonhoogte een be langrijke rol speelt. Hetzelfde woord kan met een andere toonhoogte uit gesproken, een totaal andere belee- kenis hebben. Er bestaan diverse toonhoogten en bovendien is er nog een belangrijk onderscheid tusschen lange en korte klinkers. Zoo is het mogelijk, dat je phonetisch \erschillende woorden kent, en dat de pygmeeën er toch niets van begrijpen, omdat je de verkeerde toonhoogte ge bruikt. Ik ben nu zoover, dat ik me wel eenigszins verstaanbaar kan maken, doch een geregeld gesprek voeren is mij onmogelijk. Het zijn wel buitengewoon merkwaar dige dingen, die U daar allemaal mee maakt. „Maar het merkwaardigste van alles vind ik het feit. dat hoe meer ervaring je opdoet, hoe raadselachtiger de pyg meeën worden, hoe minder je er van blijkt te weten. Altijd doen zich weer nieuwe gezichtspunten voor; kwesties waarover je vroeger zekerheid meende te hebben, blijken niet zoo eenvoudig te beantwoorden te zijn, schijnen zelfs ge heel onoplosbaar te worden. Na mijn eerste reizen meende ik het pygmeeën vraagstuk te beheerschen, in den loop der jaren echter hebben allerlei nieuwe ervaringen me bescheidenheid geleerd. De meeste problemen zijn nog geheel onopgelost, en er komen steeds nieuwe bij „Gaat U weer terug?" „Wanneer ik er de mogelijkheid toe zie; zeker! We staan pas aan het begin van het werk Ziehier eenige indrukken van het buitengewoon interessante gesprek, dat wij met Dr. Julien mochten hebben, electro-chemicus, ant'hropoloog, medi cus, als het moet, reiziger in het don kerste werelddeel, dat hem toch telkens weer opnieuw trekt uit zijn stille stu deerkamer en... een interessant mensch om kennis mee te maken en eenige uur tjes mee te babbelen. In „de Auto" schrijft onze vroegere 6tadgenoot G. A. Prins een artikel over het koolmonoyde, waaraan wij het vol gende ontleenen: l—fET was een bekend, thans over- ledenArnhemsch kinderarts, die. laren geleden, bij zichzelf bespeurde, dat hij hoofdpijn kreeg en zich niet lek ker gevoeldetelkens na eenige uren. wanneer hij auto had gereden. Het was een nieuwe auto. een geslo ten wagen, en daar hij reeds meer auto's had gehad, en de hoofdpijn, etc. zich niet tijdens het rijden, doch eenige uren er na openbaarde, duurde het eenlgen tijdvoor hij de overtuiging kreeg dat de oorzaak in de auto ge zocht moest worden. Een schippersfamilie, te Amsterdam aan de kade liggend met haar schip, schrok op zekeren dag wel heel erg, toen een, gelukkig lecge, vrachtauto plotseling uit de garage aan den over kant van de straat op het schip kwam rijden. De bestuurder van de vrachtauto kon aan de politie geen verklaring ge ven van deze onhandigheid. Hij had den motor eenigen tijd in de garage la ten loopen, was daarna achter het stuur gaan zitten om weg te rijden, doch bij het rijden uit de garage had een loom- zwaar gevoel hem bevangen, zoodat hij rechtdoor in het water zou zijn gereden, als daar toevallig de schuit niet had gelegen. Deze beide, schijnbaar geheel ongelijk soortige. verschijnselen hadden geen doodelijke ongevallen veroorzaakt, doch wij kennen andere, en meer tragische voorbeelden. Een Weensch taxichauf feur kwam in eep kouden winternacht terug in de onverwarmde garage, en be sloot achter het stuur te blijven zitten en wat te slapen. Ten einde het niet al te koud te hebben, zette hij zijn motor niet stil. doch liet dezen stafionnair draaien. Toen het overige personeel 's morgens in de garage kwam, vond men hem levenloos. Hoe moeten nu al deze gevallen ver klaard worden, en wat kan er worden gedaan om zich tegen dit ons allen be dreigende gevaar te beschermen? Allereerst is het noodig. eenige chemi sche bijzonderheden te vermelden, wil rnen een duidelijk inzicht verkrijgen in de onderhavige kwestie. Ook hun, die van scheikunde niets of niets meer we ten. is het vermoedelijk wel bekend, dat er een rtof bestaat, die men koolstof noemt Deze koolstof komt in de natuur veelvuldig voor. De voedingstof voor de automotoren, n.l. de benzine, kdblstof- rijk. Deze koolstof heeft de eigenschap om