Het Qilde geeft een
Mei-tentoonstelling
Chef Kok der dienstregelings
cuisine vertelt
Het conservatisme
„d;
„w
nu
Vierde lustrum der A.J.C.
van den reiziger
BLACK CAP
ff
OLD SCOTCH WHISKY p. fl: 3.75
J. A. SCHOTERMAN Zn.
UTRECHTSCHESTR. 17-Ao. 1878 Tel: 145
Verrassingen blijven gelukkig
niet uit
Opening door
dr. Miedema
2e BLAD PAG. 2
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
MAANDAG 15 MEI 1939
ff
Sole Importers:
T-T ET Gilde heeft deze maand
de poorten van zijn verblijf
weer opengezet voor het werk van
eigen leden en de voorzitter dr. R.
Miedema, die deze groepstentoon
stelling Zaterdagmiddag in het Gil-
dehuis in tegenwoordigheid van tal
van belangstellenden, o.w. de Bur-
meester en echtgenoote, opende,
heeft zooals te begrvpen is de won-
derlyk schoone natuur en de aller
verschrikkelijkste menschenwercld
met elkaar vergeleken. Sommigen
zullen vragen als zij de tentoonstel
ling zien: gaan de verschrikkingen
van dezen tijd aan den kunstenaar
voorbij? Anderen zullen er ver
heugd over zijn dat de kunstenaar
het eeuwige in den tijd zoekt even
als de natuur. Toch zal het goed
zijn wanneer ook de kunstenaar
iets van den profeet zal behouden,
maar dan sub specie aeternitatis.
Spreker citeert een woord dat hem
trof uit een recent artikel van Aart van
Dobbcnburg: wij moeten worstelen met
onszelf. Aart van. Dobbenburg, die zelf
graficus is en zijn kunst in de eerste
plaats als vak, als ambacht verstaat,
brengt ook de eeuwige worsteling tus-
8chen zooals men in het Gilde zegt
Afdeeling 1 en Afdeeling II de
vrije en de toegepaste kunsten, naar
voren. Die worsteling is gezond, als wij
wilen begrijpen, dat de cultuur aileen
maar winnen kan indien beide groepen
in de kunst door onderlingen wedijver
omhoogstreven.
Onze indrukken
I R. MIEDEMA heeft in zijn ope-
ningstoespraak nog een ander
woord van Aart van Dobbcnburg
geciteerd dan wat in bovenstaand
verslag is weergegeven, n.l'.: dat hij
de stamelingcn van het kind vaak
schooner vindt dan redevoeringen
van dominé's, wier woorden in ijde-
le klanken vervagen. Men kan dit
woord, dunkt mij, aldus verstaan
dat de stamelingen van het kind
oprechte uitingen zijn, onmiddellijk
uit het onbewuste opgestegen, met
iets van het eeuwige begin, de
„nieuwe geboorte" in zich, terwijl
het woord van den prediker vaak
uit afgeleide gedachten bestaat,
waaraan de ziel zelf geen deel
meer heeft-
De kunstenaar staat, zou ik zeggen,
tusschen beide in. Zijn werk is niet goed,
als het geen deel heeft aan het onbe
wuste, aan de ziel en haar „eeuwige
verreining". maar tenslotte moet het in
vormen tot ons komen die voor den toe
schouwer verstaanbaar zijn, vormen die
de zielsuiting zoo gaaf mogelijk door
geven, terwijl ze toch ook een zekere
conventie in zich dragen.
Op dit moeilijke thema zal ik thans
niet nader ingaan. Alleen nog een enkel
woord over de opmerkingen van den
Voorzitter nopens de taak van den kun
stenaar tegenover zijn eigen tijd, opmer
kingen, die niet buiten het vorige om
gaan.
Het moge immers vaflk den schijn
hebben dat een kunstenaar zich terug
trekt in zijn ivoren toren en aan den
Strijd der menschenwereld niet deel
neemt. het is anderzijds onvermijdelijk,
dat hij door de vormen en den geest van
zijn eigen tijd wordt beïnvloed. Dat een
portret van Edith Pijpers en D. v. d.
Zweep zoo heel anders uitvalt dan een
portret van Nanninga, is een gevolg van
den tijdgeest; dat epn stilleven van
Brandenburg (die aan deze expositie
niet deelneemt) heel iets anders is dan
een stilleven van Pennings. die. of
schoon jong van iaren. wat den stijl
van ziin werk betreft, de klok terugzet,
is behalve een kwestie van natuur en
temperament ook een gevolg van de
omstandigheid dat de eerstgenoemde de
behoefte heeft zich aan te sluiten aan
den gedachtengang van den tijd.
