Verklaring van Chamberlain over
de overeenkomst van Tokio
Geen gewijzigde politiek
ten aanzien van China
Wohltat's besprekingen
hadden geen officieel
karakter
Een „feitelijke"
kwestie
BUITENLANDSCHE
STEUN
aan Iersche terreur
Hudson gaf slechts zijn persoonlijke
meening weer
Kan er nog deze maand een
beslissing worden
verwacht?
HET RAADSEL VAN
RIVERSIDE DRIVE
Ie BLAD PAG. 2
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
DINSDAG 25 JULI 1939
r LONDEN, 24 Juli. (Reuter). In het Lagerhuis heeft eerste
minister Chamberlain den tekst medegedeeld van de overeenkomst,
die te Tokio tot stand is gekomen tusschen Arita en Craigie.
Deze tekst luidt als volgt: „De Britsche regeering erkent ten
.volle den huidigen toestand in China, waar vijandelijkheden op
groote schaal aan den gang zijn, zij neemt er nota van, dat zoolang
die staat van zaken voortduurt, de Japansche strijdkrachten in China
bijzondere behoeften hebben ten aanzien van het behoud der eigen
.veiligheid en der handhaving van de openbare orde in de onder haar
contröle staande gebieden, en dat zij al die oorzaken of daden moe
ten onderdrukken of uit den weg ruimen, welke hen zullen belemme
ren of hun vijand ten goede zullen komen. De Britsche regeering
heeft niet het voornemen eenigerlei daden of maatregelen te begun
stigen, welke nadeelig zouden kunnen zijn voor het bereiken van
bovengenoemde oogmerken door de Japansche troepen en zij zal
gebruik maken van deze gelegenheid om haar politiek in dit opzicht
te bevestigen door het aan de Britsche autoriteiten en de Britsche
onderdanen in China duidelijk te maken, dat zij zich moeten onthou
den van dergelijke daden en maatregelen."
OP vragen betreffende den huidigen
toestand in Tientsin en de vorderingen
in Tokio heeft minister-president
Chamberlain in het Lagerhuis een verkla
ring afgelegd, waarin hij zeide:
De algemeene toestand in Tientsin is on
gewijzigd. Er zijn geen incidenten gemeld.
De melktoevoer is vrij bevredigend. De le
veringen zijn goed, maar blijven onderwor
pen aan vertragingen bü de versperringen.
Ten aanzien van da onderhandelingen
In Tokio zeide Chamberlain:
Sinds 15 Juli zijn preliminaire bespre-
klngen in Tokio gevoerd tusschen den
Britschen ambassadeur en den Japan-
sehen minister van buitenlandsche za
ken. alvorens zou worden begonnen met
de onderhandelingen over een regeling
van den toestand in Tientsin. Bij het
begin der hesprekingen gaf do Japan
sche regeering uitdrukking aan de op
vatting. dat wanneer vordrrlneen pe-
maakt wilden worden hij d' -'heffing
van misverstanden en de vo Inp van
hetere hetrekkinpen. het van essentieel
helanp was dat de achterprond erkend
werd. waarfepen men fien toestand in
Tientsin moest zien.
Dit. zoo vervolpde Chamberlain, had
niets uit te staan met de politiek der
Britsche reeeerinp jcpens China, doch
was een feitelijke kwestie Er waren
vijandelijkheden aan den panp in China
op proote schaal. Het Japansche leper
moest voorzieninpen treffen voor zijn
eigen veilipheid en de handhavinp van
de openbare orde in de bezette pebie-
den en was derhalve verplicht tot het
riemen van maatregelen om er zorp voor
te drapen. dat peen nadeel werd toege
bracht aan deze aangelegenheden.
Teneinde den weg te effenen voor be
sprekingen over Tientsin, kwam de
Britsche regeering bijgevolg tot over
eenstemming met de Japansche regee
ring ten aanzien van de formule van
een overeenkomst.
Op de hem vervolgens gestelde vraag,
of hil de verzekering wilde geven, dat
er geen overeenkomst gesloten zou wor
den. bij deze komendo onderhandelin
gen. ten aanzien van wat ook. dat er op
zou zijn berekend om nadeel toe te hren-
pen aan de Chineesche valuta of aan de
rechten van Groot Briftannle om credie-
ten te verleenen aan de Chlneesche re-
peering voor welk doel dit ook zij. ant
woordde Chamberlain in bevestigenden
atln. daaraan toevoegende, dat de bespre
kingen beperkt bliiven tot plaatselijke
problemen te Tientsin.
