Verbindend-verklaring bedrijfs
regelingen in den landbouw
Leeriingenschaal moet
worden verbeterd
MOOR
Naar bedrijfs-organen met
verordenende bevoegdheid
Wie 100 K.M. snelheid rijdt,
draagt een groote
verantwoordelijkheid
Geen crisis
maatregelen
De heer v. Houten
dient wets
ontwerp in
Drie maanden geëischt tegen
automobilist
Het doodelijk
ongeval bij
Muiden
Radio-programma
2e BLAD PAG. 2
AMtKShüUKlbCH DAGBLAD
WOENSDAG 7 JUNI 1939
De minister van economische zaken heeft een wetsontwerp inge
diend, dat voorziet in het verbindend of onverbindend verklaren van
bedrijfsregelingen voor het landbouwbedrijf, welke geen crisiskarak
ter dragen en door daartoe te scheppen rechtspersonen zullen zijn
vastgesteld.
Als regelingen, welke voor een dergelijke verbindendverklaring
in aanmerking komen, heeft de minister zich gedacht o.m. teelt- en
productieregelingen, regelingen tot opkoop van surplus aan land
bouwproducten, regelingen betreffende inlevering, rationeele pro
ductie, kwaliteitsverbetering, afzet en bewerking. Bij krachtige ont
wikkeling der economische bedrijfs-organisatie in den landbouw op
grond der voorgestelde wet zou volgens de memorie van toelichting
de instelling van bedrijfsorganen met verordenende bevoegdheid in
de lijn der ontwikkeling liggen-
persoonlijkheid bezittend lichaam in
het leven roept, dat dan de gewenschte
regeling ontwerpt en voor haar leden
of aangeslotenen vaststelt. Door dit
orgaan kan dan algemeen verbindend
verklaring voor het geheele land of een
gedeelte des lands, aan den minister
van economische zaken worden ver
zocht. welk verzoek kan worden inge
willigd. indien eenige voorwaarden zijn
vervuld.
Uit de memorie van toelichting blijkt
nu verder, dat deze wet niet alleen be
doeld is voor den landbouw in engen
zin, n.l. de voortbrenging van land
bouwproducten, doch ook voor den han
del in en do industrie van landbouw
producten. Door deze ruime werkings
feer kan b.v. worden bereikt, dat voor
één landbouwproduct met één bedrijfs
regeling, gebaseerd op één wet, kan
worden volstaan.
Aanleiding tot indiening van
het ontwerp is het feit, dat in den
landbouw het inzicht baan breekt,
dat de omstandigheden waaron
der het bedrijf in den landbouw
moet worden gevoerd, ingrijpend
zijn gewijzigd en dat, wil het be
drijf zich aan deze omstandighe
den kunnen aanpassen, nieuwe
vormen van economische samen
werking noodzakelijk zijn. In het
bijzonder ten gevolge van den
nog steeds toenemende belemme
ringen, welke aan den uitvoer van
landbouwproducten in den weg
worden gelegd, wordt de bedrijfs
voering in den landbouw voor
steeds moeilijker problemen ge
steld.
De regeering heeft bij de maatrege
len, die zij ten behoeve van den land
bouw heeft getroffen en nog steels treft
aan deze problemen uiteraard ook aan
dacht gewijd. Zij meent, echter, dat
zij, hoezeer zij ook het bedrijf met voor
lichting en steun ter zijde kan staan,
niet de in de eerste plaats aangewezen
instantie is om het bedrijfsleven in den
landbouw op een hooger peil te bren
gen en b-v. door het zoeken van doel
matiger productiemethoden of nieuwe
afzetmogelijkheden de bestaande moei
lijkheden tot een oplossing te brengen.
Deze taak rust in de eerste plaats op
het bedrijfsleven zelf, dat zich door een
juisten vorm van samenwerking heter
aan de gewijzigde economische omstan
digheden kan aanpassen.
Uit de behandeling van de
vraag, welke regelingen nu wel op
'grond van deze wet door het
landbouwbedrijf ter hand geno
men kunnen worden, blijkt, dat
het ontwerp er van uitgaat, dat
'daarvoor in aanmerking komen
alle regelingen, welke geacht kun
nen worden van blijvende waarde
voor de economische ontwikke
ling van den landbouw te zijn.
Dit beteekent, dat het niet de be
doeling is, dat „crisismaatrege
len" op de basis van dit webont
werp tot stand worden gebracht.
