IN ONZE BIOSCOPEN DE RADIO-CENTRALE JUBILEERT MACHIEL BRANDENBURG AAN 'T WOORD EEN UP-TO-DATE BEDRIJF W. J. VAN DIJK Spellingskwestie WIELRIJDERS ATTENTIE! KUNSTENAAR MET TOEKOMST Qrand-Theatre City Theater 2c BLAD PAG. 1 1 AMERSFOORTSCH DAGBLAD ZATERDAG 18 DECEMBER 1937 STADSNIEUWS De radiodistributie bleek aan een zeer groote behoefte te voorzien Jubileum op 2 Januari EEN onzer stedelijke instellincen, de N.V. Amersfoortsche Ra dio-Centrale, staat aan den voor avond van een jubileum. Op 2 Jan. a.s. zal het 10 jaar geleden zijn, dat zij een aanvang nam om haar be drijf te exploiteeren. Zij vestigde hare kantoren en bedrijven in de Langestraat. Omdat het een geheel nieuwe exploitatie was, die nog geen, of zeker geen voldoende, bekendheid had, heeft dit bedrijf in den beginne met zeer veel moeilijk heden te kampen gehad. Amersfoort was één van de eerste plaatsen in den lande, die een radio- centrale had en dank zij de leiding heeft de Amersfoortsche Radiocen trale steeds aan de spits gestaan zoowel wat installatie als geluid betrof. Overal in ons land werd in navolging van de centrale in onze stad gebouwd en dit mag dan zeker wel het bewijs zijn, dat wij hier een bedrijf hebben, dat geheel aan de eischen van de moderne radio-tech niek voldoet. De Amersfoortsche Radiocentrale is begonnen met het spannen van vier blanke draden voor het doorgeven van de beide Hollandsche uitzendstations Hilversum en Huizen en gebruikte daar toe binnenshuis twee stopcontacten. Radiokabel was in die dagen nog niet storingvrij verkrijgbaar, doch daar dit in de toekomst geheel storingvrij te ma ken was, hield men de aandacht daarop gericht. In April 1928 was de centrale reeds verplicht hare kantoren en bedrijven te verplaatsen van de Langestraat naar de Bergstraat, waar het thans nog gevestigd is. De ontwikkeling De radio-distributie bleek 'aan 'n zeer groote behoefte te voldoen en ontwikkel de zich vrij snel. Voor het net. geheel gereed was, bleek dat de eischen van de luisteraars van zoodanigen aard waren, dat de N.V. het noodig oordeelde, om de aangeslotenen te laten genieten van een derde programma, waarop een keuze jverd gedaan uit de beste buitenlandsche stations. Hierlangs konden de abonhé's dan ook de zoo gewilde gramofoonuur- tjes beluisteren. Nog altijd hebben de uit- zenduurtjes van de A.R.C. de volle be langstelling van de luisteraars. Rechtstreeksche lijnen Er is destijds getracht om met ge twiste, geïsoleerde draden het z.g. derde programma door te zenden. Hoewel deze wijze van doorgeven der programma's goed genoemd kon worden, was het uit artistiek oogpunt zeer leelijk deze dra den over huizen en straten te zien han gen. In verband hiermede nam de radiocentrale in 1933 het besluit om het bovengrondsche net te vervangen door grondkahel, waardoor de ont sierende draden uit de lucht over straten, pleinen en huizen verdwe nen. Dit was een groote technische verbetering. Storingen door storm enz. werden hierdoor voorkomen. Bovendien werden rechtstreeks Lij nen vanuit de studio's te Hilversum en Huizen aangesloten, waardoor de beide Hollandsche stations onge stoord aan de aangeslotenen kon den worden doorgegeven. De aansluitingen werden gemaakt met loodkabel langs de huizen, de stopcon tacten werden vervangen door schakel- kastjes voor vijf standen en konden de luisteraars behalve de Hollandsche ook de buitenlandsche stations heluisteren Zooals vanzelf spreekt, worden die bui tenlandsche stations doorgegeven, waar van de ontvangst het mooist is. De alarminrichting Er bleek in onze gemeènte, dat er een dringende behoefte bestond aan een alarminrichting, waarvan bij politiehulp, brand, ongelukken