Verklaring van Chamberlain over de overeenkomst van Tokio Geen gewijzigde politiek ten aanzien van China Wohltat's besprekingen hadden geen officieel karakter Een „feitelijke" kwestie BUITENLANDSCHE STEUN aan Iersche terreur Hudson gaf slechts zijn persoonlijke meening weer Kan er nog deze maand een beslissing worden verwacht? HET RAADSEL VAN RIVERSIDE DRIVE Ie BLAD PAG. 2 AMERSFOORTSCH DAGBLAD DINSDAG 25 JULI 1939 r LONDEN, 24 Juli. (Reuter). In het Lagerhuis heeft eerste minister Chamberlain den tekst medegedeeld van de overeenkomst, die te Tokio tot stand is gekomen tusschen Arita en Craigie. Deze tekst luidt als volgt: „De Britsche regeering erkent ten .volle den huidigen toestand in China, waar vijandelijkheden op groote schaal aan den gang zijn, zij neemt er nota van, dat zoolang die staat van zaken voortduurt, de Japansche strijdkrachten in China bijzondere behoeften hebben ten aanzien van het behoud der eigen .veiligheid en der handhaving van de openbare orde in de onder haar contröle staande gebieden, en dat zij al die oorzaken of daden moe ten onderdrukken of uit den weg ruimen, welke hen zullen belemme ren of hun vijand ten goede zullen komen. De Britsche regeering heeft niet het voornemen eenigerlei daden of maatregelen te begun stigen, welke nadeelig zouden kunnen zijn voor het bereiken van bovengenoemde oogmerken door de Japansche troepen en zij zal gebruik maken van deze gelegenheid om haar politiek in dit opzicht te bevestigen door het aan de Britsche autoriteiten en de Britsche onderdanen in China duidelijk te maken, dat zij zich moeten onthou den van dergelijke daden en maatregelen." OP vragen betreffende den huidigen toestand in Tientsin en de vorderingen in Tokio heeft minister-president Chamberlain in het Lagerhuis een verkla ring afgelegd, waarin hij zeide: De algemeene toestand in Tientsin is on gewijzigd. Er zijn geen incidenten gemeld. De melktoevoer is vrij bevredigend. De le veringen zijn goed, maar blijven onderwor pen aan vertragingen bü de versperringen. Ten aanzien van da onderhandelingen In Tokio zeide Chamberlain: Sinds 15 Juli zijn preliminaire bespre- klngen in Tokio gevoerd tusschen den Britschen ambassadeur en den Japan- sehen minister van buitenlandsche za ken. alvorens zou worden begonnen met de onderhandelingen over een regeling van den toestand in Tientsin. Bij het begin der hesprekingen gaf do Japan sche regeering uitdrukking aan de op vatting. dat wanneer vordrrlneen pe- maakt wilden worden hij d' -'heffing van misverstanden en de vo Inp van hetere hetrekkinpen. het van essentieel helanp was dat de achterprond erkend werd. waarfepen men fien toestand in Tientsin moest zien. Dit. zoo vervolpde Chamberlain, had niets uit te staan met de politiek der Britsche reeeerinp jcpens China, doch was een feitelijke kwestie Er waren vijandelijkheden aan den panp in China op proote schaal. Het Japansche leper moest voorzieninpen treffen voor zijn eigen veilipheid en de handhavinp van de openbare orde in de bezette pebie- den en was derhalve verplicht tot het riemen van maatregelen om er zorp voor te drapen. dat peen nadeel werd toege bracht aan deze aangelegenheden. Teneinde den weg te effenen voor be sprekingen over Tientsin, kwam de Britsche regeering bijgevolg tot over eenstemming met de Japansche regee ring ten aanzien van de formule van een overeenkomst. Op de hem vervolgens gestelde vraag, of hil de verzekering wilde geven, dat er geen overeenkomst gesloten zou wor den. bij deze komendo onderhandelin