Op de vraap van Arthur Hender
son. van de Labouroppositie, of de
concessies niet in feite een de facto
erkenning zullen vormen van de Ja
pansche souvereiniteit ten aanzien
van deelen van China, die thans on
der contróle staan van de Japan
sche gewapende macht, antwoordde
Chamberlain ontkennend.
Op de vraap van Greenwood, of er
ccnlge wijziging, welke ook, is gebracht
in de Britsphe politiek jegens China,
antwoordde Chamberlain: ..Noen", waar
aan hij toevoegde, dat de verklaring
geenerlei wijziging insluit in de Brit
sche politiek in China.
De besprekingen van
Wohltat
Na verklaard te hebben dat er
voor het oogenblik geen sprake was
van toekenning eener leening aan
Duitschland. heeft Chamberlain, op
de vraag of de Britsche rogeerinp
kennis had gedragen van de moge
lijkheid van besprekingen van de
zen aard en „of do regeering voor
nemens was besprekingen te openen,
die zouden kunnen lijken op een
poging om Hitier om te koopen. ten
einde den vrede te „koopen" met
tweemaal „neen" geantwoord.
Het kabinet, aldus Chamberlain,
draagt ook geen kennis van de moge
lijkheid, dat hierover besprekingen zul
len worden begonnen om den vrede te
koopen. „Er was ons van deze bespre
kingen niets bekend, noch wist een an
dere minister, behalve de bij deze zaak
betrokken minister, hier iets van af. Het
is niet de bedoeling van de Britsche re-
goerinp besprekingen van dezen aard te
beginnen.
Op do vraag van Harris (Lib. Opp.)
antwoordde Chamberlain zelf gaarne te
willen weten wie verantwoordelijk is
voor de onthulling dezer besprekingen.
Chamberlain zeide verder geen enkel
bijzonder nadeel te zien in deze parti
culiere bespreking, welke van persoon
lijken aard was tusschen Hudson en een
Duitschen regeeringsambtcnaar. Het
kwaad indien er sprake is van
kwaad aldus Chamberlain, zit in de
onthulling aan de bladen van hetgeen
is gebeurd.
LONDEN, 24 Juli. (Reuter).
Minister Hoare heeft in het La
gerhuis verklaard: wij zijn in het
bezit van een betrouwbare inlich
ting, dat de campagne der Iersche
terroristen door buitenlandsche
organisaties met aandacht wordt
gevolgd en metterdaad wordt ge
stimuleerd.
Ik zou het Huis echter willen vragen
niet aan te dringen op bijzonderheden.
Hoare heeft deze verklaring afgelegd
bij de indiening in twoede lezing van
het wetsontwerp tot voorkoming van
geweldpleging. Hoare voegde aan zijn
medcdeeling toe, dat het niet in het
openbaar belang zou zijn nadere inlich
tingen te geven. Het Huis moet de ver
zekering van den minister aanvaarden,
dat het geen matclooze verdenkingen,
gebaseerd op praatjes, doch omlijnde
conclusies zijn, op grond van betrouw
bare gegevens.
Met het oog op deze rapporten
over buitenlandsch gekuip en een
ondervinding van zes maanden,
welke doet zien, dat het terroris
me grooten omvang kan aanne
men, kan het d^artement volgens
Hoare niet veil^ uiteengaan zon
der de bij de wet toegestane
machtsmiddelen te versterken tot
handhaving van de orde-
Na gesproken te hebben over een do
cument dat de politie in handen was
gevallen, waarin plannen voor de cam
pagne van de Iersche terroristen wer
den onthuld, zeide Hoare, dat sedert
Januari 57 aanslagen van terroristen
waren voorgekomen te Londen en ze
ventig in de provincies.
