Verbindend-verklaring bedrijfs regelingen in den landbouw Leeriingenschaal moet worden verbeterd MOOR Naar bedrijfs-organen met verordenende bevoegdheid Wie 100 K.M. snelheid rijdt, draagt een groote verantwoordelijkheid Geen crisis maatregelen De heer v. Houten dient wets ontwerp in Drie maanden geëischt tegen automobilist Het doodelijk ongeval bij Muiden Radio-programma 2e BLAD PAG. 2 AMtKShüUKlbCH DAGBLAD WOENSDAG 7 JUNI 1939 De minister van economische zaken heeft een wetsontwerp inge diend, dat voorziet in het verbindend of onverbindend verklaren van bedrijfsregelingen voor het landbouwbedrijf, welke geen crisiskarak ter dragen en door daartoe te scheppen rechtspersonen zullen zijn vastgesteld. Als regelingen, welke voor een dergelijke verbindendverklaring in aanmerking komen, heeft de minister zich gedacht o.m. teelt- en productieregelingen, regelingen tot opkoop van surplus aan land bouwproducten, regelingen betreffende inlevering, rationeele pro ductie, kwaliteitsverbetering, afzet en bewerking. Bij krachtige ont wikkeling der economische bedrijfs-organisatie in den landbouw op grond der voorgestelde wet zou volgens de memorie van toelichting de instelling van bedrijfsorganen met verordenende bevoegdheid in de lijn der ontwikkeling liggen- persoonlijkheid bezittend lichaam in het leven roept, dat dan de gewenschte regeling ontwerpt en voor haar leden of aangeslotenen vaststelt. Door dit orgaan kan dan algemeen verbindend verklaring voor het geheele land of een gedeelte des lands, aan den minister van economische zaken worden ver zocht. welk verzoek kan worden inge willigd. indien eenige voorwaarden zijn vervuld. Uit de memorie van toelichting blijkt nu verder, dat deze wet niet alleen be doeld is voor den landbouw in engen zin, n.l. de voortbrenging van land bouwproducten, doch ook voor den han del in en do industrie van landbouw producten. Door deze ruime werkings feer kan b.v. worden bereikt, dat voor één landbouwproduct met één bedrijfs regeling, gebaseerd op één wet, kan worden volstaan. Aanleiding tot indiening van het ontwerp is het feit, dat in den landbouw het inzicht baan breekt, dat de omstandigheden waaron der het bedrijf in den landbouw moet worden gevoerd, ingrijpend zijn gewijzigd en dat, wil het be drijf zich aan deze omstandighe den kunnen aanpassen, nieuwe vormen van economische samen werking noodzakelijk zijn. In het bijzonder ten gevolge van den nog steeds toenemende belemme ringen, welke aan den uitvoer van landbouwproducten in den weg worden gelegd, wordt de bedrijfs voering in den landbouw voor steeds moeilijker problemen ge steld. De regeering heeft bij de maatrege len, die zij ten behoeve van den land bouw heeft getroffen en nog steels treft aan deze problemen uiteraard ook aan dacht gewijd. Zij meent, echter, dat zij, hoezeer zij ook het bedrijf met voor lichting en steun ter zijde kan staan, niet de in de eerste plaats aangewezen instantie is om het bedrijfsleven in den landbouw op een hooger peil te bren gen en b-v. door het zoeken van doel matiger productiemethoden of nieuwe afzetmogelijkheden de bestaande moei lijkheden tot een oplossing te brengen. Deze taak rust in de eerste plaats op het bedrijfsleven zelf, dat zich door een juisten vorm van samenwerking heter aan de gewijzigde economische omstan digheden kan aanpassen. Uit de behandeling van de vraag, welke regelingen nu wel op 'grond van deze wet door het landbouwbedrijf ter hand geno men kunnen worden, blijkt, dat het ontwerp er van uitgaat, dat 'daarvoor in aanmerking komen alle regelingen, welke geacht kun