WETHOUDER DE MIRANDA MAAKTE
ERNSTIGE BELEIDSFOUTEN"
Overwegingen van corruptieven
aard zijn niet gebleken
Kinderbijslagverzekering
aan de orde
Het eerste gedeelte van het rapport
der raadscommissie thans
verschenen
Raadsleden Gulden en
Matthijsen maakten
fouten
ONTVANGSTEN DER
Spoorwegen blijven
stijgen
Moeten ook de kleine zelfstandigen
onder de regeling vallen?
De „St. Louis"
Zaterdag te
Antwerpen
Brutale inbraak
in Den Haag
Bepaalde loon
grens bepleit
GEEN GELOOP MEER AAN DE DEUR
U heeft er geen omkijken naar
Besparing, want incasso-kosten vervallen
Je BLAD PAG. X
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
VRIJDAG 16 JUNI 1939
De erfpachtskwestie in Amsterdam
99
AMSTERDAM, 15 Juni.
ALS bijlage van het gemeenteblad van hedenavond is verschenen
het eerste gedeelte van het rapport der raadscommissie van
onderzoek inzake erfpacht.
Zooals men zich herinnert is deze commissie ingesteld in de
raadsvergadering van 11 Januari j.l-, op voorstel van het gemeente
raadslid. den heer J. W. Matthijssen, nadat het raadslid C. Kitsz
in die bijeenkomst tot B. en W. een interpellatie had gericht naar
aanleiding van de bekende opzienbare publicatie ten opzichte van
wethouder S. R. de Miranda en het raadslid Z. Gulden in een der
Amsterdamsche dagbladen.
De commissie, tot welker leden benoemd werden de raadsleden W. Boisse-
valn, J. H. Crucq, A. J. Dlngemans, J. ter Haar Jr., L. Seegers en C. Woudenberg,
aan wie door B. en W. de heer J. Winkelman, chef van de afdeeling gemeente
blad als secretaris werd toegevoegd, kreeg tot opdracht een onderzoek in te
stellen naar en op korten termijn een rapport omtrent haar bevindingen uit te
brengen aan den raad over de wijze, waarop de uitgifte van erfpachtsgronden
beeft plaats gehad en wat daarmede in den ruimsten zin genomen verband
houdt. Met inbegrip van de bij het gemeentebestuur betrokkenen werden in
totaal tot 31 Mei 1939 81 personen gehoord, van wie een aantal meer dan één
maal, zoodat het aantal verslagen der verhooren 89 bedraagt.
Tot en met 15 Juni hield de commissie 67 vergaderingen.
REEDS spoedig bleek de commissie,
dat het materiaal, hetwelk op haar
onderzoek betrekking had, van
buitengewoon grooten omvang was. Uit
deze schriftelijke stukken en de naar
aanleiding daarvan mondeling ver
strekte inlichtingen, moest geval voor
geval worden gereconstrueerd. Het
werd dan ook weldra duidelijk, dat, in
dien de commissie ook maar eeniger-
mate zou willen voldoen aan den door
den raad uitgesproken wensch. om hem
op kortpn termijn een rapport omtrent
haar bevindingen uit te brengen, zij. bij
zondere gevallen voorbphouden, haar
onderzopk over een periode van niet
langer dan ongeveer de laatste vijf ja
ren diendp uit te strekken.
Maar zelfs bij deze beperking zou het
niet mogelijk zijn. omtrent de haar op
gedragen taak binnen enkele maanden
In vollen omvang tp rapporteeren. Daar
om besloot de commissie reeds in het
begin van haar onderzoek, omtrent de
kwesties van principieelen aard ten
aanzien van de grondnitgifte. te rappor
teeren in een tweedp deel van haar rap
port en in het eerste deel zooveel moge
lijk de persoonlijke aangelegenheden te
bespreken.