Of een maatregel het karakter van
crisismaatregel al dan niet bezit is
uiteraard niet aan de hand van een
scherp omlijnde definitie vast te stel
len. Zeer veel hangt af, aldus de me
morie van toelichting, van de econo
mische perspectieven van den bedrijfs
tak, waarop de maatregel betrek
king hééft en van de economische
strekking van den maatregel zelf.
De tweede vraag, welke bij het ont
werpen van dit wetsvoorstel is gesteld,
betreft de vraaor welken vorm deze
nieuwe economische samenwerking in
den landbouw diende te verkrijgen. De
ze vraag is beantwoord in dezen zin,
dat een nieuwe wettelijke vorm nood
zakelijk werd geacht
Deze nieuwe vorm moest aan drie
voorwaarden voldoen, n.l.
1. de regelingen moeten uit het be
drijfsleven zelf voortkomen en dus niet
door de regeerine worden opgelegd;
2. de bemoeiing der overheid moest
zich tot leiding en toezicht kunnen be
palen;
3. overheersching van den land
bouw over daaraan verwante takken
van handel en nijverheid moest wor
den voorkomen.
Voor den wettelijken vorm Is nu
aansluiting gezocht hij do wel tot
het algemeen verbindend- en on*
verbindend-verklaren van ondorne-
mersovereenkomstcn, echter met dit
verschil, dat slechts verbindend-
verklaard kunnen worden bedrijfs
regelingen. welke door een door on
dernemers in het leven, geroepen
orgaan zijn vastgesteld.
De gane van zaken 1» hierbij aldus
gedacht, dat hetzij een of miecr organi
saties, hetzij een belangrijke gropp van
ondernemers, welke van meening ziin.
dat voor# hun bedrijf een economische
bedrijfsregeling geboden is, een rechts-
Als voorwaarde ten aanzien van
de algemeen verbindendverklaring
is voorts gesteld, dat het economi
sche bedrijfsbelang verbindendver
klaring vordert en dat de verbin
dendverklaring niet in strijd is met
het algemeen belang.
De bedoeling van deze voorwaarde
is de volgende.
Indien de mogelijkheid om een be
drijfsregeling aan alle ondernemers in
een bedrijf op te leggen wordt overwo
gen, dient; allereerst te worden nage
gaan, of het economische belang van
dat bedrijf daarmede zoozeer gediend
is, dat verbindendverklaring als een
vcreischte voor een juiste economische
ontwikkeling van dat bedrijf kan wor
den aangemerkt. Niet altijd kan het
geheele bedrijfsbelang door de onder
nemers zelf worden overzien en wel in
het bijzonder niet in die gevallen, waar
tengevolge van tegenstellingen tus-
schen de verschillende groepen van on
dernemers het bedrijfsbelang in zijn
geheel minder duidelijk naar voren
treedt.
In het stellen der voorwaarde, dat
het economische bedrijfsbelang verbin
dendverklaring vordert, is derhalve tot
uitdrukking gebracht, dat alle in het
betreffende bedrijf aanwezige belangen
door den minister tegen elkaar zullen
worden afgewogen, ten einde te kun
nen vaststellen of de regeling zelf van
zoodanige beteekenis voor den betrok
ken bedrijfstak is. dat het belang van
het bedrijf in zijn geheel gezien, verbin
dendverklaring eischt.
Indien blijkt, dat aan deze in het
bedrijf gelegen voorwaarde is voldaan,
dient te worden nagegaan of buiten het
bedrijf gelegen belangen zich "tegen
verbindendverklaring verzetten. Daar
toe is als tweede voorwaarde gesteld,
dat verbindendverklaring niet in strijd
zij met het algemeen belang.
Hierbij zal in het bijzonder het con
sumentenbelang worden overwogen.
Bevat, aldus de memorie van toelich
ting, de in het ontwerp vervatte rege
ling tot verbindendverklaring voldoen
de waarborgen tegen een onjuiste en
onrijpe totstandkoming van bedrijfsre
gelingen in den landbouw, aan den an
deren kant houdt het. indien de land
bouw waaronder dus ook de handel
in en de industrie van landbouwpro
ducten is te verstaan zich de gebo
den gelegenheid ten nutte zal weten te
maken om door zelfwerkzaamheid en
doeltreffende organisatie nuttige econo
mische regelingen te treffen, de moge
lijkheid in van een krachtige ontwik
keling van de economische bedrijfsor
ganisatie in dat onderdeel van ons na
tionale bedrijfsleven.