gen. ten aanzien van wat ook. dat er op zou zijn berekend om nadeel toe te hren- pen aan de Chineesche valuta of aan de rechten van Groot Briftannle om credie- ten te verleenen aan de Chlneesche re- peering voor welk doel dit ook zij. ant woordde Chamberlain in bevestigenden atln. daaraan toevoegende, dat de bespre kingen beperkt bliiven tot plaatselijke problemen te Tientsin. Op de vraap van Arthur Hender son. van de Labouroppositie, of de concessies niet in feite een de facto erkenning zullen vormen van de Ja pansche souvereiniteit ten aanzien van deelen van China, die thans on der contróle staan van de Japan sche gewapende macht, antwoordde Chamberlain ontkennend. Op de vraap van Greenwood, of er ccnlge wijziging, welke ook, is gebracht in de Britsphe politiek jegens China, antwoordde Chamberlain: ..Noen", waar aan hij toevoegde, dat de verklaring geenerlei wijziging insluit in de Brit sche politiek in China. De besprekingen van Wohltat Na verklaard te hebben dat er voor het oogenblik geen sprake was van toekenning eener leening aan Duitschland. heeft Chamberlain, op de vraag of de Britsche rogeerinp kennis had gedragen van de moge lijkheid van besprekingen van de zen aard en „of do regeering voor nemens was besprekingen te openen, die zouden kunnen lijken op een poging om Hitier om te koopen. ten einde den vrede te „koopen" met tweemaal „neen" geantwoord. Het kabinet, aldus Chamberlain, draagt ook geen kennis van de moge lijkheid, dat hierover besprekingen zul len worden begonnen om den vrede te koopen. „Er was ons van deze bespre kingen niets bekend, noch wist een an dere minister, behalve de bij deze zaak betrokken minister, hier iets van af. Het is niet de bedoeling van de Britsche re- goerinp besprekingen van dezen aard te beginnen. Op do vraag van Harris (Lib. Opp.) antwoordde Chamberlain zelf gaarne te willen weten wie verantwoordelijk is voor de onthulling dezer besprekingen. Chamberlain zeide verder geen enkel bijzonder nadeel te zien in deze parti culiere bespreking, welke van persoon lijken aard was tusschen Hudson en een Duitschen regeeringsambtcnaar. Het kwaad indien er sprake is van kwaad aldus Chamberlain, zit in de onthulling aan de bladen van hetgeen is gebeurd. LONDEN, 24 Juli. (Reuter). Minister Hoare heeft in het La gerhuis verklaard: wij zijn in het bezit van een betrouwbare inlich ting, dat de campagne der Iersche terroristen door buitenlandsche organisaties met aandacht wordt gevolgd en metterdaad wordt ge stimuleerd. Ik zou het Huis echter willen vragen niet aan te dringen op bijzonderheden. Hoare heeft deze verklaring afgelegd bij de indiening in twoede lezing van het wetsontwerp tot voorkoming van geweldpleging. Hoare voegde aan zijn medcdeeling toe, dat het niet in het openbaar belang zou zijn nadere inlich tingen te geven. Het Huis moet de ver zekering van den minister aanvaarden, dat het geen matclooze verdenkingen, gebaseerd op praatjes, doch omlijnde conclusies zijn, op grond van betrouw bare gegevens. Met het oog op deze rapporten over buitenlandsch gekuip en een ondervinding van zes maanden, welke doet zien, dat het terroris me grooten omvang kan aanne men, kan het d^artement volgens Hoare niet veil^ uiteengaan zon der de bij de wet toegestane machtsmiddelen te versterken tot handhaving van de orde- Na gesproken te hebben over een do cument dat de politie in handen was gevallen, waarin plannen voor de cam pagne van de Iersche terroristen wer den onthuld, zeide Hoare, dat sedert Januari 57 aanslagen van terroristen waren voorgekomen te Londen en ze ventig in de provincies. Daarbij werd een man gedood. 