Daarbij werd een man gedood. 75 per
sonen werden gewond. Wegens terroris
tische activiteit zijn 6 mannen veroor
deeld. De politie beeft 1500 gelignietpa-
tronen, 1000 slaghoedjes, 2 ton chloor-
kali en ijzeroxyde. zeven gallons (een
gallon is ongeveer iH liter) zwavelzuur
en bijna 20.000 kilo aluminlum-
poeder in beslag genomen die vol
doende zouden zijn geweest om
schade aan te richten voor millioenen
ponden sterling en wat nog belangrijker
is voor het verlies van minstens 1000
mannen en vrouwen. In verband hier
mede ben ik er zeker van, dat het land
drastischer optreden tegen de bedrijvers
van deze misdaden tegen de gemeen
schap zal goedkeuren en eischen. Wij
hopen, dat bet onderhavige wetsont
werp van tljdelijken aard zal kunnen
zijn om aan den noodtoestand het hoofd
te bieden. Daarom wordt, de geldigheid
van de wet gesteld op twee jaren.
Het wetsontwerp werd in tweede le
zing aangenomen met 218 tegen 17
stemmen
NIEUWE AMBASSADEUR TE
BRUSSEL
LONDEN, 24 Juli. (Reuter). De Ko
ning beeft de benoeming bekrachtigd
van Sir Lancelot Oliphant, plaatsver
vangend onderstaatsecretaris van bui
tenlandsche zaken, tot ambassadeur te
Brussel en gezant te Luxemburg, als op
volger van Slf Robert Clive.
AARTSBISSCHOP VAN SALZBURG
MOET ZIJN WONING ONTRUIMEN
WEENEN, 24 Juli. (Reuter). De
aartsbisschop van Salzburg, mgr. Waitz,
is thans voor de derde keer in twee
maanden tijd gewongen te verhuizen.
Als reden hiervoor wordt woning-gebrek
opgegeven.
Het Kapucijnen-klooster, waar de
aartsbisschop het laatst zijn Intrek heeft
genomen, is thans een kraaminrichting
geworden.
HUDSON ZAL NIET AFTREDEN
LONDEN. 24 Juli. (Reuter). Reuter
verneemt, dat Hudson, de minister van
overzeeschen handel, niet zal aftre
den.
HALIFAX IN HET HOOGERHUIS
LONDEN, 24 Juli. (Reuter). Lord
Halifax heeft in het Hoogerhuis een
verklaring afgelegd, gelijkluidend
aan die van Chamberlain in het La
gerhuis. De minister van buiten
landsche zaken voegde hieraan toé,
dat in het verloop der besprekingen,
die leidden tot de overeenkomst op
deze formule tusschen Arita en
Craigie was overeengekomen:
1. Dat het niet in de bedoeling der
Japansche regeering lag om de Britsche
regeering te verhinderen stappen te
doen bij alle gevallen, die zich zouden
kunnen voordoen.
2. Dat de Britsche regeering het dui
delijk maakte, dat naar haar opvatting
niets in de formule do positie en ver
plichtingen van derde mogendheden
raakte. Dit punt werd door beide par
tijen als van zelf sprekend beschouwd.
3. De Britsche ambassadeur wees de
Japansche regeering op het groote be
lang van een ontmoediging der pers in
het uitspreken van overdreven verwij
ten en eischen, welke slechts nadeelig
kunnen zijn voor het resultaat der on
derhandelingen over de plaatselijke
problemen, die thans op het punt staan
aan te vangen.
4. De Britsche ambassadeur heeft
krachtige protesten ingediend betreffen
de de anti-Britsche agitatie. Verwacht
kan worden, dat, als resultaat van de
overeenkomst, die thans tot stand is
gekomen, deze agitatie zal ophouden.
Intusschen hoeft de Japansche pre
mier, naar gemeld wordt, gezegd,
dat de Japansche politiek, nu zij
haar politiek bepaald had. de agita
tie, welke niet in overeenstemming
was daarmede, kon controleeren.
Lord Snell vroeg vervolgens of de re-
Verdere besprekingen in Tokio
Sub-commissie van deskundigen
is thans aan het werk
TOKIO, 24 Juli (Domei). Na dc Britsch-Japansche bespreking van hedenmiddag
heeft het inlichtingenbureau van liet departement van buitenlandsche zaken een com
muniqué uitgegeven van den volgenden inhoud: „De tweede der Britsch-Japansche
besprekingen is heden gehouden van 16 uur tot 18 uur 20. De gedachtenwisseling
was gewijd aan een algemeene bespreking van aangelegenheden betreffende de hand
having der veiligheid en openbare orde in Tientsin. Er deden zich een aantal punten
voor, waarvan opheldering der details noodzakelijk werd geacht. Deze punten zullen
besproken worden door een commissie, bestaande uit generaal-majoor Plggott, Ta-
naka, majoor Herbert en majoor Ohta. De commissie komt Dinsdagmorgen om 9
uur bijeen. De eerstvolgende voltallige bijeenkomst zal plaats vinden zoodra de com
missie rapport heeft uitgebracht."