met de zuurstof uit de ons omrin gende atmosferische lucht een verbin ding Aan te gaan. bij welke chemische binding, welk proces men dan gemeen lijk als verbranding of oxvdatie betitelt, onder ontwikkeling van warmte, het zoogenaamde koolzuur gevormd wordt. Dit koolzuur, dat beslaat uit een samen voeging van één deeltje koolstof met 2 deelen zuurstof ,is een gasvormig pro duct, dat op zichzelf weer ongiftig is. Is er nu echter geen voldoende lucht aan wezig, om de benoodigdo hoeveelheid zuurstof op te leveren in de verhour ding 2 zuurstof op 1 koolstof dan neemt de koolstof ook wel genoegen met 1 deeltje zuurstof, welke stof men dan kool^onoxyde noemt. Bij alle onvolledige verbranding ontstaat dus dit kool-monoxyde, een reukloos gas, dat echter bij inade ming in voldoende hoeveelheid, een doodelijk gif is voor mensch en dier. Wij vestigen er de aandacht op, dat dit terecht zoo beruchte kool-mon oxyde eigenlijk een zeer merkwaar dige stof is: onstaan uit de koolstof cn de zuurstof, beide noodzakelijke bestanddeelen van ons lichaam, ont staat een zwaar vergif als er weinig lucht kan toetreden. Is er overmaat van lucht, dus van zuursof, dan krij gen wij het koolzuur zelf, dat ook weer ongiftig is. Het kool-monoxyde, in den volksmond ook wel „kolendamp" genaamd, heeft reeds heel wat moorden op zijn geweten. Wij zien het bijv. nogal eens optreden, indien dc afvoer van rook belemmerd is, bijv. bij verstopte schoorsteenen of door wat men vroeger nogal eens deed in den winter, „om de warmte in de karner tc houden", met een soort klep de kachelpijp af te sluiten. Onze Arnhemsche collega kreeg in zijn nieuwe auto lichte vergiftigings verschijnselen, omdat er iets haperde aan de bevestiging van de afvoerbuis en hierdoor de koolmonoxydc bevattende gassen in de auto kwamen. De zich eenigen tijd na het chauffeeren openba rende vergiftigingsverschijnselen, zoo als hoofdpijn, mi«~e!ijkheid. loomheid, etc. behooren allé tot het ziektebeeld, dat onze Oostelijke naburen reeds beti telen als: J.imousinckrankheit". Voor al de gesloten auto's, evenals de cabines van vrachtauto's, bevorderen dc opeen- hooping van het kool-monoxyde. Op®n wagens zullen deze vergiftiging dus practisch nooit vertoonen. Het is be- Dr. G. A. Prins Plannen om de Bilthovensche „werkplaats" uit te breiden met verschillende lands- paviljoenen lVr A ruim twaalf jaar practische ervaring in de kindergemeen schap „De Werkplaats", te Bilthoven, is nu het stadium aangebroken, om dit interessante experiment, dat aan getoond heeft, dat kinderen van ver schillend temperament en alle leeftij den in goede orde kunnen samen leven door gemeenschappelijk over leg inplaats van dwangmiddelen en mooie beloften, op internationale leest te schoeien. Een groote staf van over de dertig leerkrachten staat thans klaar, om het werk dat iot nog toe met 110 kinderen werd ge daan op grootere basis voort te zetten en bii het nationale karakter ook het internationale element te voegen. Zooals men weet is het de bedoeling van den heer Boeke en zijn medewer kers de kinderen, die aan hen toever trouwd worden, niet alleen te onder wijzen, maar ook van een gemeen schapsgeest te doordringen, die een ideale ondergrond zal vormen voor het latere leven in de gemeenschap. Dat goed samenleven is een kunst die aangeleerd moet worden. Orde door gemeenschap pelijk overleg is noodzakelijk, nu ge bleken is dat orde door stemrecht en dreigementen op chaos of dictatuur uit loopt. In plaats van de gehoorzaamheid aa nden meester, den leeraar of den dic tator moet komen de gehoorzaamheid aan den meester, den leeraar of den dic- de slaafsche geest van gehoorzaamheid, die tot dictatuur leidt, ophouden te be staan. Als allen inzien dat iets op be paalde manier moet gebeuren, dan komt de unanieme afspraak ook s_pontaan. De resultaten, die in cle Bilthoven sche werkplaats bereikt zijn, zijn van dien aard, dat een wijdere spreiding van de daar toegepaste princiepen wenschelijk lijkt. De be staande organisatie kan nu vergroot worden. Kinderen