Deze ontwikkeling zou, indien
zij gunstig blijkt te zijn, op den
duur er toe kunnen leiden, dat op
grondslag van artikel 152 der
grondwet voor het bedrijfsleven
in den landbouw lichamen in het
leven worden geroepen, welke
met verordenende bevoegdheid
zouden kunnen worden bekleed.
Uit den verderen inhoud van de me
morie van toelichting blijkt, dat men
zich als regelingen, waarvoor deze wet
zal kunnen worden gebruikt, o.m. ge
dacht heeft teelt- en productieregelin
gen, regelingen tot opkoop van surplus
aan landbouwproducten, regelingen
tot inlevering van een bepaald deel der
producten, maatregelen, welke op meer
rationeele productie en kwaliteitsver
betering gericht zijn. regelingen betref
fende den afzet in binnen- en buiten
land en ten aanzien van de be- en ver
werking van landbouwproducten.
„Kweekeling met akte"'
dient te verdwijnen
Ingediend is een voorstel van
wet van den heer van Houten tot
wijziging van de artikelen 28 en
191 der lageronderwijswet 1920.
Aan de memorie van toelichting is
het volgende ontleend:
De wenschelijkheid, om door verla
ging der in artikel 28 van de lager
onderwijswet 1020 vastgestelde getallen
te komen tot verbetering der lcerlin-
genschalen, behoeft nauwelijks meer
aangetoond te worden.
De voorsteller meent, dat een ein
de gemaakt moet worden aan het
euvel der te groofe klassen en tege
lijkertijd aan den hoogst onge-
wenschton en met alle eischen van
sociale rechtvaardigheid strijdenden
toestand, dat meer dan 4100 nood
zakelijke leerkrachten, die, onder
den naam „kweekeling" met acte",
de bevoegdheid van een onderwij
zer verrichten en de verantwoorde
lijkheid van een onderwijzer dra
gen. zonder nochtans de rechtsposi
tie van een onderwijzer te bezitten
en een salaris te ontvangen over
eenkomstig dat van een onderwij
zer. Deze figuur past niet in ons on
derwijssysteem en dient daaruit te
verdwijnen.
Dit laatste zal slechts mogelijk
zijn door een gelijktijdige belang
rijke verbetering der in artikel 28
vastgelegde getallen. Het voorstel
bedoelt dus zoowel het paedago-
gische belang der scholen te die
nen, als de sociale gerechtigheid
te bevorderen. Deze beide motie
ven zijn voldoende om een meer
dere uitgave van ongeveer 6 mil-
lioen gulden te rechtvaardigen.
Tenslotte heeft bij den voorsteller
ook zwaar gewogen de overweging,
dat het belang van ons onderwijs vor
dert, dat jaarlijks een behoorlijk quan-
VAN HOUTEN
turn jong, frisch
bloed aan het
corps der leer
krachten wordt
toegevoegd, het
geen gedurende
de laatste 5 êt 6
jaar nagenoeg
niet het geval is
geweest.
Al deze over
wegingen heb
ben hem doen
besluiten zijn
voorstel van wet
in te dienen, nu
tot zijn groote
teleurstelling van den minister van on
derwijs, kunsten en wetenschappen een
voorstel tot verbetering der leerlingen-
schalen blijkbaar nog niet te wachten
is.
Van het voorgestelde wetsontwerp
luidt artikel 1 als volgt:
De eerste vier leden van art. 28 der
lager-onderwijswet 1920 worden gelezen
als volgt:
1. Aan elke school voor gewoon lager
onderwijs wordt het hoofd bijgestaan
door tenminste één onderwijzer, zoodra
het aantal leerlingen zes en dertig, door
tenminste twee onderwijzers, zoodra het
een en zeventig, door tenminste drie
onderwijzers, zoodra het honderd zes,
door tenminste vier onderwijzers, zoo
dra het honderd een en veertig be
draagt.
2. Voor elk vijf en veertigfal leer
lingen boven de honderd een en veer
tig wordt een onderwijzer meer ver-
eischt.
3. Aan elke school voor uitgebreid
lager onderwijs wordt het hoofd bij
gestaan door tenminste één onderwij
zer, zoodra het aantal leerlingen negen
en twintig bedraagt.