Van gezaghebbende zijde verluidt, dat de besprekingen van vanmorgen en van
middag een vlot verloop hebben gehad. In de bijeenkomst van vanmiddag werden
vrij en openhartig de meeningen gewisseld betreffende de handhaving van orde en
vrede en de politiediensten in Tientsin, waarbij geen opgewonden discussie ontstond.
Sommige dagbladen voorspellen, dat nog in den loop van Juli de conferentie van
Tokio tot een vriendschappelijk besluit zal worden gebracht.
in de politiek der Britsche regeering, die
nooit de bedoeling heeft gehad de verrich
tingen der Japansche strijdkrachten in
China te belemmeren of de veiligheid der
Japanners in gevaar te brengen en de
orde in het door Japan gecontroleerde
deel van China te verstoren. De overeen
komst heeft ook betrekking op Sjanghai en
Koelangsoe, doch zU geldt slechts voor
Engelsche onderdanen en belangen en
heeft geen beteekenis voor de rechten en
belangen van andere nationaliteiten.
De minister van buitenlandsche zaken,
Arita, heeft de Japansche zoowel als de
Britsche gedelegeerden uitgenoodlgd voor
een dejeuner op Dinsdag.
Tegenover de Japansche en buitenland
sche pers heeft de Britsche ambassadeur,
Craigie, verklaard, dat de Britsch-Japan
sche overeenkomst niet alleen Van toepas
sing is op Tientsin, maar op alle andere
deelen van China, die onder Japansche
controle staan. Hij voegde er aan toe, dat
de overeenkomst geen verandering brengt
geering een verklaring kon afleggen
over de gemelde onderhandelingen met
Wohltat, die namens de Duitsche regee
ring in Londen vertoefde.
Halifax antwoordde: Ik neem aan, dat
Lord Snell doelt op de berichten, die
de laatste dagen de ronde hebben ge
daan naar aanleiding van de bespre
kingen van den minister voor overzee
schen handel en den economischen ad
viseur van veldmaarschalk Goering,
Wohltat. Wohltat was op bezoek in En
geland als Duit9Ch vertegenwoordiger
ter walvlschvangstconferentle. terwijl
het tevens tot zijn verantwoordelijkheid
behoorde om zaken te bespreken betref
fende het vluchtelingenvraagstuk.
Voor zoover mij bekend is. aldus Lord
Halifax, gingen de opdrachten van
Wohltat niet verder dan deze zaken. Bij
andere bezoeken in -de laatste jaren
heeft Wohltat in ons land een aantal
officicele en andere personen ontmoet,
die hetrokken zijn hij handels- en econo
mische kwesties, welke de beide landen
betroffen. De behandeline dezer aange
legenheden behoort tot de normale
werkzaamheden van Wohltat.
Dientengevolge was het geenszins on
gewoon, dat Hudson en Wohltat elkan
der zonden ontmoeten en onderwerpen
hespreken, waarbij zij wederzijds belang
hebben en waarvoor zij ieder voor zich
in hun offlcieele functies verantwoor
delijk zijn.
Hudson heeft mij doen weten, dat
de besprekingen in de richting gin
gen van stappen welke genomen
zouden kunnen worden tot het tot
stand brengen van een verbetering
van den buitenlandschen handel
van de voornaamste industrieele
landen.
In dit verband zette Hudson uiteen,
dat de oplossing van de politieke kwes
tie een noodzakelijke inleidende stap
was (waarmede hij natuurlijk bedoelde
het herstel van het internationale ver
trouwen!.
Zij bespraken wat gedaan zou kun
nen worden tot wegneming van de be
staande belemmeringen voor de ontwik
keling van den internationalen handel,
o.m. de overeenkomsten tot betaling met
gesloten beurzen, valutabeperkingen,
importcfuota enz.