van allerlei na tionaliteiten moeten bijeen gebracht worden, zoodat ze de taal en de cul tuur van de andere volken leeren kennen en waardeeren, zonder toch hun eigen nationaliteit te verliezen. Om dit te bereiken heeft men het plan geprojecteerd, om een Engelsch paviljoen toe te voegen aan het reeds bestaande gebouwen complex. Daar zullen Engelsche kinderen onder leiding van Engelsche leerkrachten volgens dezelfde werkwijze worden opgevoed als dat nog toe gebeurd is. Evenals in de nu bestaande „Werk plaats" zouden de kinderen in dit pa viljoen alles zelf moeten verzorgen; hun eigen groenten verbouwen, meubels ma ken, reparaties doen en ook het gebouw schoon houden. Dit paviljoen zou dan bestaan uit een schoolhuis cn een inter naat van ongeveer tien tot twintig kin deren, die al hun lessen in het Engelsch krijgen. Wanneer zij dan hun stof door en door onder de knie hebben, zouden ze naar een Duitsch of Fransch pavil joen overgeplaatst worden, waar precies hetzelfde leersysteem wordt toegepast. Iecler pas aangekomen kind moet eerst een jaar in het eigen paviljoen wonen, om zich de gemeenschapsgeest eigen te maken en ook om de typische sfeer van het paviljoen te helpen vormen. Gedu rende dat eerste jaar zal het kind zich moeten toeleggen op de studie van een kend, dat bepaalde gevoelige, vaak iet wat nerveuze menschen njet goed tegen autorijden bestand zijn. Laten deze nu niet direct denken, dat ze aan beginnen de kolendamp-vergiftiging lijden, want cle zoogenaamde wagenziekte (bij de spoorwegen treinziekte genoemd), die veel op de Limousinekrankheit gelijkt, berust op een stoornis in het even wichtsorgaan en treedt dan ook altijd op zoowel in open als gesloten wa gens onder het rijden, meestal reeds na V2—1 uur, in tegenstelling met de kool-monoxydc-vcrgiftiging. die zich pas enkele uren na bet verlaten van de auto openbaart, daar de ophooping in het bloed van dit giftige gas eenigen tijd duurt. Nu zal men misschien opmerken, dat zoo iets toch wel zeldzaam is. cn dan misschien alleen voorkomt bij nieuwe auto's, als bij de massaproduc tie cn fabricage op den loopenden hand de verbinding van de uitlaatpijp wat on volledig is geweest. Niets is minder waar dan dit. En het zijn vooral de oudere en ge bruikte wagens, die het grooto gevaar van het kool-monoxvde opleveren. Be halve door het Josdendercn van den uit laat, het doorslijten daarvan, waarbij het gevaar door een verstopping tenge volge van roetophooning in de uitlaat pijp nog wordt verhoogd, zoodat door deze lekkage het giftige gas door den vloer in het inwendige van de auto komt. zijn het vooral niet-afdichtende zuigers, welke een ophooping van het kool-monoxyde onder cle motorkap ver oorzaken, hetwelk dan onder het rijden door een zuiging in de auto geraakt. Al dus is ook het voorgemelde ongeval, aan den Parijschen hoogleeraar overkomen, te verklaren. andere taal, dan kan het, wanneer het daarmee voldoende gevorderd is, in he: paviljoen van die taal worden opgeno men. In elk internaat zullen verschillen de nationaliteiten vertegenwoordigd zijn, die de voertaal van dat internaat prac tisch zullen leeren gebruiken. De voordeelen van deze werkwijze lig. gen voor de hand. Onderling contact wordt van zelf gevormd; de kinderen krijgen gelegenheid om een taal te lee ren alsof ze in het land zelf wonen. En hoeveel gezinnen zijn er niet uit elkaar? Is het dan niet beter dat de kinderen van die gezinnen in een blijde kinder gemeenschap leven, dan nu eens bij vader en dan weer bij moeder! De prac tische uitvoerbaarheid van het plan is duchtig bestudeerd. Door een empirisch systeem van indeeling van de leerstof in 400 vakdeelen, waartoe besloten werd op een conferentie van Onderwijskundi gen in 1930, kan men een onmiddellijk overzicht krijgen van de vakken, waarin een individueel kind zich moet bekwa men. Door een kaartensvsteem in kleu ren, dat regelmatig wordt bijgehouden, kan men steeds controleeren, hoever een gegeven kind op zekere datum ge vorderd is in cle toegewezen vakdeelen. Door