of anderszins gebruik kon worden ge maakt. De radiocentrale zorgde voor het maken hiervan en deze inrich ting voldoet nog altijd zeer goed. Bij herhaling moest de N.V. haar be drijf vernieuwen vanwege den gestadi- gen vooruitgang \an de techniek. Zij zorgt steeds met het nieuwste op de hoogte te zijn om het bedrijf goed te la ten functionneeren en de aangeslotenen het beste te verstrekken wat op het ge bied van radio kan worden verstrekt. Thans staat de Amersfoortsche Radio- Centrale aan den vooravond van haar tweede lustrum. Met recht kan van haar gezegd worden, dat zij alles deed om haar bedrijf zoo goed mogelijk te laten functionneeren en dat haar service tegenover de luisteraars zoo goed en groot mogelijk was. Wij zijn er zeker van, dat zij dit standpunt getrouw wit blijven. In verband met het jubileum wil de directie der Radiocentrale de luisteraars op Maandag, 3 Januari a.s. vanaf des middags. 2 uur in de gelegenheid stellen de bedrijven 1e bezichtigen. ACCOUNTANTSKANTOOR UTRECHTSCHEWEG 119 AMERSFOORT - TEL. 1350 ACCOUNTANCY en BELASTINGZAKEN Oh heerlijk Spelling-Nederland, Waar telkens weer de etrijd ontbrandt: Hoe moet de natie spellen Oh speling van het spelling-spel, Wat doe je het weer wonderwel, Wat kun j'ons véél vertellen! Oh één-o, twéé-o-spelling-strijd, Hoe raakt on6 land je ooit nog kwijt, Oh, oh die o-omissie Oh o en e in 't Parlement, Wat ben je daar weer diligent En la6tig (met permissie). Oh wankel lot van e en o, Wat breng je on6 weer zoowiezoo In vreemde situatie, Je bent naar officieel parool Als „eenling" vriend van Nêerland's school, Doch niet van onze natie Oh lastig o- en e-parket, Waarin de schrijver werd gezet, Wéér is 't beslissend einde? Oh Nederland verlangt toch zoo Dat al dat één- of twéémaal o En e voorgoed eens kwijnde Oh speling van het spelling-spel, Wat maak je hier een spelling-hel Met onze twijfel-spelling Ons landje vraagt het kost wat kost Geeft eenheids-spelling! En verlost Ons van die spelling-kwelling. PHILIA. (Nadruk verboden). Het roode achterlicht De commissaris van Politie brengt ter kennis, dat, te rekenen vanaf 1 Januari 1938, rijwielen aan de achterzijde moe ten voorzien zijn van een lantaarn (ach terlicht) met reflector, welke lantaarn achterwaarts, duidelijk zichtbaar voor het achteropkomende verkeer, een rood licht uitstraalt. Lantaarn en reflector moeten zijn aangebracht, overeenkom stig de bepalingen van den Minister van Waterstaat. Reflector en achterlicht moeten in nagenoeg verticalen stand zijn aangebracht, terwijl het achterlicht moet behooren tot een soort, dat door den minister is goedgekeurd en voor zien van een door den minister vastge steld merk. GESPREKKEN MET KUNSTENAARS DE weg naar Hilversum glimt met een vettigen glans en trekt een modderig lint dwars tus- schen de kale boomenrijen door. Het is moeilijk te zeggen of het sneeuwt of regent of hagelt, maar bijna on der een hoek van vijf en veertig gra den waait de wind venijnig koud in de flank van den wielrijder en jaagt hem een regenachtig mengsel van sneeuw en nog iets in het gelaat, waardoor de spieren verstarren in een lachwekkenden grimas. De eiken, die hier enkele maanden ge leden nog zoo breed tusschen de dennen naar boven ruischten, rei ken met hun kaalheid mistroostig naar elkaar: het is alles naargees tig, nat, koud Dan eensklaps een bord met witte letters: Hilversum. We zijn, waar we wezen moeten. In een iet wat stijve, kaarsrechte straat woont de schilder Machiel Brandenburg. Hij vertelde wel eens, dat er oorspron kelijk goed-bedoelde stemmen opgingen om hem maar liever een meer gedegen, meer in tel zijnd beroep dan kunstenaar