Dat is niet allopn als een technische
kwestie, een mode of een gril te zien.
het hangt ook met de diepere levens
problemen samen en met de geheele
houding van den modernen mensch.
Dr. Miedema bedoelde vermoedelijk
een meer sociaal gerichte kunst, toen hij
zei, dat 'n kunstenaar ook profeet heeft
te*ziin. Maar figuren als Josef Israels
en Kiithe Kollwitz worden niet elke
kwart-eeuw geboren, en hoe vaak ziet
men het niet gebeuren dat tweede
rangs-kunstenaars. die het sociale ele
ment sterk naar voren brengen, daar
aan als kunstenaars te gronde gaan;
juist omdat dan het „stamel-element"
door al te bewusten betoogtrant wordt
vervangen.
De eenige die een speciale bijdrage in
verhand niet onzen tijd op deze tentoon
stelling heeft geleverd is Dirk de
Leeuw in zijn monumentale en tevens
penetrante teekening ..De herder", een
persifleerend-satyrieke charge op den
dictator (als men mij gopd heeft inge
licht). Het satyrieke is mij niet. heele-
maal duidelijk geworden, maar wel heb
ik begrepen, dat hier een zeer knap
werkstuk is geleverd, dat misschien
menigeen door zijn bizarren inhoud zal
afstooten, maar dat een vitale zijde van
de Leeuw's talent openbaart, die mis
schien nieuwe verschieten voor hem
opent. Toch hoop ik, dat hij het „bui-
tentijdelijke" schilderen pr niet aan zal
geven, waar hij kennelijk rijker aan
nuances gaat worden, ook al kan ik in
„Katjes" nog geen volgroeid werk zien.
Een van de verrassingen van
deze tentoonstelling is het portret
van de pianiste A. P. door Edith
P ij p e r s, gevoelig on scherp van
karakteristiek (in de handen wel
licht tè scherp) maar zoo interes
sant en origineel van kleur, zoo
krachtig en pulseerend van toets,
dat de bezwaren op onderdeden
gemakkelijk wegvallen.
Een andere verrassing is het vrouwe
portret door Dick van Luyn. een
in groot formaat, in ruime verhoudin
gen gezet werk, dat mij geboeid heeft
om zijn luchtigen opzet, vrijen toets en
ingehouden kleur. Het is Fransch van
conceptie, zonder dat. het in eenigerlei
opzicht een navolging is. Ik meen, dat
hij zich als schilder nog niet zóó gul
en geslaagd heeft uitgesproken. Er zijn
bedenkingen: het gelaat is niet voldoen
de levend geworden, de hoed is tegen
over de rest tè concreet en te nadruk
kelijk gezien, de kleur is wat droogjes,
maar het werk beteekent toch een be
langrijke evolutie in zijn kunst. Trou
wens, de ingezonden ets en houtgravu
res zijn -eveneens interessant en boeiend
en getuigen van een grootere vrijheid
in zijn tecliniek.
A. Fi k s, die tot dusver het Stilleven
liet domineeren in zijn werk, schijnt
zich tot het landschap te keeren en te
he-keeren. Het geteekende sneeuwtuin-
tje heeft merkwaardige détails, of
schoon het als gehael wat koel blijft
(niet. alleen door het onderwerp!) maar
een fijne vreugde schenkt zijn geschil
derde landschap, dat in de aangename
verdeeling der plans en zijn pre
cieuze. heldere visie even aan de pri
mitieven doet denken!
Naar een merkwaardig accoord van
groenen en gelen heeft Willem van
Dam gezocht in zijn duinlandschap,
met het witte paard als eenige afwijken
de „kleur-noot En wéér de stralenuit-
-schietende zon. waarop hij als wijlen
van Gogh verliefd is. Die andere naam
blijft gevaarlijk naast Willem v. Dam,
en toch. bij alle beïnvloeding: hij houdt
zich volkomen vrij van navolging en het
werk slaat zijn wortels gelukkig steeds
G. F. ClESBERGER.
chef van de dienstregeling der Neder-
landsche Spoorwegen
dieper in het leven. Wat heeft hij niet
met geest en humor dat kind geschil
derd met „bei zijn billekes bloot".