De bespreking over economische-
kwesties van dezen aard leidde tot be
sprekingen over financieele stappen, die
genomen zouden kunnen worden om in
den beginne de moeilijkheden te over
winnen. Hudson, die er'steeds den na
druk op had gelegd, dat hij slechts zijn
eigen persoonlijke inzichten weergaf en
zich voor oogen hield, dat een herstel
.van het internationale vertrouwen een
eerste npodzakelijkheld vormde, zeide
van meening te zijn, dat, wanneer het
internationale vertrouwen zou zijn her
steld. er ruimte zou zijn voor samenwer
king op dit gebied door de voornaamste
belanghebbende landen. Hiervan uit
gaande, aldus Halifax, is er geen enkele
grond voor de verklaring of veronder
stelling, dat deze opmerkingen die op
kwamen en zich voordeden tijdens een
niet-officieel gesprek een voorstel zou
den inhouden tot het verstrekken van
een leeriing van dit land aan Duitsch
land.
Ook Duitsche ontkenning
Het Duitsche Nieuwsbureau meldt:
„In de Engelsche pers wordt melding
gemaakt van verklaringen van den on
derstaatssecretaris Hudson over' een ge
sprok met ministerial-direktor Wohltat,
waarbij ook gesproken wordt van een
„plan", dat den beer Wohltat overhan
digd was. Het Duitsche Nieuwsbureau
is gemachtigd vast to stellen, dat in het
geheel geen plan besproken is. Overi
gens beteekende het onderhoud, dat niet
op initiatief van den heer Wohltat. tot
stand was gekomen, een zuiver particu
liere gedachtenwisseling over economi
sche vraagstukken."
FEUILLETON
Naar het Engelsch •van
STANLEY HART PAGE
17)
„Nog al een ingewikkelde manier."
„Ja, maar soms nuttig, om ongemerkt
Iemands vingerafdrukken in handen te
krijgen. Ik heb dit echt als een experi
ment beschouwt. Die lui zouden me on
getwijfeld gewillig hun vingerafdruk
ken gegeven hebben, als ik erom had
gevraagd. Ik bofte ermee, dat zo allen
tezamen in het huis van Garrison wa
ren en King was de eenige, die mijn
trucje doorzag. Ik nam hem afzonder
lijk, net als de anderen en gaf hem
zijn glaasje. Hij keek er met zijn rech
teroog doorheen en toen ik hem vroeg,
ook met zijn linker te kijken, legde bij
het glaasje op tafel en drukte er zijn
linkervingers op.
„Daar hebt u ze," zei hij. „Nu hebt u
gen beter stel afdrukken. „Die daar zijn
van hem. Kijk maar eens hoe breed de
afdrukken zijn, waar hij zijn vingers
erop gedrukt heeft Deze zijn van
Flount; voorzichtig vastgehouden. Op
•lk plaatJe staat een nummer. Laat uw
mensehen die nu maar eens met hun
afdrukken vergelijken, die ze op het pis
tool vonden. Die van mevrouw Abbing-
ton moeten er allicht bij zijn."
Gerrity drukte op een belletje. Tim
moest de vinger-experts ontbieden. On
der het wachten nam hij een paar glaas-
jee op, hield ze tegen het ven6ter en
keek er doorheen. „Goed gelukt!" grin
nikte hij. Saunders, een der beste des
kundigen van de afdeeling kwam bin
nen.
„Nog aldoor met die revolver bezig,
Saunders?" vroeg de inspecteur.
„Ja, meneer. Ik kan u nu een gewij
zigd rapport gevon. Wc hebben enkele
afdrukken gevonden, die met die van
Abbington overeenkomen."
„Toch waar?" riep Gerrity. half op
staande, uit.
„Ja, meneer. Heel goed zijn ze niet
en voor dc rechtbank gelden ze mis
schien wol niet Ze zijn vrij erg ver
doezeld door andere, die er later op ge
komen zijn."
„Oh!" bromde Gerrity. teleurgesteld.
„Waar zijn ze? Kunnen ze misschien
tijdens het afschieten op dat pistool
zijn gekomen?"
„Dat denk ik niet, meneer. Ze za
ten op den loop. Ze zijn heel flauw en
vrjjwel weggeveegd. Maar ze zijn van
hem."
„Heb jo cr op het ruitje geen gevon
den. die op zijne gelijken?"
„Neen, meneer, daar zou ik een eed
op kunnen doen."
