WETHOUDER DE MIRANDA MAAKTE ERNSTIGE BELEIDSFOUTEN" Overwegingen van corruptieven aard zijn niet gebleken Kinderbijslagverzekering aan de orde Het eerste gedeelte van het rapport der raadscommissie thans verschenen Raadsleden Gulden en Matthijsen maakten fouten ONTVANGSTEN DER Spoorwegen blijven stijgen Moeten ook de kleine zelfstandigen onder de regeling vallen? De „St. Louis" Zaterdag te Antwerpen Brutale inbraak in Den Haag Bepaalde loon grens bepleit GEEN GELOOP MEER AAN DE DEUR U heeft er geen omkijken naar Besparing, want incasso-kosten vervallen Je BLAD PAG. X AMERSFOORTSCH DAGBLAD VRIJDAG 16 JUNI 1939 De erfpachtskwestie in Amsterdam 99 AMSTERDAM, 15 Juni. ALS bijlage van het gemeenteblad van hedenavond is verschenen het eerste gedeelte van het rapport der raadscommissie van onderzoek inzake erfpacht. Zooals men zich herinnert is deze commissie ingesteld in de raadsvergadering van 11 Januari j.l-, op voorstel van het gemeente raadslid. den heer J. W. Matthijssen, nadat het raadslid C. Kitsz in die bijeenkomst tot B. en W. een interpellatie had gericht naar aanleiding van de bekende opzienbare publicatie ten opzichte van wethouder S. R. de Miranda en het raadslid Z. Gulden in een der Amsterdamsche dagbladen. De commissie, tot welker leden benoemd werden de raadsleden W. Boisse- valn, J. H. Crucq, A. J. Dlngemans, J. ter Haar Jr., L. Seegers en C. Woudenberg, aan wie door B. en W. de heer J. Winkelman, chef van de afdeeling gemeente blad als secretaris werd toegevoegd, kreeg tot opdracht een onderzoek in te stellen naar en op korten termijn een rapport omtrent haar bevindingen uit te brengen aan den raad over de wijze, waarop de uitgifte van erfpachtsgronden beeft plaats gehad en wat daarmede in den ruimsten zin genomen verband houdt. Met inbegrip van de bij het gemeentebestuur betrokkenen werden in totaal tot 31 Mei 1939 81 personen gehoord, van wie een aantal meer dan één maal, zoodat het aantal verslagen der verhooren 89 bedraagt. Tot en met 15 Juni hield de commissie 67 vergaderingen. REEDS spoedig bleek de commissie, dat het materiaal, hetwelk op haar onderzoek betrekking had, van buitengewoon grooten omvang was. Uit deze schriftelijke stukken en de naar aanleiding daarvan mondeling ver strekte inlichtingen, moest geval voor geval worden gereconstrueerd. Het werd dan ook weldra duidelijk, dat, in dien de commissie ook maar eeniger- mate zou willen voldoen aan den door den raad uitgesproken wensch. om hem op kortpn termijn een rapport omtrent haar bevindingen uit te brengen, zij. bij zondere gevallen voorbphouden, haar onderzopk over een periode van niet langer dan ongeveer de laatste vijf ja ren diendp uit te strekken. Maar zelfs bij deze beperking zou het niet mogelijk zijn. omtrent de haar op gedragen taak binnen enkele maanden In vollen omvang tp rapporteeren. Daar om besloot de commissie reeds in het begin van haar onderzoek, omtrent de kwesties van principieelen aard ten aanzien van de grondnitgifte. te rappor teeren in een tweedp deel van haar rap port en in het eerste deel zooveel moge lijk de persoonlijke aangelegenheden te bespreken. Van dit voornemen wijkt de com missie nu in zooverre af, dat zij nu daartoe van verschillende kanten de wensch te kennen Is gegeven, heeft besloten, den raad dat gedeelte van haar ondprzoek aan te bieden, waaromtrent zij met haar bevindin gen en conclusies is gereed geko men. al bevat dit dan nog niet al hetgeen de commissie zich had voor genomen in het eerste deel te zullen behandelen. Zl.j stelt zich echter voor omtrent de overige gedeelten zoo spoedig mogelijk rapport uit te brengen. In het gedeelte van het rapport, dat de commissie den raad thans aanbiedt, «orden behandeld: a. De hrief van wethouder de Miran da aan de S.D. raadsfractie, houdende bezwaren tegen het raadslid Gulden en de daarop betrekking hebbende corres pondentie. b. De verhouding van wethouder de Miranda tot den dienst der publieke werken, waarmede