Van dit voornemen wijkt de com
missie nu in zooverre af, dat zij nu
daartoe van verschillende kanten de
wensch te kennen Is gegeven, heeft
besloten, den raad dat gedeelte
van haar ondprzoek aan te bieden,
waaromtrent zij met haar bevindin
gen en conclusies is gereed geko
men. al bevat dit dan nog niet al
hetgeen de commissie zich had voor
genomen in het eerste deel te zullen
behandelen. Zl.j stelt zich echter
voor omtrent de overige gedeelten
zoo spoedig mogelijk rapport uit te
brengen.
In het gedeelte van het rapport, dat
de commissie den raad thans aanbiedt,
«orden behandeld:
a. De hrief van wethouder de Miran
da aan de S.D. raadsfractie, houdende
bezwaren tegen het raadslid Gulden en
de daarop betrekking hebbende corres
pondentie.
b. De verhouding van wethouder de
Miranda tot den dienst der publieke
werken, waarmede verband houden een
aantal afzonderlijk, in bijlagen tot dit
rapport te bespreken gevallen.
C- De integriteit van den in het on-
derzopk betrokken wethouder en leden
van den raad.
Het rapport komt tot de volgende
algemecne conclusie:
De zaak-De Miranda
DOOR wethouder de Miranda zijn
aan de commissie een aantal om
standigheden medegedeeld, die
hem aanleiding hebben sregeven tof zijn
optreden in de bijzondere gevallen.
w'aarin de commissie over zijn beleid
geen gunstig oordeel kan vellen.
Deze omstandigheden waren:
Is* Het besluit van Amstels Bnuw-
vereeniging. waarbij haar leden verbo
den werd te bouwen op de erfpachts
gronden in het zg. plan-I.andlust en de
agitatie jn Amstels Bnuwvereenigincr
gevoerd tegen het bouwen in het zg
Plan-Bosch pn Lommer;
2e- De actie van directeuren van hy
potheekbanken om geen hypotheek te
nemen op huizen, te bouwen op erf
pachtsgronden;
3e. Het gebrek aan medewerking van
de regeering en van Gedeputeerde Sta
ten van Noord-Holland bij het verstrek
ken van rijksvoorschotten en het ver-
leenen van gemeentelijke garantie voor
het bouwen van woningen door woning-
bouwvereenigingen
4e. De langdurige onderhandelingen
met betrekking tot de voorbereiding van
de bebouwing van Bosch en Lommer;
5e. Dat naar het oordeel van den
wethouder de afdeeling grondbedrijf
van den dienst, der publieke werken
blijkbaar niet wist te vatten alle moge
lijkheden om zich aanmeldende gega
digden, die bouwen wilden en konden,
goed te bedienen.
Al deze omstandigheden te zamen
waren volgens den wethouder oorzaak
van een steeds verminderende activiteit
in 't bouwvak, in een periode van toch
reeds abnormale werkloosheid.
De commissie is gekomen tot de mee
ning, dat deze omstandigheden wel
kunnen gelden als een verklaring voor
een grootere persoonlijke activiteit van
den wethouder, doch niet als een
rechtvaardiging van de wijze, waarop
hij in bedrfelde bijzondere gevallen zelf
standig lg opgetreden, noch voor het
niet volledig inlichten van het college
van Burgemeester en Wethouders en
het onthouden van de waarheid aan den
raad.
Voor de commissie is komen
vast te staan, dat den wethouder
ernstige beleidsfouten moeten
worden aangerekend en dat'de
wethouder in meerdere gevallen
ernstig in verzuim is gebleven.
Het persoonlijk ingrijpen van
den wethouder in een aantal ge
vallen, zonder dat hij, naar door
hemzelf is verklaard, wist, wat er
bij den dienst omging, moest on
vermijdelijk leiden tot bevoor
rechting van de bouwers, die bij
die gevallen betrokken waren. Dit
was niet bevordelijk voor den
goeden gang van zaken bij het
grondbedrijf.
Het is de commissie niet geble
ken, dat overwegingen van cor
ruptieven aard den wethouder
hebben geleid bij zijn doen en
laten.
De zaak-Gulden
TEN aanzien van den heer Gulden is
Ie commissie gebleken, dat hij, met
name in het geval van de N.V.