4. Voor elk acht en twintigtal leer
lingen boven de negen en twintig
wordt een onderwijzer meer vercischt-"
Van art. 2 is de bedoeling de moge
lijkheid om zoogenaamde „kwec-kelin-
gen met akte", als zelfstandige leer
kracht in de scholen te gebruiken, te
doen vervallen.
Tn artikel 3 is de inwerking!;eding
van de wet bepaald op t Januari 1940
DE MALVERSATIES TE DOORNSPIJK
In zijn 'Maandag gehouden vergade
ring heeft de gemeenteraad van Doorn
spijk met algemeene stemmen besloten
oneervol ontslag te verleenen aan den
secretaris en ontvanger der gemeente,
die Ihans wegens malversaties in het
huis van bewaring te Zwolle zijn inge
sloten.
Tot tijdelijken secretaris benoemde de
raad den heer Js. v. Hulsteyn, tijdelijk
ambtenaar ter secretarie.
De rechtervleugel van de Nachtegaalwerd bij het vliegtuigongeluk, dat Dins-
dig on Schiphol plaats vond. van het toestel gerukt.
AMSTERDAM, 6 Juni. - Het
gerechtshof, gepresideerd door
mr. Joh. M. Jolles, zette vandaag
de behandeling voort van de
strafzaak tegen een commission-
nair in effecten uit Hilversum, die
door de rechtbank wegens het
veroorzaken van dood door
schuld was veroordeeld tot vier
maanden gevangenisstraf plus in
trekking van het rijbewijs voor
den tijd van één jaar.
In den nacht van 1 op 2 October van
het vorige jaar was hij op den rijks
straatweg naar het Gooi in botsing ge
komen met een vrachtauto met trailer,
die aan de rechterzijde van den weg stil
stond. Verdachte had dien avond een
dinertje in het Gooi gehad en hij was
daarna met zijn gastheer en gastvrouw
en nog een dame naar het „Bosch van
Bredius" gereden. Daarna was het ge
zelschap naar Amsterdam gegaan, waar
w ederom een café werd bezocht. Bij het
diner en het daarop gevolgde cafébezoek
had verd. het een en ander gedronken.
Op den terugweg gebeurde het
zeer ernstige ongeluk. Verdachte
reed met groote snelheid tegen de
achterzijde van de vrachtauto.
Verd.s gastheer, de heer Schölvinck
overleed kort na het ongeluk, de
twee dames waren tamelijk ernstig
gewond. Verdachte liep lichte ver
wondingen op. De auto was totaal
vernield.
De groote kwestie waar de verhooren
hoofdzakelijk om draaiden was de ver
lichting van de stilstaande vrachtauto
met trailer. De verlichting was defect
geweest, doch de chauffeur verklaarde
dat hij een noodverlichting in orde had
gemaakt, zoodat voor het. ongeluk de
lichten weer brandden. Volgens verd»
was dit niet het geval en bovendien
was hij in de war gebracht door een
naar dc achterzijde van de wagen schij
nende witte lamp, zoodat hij in de mee
ning verkeerde dat een tegenligger aan
dc verkeerde zijde van den weg aan
kwam. Verd. had daarom uiterste, rech
terzijde van den weg gehouden en was
daardoor met de stilstaande auto in bot
sing gekomen.
Bceds eerder hoorde het gerechtshof
in deze zaak eenige getuigen, de behan
deling moest toen echter toL vandaag
worden uitgesteld.
Eerst besprak het hof met de getuigen
nogmaals de kwestie van de verlichting.
Een medisch student was vlak na het
gebeurde met zijn auto op het terrein
van het ongclvlk gekomen. Over de ver
lichting wist de student weinig te ver
tellen, hij had den indruk gpkregen, dat
verd. niet onder invloed van alcohol ver
keerde. Hij reageerde volkomen nor
maal.
Het roode achterlicht van de trailer
brandde wel, maar het was niet helder.
Of er een schijnwerper brandde kon ge
tuige niet met zekerheid zeggen. Het
achterlicht was hem niet opgevallen
toen hij aan kwam rijden, hij had het
pas gezien toen hij reeds was uitgestapt.
Een tweede student die in de auto van
den vorigen had gezeten, had een ach
terwaarts gerichte schijnwerper zien
hranden. Een automobilist die vlak voor
het ongeluk den trailer was gepasseerd,
was van meening, dat het stilstaande
voertuig niet verlicht was geweest.