J. G N ij 1 a n d graaft zich consequent
in de nieuwe zakelijkheid in, het
nuchterste voorwierp krijgt onder zijn
handen een picturale „onverbiddelijk
heid". iets dergelijks als zulks met de
stofweergeving op het portret van D. v.
d. Zweep het geval is. Maar diens
kleurencombinatie, de lichtgroene fond,
het oranjerood? haar en de bleekgrijze
jas kan ik minder apprecieeren.
Bevalliger kleurschikking heeft H.
B u n i n g gevonden in Boerin.
Een edel precieus stilleven van Jan
Wittenberg, Afrikaansche land
schappen van J. v. II a m, een portret
van F. C. Nanninga, een heideland,
schap van Boons tra, die in dezen
kring, meen ik, debuteert, en een krijt-
feekening van den nu reeds 85-jarigen
Sc hu lm an Sr. voltooien de schilde-
rijenigToep. Van de teekeningen van
Pie ter den Besten acht ik zijn
stadsgezicht verreweg het meest ge
slaagd, de teekeningen van Laurens
Tuinman behouden hun fluisterende
ijlbeid naast een zekeren humor, de ge
teekende stillevens van J. H. Pen
nings vertonnen naast een intense
aandacht voor de stof een romantisch
sentiment. De ets van Mia Bake
(Amsterdamsche huizen) heeft een
fraaie tegenstelling tusschen licht en
donker, de etsen van Jan Witten
berg voor het meerendeel dieren, blij
ven geestig en gevoelig.
Laat ik de nieuwe bladen van B e-
a a n nog even extra mogen relevee-
ren. Deze Puttensche kunstenaar heeft
niet lang geleden een reis gemaakt naar
Fransch Marokko, en deed hier nieuwe
stof op voor zijn drogenaald-gravures.
Er zijn weinig Hollanders, die zich in
de geheimen van deze techniek zoo heb
ben verdiept als Bezaan. De distinctie
in licht en „kleur" wordt er niet min
der op en de structuur schijnt nog
steeds hechter te worden. Dit werk ver
raadt ook een muzikaal-rhythmisch ele
ment.
BIJ afdeeling II kan ik ditmaal
slechts heel terloops stilstaan.
Toch geloof ik dat men zich
zou tekort doen door het bene
denvertrek voorbij te loopen. Het
zien van het weefwerk van Edmond
de Cneudt, Hen riet te A. Drost
en M. Steinmet z-V j n k blijft altijd
een aangenaam bedrijf. Dan is er fa
briekswerk naar het ontwerp van Gil-
deleden een gelukkige vorm van sa
menwerking tusschen fabrikant en kun
stenaar.
Het aardewerk is ditmaal van L a-
noov, die zijn positie aan de spits van
de Nederlandsche pottenbakkers blijft
handhaven. van Wildenhain
wiens Kruikje ambachtelijk bewonde
ren waardig werk aflevert, en van Jan
van Ham. die met succes het nad der
verfijning opgaat: de craquelé-sehaal
is m.i. daarvan een treffend bewijs!
C. A. SCHILP
Ter gelegenheid van het 20-ja-
rig bestaan van de A. J. C.
werd Zaterdagavond in het Volks
gebouw een receptie gehouden
welke gevolgd werd door een bon
ten avond.
Zondag werden de jongeren in
de vrije natuur op een jeugdfeest
onthaald.
De receptie werd geopend door den
voorzitter, den heer J. Schonewille, die
verheugd was dat zoovelen aanwezig
waren bij de viering van het vierde
lustrum. Hij herinnerde aan den toe
stand van de arbeidersjeugd; 25 jaar
geleden. Toen reeds was de arbeiders
klasse aan haar baanbrekend werk be
gonnen, doch in cultureel opzicht
moest nog veel arbeid verricht wor
den. De A. J. C. geeft aan haar leden
inhoud en vorm voor het leven. Ten
slotte wekte hij de ouderen op, hun
kinderen in de roode jeugdorganisatie
te brengen. Spreker vertrouwde, dat
deze actie met succes bekroond zal
worden.
Mej. Bouk van Wijland voerde het
woord namens eenige oud-A.J.C.'ers.
Zij herinnerde aan de dagen, dat de
Duitsche makkers nog op bezoek kon
den komen en wees op den moeilijken
tijd van heden. Niettemin is de kleine
groep A. .1. C.-ers vol werklust. Spreek
ster liet haar woorden volgen door een
geldelijke bijdrage.