te doen kiezen. Waarom zou hij eigen lijk geen onderwijzer of ambtenaar wor den? Kiik om u heen: het is toch duide- delijk, dat vandaag aan den dag iedere ambtenaar met behulp van zijn inktpot meer verdient dan de hardst werkende schilder met de duurste tuben verf! Nu wat de algemeenheid van dat Durf te leven HET tooneel en later ook de film heb ben zich immer voor de symboliek van de Gneksche Mythen geïnte resseerd. De herkomst van vele tegen woordige stukken moet men zoeken in de Helleensche oudheid. Men krijgt daarmede eigenaardige contrasten, in de film „Durf te leven" bijvoorbeeld moet de ontmoeting tusschen een ver evende millionairsdochler en een ar- chaeoloog tot liefde uitgroeien. Welnu, op Naxos gebeurde vroeger zoo veel op het gebied van Arnor, waarom zou men daar niet eens aan herinneren, in woord en beeld! Het primitieve schip uit de oudheid werd vervangen door een prachtige, luxueus ingerióhte stoomer, aan boord waarvan zich geldmagnaten bevinden, die zoozeer in het bridgespel .verdiept zijn, dat zij niet eens weten, dat het Gneksche eiland tweemaal in twee dagen tijds aangedaan wordt. Dat was op verzoek van het rijke meisje, dat na een moeilijken tocht op een muilezel in het kamp van archaeologen terecht kwam en daar den waren man leerde kennen. Hij vertelde haar de ge schiedenis van Pygmalion, die uit klei de mooiste vrouw opbouwde en door; goddelijke macht Galathea leven inge blazen zag. Jarenlang heeft hij geluk kig met haar samengeleefd. Maar al te spoedig moet het meisje weer naar het mondaine New-York terugkeeren. De archaeoloog kon haar niet vergeten en wanneer hij zijn arbeid met een belang rijke opgraving beloond ziet, gaat hij (eveneens naar Amerika. In dit milieu van geld en praal past hij niet. Iedereen houdt hem voor gek en hij denkt het zijne van de rest. De film onder regie van W. S. van Dyke buit dien eigenaar- digen toestand ter dege uit, grootendeels humoristisch, maar met een ondergrond, waarin het aan ernst niet ontbreekt;» Eenigen tijd lang viert de ruzie tusschen archaeoloog en meisje hoogtij. Zelfs tot en met de huwelijksinzegening, waar aan Joan Crawford een driftige smijt partij met al het kostbaren huisraad doet voorafgaan, omdat haar toekomstige echtgenoot geen vice-president wil zijn en liever kuilen graaft op Naxos! Voor de geestelijkheid verklaart zij tenslotte, dat zij ook anders durft te leven en zij hem \olgen zal, waarheen hij maar wil. Men ziet, een liefdesgeschiedenis .waar in verder nog een rijke schoonmama, een ware vrouwelijke tyran, een belang rijke rol speelt. Zij hechtte haar goed keuring aan het huwelijk pas, toen bleek, dat de schoonzoon haar durfde trotsee- ren en van bijzonder sensationeeien af komst was. Dyke heeft in dit eenigszins vormloo- ze gegeven leven ingeblazen, gelijk vroe ger een godin met Galathea deed. De handeling in de film is vlot en luchtig met een kemachtigen dialoog. Waarschijnlijkheid en onwaarschijnlijk heid in het scenario staan elkaar voort durend in don weg, maar daaraan be hoeft men zich niet te ergeren. Integen deel we kunnen veelal lachen om de kostelijke momenten, die daaruit voort komen. Brian Aherne is de archaeoloog uit het goede manlijke hout gesneden, die aller sympathie wint. Joan Crawford beeldt de millionairsdochter uit met verve en houdt ervan verwend te worden. Frank Joan Crawford verstuikt voor de tweede maal haar enkel (Grand Theatre) Morgan is een gezellige, aarzelende en vaak schuldige vader, terwijl de schoon moeder een ware Xantippe is in deze amusementsfilm. Het voorprogramma brengt Popeye en een knappe muzikale show. Brian Aherne en Joan Crawford zeggen elkander