nen worden van blijvende waarde voor de economische ontwikke ling van den landbouw te zijn. Dit beteekent, dat het niet de be doeling is, dat „crisismaatrege len" op de basis van dit webont werp tot stand worden gebracht. Of een maatregel het karakter van crisismaatregel al dan niet bezit is uiteraard niet aan de hand van een scherp omlijnde definitie vast te stel len. Zeer veel hangt af, aldus de me morie van toelichting, van de econo mische perspectieven van den bedrijfs tak, waarop de maatregel betrek king hééft en van de economische strekking van den maatregel zelf. De tweede vraag, welke bij het ont werpen van dit wetsvoorstel is gesteld, betreft de vraaor welken vorm deze nieuwe economische samenwerking in den landbouw diende te verkrijgen. De ze vraag is beantwoord in dezen zin, dat een nieuwe wettelijke vorm nood zakelijk werd geacht Deze nieuwe vorm moest aan drie voorwaarden voldoen, n.l. 1. de regelingen moeten uit het be drijfsleven zelf voortkomen en dus niet door de regeerine worden opgelegd; 2. de bemoeiing der overheid moest zich tot leiding en toezicht kunnen be palen; 3. overheersching van den land bouw over daaraan verwante takken van handel en nijverheid moest wor den voorkomen. Voor den wettelijken vorm Is nu aansluiting gezocht hij do wel tot het algemeen verbindend- en on* verbindend-verklaren van ondorne- mersovereenkomstcn, echter met dit verschil, dat slechts verbindend- verklaard kunnen worden bedrijfs regelingen. welke door een door on dernemers in het leven, geroepen orgaan zijn vastgesteld. De gane van zaken 1» hierbij aldus gedacht, dat hetzij een of miecr organi saties, hetzij een belangrijke gropp van ondernemers, welke van meening ziin. dat voor# hun bedrijf een economische bedrijfsregeling geboden is, een rechts- Als voorwaarde ten aanzien van de algemeen verbindendverklaring is voorts gesteld, dat het economi sche bedrijfsbelang verbindendver klaring vordert en dat de verbin dendverklaring niet in strijd is met het algemeen belang. De bedoeling van deze voorwaarde is de volgende. Indien de mogelijkheid om een be drijfsregeling aan alle ondernemers in een bedrijf op te leggen wordt overwo gen, dient; allereerst te worden nage gaan, of het economische belang van dat bedrijf daarmede zoozeer gediend is, dat verbindendverklaring als een vcreischte voor een juiste economische ontwikkeling van dat bedrijf kan wor den aangemerkt. Niet altijd kan het geheele bedrijfsbelang door de onder nemers zelf worden overzien en wel in het bijzonder niet in die gevallen, waar tengevolge van tegenstellingen tus- schen de verschillende groepen van on dernemers het bedrijfsbelang in zijn geheel minder duidelijk naar voren treedt. In het stellen der voorwaarde, dat het economische bedrijfsbelang verbin dendverklaring vordert, is derhalve tot uitdrukking gebracht, dat alle in het betreffende bedrijf aanwezige belangen door den minister tegen elkaar zullen worden afgewogen, ten einde te kun nen vaststellen of de regeling zelf van zoodanige beteekenis voor den betrok ken bedrijfstak is. dat het belang van het bedrijf in zijn geheel gezien, verbin dendverklaring eischt. Indien blijkt, dat aan deze in het bedrijf gelegen voorwaarde is voldaan, dient te worden nagegaan of buiten het bedrijf gelegen belangen zich "tegen verbindendverklaring verzetten. Daar toe is als tweede voorwaarde gesteld, dat verbindendverklaring niet in strijd zij met het algemeen belang. Hierbij zal in het bijzonder het con sumentenbelang worden overwogen. Bevat, aldus de memorie van toelich ting, de in het ontwerp vervatte