Hoogbonw-Landlust, zijn beroep van ar
chitect niet voldoende heeft gescheiden
van zijn functie van lid van den ge
meenteraad en van de commissie van
hijstand voor de publieke werken en de
volkshuisvesting. Omtrent de andere
gevallen, waarin de commissie mede-
deelingen omtrent en beschuldigingen
tegen den heer Gulden hppft onderzocht,
zal zij haar oordeel geven in het ge
deelte van het rapport, waarin die ge
vallen worden behandeld.
Thans reeds wenscht zij echter het
volgende op te merken:
Hoewel de heer Gulden pen welhe-
kend architectenbureau beheerde, waar
uit hij groote inkomsten trok. verkeprde
hij voortdurend in financieele moeilijk
heden, welke ten slotte in 1935 leidden
lot een surséance van betaling, welke
eindigde met een accoord van 8 pet.,
waartoe hij mede door een financieel
aanbod van den heer Egeman in staat
werd gesteld.
De HfBt van crediteuren in de sur
séance van betaling wijst erop, dat de
heer Gulden o.a. in zijn financieele noo-
den voorzag, door op ruime schaal geld
te leenen van bouwers en leveranciers
van bouwmaterialen. De heer Gulden
was daarmede zijn vrijheid van hande
len, als raadslid kwijt.
Vooruitloopende op de behan
deling van de bovenbedoelde
gevallen, meent de commissie dan
ook te mogen uitspreken, dat de
wijze waarop de heer Gulden in
opspraak is gekomen en de sfeer,
die er om hem is geschapen, hem
voor de uitoefening van het raads
lidmaatschap ongeschikt hebben
gemaakt.
De zaak-Mafthijsen
DE commissie is van oordeel, dat de
heer Matthijsen buitengewone be
moeiingen heeft gehad met het
verkoopen van scholen en door hem
pressie is uitgeoefend op den wethouder
voor de publieke werken, ten einde een
school te verkoopen aan den heer C.
Eldcrenbos met uitschakeling van an
dere gegadigden.
Deze handelingen moesten leiden tot
bevoordeeling en hebben geleid tot be
voorrechting van den heer C. Eldcren
bos, waardoor het belang der gemeente
niet is gediend.
De commissie acht deze voor
een raadslid niet toelaatbaar.
Publieke werken
Ten aanzien van den dienst
der publieke werken wenscht de
commissie er de aandacht op te
vestigen, dat zij geen enkele aan
wijzing heeft gekregen van eenige
corruptie bij dezen dienst.
Communiqué van den
wethouder
DE commissie meent te dezer
plaatse ook haar oordeel te moe
ten geven over de door den heer
De Miranda in zijn communiqué van 6
Januari 1939 vermelde punten.
Zij is van oordeel:
1. Dat zij geen reden heeft, te twijfe
len aan de juistheid van zijn mededee-
ling, dat hem tot 6 Januari 1939 van
een justititieel onderzoek niets was ge
bleken.
2. a. Dat de mededeeling, dat noch
door den wethouder, noch door den
dienst van publieke werken den heer
Fuldauder grond is toegewezen, juist is.
b. Dat de mededeeling, dat de uitgifte
van bedoelde terreinen geschiedde op
normale wijze tegen den normalen
canon aan de bona fide bouwers Vene
mans c.s. formeel juist is, maar dat
zoowel deze mededeeling, als die ver
meld onder 2a. gezien dienen te wor
den in het licht van de feiten en om
standigheden, vermeld in bijlage 1.
Hierin wordt o.m. vastgesteld, dat de
reserveering van het terrein bestemd
voor de Coöperatieve Algemeene Jood-
sche Woningbouvvverccniging door
B. en W. niet op de gebruikelijke wijze
is opgeheven en het terrein niet op de
gebruikelijke wijze weder ter beschik
king van het grondbedrijf is gesteld.