verband houden een aantal afzonderlijk, in bijlagen tot dit rapport te bespreken gevallen. C- De integriteit van den in het on- derzopk betrokken wethouder en leden van den raad. Het rapport komt tot de volgende algemecne conclusie: De zaak-De Miranda DOOR wethouder de Miranda zijn aan de commissie een aantal om standigheden medegedeeld, die hem aanleiding hebben sregeven tof zijn optreden in de bijzondere gevallen. w'aarin de commissie over zijn beleid geen gunstig oordeel kan vellen. Deze omstandigheden waren: Is* Het besluit van Amstels Bnuw- vereeniging. waarbij haar leden verbo den werd te bouwen op de erfpachts gronden in het zg. plan-I.andlust en de agitatie jn Amstels Bnuwvereenigincr gevoerd tegen het bouwen in het zg Plan-Bosch pn Lommer; 2e- De actie van directeuren van hy potheekbanken om geen hypotheek te nemen op huizen, te bouwen op erf pachtsgronden; 3e. Het gebrek aan medewerking van de regeering en van Gedeputeerde Sta ten van Noord-Holland bij het verstrek ken van rijksvoorschotten en het ver- leenen van gemeentelijke garantie voor het bouwen van woningen door woning- bouwvereenigingen 4e. De langdurige onderhandelingen met betrekking tot de voorbereiding van de bebouwing van Bosch en Lommer; 5e. Dat naar het oordeel van den wethouder de afdeeling grondbedrijf van den dienst, der publieke werken blijkbaar niet wist te vatten alle moge lijkheden om zich aanmeldende gega digden, die bouwen wilden en konden, goed te bedienen. Al deze omstandigheden te zamen waren volgens den wethouder oorzaak van een steeds verminderende activiteit in 't bouwvak, in een periode van toch reeds abnormale werkloosheid. De commissie is gekomen tot de mee ning, dat deze omstandigheden wel kunnen gelden als een verklaring voor een grootere persoonlijke activiteit van den wethouder, doch niet als een rechtvaardiging van de wijze, waarop hij in bedrfelde bijzondere gevallen zelf standig lg opgetreden, noch voor het niet volledig inlichten van het college van Burgemeester en Wethouders en het onthouden van de waarheid aan den raad. Voor de commissie is komen vast te staan, dat den wethouder ernstige beleidsfouten moeten worden aangerekend en dat'de wethouder in meerdere gevallen ernstig in verzuim is gebleven. Het persoonlijk ingrijpen van den wethouder in een aantal ge vallen, zonder dat hij, naar door hemzelf is verklaard, wist, wat er bij den dienst omging, moest on vermijdelijk leiden tot bevoor rechting van de bouwers, die bij die gevallen betrokken waren. Dit was niet bevordelijk voor den goeden gang van zaken bij het grondbedrijf. Het is de commissie niet geble ken, dat overwegingen van cor ruptieven aard den wethouder hebben geleid bij zijn doen en laten. De zaak-Gulden TEN aanzien van den heer Gulden is Ie commissie gebleken, dat hij, met name in het geval van de N.V. Hoogbonw-Landlust, zijn beroep van ar chitect niet voldoende heeft gescheiden van zijn functie van lid van den ge meenteraad en van de commissie van hijstand voor de publieke werken en de volkshuisvesting. Omtrent de andere gevallen, waarin de commissie mede- deelingen omtrent en beschuldigingen tegen den heer Gulden hppft onderzocht, zal zij haar oordeel geven in het ge deelte van het rapport, waarin die ge vallen worden behandeld. Thans reeds wenscht zij echter het volgende op te merken: Hoewel de heer Gulden pen welhe- kend architectenbureau beheerde, waar uit hij groote inkomsten trok. verkeprde hij voortdurend in financieele moeilijk heden, welke ten slotte in 1935 leidden lot een surséance van betaling, welke eindigde met een accoord van 8 pet., waartoe hij mede door een financieel aanbod van den heer Egeman in staat werd gesteld. De HfBt van crediteuren in de sur séance van betaling wijst erop, dat de heer Gulden o.a. in zijn financieele noo- den voorzag, door op ruime schaal geld te leenen van bouwers en leveranciers van bouwmaterialen. De heer Gulden was daarmede zijn vrijheid van