rege ling tot verbindendverklaring voldoen de waarborgen tegen een onjuiste en onrijpe totstandkoming van bedrijfsre gelingen in den landbouw, aan den an deren kant houdt het. indien de land bouw waaronder dus ook de handel in en de industrie van landbouwpro ducten is te verstaan zich de gebo den gelegenheid ten nutte zal weten te maken om door zelfwerkzaamheid en doeltreffende organisatie nuttige econo mische regelingen te treffen, de moge lijkheid in van een krachtige ontwik keling van de economische bedrijfsor ganisatie in dat onderdeel van ons na tionale bedrijfsleven. Deze ontwikkeling zou, indien zij gunstig blijkt te zijn, op den duur er toe kunnen leiden, dat op grondslag van artikel 152 der grondwet voor het bedrijfsleven in den landbouw lichamen in het leven worden geroepen, welke met verordenende bevoegdheid zouden kunnen worden bekleed. Uit den verderen inhoud van de me morie van toelichting blijkt, dat men zich als regelingen, waarvoor deze wet zal kunnen worden gebruikt, o.m. ge dacht heeft teelt- en productieregelin gen, regelingen tot opkoop van surplus aan landbouwproducten, regelingen tot inlevering van een bepaald deel der producten, maatregelen, welke op meer rationeele productie en kwaliteitsver betering gericht zijn. regelingen betref fende den afzet in binnen- en buiten land en ten aanzien van de be- en ver werking van landbouwproducten. „Kweekeling met akte"' dient te verdwijnen Ingediend is een voorstel van wet van den heer van Houten tot wijziging van de artikelen 28 en 191 der lageronderwijswet 1920. Aan de memorie van toelichting is het volgende ontleend: De wenschelijkheid, om door verla ging der in artikel 28 van de lager onderwijswet 1020 vastgestelde getallen te komen tot verbetering der lcerlin- genschalen, behoeft nauwelijks meer aangetoond te worden. De voorsteller meent, dat een ein de gemaakt moet worden aan het euvel der te groofe klassen en tege lijkertijd aan den hoogst onge- wenschton en met alle eischen van sociale rechtvaardigheid strijdenden toestand, dat meer dan 4100 nood zakelijke leerkrachten, die, onder den naam „kweekeling" met acte", de bevoegdheid van een onderwij zer verrichten en de verantwoorde lijkheid van een onderwijzer dra gen. zonder nochtans de rechtsposi tie van een onderwijzer te bezitten en een salaris te ontvangen over eenkomstig dat van een onderwij zer. Deze figuur past niet in ons on derwijssysteem en dient daaruit te verdwijnen. Dit laatste zal slechts mogelijk zijn door een gelijktijdige belang rijke verbetering der in artikel 28 vastgelegde getallen. Het voorstel bedoelt dus zoowel het paedago- gische belang der scholen te die nen, als de sociale gerechtigheid te bevorderen. Deze beide motie ven zijn voldoende om een meer dere uitgave van ongeveer 6 mil- lioen gulden te rechtvaardigen. Tenslotte heeft bij den voorsteller ook zwaar gewogen de overweging, dat het belang van ons onderwijs vor dert, dat jaarlijks een behoorlijk quan- VAN HOUTEN turn jong, frisch bloed aan het corps der leer krachten wordt toegevoegd, het geen gedurende de laatste 5 êt 6 jaar nagenoeg niet het geval is geweest. Al deze over wegingen heb ben hem doen besluiten zijn voorstel van wet in te dienen, nu tot zijn groote teleurstelling van den minister van on derwijs, kunsten en wetenschappen een voorstel tot verbetering der leerlingen- schalen blijkbaar nog niet te wachten is. Van het voorgestelde wetsontwerp luidt artikel 1 als volgt: De eerste vier leden van art. 28 der lager-onderwijswet 1920 worden gelezen als volgt: 1. Aan elke school voor gewoon lager onderwijs wordt het hoofd bijgestaan door tenminste één onderwijzer, zoodra het aantal leerlingen zes en dertig, door tenminste twee onderwijzers, zoodra het een en zeventig, door tenminste drie onderwijzers, zoodra het honderd zes, door tenminste vier onderwijzers, zoo dra het honderd een en veertig be draagt. 