Het feit, dat dit door vele bouwers be
geerde terrein werd uitgegeven door tus-
schenkomst van den makelaar Ful-
dauer, die op zeer luidruchtige wijze
reclame maakte voor zijn bemiddeling
en de waarde van zijn relaties, deed in
ongewoon sterke mate bij de bouwers
de meening post vatten, dat nieuwe
wegen waren ontsloten om erfpachts-
grond te bekomen, wanneer men hem
maar betalen wilde. De heer Fuldauer
s voor zijn bemiddeling door den heer
Venemans een som van 3700 uitbe
taald geworden.
Door den heer Fuldauer is een bedrag
van 750 of van 600 aan mr. De
Miranda betaald voor rechtskundige ad
viezen. Mr. De Miranda heeft hiervoor
geen declaratie ingpdiend en het hono
rarium voor deze adviezen door mr. De
Miranda, op het oogenblik. dat de heer
Fuldauer de medewerking van hem in
riep voor het verkrijgen van grond,
werd op niet hooger dan 50 gelaxeerd.
3. Dat haar gebleken is, dat de mede
deeling, dat tusschen den wethouder en
zijn zoon nimmer eenige bespreking
heeft plaats gevonden omtrent uitgifte
van grond, naar de letter gpnomen juist
is. maar dat hierbij in acht dient fe
worden genomen, hetgeen omtrent de
bemoeiingen van mr. De Mirando is
vermeld.
4. Dat de mededeeling. dat de ver
houding tussche.n den wethouder en de
hoofdambtenaren volkomen normaal is.
ten tijde van het uitgeven van het com-
muiqnué juist was. gezien het feit, dat
Burgemeester en Wethouders bij schrij-
van 30 December 1938 aan de gerezen
geschillen tusschen den wethouder en
den directeur der publieke werken for
meel een einde hadden gemaakt.
De cijfers van April
DE toeneming van de ontvang
sten der spoorwegen, die de
laatste maanden viel waar te nemen,
heeft zich gedurende April weten te
handhaven.
Zoowel op het gebied van reizi
gers- als van goederenvervoer doet
zich deze stijging voor, waarbij wat
het personenverkeer aangaat in aan
merking moet worden genomen, dat
de inkomstenvermeerdering zich
voordeed ondanks het onbelemmerd
rijden der wilde bussen.
Toch zijn er wel bijzondere factoren,
die in de toeneming over April een rol
hebben gespeeld. In de eerste plaats de
militaire vervoeren, voorts de socialis
tische verkiezingsdemonstratie in Den
Haag en de vlootrevue te Rotterdam.
Het. reizigers- en bagagevervoer steeg,
vergeleken bij April 1938, met ruim twee
ton van 4.650.000 tot 4.852.000.
De opbrengst van het vervoer van
brief- en pakketpost verminderde met
f 15.000, terwijl daarentegen het goede
renvervoer een aanmerkelijke toene
ming toont van ruim vijf ton van
2.917.000 tot 3.481.000. Hierin heeft
het binnenlandsch verkeer verreweg
het grootste aandeel gehad.
Diverse ontvangsten tenslotte laten
een stijging zien van 22.431, vergele
ken bij April 1938.
De totale toeneming in April 1938,
vergeleken bij dezelfde maand van het
vorige jaar, bedraagt f 773.476.
De totale ontvangsten van 1 Januari
t.m. ultimo April 1939 bedragen
32.57S.000 tegen 30.103.000 in 1938,
zoodat tot nu toe 2.475.000 meer ont
vangen werd dan in de correspondee-
rende vier maanden van het vorig jaar.
Dit wil echter geenszins zeggen, dat ook
de bedrijfsresultaten over deze periode
evenveel beter zijn dan in. 1938, aange
zien ook de exploitatie-kosten een zekere
stijging vertoonen. o.a. veroorzaakt door
de bijzondere vervoeren, hierboven ge
noemd.
TWEEDE KAMER
De emigranten, die naar Neder
land komen, te Rotterdam
aan land
AMSTERDAM. 15 Juni. Het
Duitsche s.s. „St. Louis" van de
Hamburg—Amerika Lijn zal a.s. Za
terdag, des middags, in Antwerpen
aankomen. Daar zullen de negen
honderd Duitsche emigranten, die
zich aan boord van het schip be
vinden. debarkeeren, waarna zij met
kleinere schepen naar het land van
bestemming worden vervoerd.