hande len, als raadslid kwijt. Vooruitloopende op de behan deling van de bovenbedoelde gevallen, meent de commissie dan ook te mogen uitspreken, dat de wijze waarop de heer Gulden in opspraak is gekomen en de sfeer, die er om hem is geschapen, hem voor de uitoefening van het raads lidmaatschap ongeschikt hebben gemaakt. De zaak-Mafthijsen DE commissie is van oordeel, dat de heer Matthijsen buitengewone be moeiingen heeft gehad met het verkoopen van scholen en door hem pressie is uitgeoefend op den wethouder voor de publieke werken, ten einde een school te verkoopen aan den heer C. Eldcrenbos met uitschakeling van an dere gegadigden. Deze handelingen moesten leiden tot bevoordeeling en hebben geleid tot be voorrechting van den heer C. Eldcren bos, waardoor het belang der gemeente niet is gediend. De commissie acht deze voor een raadslid niet toelaatbaar. Publieke werken Ten aanzien van den dienst der publieke werken wenscht de commissie er de aandacht op te vestigen, dat zij geen enkele aan wijzing heeft gekregen van eenige corruptie bij dezen dienst. Communiqué van den wethouder DE commissie meent te dezer plaatse ook haar oordeel te moe ten geven over de door den heer De Miranda in zijn communiqué van 6 Januari 1939 vermelde punten. Zij is van oordeel: 1. Dat zij geen reden heeft, te twijfe len aan de juistheid van zijn mededee- ling, dat hem tot 6 Januari 1939 van een justititieel onderzoek niets was ge bleken. 2. a. Dat de mededeeling, dat noch door den wethouder, noch door den dienst van publieke werken den heer Fuldauder grond is toegewezen, juist is. b. Dat de mededeeling, dat de uitgifte van bedoelde terreinen geschiedde op normale wijze tegen den normalen canon aan de bona fide bouwers Vene mans c.s. formeel juist is, maar dat zoowel deze mededeeling, als die ver meld onder 2a. gezien dienen te wor den in het licht van de feiten en om standigheden, vermeld in bijlage 1. Hierin wordt o.m. vastgesteld, dat de reserveering van het terrein bestemd voor de Coöperatieve Algemeene Jood- sche Woningbouvvverccniging door B. en W. niet op de gebruikelijke wijze is opgeheven en het terrein niet op de gebruikelijke wijze weder ter beschik king van het grondbedrijf is gesteld. Het feit, dat dit door vele bouwers be geerde terrein werd uitgegeven door tus- schenkomst van den makelaar Ful- dauer, die op zeer luidruchtige wijze reclame maakte voor zijn bemiddeling en de waarde van zijn relaties, deed in ongewoon sterke mate bij de bouwers de meening post vatten, dat nieuwe wegen waren ontsloten om erfpachts- grond te bekomen, wanneer men hem maar betalen wilde. De heer Fuldauer s voor zijn bemiddeling door den heer Venemans een som van 3700 uitbe taald geworden. Door den heer Fuldauer is een bedrag van 750 of van 600 aan mr. De Miranda betaald voor rechtskundige ad viezen. Mr. De Miranda heeft hiervoor geen declaratie ingpdiend en het hono rarium voor deze adviezen door mr. De Miranda, op het oogenblik. dat de heer Fuldauer de medewerking van hem in riep voor het verkrijgen van grond, werd op niet hooger dan 50 gelaxeerd. 3. Dat haar gebleken is, dat de mede deeling, dat tusschen den wethouder en zijn zoon nimmer eenige bespreking heeft plaats gevonden omtrent uitgifte van grond, naar de letter gpnomen juist is. maar dat hierbij in acht dient fe worden genomen, hetgeen omtrent de bemoeiingen van mr. De Mirando is vermeld. 