75 per sonen werden gewond. Wegens terroris tische activiteit zijn 6 mannen veroor deeld. De politie beeft 1500 gelignietpa- tronen, 1000 slaghoedjes, 2 ton chloor- kali en ijzeroxyde. zeven gallons (een gallon is ongeveer iH liter) zwavelzuur en bijna 20.000 kilo aluminlum- poeder in beslag genomen die vol doende zouden zijn geweest om schade aan te richten voor millioenen ponden sterling en wat nog belangrijker is voor het verlies van minstens 1000 mannen en vrouwen. In verband hier mede ben ik er zeker van, dat het land drastischer optreden tegen de bedrijvers van deze misdaden tegen de gemeen schap zal goedkeuren en eischen. Wij hopen, dat bet onderhavige wetsont werp van tljdelijken aard zal kunnen zijn om aan den noodtoestand het hoofd te bieden. Daarom wordt, de geldigheid van de wet gesteld op twee jaren. Het wetsontwerp werd in tweede le zing aangenomen met 218 tegen 17 stemmen NIEUWE AMBASSADEUR TE BRUSSEL LONDEN, 24 Juli. (Reuter). De Ko ning beeft de benoeming bekrachtigd van Sir Lancelot Oliphant, plaatsver vangend onderstaatsecretaris van bui tenlandsche zaken, tot ambassadeur te Brussel en gezant te Luxemburg, als op volger van Slf Robert Clive. AARTSBISSCHOP VAN SALZBURG MOET ZIJN WONING ONTRUIMEN WEENEN, 24 Juli. (Reuter). De aartsbisschop van Salzburg, mgr. Waitz, is thans voor de derde keer in twee maanden tijd gewongen te verhuizen. Als reden hiervoor wordt woning-gebrek opgegeven. Het Kapucijnen-klooster, waar de aartsbisschop het laatst zijn Intrek heeft genomen, is thans een kraaminrichting geworden. HUDSON ZAL NIET AFTREDEN LONDEN. 24 Juli. (Reuter). Reuter verneemt, dat Hudson, de minister van overzeeschen handel, niet zal aftre den. HALIFAX IN HET HOOGERHUIS LONDEN, 24 Juli. (Reuter). Lord Halifax heeft in het Hoogerhuis een verklaring afgelegd, gelijkluidend aan die van Chamberlain in het La gerhuis. De minister van buiten landsche zaken voegde hieraan toé, dat in het verloop der besprekingen, die leidden tot de overeenkomst op deze formule tusschen Arita en Craigie was overeengekomen: 1. Dat het niet in de bedoeling der Japansche regeering lag om de Britsche regeering te verhinderen stappen te doen bij alle gevallen, die zich zouden kunnen voordoen. 2. Dat de Britsche regeering het dui delijk maakte, dat naar haar opvatting niets in de formule do positie en ver plichtingen van derde mogendheden raakte. Dit punt werd door beide par tijen als van zelf sprekend beschouwd. 3. De Britsche ambassadeur wees de Japansche regeering op het groote be lang van een ontmoediging der pers in het uitspreken van overdreven verwij ten en eischen, welke slechts nadeelig kunnen zijn voor het resultaat der on derhandelingen over de plaatselijke problemen, die thans op het punt staan aan te vangen. 4. De Britsche ambassadeur heeft krachtige protesten ingediend betreffen de de anti-Britsche agitatie. Verwacht kan worden, dat, als resultaat van de overeenkomst, die thans tot stand is gekomen, deze agitatie zal ophouden. Intusschen hoeft de Japansche pre mier, naar gemeld wordt, gezegd, dat de Japansche politiek, nu zij haar politiek bepaald had. de agita tie, welke niet in overeenstemming was daarmede, kon controleeren. Lord Snell vroeg vervolgens of de re- Verdere besprekingen in Tokio Sub-commissie van deskundigen is thans aan het werk TOKIO, 24 Juli (Domei). Na dc Britsch-Japansche bespreking van hedenmiddag heeft het inlichtingenbureau