Een andere getuige verklaarde, dat hij
met groofe snelheid op de tweede baan
van den rijksweg had gereden. Toen hij
de plaats passeerde, waar later het on
geluk zou gebeuren, had hij op het nip
pertje den trailer kunnen ontwijken.
Het stilstaande voertuig was niet ver
licht cn getuige riep tegen den man, die
juist uit de cabine van de vrachtauto
stapte: „stommeling".
Deskundige K. A. Rövekamp door de
verdediging gedagvaard had een schema
gebouwd van de verlichting van de
vrachtauto en van de door den chauf
feur gemaakte noodverlichting.
Desk. demonstreerde met. batterijen,
draden en lampjes en poogde aan te
tooncn, dat de verklaringen van den
chauffeur van den trailer niet juist kon
den zijn.
Een automobilist, die vlak voor verd.
langs de trailer was gereden en die ter
nauwernood een ongeluk had kunnen
voorkomen, had zich na de veroordee
ling van verd. door de rechtbank, vrij
willig als getuige opgegeven. Hij was
van meening, dat verdachte, die pl.m.
100 K.M. reed, niet roekeloos had gehan
deld en dat het ongeluk te wijten was
aan de trailer.
Het drankgebruik
Vervolgens werd de kwestie van het
drankgebruik behandeld.
De zenuwarts W. F. Glastra van Loon
uit Hilversum had verd. eenige maan
den na het ongeluk onderzocht. Ook had
hij met verd. de alcoholproef genomen.
Verd. had. precies dezelfde hoeveelheid
drank genuttigd in denzelfden tijd als
on den avond voor het ongeluk. Van
dronkenschap was geen sprake geweest.
Hij beschikte over intacte geestelijke en
lichamelijke functies.
Ook had desk. het alcoholgehalte in
het bloed onderzocht, dat ver beneden
de alcohol-intoxicatie lag. Verd. had op
desk. niet den indruk van lichtzinnig
en luchthartig gemaakt. Met klem be
toogde verd. naar aanleiding van deze
verklaring, dat hij in geen enkel op-
zich onder den invloed was geweest.
Enkele bezoekers van het café, waar
het gezelschap van verd. dien laten
avond had gezeten verklaarden, dat de
verd. zéér rustig was toen hij wegging
en niets op dronkenschap of alcoholmis
bruik wees.
MeJ. dr. Biegel had verd. aan een psy
chotechnisch onderzoek voor chaufffeur
onderworpen. Weer had verd. onder de
zelfde omstandigheden dezelfde hoeveel
heid alcohol gedronken. Vóór verd. al
cohol had gebruikt was hij psychotech
nisch gekeurd. Het resultaat was vol
doende. Na het drankgebruik had de
tweede keuring plaats. Het resultaat
was wel iets minder, doch toch nog vol
doende en er was geen sprake van, dat
verd. geen auto zou kunnen besturen,
wat bovendien de rijproeven bewezen.
Ook had dr. Biegel een onderzoek inge
steld naar de gevoeligheid \oor verblin
ding. Ter zitting lichtte prof. dr. F.
Roels uit Utrecht het rapport toe.
Requisitoir
Na de pauze was het woord aan den
procureur generaal mr. J. Versteeg voor
het houden van zijn requisitoir.
Wanneer men rijdt met een snel
heid van 80 a 100 k.m. moet men
zich wel bewust zijn van de ver
antwoordelijkheid die men draagt
voor zichzelf en zijn passagiers. Ho®
mooi, hoe breed die weg ook is, hoe
goed de auto loopt en reageert, men
moet nooit uit het oog verliezen,
dat er op dien weg nog andere
menschen rijden. Menschen die on
voorzichtig zijn of die pech hebben.
Verd. had alcohol gebruikt, dat geeft
hij zelf toe. Dat alcoholgebruik geeft
ongetwijfeld een zekere mate van bra-
nieachtigheid, waardoor het verant
woordelijkheidsgevoel wordt vermin
derd. Vervolgens besprak het O.M. de
handelingen van den trailcrchauffeur
Het grootste moment van gevaar was
aangebroken toen die chauffeur de ach
terlichten ging herstellen, die korten
tijd later weer brandden. De verklarin
gen van dien chauffeur zijn aanvaard
baar omdat de getuigen hem op car-
dinale punten niet tegenspreken. Wij
dienen dus zijn verklaringen te aan
vaarden.