Het gewest Utrecht werd vertegen
woordigd door den heer Nic. Buscher
Als blijk van waardeering bood hij
een boek met verschillende jeugdspe-
len aan.
De heer A. v. Wijngaarden was de
woordvoerder namens de S.D.A.P. en
P.C.C. Hij prees het werk der A. J. C.
als cultureele factor. Vroeger, zoo zei-
de spreker, moest de jeugd al op zeer
jongen leeftijd aan den arbeid. De so
ciale wetgeving heeft echter hieraan
een einde gemaakt. Het woord is nu
de ouderen hun plicht hebben gedaan,
aan de jeugd, om hun arbeid voort te
zetten. Ook deze spreker overhandigde
den voorzitter een enveloppe met in
houd.
Mevr. Hicmstra hood namens de
S. D. V. G een brandende stormlamp
aan.
Voor de V.R.R.A. en A.B.B. sprak de
heer M. Polak, die herinnerde aan
jeugdgroepen, waarbij de organisatie
ontbrak. Van de A.J.C. kan dit niet ge
zegd worden.
Namens den C.N.A.B. en als oud
voorzitter complimenteerde de heer G.
van Wijland de jubileerende vereeni-
ging. Hij betreurde het ten zeerste dat
nog zooveel ouders de jeugd buiten de
A. J. C houden.
Nadat tenslotte de heer van Ginkel
namens den Centralen Bond van
Transportarbeiders had gesproken en
evenals den heer Polak en van Wij
land een geldelijke bijdrage had over
handigd, was het woord aan de A. J.
C.-ers. De voorzitter dankte de spre
kers voor hun felicitaties, cadeaux
enz., waarna een serie lantaarnplaat
jes „Beelden en Flitsen" werd ver
toond. welke gctcckend was door de.
A. J. C.-ers. T. Jansen lichtte de plaat
jes toe.
Mededeeling werd nog gedaan, dat
dit jaar het Vriendschapsfeest in
Amersfoort zal worden gehouden.
Schriftelijke gelukwenschen waren o.a.
binnen gekomen van de J.V.O., het
hoofdbestuur van de A. J. C, dat ver-
Vijf minuten later uit Leeuwarden en de
dienst tusschen Utrecht en Den Haag
loopt in de war
\J IEUWE dienstregelingen van de Spoorwegen hebben altijd de belangstelling
van het reizend en krantenlezend publiek, dat steeds met groote interesse
pleegt kennis te nemen van de wijzigingen, welke de toovenaars aan het Moreel-
separk te Utrecht, duidelijker gezegd, de mannen van de dienstregeling der
Spoorwegen, nu weer hebben uitgevonden ten gerieve van hen. die geregeld ge
bruik moeten maken van de verbindingen der Spoorwegen. En de journalisten,
die wel eens in de gelegenheid zijn geweest, achter de schermen van deze cuisine
te kijken, staan altijd weer opnieuw verbaasd, hoe men elk voorjaar en elk najaar
de eindjes weer aan elkaar krijgt, met andere woorden, hoe alle aansluitingen
weer zoo perlect kunnen kloppen, en hoe andere aansluitingen weer met geen mo
gelijkheid kloppend kunnen worden gemaakt, ondanks alle moeite, die men zich
ervoor geeft.
EN nu er pas weer een nieuwe dienst
regeling is gemaakt, die 15 Mei in
werking zul treden, was er alle aan
leiding om den chef van deze cuisine eens
op te zoeken, en een babbeltje met hem
op te zetten Zoo trof ik den heer G. F. H.
Giesberger. chef van de dienstrege
ling der Nederlandsche Spoorwegen, te
midden van stapels paperassen, grafieken
en andere hoogst ingewikkeld uitziende
papieren, doch als altiid graag bereid wat
van zijn kostbaren tijd te offeren aan den
weet grazen journalist.
„Ja, wij kunnen nu nog zooveel wij
zigingen ten gerieve van de reizigers
invoeren, toch blijft er een bizonder
merkwaardig verschijnsel bestaan, dat
ons telkens weer opnieuw treft name
lijk het conservatisme van den Nedcr-
landschen treinpas-
sagier ten aanzien
van de route, die
hij wenscht te vol
gen. Zoo bestaat
sinds vele jaren
van Zutplien een
uitstekende ver
binding met Amsterdam over Apel
doorn; maar de Zutphenaar blijft kalm
over zijn oude route via Arnhem rei
zen, als hij naar Amsterdam moet. Dit
is wel verklaarbaar overigens: Zutphen
oriënteert zich waarschijnlijk in hoofd
zaak op Arnhem, dat blijft den men-
schen in de gedachten hangen, en dat
zal wel één van de redenen zijn dat zij
over Arnhem blijven reizen".