duidelijk de waarheid in één van de vele kibbelpartijen (Grand Theatre) De ondergang van de William Brown TROTSCHE hooggetuigde zeil schepen doorklieven de golven van den Oceaan, indrukwek kende gevaarten die een onweer staanbare bekoring hebben, waarvan Henry Hathaway in zijn film ruim schoots heeft geprofiteerd, doch die in hun ruimen een lading bergen, welke eiken eerbied voor de opva renden onmogelijk maakt: slaven. Ook deze zeemansfilm speelt in den tijd. toen de slavernij officieel was afge schaft en het smokkelen der mensche- lijke koopwaar wèl een winstgevend maar ook een gevaarlijk beroep was. Er gebeurden echter merkwaardige dingen; slavenschepen vergingen of werden ver rast door patrouillevaartuigen; een snel varend schip werd plotseling langzaam, zoodat het door een oorlogsschip kon worden ingehaald, in één woord er scheen een geheimzinnige bestrijder van de slavernij te zijn, die daar de hand in moest hebben. Om deze heroïsche figuur heeft de regisseur met kennis van zaken zijn historie geweven, waarin noch de aan trekkelijke kant van het zeemansleven, noch de geheimzinnige machinaties van de slavenhandelaars tegen de regeerin gen vergeten zijn. Zijn film heeft de verdienste van de beknoptheid, zoodat hij zich volledig bij zijn onderwerp kan houden en de span ningen en moeilijkheden aan boord van de William Brown volledig kan volgen. Het gezelschap, dat aan boord is, omdat een slavenhandelaar ,die als ex-marine officier over voortreffelijke gegevens be schikt, maar ook den geheimzinnigen helper van de Britsche regeering. Óm den verbeten strijd tusschen die twee zijn dan twee liefdesverhoudingen gewik keld, die naar beide kanten de zaak er niet eenvoudiger op maken. De ramp, welke het vergaan van het schip tot gevolg heeft, is met veel ta lent verwerkt en verduidelijkt in de ta- fereelen eener rechtszitting, waarmede de film ingeleid en besloten wordt. G a r v Cooper is als zeeman zeer geslaagd en als minnaar van een jon gensachtige beschroomdheid. George Raft is zijn merkwaardige kameraad en Frances Dee een gracieuse en temperamentrijke officiersdochter. Voor de fotografie niets dan lof. Voor een goed voor-programma is we derom zorggedragen. tuintje voor zijn woning betreft: zoo vindt men ze bij honderden. Maar u moet eens binnen komen kijken. Daar kan men leeren, wat binnenhuis-archi tectuur eigenlijk beteekent. „Artistiek" is tegenwoordig een begrip, dat door iedere galanteriewinkel in toepassing wordt gebracht bij den verkoop vin glas- en aardewerk. Maar om het groore vlak van een deur zoo maar blauw te verven en het dan toch een domineeren- de functie te geven, is een nog weinig verbreide k .nst. Brandenburg behoort tot die menschen, die er kijk op hebben. Bovendien houdt hij ervan, zijn huis een eigen karakter te geven. Daarom is het wel prettig, hem eens een bezoek te brengen. Waarom we deze week juist hem aan onze lezers willen voorstellen? Wel dat is een hoogs! simpele zaak. In het fraaie zaallje van „Sierkunst" ex poseert Brandenburg dezer dagen dat manlijke, sterk-geschildcrde werk van hem Men zou zijn schilderstaai uitbun dig kunnen noemen, indien men dan niet net iets te kort deed aan den haast zwaren ernst, waarmee deze jongere in zijn taak gelooft. Zijn eerste zelfstandige tentoonstellir en dat in Amersfoort: Is het geen reden genoeg om hem ditmaal eens voor het voetlicht te brengen...? Hij werd in Mei 1907 te Rotterdam ge boren, hetgeen men als men zelf ook Rotterdammer is wel eens aan zijn humor kan merken. Op jeugdigen leef tijd werd hij leerling van de aldaar go» vestigde Academie voor Beeldende Kun sten. Dit waren moeilijke jaren, vooral