van liet departement van buitenlandsche zaken een com muniqué uitgegeven van den volgenden inhoud: „De tweede der Britsch-Japansche besprekingen is heden gehouden van 16 uur tot 18 uur 20. De gedachtenwisseling was gewijd aan een algemeene bespreking van aangelegenheden betreffende de hand having der veiligheid en openbare orde in Tientsin. Er deden zich een aantal punten voor, waarvan opheldering der details noodzakelijk werd geacht. Deze punten zullen besproken worden door een commissie, bestaande uit generaal-majoor Plggott, Ta- naka, majoor Herbert en majoor Ohta. De commissie komt Dinsdagmorgen om 9 uur bijeen. De eerstvolgende voltallige bijeenkomst zal plaats vinden zoodra de com missie rapport heeft uitgebracht." Van gezaghebbende zijde verluidt, dat de besprekingen van vanmorgen en van middag een vlot verloop hebben gehad. In de bijeenkomst van vanmiddag werden vrij en openhartig de meeningen gewisseld betreffende de handhaving van orde en vrede en de politiediensten in Tientsin, waarbij geen opgewonden discussie ontstond. Sommige dagbladen voorspellen, dat nog in den loop van Juli de conferentie van Tokio tot een vriendschappelijk besluit zal worden gebracht. in de politiek der Britsche regeering, die nooit de bedoeling heeft gehad de verrich tingen der Japansche strijdkrachten in China te belemmeren of de veiligheid der Japanners in gevaar te brengen en de orde in het door Japan gecontroleerde deel van China te verstoren. De overeen komst heeft ook betrekking op Sjanghai en Koelangsoe, doch zU geldt slechts voor Engelsche onderdanen en belangen en heeft geen beteekenis voor de rechten en belangen van andere nationaliteiten. De minister van buitenlandsche zaken, Arita, heeft de Japansche zoowel als de Britsche gedelegeerden uitgenoodlgd voor een dejeuner op Dinsdag. Tegenover de Japansche en buitenland sche pers heeft de Britsche ambassadeur, Craigie, verklaard, dat de Britsch-Japan sche overeenkomst niet alleen Van toepas sing is op Tientsin, maar op alle andere deelen van China, die onder Japansche controle staan. Hij voegde er aan toe, dat de overeenkomst geen verandering brengt geering een verklaring kon afleggen over de gemelde onderhandelingen met Wohltat, die namens de Duitsche regee ring in Londen vertoefde. Halifax antwoordde: Ik neem aan, dat Lord Snell doelt op de berichten, die de laatste dagen de ronde hebben ge daan naar aanleiding van de bespre kingen van den minister voor overzee schen handel en den economischen ad viseur van veldmaarschalk Goering, Wohltat. Wohltat was op bezoek in En geland als Duit9Ch vertegenwoordiger ter walvlschvangstconferentle. terwijl het tevens tot zijn verantwoordelijkheid behoorde om zaken te bespreken betref fende het vluchtelingenvraagstuk. Voor zoover mij bekend is. aldus Lord Halifax, gingen de opdrachten van Wohltat niet verder dan deze zaken. Bij andere bezoeken in -de laatste jaren heeft Wohltat in ons land een aantal officicele en andere personen ontmoet, die hetrokken zijn hij handels- en econo mische kwesties, welke de beide landen betroffen. De behandeline dezer aange legenheden behoort tot de normale werkzaamheden van Wohltat. Dientengevolge was het geenszins on gewoon, dat Hudson en Wohltat elkan der zonden ontmoeten en onderwerpen hespreken, waarbij zij wederzijds belang hebben en waarvoor zij ieder voor zich in hun offlcieele functies verantwoor delijk zijn. Hudson heeft mij doen weten, dat de besprekingen in de richting gin gen van stappen welke genomen zouden kunnen