„Kijk, Saunders, hier heb Je nog een
stelletje ter vergelijking", zei Gerrity.
Zorgvuldig legde hij de plaatjes van
Hand boven elkaar en gaf het stapel
tje met helde handen nan Saunders.
„Wijd bijzondere aandacht aan num
mer 4", zei Hand. „Die zijn van dr. In-
nes."
Saunders verdween met de glasplaat-
Je». Na zijn Vertrek wendde Hand zich
tot Gerrity. „Wat nog verder, inspec
teur?" vroeg hij.
„Wel, we hebben die roadster gevon
den. Achtergelaten bij de Brooklyn
Brug. Hij behoort aan een zekeren Al
fred Henderson, een eerzaam accoun
tant, die gisteravond thuis is geweest.
Gisteren in den namiddag heeft hij
aangegeven bij de zesdo afdeeling, dat
zijn wagen gestolen was. Er zitten nu
een paar kogelgaatjes als herinnering
in. En er bevonden zich bloedsporen in
den wagen. Dus >vas die kerel ge
raakt."
„Ja, ongetwijfeld. Maar die wagen
zegt niet veel. Dat had ik ook niet ver
wacht, als we het stel boeven er zelf niet
in aantroffen. Wat ben je wijzer gewor
den over de bewoners van dat huis aan
de East End Avenue?"
„Heel wat, behalve over die Spitz en
Spawn. Spitz is hier nooit gearresteerd
geweest en dus hebben we geen afdruk
ken van zijn vingers. We hebben ze ten
minste niet gevonden. De anderen zijn
geen gevanrlijko lui. Hoogstens gestraft
wegens kleine overtredingen
„Er valt van hen tenminste iets te
vertellen. Spitz en Spawn zijn als uit de
lucht komen vallen om ons last te be
zorgen. Niets van die twee kunnen vin
den?"
„Geen steek. Niemand weet, waar ze
vandaan komen, of waar ze heen zijn.
Dat is nog het ergste. Natuurlijk zijn we
nog op z.ock naar dat span."
„Misschien komen ze uit Duitschland".
mompelde Hand. „Dat muntstuk, weet u
nog wel?"
„Misschien kwamen ze ik weet niet
waar vandaan", gromde Gerrity. „lk ben
bezig, de registers van Ellis Island na te
slaan."
Tim tikte hard aan de deur en kwam
binnen. Hij overhandigde een lange, wit
te enveloppe aan Gerrity.
„Aha, het rapport van professor Hert
zog", riep hij uit. Tim het rapport uit
de hand grissend. „Nu komen we wat
te weten over dien kogell"
Hij haalde een getikt blad papier le
voorschijn. En onder het lezen werd zijn
gelaatsuitdrukking hoe langer hoe ver-
blufter. Hij wierp Hand den brief toe en
verviel in een somber zwijgen. Mijn
vriend las hem door zonder een spier te
vertrekken en reikte hem aan mij over.
lk las:
„Geachte Heer Inspecteur,
Na nauwkeurig microscopisch onder
zoek van den kogel, mij door inspecteur
Cannon (in opdracht uwerzijds en na
verwijdering uit het lijk van Vera Vo-
nora) toegezonden, en na zorgvuldige
vergelijking inet twee kogels, uit het
pistool met den naam Constance Ab
bington afgeschoten, ben ik in staat u
navolgend rapport te doen toekomen.
Naar mijn mecning, waarmee majoor
A. Dangerfield, die samen met mij do
onderzoekingen vérrichtte, het eens is,
is dc kogel van het doodelijke schot niet
afgevuurd uit het pistool van mevrouw
Abbington. Op mijn verzoek heeft in
specteur Cannon twee der patronen uit
het magazijn van dit wapen op do
schijf in mijn laboratorium afgevuurd.
De groeven in de twee kogels, op mijn
laboratorium afgeschoten, zijn volkomen
gelijkvormig, maar geen van beide
loont eenige overeenkomst rnct do groe
ven op den kogel, in het lijk van hot
slachtoffer gevonden. De eenige over
eenkomst tusschen dc kogels uit het
wapen van Abbington en die waarmee
de moord is gepleegd, is, dat ze van
hetzelfde merk (Hcmmlngton) zijn en
van hetzelfde kaliber 32. Zoowel majoor
Dangerfield als ik zijn ervan overtuigd,
dat de doodelijke kogel niet uit het wa
pen van mevrouw Abbington is afge
schoten.