4. Dat de mededeeling. dat de ver houding tussche.n den wethouder en de hoofdambtenaren volkomen normaal is. ten tijde van het uitgeven van het com- muiqnué juist was. gezien het feit, dat Burgemeester en Wethouders bij schrij- van 30 December 1938 aan de gerezen geschillen tusschen den wethouder en den directeur der publieke werken for meel een einde hadden gemaakt. De cijfers van April DE toeneming van de ontvang sten der spoorwegen, die de laatste maanden viel waar te nemen, heeft zich gedurende April weten te handhaven. Zoowel op het gebied van reizi gers- als van goederenvervoer doet zich deze stijging voor, waarbij wat het personenverkeer aangaat in aan merking moet worden genomen, dat de inkomstenvermeerdering zich voordeed ondanks het onbelemmerd rijden der wilde bussen. Toch zijn er wel bijzondere factoren, die in de toeneming over April een rol hebben gespeeld. In de eerste plaats de militaire vervoeren, voorts de socialis tische verkiezingsdemonstratie in Den Haag en de vlootrevue te Rotterdam. Het. reizigers- en bagagevervoer steeg, vergeleken bij April 1938, met ruim twee ton van 4.650.000 tot 4.852.000. De opbrengst van het vervoer van brief- en pakketpost verminderde met f 15.000, terwijl daarentegen het goede renvervoer een aanmerkelijke toene ming toont van ruim vijf ton van 2.917.000 tot 3.481.000. Hierin heeft het binnenlandsch verkeer verreweg het grootste aandeel gehad. Diverse ontvangsten tenslotte laten een stijging zien van 22.431, vergele ken bij April 1938. De totale toeneming in April 1938, vergeleken bij dezelfde maand van het vorige jaar, bedraagt f 773.476. De totale ontvangsten van 1 Januari t.m. ultimo April 1939 bedragen 32.57S.000 tegen 30.103.000 in 1938, zoodat tot nu toe 2.475.000 meer ont vangen werd dan in de correspondee- rende vier maanden van het vorig jaar. Dit wil echter geenszins zeggen, dat ook de bedrijfsresultaten over deze periode evenveel beter zijn dan in. 1938, aange zien ook de exploitatie-kosten een zekere stijging vertoonen. o.a. veroorzaakt door de bijzondere vervoeren, hierboven ge noemd. TWEEDE KAMER De emigranten, die naar Neder land komen, te Rotterdam aan land AMSTERDAM. 15 Juni. Het Duitsche s.s. „St. Louis" van de Hamburg—Amerika Lijn zal a.s. Za terdag, des middags, in Antwerpen aankomen. Daar zullen de negen honderd Duitsche emigranten, die zich aan boord van het schip be vinden. debarkeeren, waarna zij met kleinere schepen naar het land van bestemming worden vervoerd. De emigranten, die naar Neder land komen, zullen te Rotterdam aan land gaan. 's-GRAVENHAGE, 15 Juni. Ter- wijl de bewoners uit. waren, hebben gisteravond inbrekers in een perceel aan de Nieuwe Parklaan hun slag geslagen. Zij hebben een ruit van de keukendeur met zeep besmeerd en daarna ingedrukt. Zoo konaen zij de deur van binnen openen. De buit, dien zij uit een kast op de eerste etage haalden, was niet gering: drie bankbiljetten van f 1000.een pla tina horloge met briljanten, een gou den horloge met ketting en een gou den sigarettenkoker. Wijzigingen in de ongevallen wetten aangenomen 's-GRaVENHAGE, 15 Juni. De ver gadering van de Tweede Kamer wordt des middags voortgezet. Aan de orde zijn de wetsontwerpen wijziging van de Ongevallenwet 1921 en van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922. Minister R o m m e vervolgt zijn rede. Elk risico, hoe groot ook, behoorende tot beroepsrisico valt, aldus spr., onder de ongevallenwet. Het oorlogsrisico valt er echter buiten en is zoo groot, dat de bedrijven dit niet kunnen en mogen dragen. Het zou niet logisch zijn op de voorzieningen in andere wetten te wach ten, daar het mogelijk is, dat de verze kerden rechten krijgen, die een grooten last op de bedrijven leggen. Spr. zal ernstig nagaan, welke regeling moet worden getroffen om het blijvende risico te dekken. Een andere voorziening voor den staat van oorlog of beleg is er niet, Is dit oorlogsrisico er, dan moeten even tueel andere voorzieningen worden ge troffen. Deze vallen buiten de sfeer van de ongevallenwet. Wat de vraag betreffende de leden van burgerwachtsvereenigingen betreft, spr. zal deze vraag nader in overweging nemen. Spr. acht het gevaar het begrip „bui tengewone werkloosheid" los te laten, zeer groot. Het vaststellen van de bui tengewone werkloosheid zal geen moei lijkheden baren. Spr. merkt op, dat de practijk eischt, dat soms den minister buitengewone bevoegdheden moeten worden gegeven. Men- zal met de wenschen en eisGhen van het bedrijfsleven rekening houden