De emigranten, die naar Neder
land komen, zullen te Rotterdam
aan land gaan.
's-GRAVENHAGE, 15 Juni. Ter-
wijl de bewoners uit. waren, hebben
gisteravond inbrekers in een perceel
aan de Nieuwe Parklaan hun slag
geslagen. Zij hebben een ruit van de
keukendeur met zeep besmeerd en
daarna ingedrukt. Zoo konaen zij de
deur van binnen openen. De buit,
dien zij uit een kast op de eerste
etage haalden, was niet gering: drie
bankbiljetten van f 1000.een pla
tina horloge met briljanten, een gou
den horloge met ketting en een gou
den sigarettenkoker.
Wijzigingen in de ongevallen
wetten aangenomen
's-GRaVENHAGE, 15 Juni. De ver
gadering van de Tweede Kamer wordt
des middags voortgezet. Aan de orde
zijn de wetsontwerpen wijziging van de
Ongevallenwet 1921 en van de Land- en
Tuinbouwongevallenwet 1922.
Minister R o m m e vervolgt zijn rede.
Elk risico, hoe groot ook, behoorende
tot beroepsrisico valt, aldus spr., onder
de ongevallenwet. Het oorlogsrisico valt
er echter buiten en is zoo groot, dat de
bedrijven dit niet kunnen en mogen
dragen. Het zou niet logisch zijn op de
voorzieningen in andere wetten te wach
ten, daar het mogelijk is, dat de verze
kerden rechten krijgen, die een grooten
last op de bedrijven leggen. Spr. zal
ernstig nagaan, welke regeling moet
worden getroffen om het blijvende risico
te dekken.
Een andere voorziening voor den
staat van oorlog of beleg is er niet, Is
dit oorlogsrisico er, dan moeten even
tueel andere voorzieningen worden ge
troffen. Deze vallen buiten de sfeer van
de ongevallenwet.
Wat de vraag betreffende de leden
van burgerwachtsvereenigingen betreft,
spr. zal deze vraag nader in overweging
nemen.
Spr. acht het gevaar het begrip „bui
tengewone werkloosheid" los te laten,
zeer groot. Het vaststellen van de bui
tengewone werkloosheid zal geen moei
lijkheden baren.
Spr. merkt op, dat de practijk eischt,
dat soms den minister buitengewone
bevoegdheden moeten worden gegeven.
Men- zal met de wenschen en eisGhen
van het bedrijfsleven rekening houden
bij de vaststelling van den bedoelden
algemeenen maatregel.
De heer Vos (Lib.) licht een amende
ment op art. VII toe, dat beoogt, aan de
vertegenwoordigers van de betrokken
werkgevers- en werknemers-organisaties
het recht te verleenen, zich met een
voorstel tot een afwijkende dagloonbe
paling rechtstreeks tot den minister te
wenden.
De Minister kan zich met het
amendement kwalijk vereenigen. Tegen
den gedachtengang van dr. Vos heeft
spr. geen bezwaar, doch hij acht het
uitgangspunt onjuist. Wij hebben
slechts één uitvoeringsorgaan, n.l. de
Rijksverzekeringsbank. In het fabrieks-
artsenwetje mag men daarin geen wij
ziging lezen. De werkgever treedt daar
bij op namens de rijksverzekerings
bank. Een nieuw orgaan is daarmede
niet binnengesmokkeld. Dit amende
ment gaat van deze foutieve veronder
stelling uit en bovendien is het over
bodig. Daarom ontraadt spr. het amen
dement
Het. amendement wordt verworpen
met 69 tegen 7 stemmen. (Voor stemden
de Lib., Comm., en de S.D. Hilgenga en
Kievit).
Bij de behandeling van art. XV licht
dr. Vos (Lib.) een amendement toe,
dat beoogt, de mogelijkheid van beroep
open te stellen op den administratieven
rechter ten aanzien van de beslissing
omtrent aanspraken op geneeskundige
behandeling in geval van een onderne
ming met een erkenden geneeskundigen
dienst.