OET dat verschijnsel zich ook
voor ten aanzien van de bui-
tenlandsche verbindingen?"
1 „Zonder twijfel en wellicht in nog
sterkere mate. Ik kan U daarvan een
paar aardige voorbeelden geven. Sinds
V) Mei 1931 kennen wij den zoogen aam
den Baseler dagtrein van Amsterdam
over Maastricht en sinds 1932 den
nachttrein AmsterdamAmersfoort
Nijmegen naar Basel. Thans, nu we ze
ven jaar verder zijn, kunnen we zeg
gen, dat het bestaan van den dagtrein
langzamerhand tot het Nederlandsche
publiek is doorgedrongen, en dat er
een redelijk gebruik van wordt ge
maakt. Maar het vervoer met den
nachttrein is nog altijd uiterst miniem".
„Waarom blijft zoo'n trein dan rij
den?"
„Omdat de verbinding Amsterdam
Basel over Maastricht de kortste ver
binding tusschen Amsterdam en Basel
is en bovendien deze. verbinding het
langste traject op Nederlandsch grond
gebied geeft. Dit laatste is van belang,
naar U voelt, voor de Nederlandsche
Spoorwegen. Maar men reist blijkbaar
liever naar Basel over Roosendaal en
Esschen, hoewel die route langer is.
Een ander teekenend voorbeeld. De ver
binding met Duitschland over Zeve
naar—Emmerik is van oudsher nog al
tijd beter bezet dan die over Nijme
gen—Kleef. Voor de fusie der spoorwe
gen hadden de Staatsspoorwegen de
ver-verbindingen over Zevenaar in han
den, met doorgaande rijtuigen naar alle
richtingen. De Holl. IJzeren Spoorweg
bediende de Zuid-Duitsche verbindin
gen over Nijmegen, met als regel door
gaande rijtuigen tot Keulen. Ondanks
het feit, dat de treinen over Nijmegen, nu
eveneons ver-verbindingen zijn gewor
den, blijkt het. dat tot op den huldigen
dag aan het reizen over Zevenaar door
den reiziger de voorkeur gegeven
wordt, ondanks onze pogingen om een
belangrijk gedeelte van het verkeer
met Zuid-Duitschland te leiden over
Nijmegen.
Het is niet gelukt, den reiziger
van zijn weg over Zevenaar af te
brengen. Op het oogenblik loopen
er zelfs doorgaande rijtuigen over
Nijmegen—Kleef, die verder gaan
dan Keulen, namelijk naar Basel,
Konstanz, Ventimiglia en Mcrano,
ja zelfs een naar Rome en toch
blijven die treinen minder bezet,
dan die over Zevenaar. De nacht
trein naar Weenen. om U nog een
voorbeeld te noemen, die aanvan
kelijk over Nijmegen liep, had op
hinderd was, mej. drs. Elink Schuur
man namens de V. C. J. B-, 2 Trans-
vaalsehe oud-A.J.C.-ers, de Bakkersge-
zellenbond en de Ned. Ver. v. Spoor-
en Tramwegpersoneel. De Bakkersge
zellen bond on het Spoorwegpersoneel
hadden hun gelukwenschen vergezeld
doen gaan van een financieele bijdra
ge.
Gistermorgen trok de A.J.C in op
tocht door het Socsterkwartier. De
kinderen van leden der S.D.A.P. en de
moderne vakbeweging konden bij hen
aansluiten om gezamenlijk naar de
Scesterduinen te trekken ter viering
van het jeugdfeest. Zang, muziek en
een poppenkast vormden do belang
rijkste onderdeelen van het program
ma.
die route een geheel onvoldoende
bezetting. Wij hebben dien trein
verlegd over Zevenaar. en nu is de
bezetting veel beter geworden."