in het begin. Men heeft iets te zeggen of men heeft het niet. Maar in het eerste geval is het keurslijf di academische virtuositeit (of wat daar voor door wil gaan) al spoedig een dwangbuis, waar in een rasschilder zich weinig thuis voelt. Brandenburg weet daar 'van mee te praten. Toch heeft hij, nu hij zich ont worsteld weet aan al te schoolsche in vloeden, nog wel waardecrende woor den voor het geleerde in die periode. In zijn achtste academie-jaar kwam hij in de naaktklasse. Misschien omdat de leeraar Bouts op de juiste wijze les gaf, d.w.z. ieder een ruime mate van in- dividueele vrijheid gaf, begreep hij toen voor 't eerst wat hij zelf wilde het geen weinig verwondering behoeft te wekken, indien men weet, dat hij toen ook eindelijk zichzelf mocht, zijn Tezamen met leerlingen van de aca demie had hij zijn eerste expositie. De criticus Fritz Hopman haalde hem toe.i ineens tusschen al die jongeren uit. „Brandenburg durft de problemen van zijn tijd aan." aldus Hopman. „Ja, aan Hopman helDben wij, jonge ren, ontzaggeli'k veel te danken," moet Brandenburg zeggen. „Hij was een be- oordeelaar, die zijn taak begreep. Onder de kin strcelen, daar deed hij niet aan, maar wel: opbouwen!" Er is ook nog een ander, aan wien hij uit zijn Rotterdamsche periode buiten gewoon aangename herinneringen heeft bewaard: Henk Chabot. „De kennisma king met hem was misschien het beslis sende moment in mijn leven". Chabot, met wiens jongeren broer Wim hij bevriend was, zette in zekeren zin het werk van Bouts voort. In ge sprekken, waarin veel en diep op de dingen werd ingegaan, gingen zij samen het leven te lijf. Wanneer men van deze vriendschap weet, ontkomt men er niet aan, naar overeenkomsten in beider werk te speu ren. Geestelijke analogién ontdekt men in ieder geval. Beiden toonen durf, wil en een rotsvast geloof in dit leven Zoo wel Chabot als r"andenburg weten ook, dat zij den moed dienen te bezitten om zich eenzaam te weten. Is daar moed voor noodig? Een vraag, die geen antwoord hehoeft! Midden in de wereld te staan. Haar leed en haar onrecht te ervaren, anders te willen en dan toch midden in den stroom te blijven: dat is moed. Haar te willen dienen: dat is geloof. Brandenburg schilderde eens n vrouw. Een stuk linnen sloeg hij op iv:i lijst. Het doek was zoo groot, dat het atelier er nog kleiner van werd. Maar wat deert het als men iets zeggen wil? Nu is het schilderij, na maanden, ge reed gekomen en er zijn er geweest, die hun wenkbrouwen in rechtvaardigheid fronsten. Die vrouw was slechts een uitgestoote- ne, een paria. Geen wonder dus. dat sommigen hun wenkbro-..en fronsten. Zoo lost men moeilijkheden bij voorbaat op. Men kan ook andere wegen bewan delen. Maar dan loopt men meer ri sico Gelukkig is Brandenburg daar niet bang voor: „Een schilder moet nu een maal een vechtjas zijn, die de proble men niet uit den weg gaat". Bovendien is iets, dat hem steeds nieuwe kracht geeft: de collegialiteit, en de vriendschap, die hij vooral in het Amersfoortsch Kunstenaarsgilde vindt. Daar spreekt hij graag over. In Rotter dam, waar hij wat dit betreft soms een leegte rond zich voeld miste hij veel. Amersfoort vergoedt dit nu voor hem. Hij zegt: „Deze stad is bezig een be langrijk kunstcentrum in Nederland te worden, kan dit althans worden". En hieraan mee te mogen werken, stemt hem tot dankbaarheid. „Schrijft u dit toch vooral niet zoo, dat men gaat meencn, dat ik mijzelf eeu belangrijke taak heb toebedeeld!" Doch waarom dit niet vermeld? Het enthousiasme, waarmee hij kan spreken over de sociale roeping van den kunste naar is immers teekcii nd voor hem! Zijn kunst, dio zoo bij uitstek in het