worden tot het tot stand brengen van een verbetering van den buitenlandschen handel van de voornaamste industrieele landen. In dit verband zette Hudson uiteen, dat de oplossing van de politieke kwes tie een noodzakelijke inleidende stap was (waarmede hij natuurlijk bedoelde het herstel van het internationale ver trouwen!. Zij bespraken wat gedaan zou kun nen worden tot wegneming van de be staande belemmeringen voor de ontwik keling van den internationalen handel, o.m. de overeenkomsten tot betaling met gesloten beurzen, valutabeperkingen, importcfuota enz. De bespreking over economische- kwesties van dezen aard leidde tot be sprekingen over financieele stappen, die genomen zouden kunnen worden om in den beginne de moeilijkheden te over winnen. Hudson, die er'steeds den na druk op had gelegd, dat hij slechts zijn eigen persoonlijke inzichten weergaf en zich voor oogen hield, dat een herstel .van het internationale vertrouwen een eerste npodzakelijkheld vormde, zeide van meening te zijn, dat, wanneer het internationale vertrouwen zou zijn her steld. er ruimte zou zijn voor samenwer king op dit gebied door de voornaamste belanghebbende landen. Hiervan uit gaande, aldus Halifax, is er geen enkele grond voor de verklaring of veronder stelling, dat deze opmerkingen die op kwamen en zich voordeden tijdens een niet-officieel gesprek een voorstel zou den inhouden tot het verstrekken van een leeriing van dit land aan Duitsch land. Ook Duitsche ontkenning Het Duitsche Nieuwsbureau meldt: „In de Engelsche pers wordt melding gemaakt van verklaringen van den on derstaatssecretaris Hudson over' een ge sprok met ministerial-direktor Wohltat, waarbij ook gesproken wordt van een „plan", dat den beer Wohltat overhan digd was. Het Duitsche Nieuwsbureau is gemachtigd vast to stellen, dat in het geheel geen plan besproken is. Overi gens beteekende het onderhoud, dat niet op initiatief van den heer Wohltat. tot stand was gekomen, een zuiver particu liere gedachtenwisseling over economi sche vraagstukken." FEUILLETON Naar het Engelsch •van STANLEY HART PAGE 17) „Nog al een ingewikkelde manier." „Ja, maar soms nuttig, om ongemerkt Iemands vingerafdrukken in handen te krijgen. Ik heb dit echt als een experi ment beschouwt. Die lui zouden me on getwijfeld gewillig hun vingerafdruk ken gegeven hebben, als ik erom had gevraagd. Ik bofte ermee, dat zo allen tezamen in het huis van Garrison wa ren en King was de eenige, die mijn trucje doorzag. Ik nam hem afzonder lijk, net als de anderen en gaf hem zijn glaasje. Hij keek er met zijn rech teroog doorheen en toen ik hem vroeg, ook met zijn linker te kijken, legde bij het glaasje op tafel en drukte er zijn linkervingers op. „Daar hebt u ze," zei hij. „Nu hebt u gen beter stel afdrukken. „Die daar zijn van hem. Kijk maar eens hoe breed de afdrukken zijn, waar hij zijn vingers erop gedrukt heeft Deze zijn van Flount; voorzichtig vastgehouden. Op •lk plaatJe staat een nummer. Laat uw mensehen die nu maar eens met hun afdrukken vergelijken, die ze op het pis tool vonden. Die van mevrouw Abbing- ton moeten er allicht bij zijn." Gerrity drukte op een belletje. Tim moest de vinger-experts ontbieden. On der het wachten nam hij een paar glaas- jee op, hield ze tegen het ven6ter en keek er doorheen. „Goed gelukt!" grin nikte hij. Saunders, een der beste des kundigen van de afdeeling kwam bin nen. „Nog aldoor met die revolver bezig, Saunders?" vroeg de inspecteur. „Ja, meneer. Ik kan u nu een gewij zigd rapport gevon. Wc hebben