EET U de oorzaak van dat
verschijnsel?" „Ja, ik ver
moed, dat het niet anders is,
dan een conservatief gebruik blijven
maken door den reiziger van sinds jaar
en dag bestaan hebbende verbindingen
óver een bekende route. Wij hebben ook
zeer merkwaardige dingen beleefd met
de verbindingen tusschen Amsterdam
en Bremen en Hamburg. Het zou een
belang voor ons zijn, als we een derge
lijke verbinding konden leggen over
Groningen en Nieuwe Schans, omdat
dit voor ons het meest voordeclie zou
zijn. Reeds voor den oorlog, namelijk in
Juni 1914. heeft de Staalsspoor zulk een
verbinding ingelegd; zij bouwde er
zelfs speciale rijtuigen voor. maar het
experiment slaagde niet. want de reizi
ger liet zich niet dwingen. Ook na den
oorlog hehben we nog doorgaande rij
tuigen Amsterdam Groningen
Bremen gekend, maar ook daarvan
werd zoo'n gering gebruik gemaakt.dat
zij met ingang van 15 Mei 1934 zijn op
geheven."
Dan komt het gesprek op een onder-
w erp. waarover de heer Giesberger meer
malen college pleegt te geven op de ge
bruikelijke persconferenties ter inleiding
van de nieuwe dienstregelingen, namelijk
het vraagstuk van de minuut vroeger of
de minuut later De grafieken komen ter
tafel, want in de spoorwegbureaux werkt
men nu eenmaal niet met het spoorboekje,
doch met grafieken, waarop alle treinen in
lijn zijn gebracht, die op een bepaald baan
vak loopen: en uit het beloop van zoo'n lijn
is direct alles af te lezen omtrent dien
trein.
„U heeft wel eens verteld, dat een trein,
die een paar minuten later zou vertrek
ken. om nog een aansluiting lot stand te
brengen, dikwijls de geheele dienstrege
ling in de war gooit."
Natuurlijk. Dat is altijd de
groote puzzle bij het samenstel
len van de dienstregeling. La
ten we maar weer eens een voorbeeld
bij den kop nemen. Trein 369 vertrekt
uit Amsterdam om 15.43, en komt, via
Enkhuizen en de boot om 18.47 te Leeu
warden aan. Precies op hetzelfde tijd
stip, namelijk te 18.47, vertrekt van
Leeuwarden trein 232 naar Zwolle en
verder. In de oogen van den leek ma
ken hier de Spoorwegen een groote
fout, toonen hier de Spoorwegen, zooals
dat heet, een volslagen gebrek aan in
zicht in de verkeers- en vervoersbelan-
gen. Want, zoo redeneert die leek, wat
is er nu eenvoudiger, dan om dien trein
een paar minuten later te laten ver
trekken. Dan heeft hij nog aansluiting
op 309 uit Amsterdam, enz. Neen. het
is met de Spoorwegen weer heelemaal
mis, aldus die leek, die natuurlijk ver
geet. dat de Spoorwegen dit ieelijke
punt in de dienstregeling ook zelf heb
ben opgemerkt. Sterker, de afdeeling
dienstregeling van de Spoorwegen staat
voor het feit, of zij niet beter doet deze
aansluitingsmogelijkheid te verbloe
men."
„Verbloemen?"
„Ja. immers indien er eenig verschil
in vertrek- en aankomsttijd zou zijn,
zou het publiek het niet hebben van de
aansluiting gemakkelijker aanvaarden.
Dit zou kunnen door trein 232 vroeger
uit Leeuwarden te laten vertrekken, en
trein 369 later in Leeuwarden aan te
brengen, door niet de hoogst toelaatbare
snelheid voor deze treinen toe te pas
sen.
Wij zouden dus deze treinen
eigenlijk moeten verboemelen. De
afdeeling dienstregeling meent ech
ter, dat het belang van de overige
reizigers, die van die aansluiting
geen gebruik maken, meer wordt
Het grafische beeld van een belangrijk
knooppunt (Zwolle) Men ziet dat het
een volkomen regelmatige figuur is
(dank zij den regelmatigen dienst) die
zich gedurende den dag eenige malen
herhaalt
gediend door wel de hoogst toelaat
bare snelheid toe te passen, en de
reizigers zoo vroeg als mogelijk i6 te
Leeuwarden aan te brengen en zoo
laat mogelijk vandaar te laten ver
trekken en dus het „Ieelijke punt"
in de dienstregeling te aanvaarden
zooals het thans bestaat.
tt-LN
U gaat het me een beetje dui
zelen." „Toch is het niet zoo
heel ingewikkeld, als U de gra
fiek maar volgt. Een heel plezierige
aansluiting zou te Leeuwarden kunnen
worden gemaakt, door bijvoorbeeld trein
232 zeg vijf minuten later te laten ver
trekken naar het Zuiden, zou diezelfde
leek zoo oppervlakkig zeggen. Maar
daarover schudt de man van de dienst
regeling het hoofd, want dat beteekent
niet alleen, dat die trein 232 over de
heelo lengte van het traiect vijf minuten
later loopt, maar ook alle met trein 232
samenhangende treinen.