2. Voor elk vijf en veertigfal leer lingen boven de honderd een en veer tig wordt een onderwijzer meer ver- eischt. 3. Aan elke school voor uitgebreid lager onderwijs wordt het hoofd bij gestaan door tenminste één onderwij zer, zoodra het aantal leerlingen negen en twintig bedraagt. 4. Voor elk acht en twintigtal leer lingen boven de negen en twintig wordt een onderwijzer meer vercischt-" Van art. 2 is de bedoeling de moge lijkheid om zoogenaamde „kwec-kelin- gen met akte", als zelfstandige leer kracht in de scholen te gebruiken, te doen vervallen. Tn artikel 3 is de inwerking!;eding van de wet bepaald op t Januari 1940 DE MALVERSATIES TE DOORNSPIJK In zijn 'Maandag gehouden vergade ring heeft de gemeenteraad van Doorn spijk met algemeene stemmen besloten oneervol ontslag te verleenen aan den secretaris en ontvanger der gemeente, die Ihans wegens malversaties in het huis van bewaring te Zwolle zijn inge sloten. Tot tijdelijken secretaris benoemde de raad den heer Js. v. Hulsteyn, tijdelijk ambtenaar ter secretarie. De rechtervleugel van de Nachtegaalwerd bij het vliegtuigongeluk, dat Dins- dig on Schiphol plaats vond. van het toestel gerukt. AMSTERDAM, 6 Juni. - Het gerechtshof, gepresideerd door mr. Joh. M. Jolles, zette vandaag de behandeling voort van de strafzaak tegen een commission- nair in effecten uit Hilversum, die door de rechtbank wegens het veroorzaken van dood door schuld was veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf plus in trekking van het rijbewijs voor den tijd van één jaar. In den nacht van 1 op 2 October van het vorige jaar was hij op den rijks straatweg naar het Gooi in botsing ge komen met een vrachtauto met trailer, die aan de rechterzijde van den weg stil stond. Verdachte had dien avond een dinertje in het Gooi gehad en hij was daarna met zijn gastheer en gastvrouw en nog een dame naar het „Bosch van Bredius" gereden. Daarna was het ge zelschap naar Amsterdam gegaan, waar w ederom een café werd bezocht. Bij het diner en het daarop gevolgde cafébezoek had verd. het een en ander gedronken. Op den terugweg gebeurde het zeer ernstige ongeluk. Verdachte reed met groote snelheid tegen de achterzijde van de vrachtauto. Verd.s gastheer, de heer Schölvinck overleed kort na het ongeluk, de twee dames waren tamelijk ernstig gewond. Verdachte liep lichte ver wondingen op. De auto was totaal vernield. De groote kwestie waar de verhooren hoofdzakelijk om draaiden was de ver lichting van de stilstaande vrachtauto met trailer. De verlichting was defect geweest, doch de chauffeur verklaarde dat hij een noodverlichting in orde had gemaakt, zoodat voor het. ongeluk de lichten weer brandden. Volgens verd» was dit niet het geval en bovendien was hij in de war gebracht door een naar dc achterzijde van de wagen schij nende witte lamp, zoodat hij in de mee ning verkeerde dat een tegenligger aan dc verkeerde zijde van den weg aan kwam. Verd. had daarom uiterste, rech terzijde van den weg gehouden en was daardoor met de stilstaande auto in bot sing gekomen. Bceds eerder hoorde het gerechtshof in deze zaak eenige getuigen, de behan deling moest toen echter toL vandaag worden uitgesteld. Eerst besprak het hof met de getuigen nogmaals de kwestie van de verlichting. Een medisch student