enkele afdrukken gevonden, die met die van Abbington overeenkomen." „Toch waar?" riep Gerrity. half op staande, uit. „Ja, meneer. Heel goed zijn ze niet en voor dc rechtbank gelden ze mis schien wol niet Ze zijn vrij erg ver doezeld door andere, die er later op ge komen zijn." „Oh!" bromde Gerrity. teleurgesteld. „Waar zijn ze? Kunnen ze misschien tijdens het afschieten op dat pistool zijn gekomen?" „Dat denk ik niet, meneer. Ze za ten op den loop. Ze zijn heel flauw en vrjjwel weggeveegd. Maar ze zijn van hem." „Heb jo cr op het ruitje geen gevon den. die op zijne gelijken?" „Neen, meneer, daar zou ik een eed op kunnen doen." „Kijk, Saunders, hier heb Je nog een stelletje ter vergelijking", zei Gerrity. Zorgvuldig legde hij de plaatjes van Hand boven elkaar en gaf het stapel tje met helde handen nan Saunders. „Wijd bijzondere aandacht aan num mer 4", zei Hand. „Die zijn van dr. In- nes." Saunders verdween met de glasplaat- Je». Na zijn Vertrek wendde Hand zich tot Gerrity. „Wat nog verder, inspec teur?" vroeg hij. „Wel, we hebben die roadster gevon den. Achtergelaten bij de Brooklyn Brug. Hij behoort aan een zekeren Al fred Henderson, een eerzaam accoun tant, die gisteravond thuis is geweest. Gisteren in den namiddag heeft hij aangegeven bij de zesdo afdeeling, dat zijn wagen gestolen was. Er zitten nu een paar kogelgaatjes als herinnering in. En er bevonden zich bloedsporen in den wagen. Dus >vas die kerel ge raakt." „Ja, ongetwijfeld. Maar die wagen zegt niet veel. Dat had ik ook niet ver wacht, als we het stel boeven er zelf niet in aantroffen. Wat ben je wijzer gewor den over de bewoners van dat huis aan de East End Avenue?" „Heel wat, behalve over die Spitz en Spawn. Spitz is hier nooit gearresteerd geweest en dus hebben we geen afdruk ken van zijn vingers. We hebben ze ten minste niet gevonden. De anderen zijn geen gevanrlijko lui. Hoogstens gestraft wegens kleine overtredingen „Er valt van hen tenminste iets te vertellen. Spitz en Spawn zijn als uit de lucht komen vallen om ons last te be zorgen. Niets van die twee kunnen vin den?" „Geen steek. Niemand weet, waar ze vandaan komen, of waar ze heen zijn. Dat is nog het ergste. Natuurlijk zijn we nog op z.ock naar dat span." „Misschien komen ze uit Duitschland". mompelde Hand. „Dat muntstuk, weet u nog wel?" „Misschien kwamen ze ik weet niet waar vandaan", gromde Gerrity. „lk ben bezig, de registers van Ellis Island na te slaan." Tim tikte hard aan de deur en kwam binnen. Hij overhandigde een lange, wit te enveloppe aan Gerrity. „Aha, het rapport van professor Hert zog", riep hij uit. Tim het rapport uit de hand grissend. „Nu komen we wat te weten over dien kogell" Hij haalde een getikt blad papier le voorschijn. En onder het lezen werd zijn gelaatsuitdrukking hoe langer hoe ver- blufter. Hij wierp Hand den brief toe en verviel in een somber zwijgen. Mijn vriend las hem door zonder een spier te vertrekken en reikte hem aan mij over. lk las: „Geachte Heer Inspecteur, Na nauwkeurig microscopisch onder zoek van den kogel, mij door inspecteur Cannon (in opdracht uwerzijds en na verwijdering uit het lijk van Vera Vo- nora) toegezonden, en na zorgvuldige vergelijking inet twee kogels, uit het pistool met den naam Constance Ab bington afgeschoten, ben ik in staat u navolgend rapport te doen toekomen. Naar mijn mecning, waarmee majoor A. Dangerfield, die samen met mij do onderzoekingen vérrichtte, het eens is, is dc kogel van het doodelijke schot niet afgevuurd uit het pistool van mevrouw