En daar zit 'em nu de kneep. Als
U de grafiek volgt, ziet U, dat het
tot Zwolle nog heef aardig zou kun
nen gaan, maar dan komt de misère.
Aansluitend op trein 232 zijn bijvoor
beeld trein 132, van Groningen naar
Rotterdam en den Haag, en 332, van
Enschede naar Amsterdam over
Amersfoort. Niet alleen sluiten die
onderling te Amersfoort aan, maar
achter deze sneltreinen volgen weer
andere, ook een internationale trein,
die dan allemaal die ..beroemde
Leeuwardensche vijf hnh'uten zou
den moeten worden verlaat.
Zoo zouden die vijf minuten hun door
werking vinden over het geheele spoor
wegnet, niet alleen in Amersfoort en
Amsterdam, maar ook in Utrecht. Rot
terdam, den Haag en Eindhoven, ten
nadeele van alle aansluitingen, die daar
weer mede samenhangen. En bovendien
zou daarmee de regelmaat, die op het
grootste gedeelte van het Nederlandsche
spoorwegnet is ingevoerd, volkomen in
de war zijn gebracht.
Inderdaad, als wij de grafiek verder
lezen, blijkt bijvoorbeeld door de
Leeuwardensche vijf minuten de trei
nenloop tusschen Utrecht—Woerden en
Woerdenden Haag volkomen in de
war te loopen, Wprkelijk, de dienst
regeling der Spoorwegen is een kwestie
van minuten!
„En nu zult U zeggen: laat dan die
trein 396 uit Amsterdam naar Leeuwar
den vijf minuten vroeger vertrekken.
Als U het zegt moet ik opnieuw het
hoofd schudden, want ook dat kan niet,
want dan zouden de treinen uit de rich
tingen Hilversum en Alkmaar ook weer
vervroegd dienen te worden, omdat die
aansluiting geven aan 369, terwijl die
uit Alkmaar tevens nog een aansluiting
uit Haarlem en omstreken verwerkt. U
ziet het, de dienstregeling is een spinne-
web, waarin niet één draadje kan wor
den verschoven, zonder dat de onder
linge samenhang absoluut verbroken
wordt."
Een en ander blijkt duidelijk uit de
bij dit artikel gevoegde reproducties van
een deel eener grafiek. Tevens ziet men
zeer goed de groote regelmaat welke in
de dienstregeling dor treinen is gekomen
sinds 15 Mei 1938, indien men de repi'O-
ductie van 1937 vergelijkt met die van.
thans.
Het plaatje van een belangrijk knoop
punt (Zwolle) geeft wel zeer duidelijk
aan hoe de aansluitingen aldaar zijn.
Deze knoop herhaalt zich tal van malen
per dag op dezelfde minuten, alleen het
uur verandert.
En daarom staat de leek dikwijls ver
baasd over „die Spoorwegen", terwijl hij
niet zoo verbaasd zou zijn, als hij ook
eens de grafieken zou kunnen bekijken,
die tijdens dit gesprek voor ons lagen.
Waarlijk, als die leek de grafieken eens
zou kunnen bekijken zou hij evenzeer
onder den indruk komen van de con
structie, van de minutieuze constructie
van dit spinneweb, als wij, die nu met
eigen oogen hebben gezien, dat er inder
daad geen speld tusschen is te krijgen.
Maar een titanenarbeid blijft, het, zoo
tweemaal in een jaar, die dienstregeling!
S«rkeUfcf»«th»*— u,n
TilbyraULALiLW Tilburg -
- 6 7 8.9*0 I.I. I 6A7<»8*9.*0
Een vergelijking van de grafiek van den treinenloop op een bepaald baanvak in
1937 (links) en die van thansToen volkomen onregelmatig en willekeurig,
thans een volkomen regelmatige figuur, waaruit de stoptreinen zijn verdwenen,
omdat de halteplaatsen zijn opgeheven