De Minister kan zich met het
amendement vereenigen en wil het over
nemen.
Het amendement wordt overgenomen.
Het wetsontwerp wordt z.h.st. aange
nomen.
Kinderbijslagverzekering
Aan de orde is het wetsontwerp wet
telijke regeling inzake kinderbijslagver
zekering.
De heer Woudenberg (N.S.B-)
acht de grondgedachte aanvaardbaar,
doch hij acht d© indiening van het ont
werp praematuur. Met de herziening
van het belastingstelsel had men in
steun aan srroote gezinnen kunnen voor
zien.
Spr. uit het bezwaar, dat de kleine
zelfstandigen buiten deze regeling val
len. De fiscale kinderaftrek is bij ons
ook zeer slecht geregeld. Spr. maakt een
vergelijking met de Duitsche regeling.
Den kinderbijslag noemt spr. een
druppel op een heeten steen. Bij heffing
van 1 op het geheele arbeidsinkomen
zou de bijslag verdubbeld kunnen wor
den. Ook het verband, dat gelegd wordt
wanneer U de abonnementsgelden op het A m e r »-
foortsch Dagblad automatisch gireert,
Up aanvraag aan onze administratie (Tel. 513) zenden
wy aan kwartaal-abonné's een machtiging ter teekening
en de girodienst zorgt voor de rest,
Indien U than» aanvraagt, kunnen de abonnements
gelden voor het derde kwartaal 1939 reed» automa
tisch overgeschreven worden.
Adm. AMERSFOORTSCH DAGBLAD.
tusschen loon en bijslag acht spr. on
juist. De hooge arbeidsinkomens behoo-
ren niet over de regeling te vallen. Een
maximumgrens behoort vastgesteld te
worden.
De heer Kuiper (R.K.) Juicht de in
diening van dit ontwerp van harte toe,
niet alleen om het principe, doch ook
om de uitwerking daarvan.
Spr. merkt op, dat er geen bezwaren
zijn gemaakt tegen het overheidsingrij
pen In de loonregeling. Spr. bestrijdt
het bezwaar, dat in de loonregeling het
behoefte-element wordt binnengeleid
door den kinderbijslag. Deze is een
noodzakelijke aanvulling van het loon.
Het beginsel van loon naar prestatie
wordt hiermede niet losgelaten.
Door den kinderbijslag wordt de loon
regeling op een hooger plan gebracht
Spr. bestrijdt de opvatting, dat groote
gezinnen niet bevorderlijk zijn voor het
algemeen belang. Dit ontwerp beoogt
ook niet bevordering van kinderrijke
gezinnen. Onze volkskracht zal door
den bijslag worden gediend, daar het
krachtige gezinnen bevordert.
Spr. sluit zich aan bij het pleidooi om
de zelfstandigen onder de regeling te
doen vallen.
Spr. en zijn fractie kunnen volkomen
met dit ontwerp instemmen.
De heer Bakker (C.H.) is van oor
dcel, dat de tijd rijp is voor een kinder
bijslagverzekering. Het vraagstuk is
jaren lang aan de orde geweest. Spr.
meent, dat over het beginsel loon naar
behoefte of loon naar prestatie niet
meer gesproken kan worden daar da
regeering gekozen heeft.
Bij deze wettelijke regeling is het
moeilijk de kleine zelfstandigen er on
der te doen vallen. Het stellen van een
loongrens ware van belang geweest.
Spr. kan in beginsel met deze wet
medegaan, doch bepleit de wenschelijk-
heid van een bepaling, die het mogelijk
zou maken een gedeelte van de premie
op de arbeiders te verhalen.
Wanneer de bedrijfsraden uitgescha»
keld worden, acht spr. deze wet veel
aannemelijker. Hiv wenscht de uitvoe
ring te zien opgedragen aan de werk-»
nemers- en werkgeversorganisaties.