die kaarten te vertalen en het kind een maand te geven, om zich in cle nieu we taal in te werken, kan het werk op het afgebroken punt in dc andere taal van het landspaviljoen worden voortge zet. In elk vakdeel wordt een zoogenaam de proef afgelegd. Na een zeker aantal proeven ontvangt het kind dan een di ploma, dat recht geeft tot de volgende leeftijdsgroep. Dit alles vindt plaats, en vooral bij de oudere kinderen (tot 18), onder zeer deskundige leiding. In de meeste gevallen die van M.O. krachten, waaronder er verschillende zijn, die uit zuiver idealisme zich geheel belange loos aan dit werk geven. Het probleem van de vorming van leerkrachten voor Progessieve Scholen is internationaal en wordt door de New Education Fel lowship, die 150 Hollandsche leden telt, bestudeerd. De Hollandsche opleiding bestaat ge woonlijk uit kweekschool en Montessori. Er worden besprekingen gevoerd om toi officieele erkenning te komen van het laatste diploma van de school. Deze maand werd te Bilthoven reeds een Duitsch internaat begonnen, onder leiding van zes Duitschc leerkrachten. Er zijn pas een paar kinderen in opge nomen, maar er bestaat goede hoop cïat er binnenkort meerdere zullen ko- men, vooral van Zwitsersche ouders, dio anders hun kinderen naar Duitscho j scholen zonden. In dit internaat worden volgens het werkplan alle vakken in he: Duitsch gegeven. Op deze wijze hoopt de leiding zoo langzaam aan een steeds toenemende groep van kinderen te krijgen, uit allo mogelijke milieu's, zoowel sociaal al> religieus en politiële. Vijfhonderd tot zeshonderd kinderen zouden dan in 10 j of 12 groepen ondergebracht worden. Deze kinderen zouden dan samenkomen in een centraal gebouwencomplex, waar zich muziek en tooneelzalen in zouden bevinden, handenarbeid vertrekken, la boratorium, bibliotheek etc. Daar wordt dan Esperanto als hulptaal gebruikt, welke taal reeds een geruimen tijd als eerste vreemde taal aan alle jonge kin deren van dc Kindergemccnschap onder wezen worclt. Hiertoe werd indertijd be sloten omdat de ervaring leert, dat wan neer boen iets internationaal probeert te houden, het maar al tc dikwijls Engelsch wordt. Met Esperanto als bindingsmiddel wordt dit gevaar ondervangen. (De heer Boeke spreekt op 2 October voor de VARA over „Onderwijs cn Esperanto"). In dit kort bestek is het niet mogelijk nog dieper op de Bilthovensche plannen in te gaan. Belangstellenden kunnen er ongetwijfeld nadere literatuur over krij gen. Bezoeken wordt niet aangemoedigd, omdat alle krachten aan de kinderen gewijd moeten worden. Begin October gaan de leiders van de Kindergemcenschap voor enkele maanden naar Amerika voor een serie voordrachten en bezoeken aan vooraanstaande personen o.a. uit de kring van de Quakers, de „Progres sive Education Association" en de „Fellowship of Reconciliation", om moreele steun te zoeken en ook fi- nantieele hulp te zamelen, zoodat grond aangekocht en de bouwplan nen ten uitvoer gebracht kunnen worden. In Engeland en Amerika zullen correspondentieposten ge sticht worden, die leeraren en leer lingen zullen moeten vinden, con tact kunnen houden met de ouders, en als propagandisten kunnen op treden. Er zijn reeds vele ouders in Engeland en Frankrijk, die hun kinderen naar de internationale Kindergemeonschap in Bilthoven wenschen te sturen, zoodra dit mogelijk zal zijn. Deze ouders zijn tot dat besluit gekomen omdat ze hun kinderen goede leden willen maken van liet groote gezin der ménschheid Door bewuste vorming zullen hun kinder0" tot virendschap geraken met kinderen van andere volken, wier cultuur rij zullen leeren eerbiedigen en wier ka rak ter zij beter zullen begrijpen. Want als eenmaal dc kinderen van alle landen zich vereenigd hebben, zullen- zd ?ls volwassenen ook in vrede samenlev*-'- Iedere automobilltt kan m dadelijk vertellen, hoeveel kilometer per uur zijn wagen haalt, maer slechts weinigen weten, hoeveel metei ze wet noodig hebben om «net die vaart te stoppen!

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1937 | | pagina 10