was vlak na het gebeurde met zijn auto op het terrein van het ongclvlk gekomen. Over de ver lichting wist de student weinig te ver tellen, hij had den indruk gpkregen, dat verd. niet onder invloed van alcohol ver keerde. Hij reageerde volkomen nor maal. Het roode achterlicht van de trailer brandde wel, maar het was niet helder. Of er een schijnwerper brandde kon ge tuige niet met zekerheid zeggen. Het achterlicht was hem niet opgevallen toen hij aan kwam rijden, hij had het pas gezien toen hij reeds was uitgestapt. Een tweede student die in de auto van den vorigen had gezeten, had een ach terwaarts gerichte schijnwerper zien hranden. Een automobilist die vlak voor het ongeluk den trailer was gepasseerd, was van meening, dat het stilstaande voertuig niet verlicht was geweest. Een andere getuige verklaarde, dat hij met groofe snelheid op de tweede baan van den rijksweg had gereden. Toen hij de plaats passeerde, waar later het on geluk zou gebeuren, had hij op het nip pertje den trailer kunnen ontwijken. Het stilstaande voertuig was niet ver licht cn getuige riep tegen den man, die juist uit de cabine van de vrachtauto stapte: „stommeling". Deskundige K. A. Rövekamp door de verdediging gedagvaard had een schema gebouwd van de verlichting van de vrachtauto en van de door den chauf feur gemaakte noodverlichting. Desk. demonstreerde met. batterijen, draden en lampjes en poogde aan te tooncn, dat de verklaringen van den chauffeur van den trailer niet juist kon den zijn. Een automobilist, die vlak voor verd. langs de trailer was gereden en die ter nauwernood een ongeluk had kunnen voorkomen, had zich na de veroordee ling van verd. door de rechtbank, vrij willig als getuige opgegeven. Hij was van meening, dat verdachte, die pl.m. 100 K.M. reed, niet roekeloos had gehan deld en dat het ongeluk te wijten was aan de trailer. Het drankgebruik Vervolgens werd de kwestie van het drankgebruik behandeld. De zenuwarts W. F. Glastra van Loon uit Hilversum had verd. eenige maan den na het ongeluk onderzocht. Ook had hij met verd. de alcoholproef genomen. Verd. had. precies dezelfde hoeveelheid drank genuttigd in denzelfden tijd als on den avond voor het ongeluk. Van dronkenschap was geen sprake geweest. Hij beschikte over intacte geestelijke en lichamelijke functies. Ook had desk. het alcoholgehalte in het bloed onderzocht, dat ver beneden de alcohol-intoxicatie lag. Verd. had op desk. niet den indruk van lichtzinnig en luchthartig gemaakt. Met klem be toogde verd. naar aanleiding van deze verklaring, dat hij in geen enkel op- zich onder den invloed was geweest. Enkele bezoekers van het café, waar het gezelschap van verd. dien laten avond had gezeten verklaarden, dat de verd. zéér rustig was toen hij wegging en niets op dronkenschap of alcoholmis bruik wees. MeJ. dr. Biegel had verd. aan een psy chotechnisch onderzoek voor chaufffeur onderworpen. Weer had verd. onder de zelfde omstandigheden dezelfde hoeveel heid alcohol gedronken. Vóór verd. al cohol had gebruikt was hij psychotech nisch gekeurd. Het resultaat was vol doende. Na het drankgebruik had de tweede keuring plaats. Het resultaat was wel iets minder, doch toch nog vol doende en er was geen sprake van, dat verd. geen auto zou kunnen besturen, wat bovendien de rijproeven bewezen. Ook had dr. Biegel een onderzoek inge steld naar de gevoeligheid \oor verblin ding. Ter zitting lichtte prof. dr. F. Roels uit Utrecht het rapport toe. Requisitoir Na de pauze was het woord aan den procureur generaal mr. J. Versteeg voor het houden van zijn requisitoir. Wanneer men