De heer Drees (S.D.) zou tegemoet
koming aan groote gezinnen liever zien
los van de loonvorming en tot een be
paalde loongrens. Hij staat tegenover
het ontwerp noch geestdriftig, noch
vijandig. Men dient bij deze maatrege
len uit te gaan van het belang van de
kinderen. Spr. is van oordeel, dat een
zekere druk op het arbeidsloon zal uit
gaan, ook indien premieverhaal geheel
is uitgesloten.
Een fout acht spr. het, dat slechts de
loonarbeiders en niet ook de kleine
zelfstandigen onder het ontwerp wor
den begrepen.
Bijzondere maatregelen voor de groo
te gezinnen zijn mogelijk dank zij den
kleinen gezinnen, die hieraan bijdra
gen.
Toekenning van bijslag aan loonar»
beiders zal een ongunstigen invloed
hebben op andere maatregelen voor de
groote gezinnen. Bovendien bestaan er
thans ook practische bezwaren tegen
den bijslag, b.v. in den landbouw. So
ciaal zijn vele kleine zelfstandigen met
loonarbeiders gelijk te stellen. Het be
ginsel is neergelegd in een motie-Van
den Tempel, bij de begrooting verwor
pen. Spr. hoopt, dat de minister zich
daarnaar zal richten.
Spr. zal zijn stem bepalen, als de uit
eindelijke vorm van het ontwerp vast
staat. Hij is geneigd tot medewerken.
De heer Weitkamo (C.H.) is van
oordeel, dat hij, die huwt. in staat moet
zijn een kind te onderhouden.
Spr. heeft principieele bezwaren te
gen het ontwerp, doch wenscht daarom
niet ingedeeld te worden bij de onso-
cialcn.
Spr. acht de kinderbijslagregeling
een drukkenden last voor het kleine be
drijfsleven. De regeling is voor spr. ten
eenenmale onaanvaardbaar. De verhou
ding platteland en stad wordt daardoor
verscherpt.
De heer S m e e n k (A.R.) merkt op,
dat reeds voor vele groepen bii de be-
looning rekening wordt gehouden met
het kindertal.
De regeling van den kinderbijslag
kan collectief in een bedrijfstak worden
getroffen. Hieraan geeft spr. principieel
de voorkeur. Doch een direct ingrijpen
van den wetgever is bij den nood on-
der de groote gezinnen gemotiveerd, in
aanmerking genomen, dat in vele be
drijven een collectief contract ontbreekt.
Van een last op het bedrijfsleven is
geen sprake volgens spr. Een regeling
voor de kleine zelfstandigen acht spr.
niet wel uitvoerbaar.
Spr. juicht toe, dat geen loongrens
wordt opgenomen.
De heer Vos (Lib.) kan in dit ont
werp de verzekeringsgedachte niet ont
dekken. Spr. is van oordeel, dat in dit
stelsel vele onvolwaardige elementen
een voorsprong verkrijgen boven serieu
ze arbeiders. Waar blijft het verant
woordelijkheidsgevoel bii dit stelsel?
Het doet zonderling aan. dat anderen
moeten betalen voor hen. die uit vrijen
wil een groot gezin hebben. Wanneer
het algemeen belang de rechtsgrond is,
dan moeten de kleine zelfstandigen on
der de regeling vallen en dan moest de
geheele gemeenschap de lasten dragen.
Spr. vreest, dat een wettelijke werk
loosheidsverzekering naar den achter
grond wordt, gedrongen. Daarom acht
hij dit ontwerp niet verdedigbaar.
Hij wenscht de regeling met het vier
de kind te doen ingaan en hij het 14rio
jaar te doen eindigen. Ook deze spr.
dringt aan op een loongrens.
Spr. laaf zijn stem afhangen van de
verdere behandeling.
De vergadering wordt nm 17.30 uur
verdaagd tot Vrijdagmiddag 1 uur.
BOTERPRIJS KOPENHAGEN
KOPENHAGEN, 15 Juni. (A.N.P.).
De officieele Deensche hoternoteering
is heden vastgesteld op 215 kronen of
85 cent per kg.