volle leven staat, zou men trouwens so ciaal kunnen noemen. Niet omdat cr met opzet een maatschappelijke predi king in is vastgelegd, maar vooral om dat zij zoo direct van mensch tot mensch spreekt. Men ontkomt niet aan het ge loof in de grootheid van het leven, dat er soms fél bewogen, soms met verstilde aandrcht in vibreert. Het bevreemdt dan ook niet, dat hij zooveel bewondering koestert voor Zola. Op zijn kamer staat de gansche cyclus „Rougon-Macquart". Groot vindt hij de wijze, waarop deze strijder tot de menschheid ging: ..Hi, streed voor een ideaal buiten zichzelf". „Men komt zoo spoedig lot een gevaar lijk individualisme", zegt. Brandenburg. De beweging der tachtigers droeg dit kwaad in zich „Alsof het geen genade is, mee te mogen werken aan een cul- tureele taak Het onderwerp-Zola en bovenal het eigen werk van dezen schilder, brengen ons tot een misschien wat vreemd klin kende vraag: „Of hij zelf wel eens ge schreven heeft?" Het overvalt hem eenigszins. „Totnutoe niet", zegt hij. „Of ik er ooit toe zal komen weet ik niet. Mis schien heel misschien Dan: „Voorloopig heb ik met schilde ren nog mijn handen vol. Maar wie weetEigenlijk, nu u het toch vraagt, moet ik bekennen, dat ik er al eens vaag aan gedacht heb. Het is mogelijk, hoewel dan nog zal moeten blijken, of er een schrijver in mij zit." Dit zal dan inderdaad moeten blijken. Doch wij meenden aanleiding tot deze vraag te hebben Het literaire element vindt men in zijn werk. Dit laat geen twijfel. Eenigen tijd geleden schilderde hij een hoedenverkoopstertje in een markt- tent. Alweer zoon schilderij, waarvan men zich moeilijk kan indenken, dat het in zoo'n betrekkelijk klein atelier tot stand kwam. „Au bonheur des dames", noemde hij het. Dit Schilderij is een ver telling. Een verhaal speelt zich af bin nen de beslotenheid van het doek. Hét verkoopstertje is ondervoed en een leeg te weerspiegelt zich in haar oogen. Maar de hoedjes, die zij etaleert, vertellen an dere dingen. Zij weten u onder meer precies te zeggen, welk soort gezicht er onder hoort. En zij doen dit niet zonder humor. „Maar voorloopig ben en blijf ik schil der. Zoo kan ik mij uiten in kleur. Neen, ik zou niet graag van mijn palet afscheid nemen." Zij, die Brandenburg's werk kennen, weten dat kleur voor hem ontzaggelijk veel beteekent. „Kleur is voor mij alles", vertelde hij maar dat was maar bij wijze van spreken en had daarom na tuurlijk slechts een betrekkelijke waar heid. Doch in geen geval mag men zich over deze uitspraak verwonderen: Branden burg is immers tot in de vingertoppen colorist! „Ik ken," zegt hij, wijzend op zijn pa let, „een leeraar... enfin, het doet 'er eigenlijk minder toe... kijkt u liever eens naar dit zelfportret". Er was eens een criticus lang niet de slechtste overigens! die schreef, dat Brandenburg in dit zelfportret zijn déceptie had bereikt. Niet iedereen zal het met dezen beoordeelaar eens zijn. Men krijgt veeleer den indruk, dat op dit doek de laatste geestelijke verove ringen van den schilder voorzichtig tas tend bijeen zijn gebracht. Het biedt, on danks den zorgvuldigen ophouw van den stof, een geestelpke ademruimte, di« moedgevend is voor de toekomst van dezen kunstenaar. Trouwens, wat haast steeds bij het werk van Brandenburg treft, is juist dat geloof in eigen toe komst een rustig vertrouwen, waar uit nog veel geboren kan worden! En daarom, Brandenburg, op de toe komst! v. d. Kr. Jr. George Raft met Olympe Bradna en Gary Cooper met Frances Dee, de vier hoofdvertolkers uit de Paramount-film „De Ondergang van de William Brown" (City Theater)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1937 | | pagina 5