rijdt met een snel heid van 80 a 100 k.m. moet men zich wel bewust zijn van de ver antwoordelijkheid die men draagt voor zichzelf en zijn passagiers. Ho® mooi, hoe breed die weg ook is, hoe goed de auto loopt en reageert, men moet nooit uit het oog verliezen, dat er op dien weg nog andere menschen rijden. Menschen die on voorzichtig zijn of die pech hebben. Verd. had alcohol gebruikt, dat geeft hij zelf toe. Dat alcoholgebruik geeft ongetwijfeld een zekere mate van bra- nieachtigheid, waardoor het verant woordelijkheidsgevoel wordt vermin derd. Vervolgens besprak het O.M. de handelingen van den trailcrchauffeur Het grootste moment van gevaar was aangebroken toen die chauffeur de ach terlichten ging herstellen, die korten tijd later weer brandden. De verklarin gen van dien chauffeur zijn aanvaard baar omdat de getuigen hem op car- dinale punten niet tegenspreken. Wij dienen dus zijn verklaringen te aan vaarden. Toen de achterlichten weer brand den aldus heeft, de chauffeur ver klaard heeft hij de achterwaarts ge richte schijnwerper met. zijn pet afge dekt. Deze verklaring komt weer over een met getuigenverklaringen. Wij moeten dus aannemen, dat op het moment van de aanrijding de achterlichten brandden en de schijnwerper was bedekt door een pet. Voor den verdachte is er geen verontschuldiging te vin den voor het feit, dat hij de roode achterlichten niet heeft gezien. Verdachte heeft niet behoorlijk opgelet, daarvan aldus mr. Ver steeg ben ik volkomen over tuigd. Terecht kwam de recht bank dan ook tot de conclusie dat verd. schuldig is. Spr. requireer- de wegens veroorzaken van dood DONDERDAG 8 JUNI HILVERSUM I, 1875 en 415.5 M. 8 00 KRO; 10.00 NCRV; 11.00 KRO; 2 00— 12.00 NCRV. 8-00 Gram.muziek; (Om 8.15 Berichten)^ 9.00 Hoogmis; 10.00 Gram.muziek; 10.15 Mop gendienst; 10.45 Gram.muziek; 12.00 Bericfc. ten; 12.15 Gram.muziek; 12.30 KRO-orkest (1.001.15 Gram.muziek); 2.00 Handwerk- cursus; 3.00 Pianovoordracht en gram.muziek 3.45 Bübelelzing; 4.45 Gram.muziek; 5.00 Handenarbeid voor de jeugd; 5.30 Orgelcon cert; ca. 6.30 Berichten, gram.muziek; 6.45 CN V-kwartiertje; 7.00 Berichten; 7.15 Boek. bespreking; 7.457.55 Gram.muziek; 8.00 Berichten ANP, Herhaling SÖS-berichtcn; 8.15 De Eemlanders; 9.00 Causerie ,,De Pro Deo Rechtspractük"; 9.30 Gram.muziek; 10.00 Berichten ANP, actueel halfuur; 10.30 De Vedelaars; 10.45 Gymnastiekles; 11.00 De Vedelaars; 11.25 Gram mziek; 11.50 12.00 Schriftlezing. HILVERSUM II, 301.5 M. AVRO-Ult- zending. 8.00 Gram.muziek (ca. 8.15 Berichten); 10.00 Morgenwijding; 10.15 Gram.muziek; 10.30 Voor de vrouw; 10.35 Orgelconcert; 11.00 Voor de vrouw; 11.10 Omroeporkest (ca. 12.15 Berichten)12.20 Gram.muziek; 12.45 AVRO-Amuseipents-orkest; 1.15 Ensem ble Jetty Cantor (2.002.15 Orgelspel); 3.00 Disco-variété; (Om 3.45 Berichten); 4.00 Voor zieken en thuiszitlenden; 4.30 Viool en piano; 5.00 Voor de jeugd; 5.30 AVRO-Amu- sements-orkest; 6.28 Berichten; 6.30 Sport, halfuur; 7.00 Cabaret-programma; 7.40 Dia loog „Nederland, waterland"; 8.00 Berichten ANP; Radiojournaal, mededeelingen; 6.25 Omroeporkest, AVRO-opera.koor en solist; 3.10 Komische voordracht; 9.40 Vervolg con cert; 10.20 Renova-septet en soliste; 11.00 Berichten ANP, Hierna: Dansmuziek (Gr. pl.)11.45—12.00 Orgelspel. DROITWICH. 