Toen de achterlichten weer brand
den aldus heeft, de chauffeur ver
klaard heeft hij de achterwaarts ge
richte schijnwerper met. zijn pet afge
dekt. Deze verklaring komt weer over
een met getuigenverklaringen.
Wij moeten dus aannemen, dat
op het moment van de aanrijding
de achterlichten brandden en de
schijnwerper was bedekt door
een pet. Voor den verdachte is
er geen verontschuldiging te vin
den voor het feit, dat hij de roode
achterlichten niet heeft gezien.
Verdachte heeft niet behoorlijk
opgelet, daarvan aldus mr. Ver
steeg ben ik volkomen over
tuigd. Terecht kwam de recht
bank dan ook tot de conclusie dat
verd. schuldig is. Spr. requireer-
de wegens veroorzaken van dood
DONDERDAG 8 JUNI
HILVERSUM I, 1875 en 415.5 M. 8 00
KRO; 10.00 NCRV; 11.00 KRO; 2 00—
12.00 NCRV.
8-00 Gram.muziek; (Om 8.15 Berichten)^
9.00 Hoogmis; 10.00 Gram.muziek; 10.15 Mop
gendienst; 10.45 Gram.muziek; 12.00 Bericfc.
ten; 12.15 Gram.muziek; 12.30 KRO-orkest
(1.001.15 Gram.muziek); 2.00 Handwerk-
cursus; 3.00 Pianovoordracht en gram.muziek
3.45 Bübelelzing; 4.45 Gram.muziek; 5.00
Handenarbeid voor de jeugd; 5.30 Orgelcon
cert; ca. 6.30 Berichten, gram.muziek; 6.45
CN V-kwartiertje; 7.00 Berichten; 7.15 Boek.
bespreking; 7.457.55 Gram.muziek; 8.00
Berichten ANP, Herhaling SÖS-berichtcn;
8.15 De Eemlanders; 9.00 Causerie ,,De Pro
Deo Rechtspractük"; 9.30 Gram.muziek;
10.00 Berichten ANP, actueel halfuur; 10.30
De Vedelaars; 10.45 Gymnastiekles; 11.00
De Vedelaars; 11.25 Gram mziek; 11.50
12.00 Schriftlezing.
HILVERSUM II, 301.5 M. AVRO-Ult-
zending.
8.00 Gram.muziek (ca. 8.15 Berichten);
10.00 Morgenwijding; 10.15 Gram.muziek;
10.30 Voor de vrouw; 10.35 Orgelconcert;
11.00 Voor de vrouw; 11.10 Omroeporkest
(ca. 12.15 Berichten)12.20 Gram.muziek;
12.45 AVRO-Amuseipents-orkest; 1.15 Ensem
ble Jetty Cantor (2.002.15 Orgelspel); 3.00
Disco-variété; (Om 3.45 Berichten); 4.00
Voor zieken en thuiszitlenden; 4.30 Viool en
piano; 5.00 Voor de jeugd; 5.30 AVRO-Amu-
sements-orkest; 6.28 Berichten; 6.30 Sport,
halfuur; 7.00 Cabaret-programma; 7.40 Dia
loog „Nederland, waterland"; 8.00 Berichten
ANP; Radiojournaal, mededeelingen; 6.25
Omroeporkest, AVRO-opera.koor en solist;
3.10 Komische voordracht; 9.40 Vervolg con
cert; 10.20 Renova-septet en soliste; 11.00
Berichten ANP, Hierna: Dansmuziek (Gr.
pl.)11.45—12.00 Orgelspel.
DROITWICH. 1500 M. 12.05 Gram.mu-
ziek; 12.20 Xylofoon en marimba; 12.36
Dansmuziek (Gr.pl,); 1.20 Orgelspel; 1.50—
2.20 Sectie van het BBC-Northern Ireland-
orkest en solist; 3.103.30 Declamatie; 3.35
BBC-orkest en soliste; 5.05 Voor de vrouw;
5.20 Uit Washington: Reportage; 5.50 Het
Polish Octet; 6.20 Berichten; 6.40 Landbouw-
praatje; 7.00 BBC-Midland orkest en solisten
8.00 Causerie „The Arctic today - Aeroplanes
and Dogs"; 8.20 Gevarieerd programma;
9.05 Radio-to'oneel; 9.20 Berichten, nieuws
uit Washington; 9.50 Literair-muzikaal pro
gramma; 10.20 Korte kerkdienst; 10.40 Joe
Loss en zijn Band; 11.40 Gram.muzek; 12.10
12.20 Berichten.
RADIO-PARIS, 1648 M. 12.35 Zang; 1.25
Jane Evrard's Damesorkest; 2.35 Zang; 2.50
Jeugdconcert; 4.35 Pianovoordracht; 4.50
Cellovoordracht; 5.25 .Solistenconcert; 6.05
Radiotooneel; 7.20 Het Derveaux-orkest;
8.50 Het Nationaal orkest, het Raugel-koor
en solist; 11.2011.35 'Gram.muziek.