bij de vaststelling van den bedoelden algemeenen maatregel. De heer Vos (Lib.) licht een amende ment op art. VII toe, dat beoogt, aan de vertegenwoordigers van de betrokken werkgevers- en werknemers-organisaties het recht te verleenen, zich met een voorstel tot een afwijkende dagloonbe paling rechtstreeks tot den minister te wenden. De Minister kan zich met het amendement kwalijk vereenigen. Tegen den gedachtengang van dr. Vos heeft spr. geen bezwaar, doch hij acht het uitgangspunt onjuist. Wij hebben slechts één uitvoeringsorgaan, n.l. de Rijksverzekeringsbank. In het fabrieks- artsenwetje mag men daarin geen wij ziging lezen. De werkgever treedt daar bij op namens de rijksverzekerings bank. Een nieuw orgaan is daarmede niet binnengesmokkeld. Dit amende ment gaat van deze foutieve veronder stelling uit en bovendien is het over bodig. Daarom ontraadt spr. het amen dement Het. amendement wordt verworpen met 69 tegen 7 stemmen. (Voor stemden de Lib., Comm., en de S.D. Hilgenga en Kievit). Bij de behandeling van art. XV licht dr. Vos (Lib.) een amendement toe, dat beoogt, de mogelijkheid van beroep open te stellen op den administratieven rechter ten aanzien van de beslissing omtrent aanspraken op geneeskundige behandeling in geval van een onderne ming met een erkenden geneeskundigen dienst. De Minister kan zich met het amendement vereenigen en wil het over nemen. Het amendement wordt overgenomen. Het wetsontwerp wordt z.h.st. aange nomen. Kinderbijslagverzekering Aan de orde is het wetsontwerp wet telijke regeling inzake kinderbijslagver zekering. De heer Woudenberg (N.S.B-) acht de grondgedachte aanvaardbaar, doch hij acht d© indiening van het ont werp praematuur. Met de herziening van het belastingstelsel had men in steun aan srroote gezinnen kunnen voor zien. Spr. uit het bezwaar, dat de kleine zelfstandigen buiten deze regeling val len. De fiscale kinderaftrek is bij ons ook zeer slecht geregeld. Spr. maakt een vergelijking met de Duitsche regeling. Den kinderbijslag noemt spr. een druppel op een heeten steen. Bij heffing van 1 op het geheele arbeidsinkomen zou de bijslag verdubbeld kunnen wor den. Ook het verband, dat gelegd wordt wanneer U de abonnementsgelden op het A m e r »- foortsch Dagblad automatisch gireert, Up aanvraag aan onze administratie (Tel. 513) zenden wy aan kwartaal-abonné's een machtiging ter teekening en de girodienst zorgt voor de rest, Indien U than» aanvraagt, kunnen de abonnements gelden voor het derde kwartaal 1939 reed» automa tisch overgeschreven worden. Adm. AMERSFOORTSCH DAGBLAD. tusschen loon en bijslag acht spr. on juist. De hooge arbeidsinkomens behoo- ren niet over de regeling te vallen. Een maximumgrens behoort vastgesteld te worden. De heer Kuiper (R.K.) Juicht de in diening van dit ontwerp van harte toe, niet alleen om het principe, doch ook om de uitwerking daarvan. Spr. merkt op, dat er geen bezwaren zijn gemaakt tegen het overheidsingrij pen In de loonregeling. Spr. bestrijdt het bezwaar, dat in de loonregeling het behoefte-element wordt binnengeleid door den kinderbijslag. Deze is een noodzakelijke aanvulling van het loon. Het beginsel van loon naar prestatie wordt hiermede niet losgelaten. Door den kinderbijslag wordt de loon regeling op een hooger plan gebracht Spr. bestrijdt de opvatting, dat groote gezinnen niet bevorderlijk zijn voor het algemeen belang. Dit ontwerp beoogt ook niet bevordering van kinderrijke gezinnen. Onze volkskracht zal door den bijslag worden gediend, daar het krachtige gezinnen bevordert. Spr. sluit zich aan bij het pleidooi om de zelfstandigen onder de regeling te doen vallen. Spr. en zijn fractie kunnen volkomen met dit ontwerp instemmen. De heer Bakker (C.H.) is van oor dcel, dat de tijd rijp is voor een kinder bijslagverzekering. Het vraagstuk is jaren lang aan de orde geweest. Spr. meent, dat over het beginsel loon naar behoefte of loon naar prestatie niet meer gesproken kan worden daar