1500 M. 12.05 Gram.mu- ziek; 12.20 Xylofoon en marimba; 12.36 Dansmuziek (Gr.pl,); 1.20 Orgelspel; 1.50— 2.20 Sectie van het BBC-Northern Ireland- orkest en solist; 3.103.30 Declamatie; 3.35 BBC-orkest en soliste; 5.05 Voor de vrouw; 5.20 Uit Washington: Reportage; 5.50 Het Polish Octet; 6.20 Berichten; 6.40 Landbouw- praatje; 7.00 BBC-Midland orkest en solisten 8.00 Causerie „The Arctic today - Aeroplanes and Dogs"; 8.20 Gevarieerd programma; 9.05 Radio-to'oneel; 9.20 Berichten, nieuws uit Washington; 9.50 Literair-muzikaal pro gramma; 10.20 Korte kerkdienst; 10.40 Joe Loss en zijn Band; 11.40 Gram.muzek; 12.10 12.20 Berichten. RADIO-PARIS, 1648 M. 12.35 Zang; 1.25 Jane Evrard's Damesorkest; 2.35 Zang; 2.50 Jeugdconcert; 4.35 Pianovoordracht; 4.50 Cellovoordracht; 5.25 .Solistenconcert; 6.05 Radiotooneel; 7.20 Het Derveaux-orkest; 8.50 Het Nationaal orkest, het Raugel-koor en solist; 11.2011.35 'Gram.muziek. KEULEN, 456 M. 6.30 Gram.muziek; 7.35 Stedelijk orkest van Ornabriick; 8.30 Orgelconcert (opn.); 8.50 Het Omroepklein- orkest; 10.20 Volksliederen; 10.50 Viool en piano; 11.35 Gram.muziek; 12.20 Het Om- roepkleinorkest en Jos Preissler's solisten; 2.303.20 Populair concert; 4.20 Otto Do- brindt's orkest; 6.40 Gram.muziek; 6.50 CA- cilia-koor en soliste; 8,50 Populair concert; 10.5512.20 Kurt Rehfeld's kapel, Stuttgar- ter Volksmusik en solisten. BRUSSEL, 822 en 484 M. 3?2 M.: 12.20 Gram.muziek; 12.50 Het Omroeporkest; 1.30 Het Ómroepdansorkest; 1.502.20, 520. 6,50 7.20 en 8.20 Gram.muziek; 9.20 Het Omroep, symphonieorkest, het Omroepkoor en solist; 10.3011.20 Gram.muziek. 484 M.: 12.20 Gram.muziek; 12.50 en 1.30 Het Radio-orkest; 1.502.20, 5.20,6.35 en 7.35 Gram.muziek; 8.20 en 9.35 Het Radio- orkest en Gram.muziek; 10.3011.20 Gram. muziek. DEUTSCHLANDSENDER. 1571 M. 8.35 Literair programma; 9.00 Het Omroeporkest en solisten; 10.20 Berichten; 10.40 Hoorbe- richt; 10 50 Pianovoordracht: 11.05 Berich ten; 11.20—12.30 Het Stedelijk orkest van Diisseldorf en solisten (Opn.). WIJNHANDEL „DE MOOR" f 3.25 per literkruik. TEL. 129 door schuld drie maanden gevan genisstraf Verdediging Het woord was vervolgens aan de verdediging, mr. F. Heemskerk en mr. Th. Muller Massis. Mr. Heemskerk besprak in zijn uit voerig pleidooi den persoon van ver dachte. die reeds jarenlang auto rijdt en nooit met den strafrechter in aanraking is gekomen. Het psycho-technisch on derzoek wijst uit. dat hij een middel matig rijder is, die echter ook na drankgebruik voorzichtig rijdt. Tot in bijzonderheden besprak mr. Heemskerk de verklaringen over de verlichting van den trailer. Pl. meende, dat de verklaringen van den chauffeur over het brandende achterlicht onaan vaardbaar waren. Ook is het geenszins onaannemelijk, dat de schijnwerper volop brandde en verd., zooals hij steeds verklaarde, in den war bracht. Nu wordt er van de zijde van het O.M. aangevoerd, dat verd. had moeten stop pen. doch dat was in het gegeven ge val evenmin verantwoord als scherp naar links uithalen. Na nog het rapport van den deskun dige a charge te hebben besproken concludeerde pl. tot vrijspraak. Mr. Muller Massis bepaalde zich hoofdzakelijk tot de kwestie van de door verd. gebruikte hoeveelheid alco hol. Ten onrechte, meende pl., rust op verdachte de smet, dat hij het ongeluk zou hebben gekregen na misbruik van sterken drank. Dat is hoogst onbillijk, want thans is wel zeer duidelijk ge bleken, dat van drankmisbruik geen sprake is geweest. Verd. was zelfs niet licht aangeschoten en alcohol heeft zeer geen invloed gehad op het rijden van den verd., zoodat de drank in dit proces rustig buiten beschouwing kan worden gelalen. Ook was pl. van meening, dat grove schuld van verdachte geenszins bewe zen is. Mr. Muller Massis concludeerde evenals zijn medepleiter tot vrijspraak. Arrest 20 Juni.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1939 | | pagina 6