KEULEN, 456 M. 6.30 Gram.muziek;
7.35 Stedelijk orkest van Ornabriick; 8.30
Orgelconcert (opn.); 8.50 Het Omroepklein-
orkest; 10.20 Volksliederen; 10.50 Viool en
piano; 11.35 Gram.muziek; 12.20 Het Om-
roepkleinorkest en Jos Preissler's solisten;
2.303.20 Populair concert; 4.20 Otto Do-
brindt's orkest; 6.40 Gram.muziek; 6.50 CA-
cilia-koor en soliste; 8,50 Populair concert;
10.5512.20 Kurt Rehfeld's kapel, Stuttgar-
ter Volksmusik en solisten.
BRUSSEL, 822 en 484 M. 3?2 M.: 12.20
Gram.muziek; 12.50 Het Omroeporkest; 1.30
Het Ómroepdansorkest; 1.502.20, 520. 6,50
7.20 en 8.20 Gram.muziek; 9.20 Het Omroep,
symphonieorkest, het Omroepkoor en solist;
10.3011.20 Gram.muziek.
484 M.: 12.20 Gram.muziek; 12.50 en 1.30
Het Radio-orkest; 1.502.20, 5.20,6.35 en
7.35 Gram.muziek; 8.20 en 9.35 Het Radio-
orkest en Gram.muziek; 10.3011.20 Gram.
muziek.
DEUTSCHLANDSENDER. 1571 M. 8.35
Literair programma; 9.00 Het Omroeporkest
en solisten; 10.20 Berichten; 10.40 Hoorbe-
richt; 10 50 Pianovoordracht: 11.05 Berich
ten; 11.20—12.30 Het Stedelijk orkest van
Diisseldorf en solisten (Opn.).
WIJNHANDEL „DE MOOR"
f 3.25 per literkruik. TEL. 129
door schuld drie maanden gevan
genisstraf
Verdediging
Het woord was vervolgens aan de
verdediging, mr. F. Heemskerk en mr.
Th. Muller Massis.
Mr. Heemskerk besprak in zijn uit
voerig pleidooi den persoon van ver
dachte. die reeds jarenlang auto rijdt en
nooit met den strafrechter in aanraking
is gekomen. Het psycho-technisch on
derzoek wijst uit. dat hij een middel
matig rijder is, die echter ook na
drankgebruik voorzichtig rijdt.
Tot in bijzonderheden besprak mr.
Heemskerk de verklaringen over de
verlichting van den trailer. Pl. meende,
dat de verklaringen van den chauffeur
over het brandende achterlicht onaan
vaardbaar waren. Ook is het geenszins
onaannemelijk, dat de schijnwerper
volop brandde en verd., zooals hij
steeds verklaarde, in den war bracht.
Nu wordt er van de zijde van het O.M.
aangevoerd, dat verd. had moeten stop
pen. doch dat was in het gegeven ge
val evenmin verantwoord als scherp
naar links uithalen.
Na nog het rapport van den deskun
dige a charge te hebben besproken
concludeerde pl. tot vrijspraak.
Mr. Muller Massis bepaalde zich
hoofdzakelijk tot de kwestie van de
door verd. gebruikte hoeveelheid alco
hol. Ten onrechte, meende pl., rust op
verdachte de smet, dat hij het ongeluk
zou hebben gekregen na misbruik van
sterken drank. Dat is hoogst onbillijk,
want thans is wel zeer duidelijk ge
bleken, dat van drankmisbruik geen
sprake is geweest. Verd. was zelfs niet
licht aangeschoten en alcohol heeft
zeer geen invloed gehad op het rijden
van den verd., zoodat de drank in dit
proces rustig buiten beschouwing kan
worden gelalen.
Ook was pl. van meening, dat grove
schuld van verdachte geenszins bewe
zen is. Mr. Muller Massis concludeerde
evenals zijn medepleiter tot vrijspraak.
Arrest 20 Juni.