da regeering gekozen heeft. Bij deze wettelijke regeling is het moeilijk de kleine zelfstandigen er on der te doen vallen. Het stellen van een loongrens ware van belang geweest. Spr. kan in beginsel met deze wet medegaan, doch bepleit de wenschelijk- heid van een bepaling, die het mogelijk zou maken een gedeelte van de premie op de arbeiders te verhalen. Wanneer de bedrijfsraden uitgescha» keld worden, acht spr. deze wet veel aannemelijker. Hiv wenscht de uitvoe ring te zien opgedragen aan de werk-» nemers- en werkgeversorganisaties. De heer Drees (S.D.) zou tegemoet koming aan groote gezinnen liever zien los van de loonvorming en tot een be paalde loongrens. Hij staat tegenover het ontwerp noch geestdriftig, noch vijandig. Men dient bij deze maatrege len uit te gaan van het belang van de kinderen. Spr. is van oordeel, dat een zekere druk op het arbeidsloon zal uit gaan, ook indien premieverhaal geheel is uitgesloten. Een fout acht spr. het, dat slechts de loonarbeiders en niet ook de kleine zelfstandigen onder het ontwerp wor den begrepen. Bijzondere maatregelen voor de groo te gezinnen zijn mogelijk dank zij den kleinen gezinnen, die hieraan bijdra gen. Toekenning van bijslag aan loonar» beiders zal een ongunstigen invloed hebben op andere maatregelen voor de groote gezinnen. Bovendien bestaan er thans ook practische bezwaren tegen den bijslag, b.v. in den landbouw. So ciaal zijn vele kleine zelfstandigen met loonarbeiders gelijk te stellen. Het be ginsel is neergelegd in een motie-Van den Tempel, bij de begrooting verwor pen. Spr. hoopt, dat de minister zich daarnaar zal richten. Spr. zal zijn stem bepalen, als de uit eindelijke vorm van het ontwerp vast staat. Hij is geneigd tot medewerken. De heer Weitkamo (C.H.) is van oordeel, dat hij, die huwt. in staat moet zijn een kind te onderhouden. Spr. heeft principieele bezwaren te gen het ontwerp, doch wenscht daarom niet ingedeeld te worden bij de onso- cialcn. Spr. acht de kinderbijslagregeling een drukkenden last voor het kleine be drijfsleven. De regeling is voor spr. ten eenenmale onaanvaardbaar. De verhou ding platteland en stad wordt daardoor verscherpt. De heer S m e e n k (A.R.) merkt op, dat reeds voor vele groepen bii de be- looning rekening wordt gehouden met het kindertal. De regeling van den kinderbijslag kan collectief in een bedrijfstak worden getroffen. Hieraan geeft spr. principieel de voorkeur. Doch een direct ingrijpen van den wetgever is bij den nood on- der de groote gezinnen gemotiveerd, in aanmerking genomen, dat in vele be drijven een collectief contract ontbreekt. Van een last op het bedrijfsleven is geen sprake volgens spr. Een regeling voor de kleine zelfstandigen acht spr. niet wel uitvoerbaar. Spr. juicht toe, dat geen loongrens wordt opgenomen. De heer Vos (Lib.) kan in dit ont werp de verzekeringsgedachte niet ont dekken. Spr. is van oordeel, dat in dit stelsel vele onvolwaardige elementen een voorsprong verkrijgen boven serieu ze arbeiders. Waar blijft het verant woordelijkheidsgevoel bii dit stelsel? Het doet zonderling aan. dat anderen moeten betalen voor hen. die uit vrijen wil een groot gezin hebben. Wanneer het algemeen belang de rechtsgrond is, dan moeten de kleine zelfstandigen on der de regeling vallen en dan moest de geheele gemeenschap de lasten dragen. Spr. vreest, dat een wettelijke werk loosheidsverzekering naar den achter grond wordt, gedrongen. Daarom acht hij dit ontwerp niet verdedigbaar. Hij wenscht de regeling met het vier de kind te doen ingaan en hij het 14rio jaar te doen eindigen. Ook deze spr. dringt aan op een loongrens. Spr. laaf zijn stem afhangen van de verdere behandeling. De vergadering wordt nm 17.30 uur verdaagd tot Vrijdagmiddag 1 uur. BOTERPRIJS KOPENHAGEN KOPENHAGEN, 15 Juni. (A.N.P.). De officieele Deensche hoternoteering is heden vastgesteld op 215 kronen of 85 cent per kg.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1939 | | pagina 9