Dit onvormelijke rapport doe ik u
toekomen in verband met ons telefoon
gesprek van hedenmorgen en hoop, u
niet al te lang te hebben laten wachten.
We gilden namelijk het onderzoek zoo
volledig mogelijk doen zijn. Omdat er
zulke vooraanstaande lieden in dit ge
val betrokken zijn, wilden we een dwa
ling zooveel mogelijk voorkomen. Bin
nenkort zullen we u een volledig rap
port doen toekomen
Ik keek eens naar de andoren. Hand
zat wijdbeens, met gekruiste armen en
zijn kin op de borst. Gerrity liep het
vertrek op en neer. Hij bleef ten slotte
staan en keek mijn vriend boven op hot
hoofd.
„Nou", gromde hij, alsof Hand ver
antwoordelijk was voor dat rapport.
„Wat denkt u ervan?" En hij sloog met
zijn vuist op den onschuldigen brief.
Hand bewoog zich, op gevaar af Van
zijn stoel te glijden. „Ik maak er dit uit
op", zei hij; „dat hetgeen ik gehoopt
had, niet het geval is. Ik was hier al
bang voor."
„Bang ervoor?" vroeg Gerrity ver
bluft.
„Zeker. Er mankeerde iets van groot
belang in het bewijs, dat onze eerste
theorie moest schragen. We namen aan,
dat de moordenaar miss Venora neer
schoot met het pistool van mevrouw
Abbington en dit in de bibliotheek had
laten vallen, om op haar verdenking te
vestigen. Het verwijderde ruitje bevindt
zich ruim vier voet boven den vloer. Als
dat pistool van die hoogte af op den
parketvloer gevallen was, dan zou het
er allicht een deuk in gemaakt hebben."
Gerrity ging langzaam zitten, als
iemand die er niet meer bij kan. Einde
lijk knikte bij een paar maal. „Dat is
zoo", gaf hij toe. „En u weet zeker, dat
er geen kras of deuk was?"
„Beslist. Het karpet ligt minstens
drie voet van den muur onder het raam
af. Ik heb zorgvuldig naar een deuk ge
keken. Niets te vinden."
„Maar hoe kwam dat pistool daar
voor den drommel dkn?" riep Gerrity
uit. „Het was niet voor den moord ge
bruikt en het werd niet door den moor
denaar in de kamer geworpen. Wat
heeft het dan met dien moord te ma
ken?"
„Daarover is mijn meening nog steeds
dezelfde", zei Hand, langzaam het
hoofd schuddend. „Ik pieker dan ook
niet over het verband tusschen dat wa
pen en den moord; ik meen nog steeds,
dat het er alleen neergelegd is, om de
verdenking op zijn eigenares te werpen.
Maar liet wordt nu wel duidelijk, dat
het er neergelegd is door iemand, die
zich in huis bevond."
„Drommels, het is zoo!" riep Gerrity.
„Iemand in huis. Wie kan dat zijn?"
Weer werden we gestoord. Tim klopte
en trad nogmaals binnen.
„Ze hebben den man, dien ze in dat
huis opgepikt hebben, hierheen ge
bracht, inspecteur."
„Wie heeft hem gebracht?"
„Brigadier Stuart, inspecteur."
„Laat Stuart hier komen", beval Ger
rity en zicl> tot Hand wendend: „Die
kerel is vermoedelijk een van de lui,
met wie Abbington gisternacht aan
het drinken is geweest Hallo,
Stuart, wat heb je te vertellen?"
„Niet al te veel, inspecteur", ant
woordde de brigadier. „Dc man is een
gewone straatslijper. Ik kan geen ande
ren nanin uit hem krijgen dan Eenoog,
en hij heeft dan ook maar één oog. Hij
is al zoo vaak wegens landlooperij en
dronkenschap opgebracht, dat hij het
Empire State Building nog niet kan
zien. We hebben Abbington met een
paar anderen op een rijtje gezet en deze
kerel kon hem niet aanwijzen. Maar
toch zegt hij. dat hij met nog een stel
gisteravond laat aan de haven heeft
zitten drinken op dezelfde plaats, waar
Abbington zegt, dat bij geweest is.
(Wordt vervolgd.)