Abbington. Op mijn verzoek heeft in specteur Cannon twee der patronen uit het magazijn van dit wapen op do schijf in mijn laboratorium afgevuurd. De groeven in de twee kogels, op mijn laboratorium afgeschoten, zijn volkomen gelijkvormig, maar geen van beide loont eenige overeenkomst rnct do groe ven op den kogel, in het lijk van hot slachtoffer gevonden. De eenige over eenkomst tusschen dc kogels uit het wapen van Abbington en die waarmee de moord is gepleegd, is, dat ze van hetzelfde merk (Hcmmlngton) zijn en van hetzelfde kaliber 32. Zoowel majoor Dangerfield als ik zijn ervan overtuigd, dat de doodelijke kogel niet uit het wa pen van mevrouw Abbington is afge schoten. Dit onvormelijke rapport doe ik u toekomen in verband met ons telefoon gesprek van hedenmorgen en hoop, u niet al te lang te hebben laten wachten. We gilden namelijk het onderzoek zoo volledig mogelijk doen zijn. Omdat er zulke vooraanstaande lieden in dit ge val betrokken zijn, wilden we een dwa ling zooveel mogelijk voorkomen. Bin nenkort zullen we u een volledig rap port doen toekomen Ik keek eens naar de andoren. Hand zat wijdbeens, met gekruiste armen en zijn kin op de borst. Gerrity liep het vertrek op en neer. Hij bleef ten slotte staan en keek mijn vriend boven op hot hoofd. „Nou", gromde hij, alsof Hand ver antwoordelijk was voor dat rapport. „Wat denkt u ervan?" En hij sloog met zijn vuist op den onschuldigen brief. Hand bewoog zich, op gevaar af Van zijn stoel te glijden. „Ik maak er dit uit op", zei hij; „dat hetgeen ik gehoopt had, niet het geval is. Ik was hier al bang voor." „Bang ervoor?" vroeg Gerrity ver bluft. „Zeker. Er mankeerde iets van groot belang in het bewijs, dat onze eerste theorie moest schragen. We namen aan, dat de moordenaar miss Venora neer schoot met het pistool van mevrouw Abbington en dit in de bibliotheek had laten vallen, om op haar verdenking te vestigen. Het verwijderde ruitje bevindt zich ruim vier voet boven den vloer. Als dat pistool van die hoogte af op den parketvloer gevallen was, dan zou het er allicht een deuk in gemaakt hebben." Gerrity ging langzaam zitten, als iemand die er niet meer bij kan. Einde lijk knikte bij een paar maal. „Dat is zoo", gaf hij toe. „En u weet zeker, dat er geen kras of deuk was?" „Beslist. Het karpet ligt minstens drie voet van den muur onder het raam af. Ik heb zorgvuldig naar een deuk ge keken. Niets te vinden." „Maar hoe kwam dat pistool daar voor den drommel dkn?" riep Gerrity uit. „Het was niet voor den moord ge bruikt en het werd niet door den moor denaar in de kamer geworpen. Wat heeft het dan met dien moord te ma ken?" „Daarover is mijn meening nog steeds dezelfde", zei Hand, langzaam het hoofd schuddend. „Ik pieker dan ook niet over het verband tusschen dat wa pen en den moord; ik meen nog steeds, dat het er alleen neergelegd is, om de verdenking op zijn eigenares te werpen. Maar liet wordt nu wel duidelijk, dat het er neergelegd is door iemand, die zich in huis bevond." „Drommels, het is zoo!" riep Gerrity. „Iemand in huis. Wie kan dat zijn?" Weer werden we gestoord. Tim klopte en trad nogmaals binnen. „Ze hebben den man, dien ze in dat huis opgepikt hebben, hierheen ge bracht, inspecteur." „Wie heeft hem gebracht?" „Brigadier Stuart, inspecteur." „Laat Stuart hier komen", beval Ger rity en zicl> tot Hand wendend: „Die kerel is vermoedelijk een van de lui, met wie Abbington gisternacht aan het drinken is geweest Hallo, Stuart, wat heb je te vertellen?" „Niet al te veel, inspecteur", ant woordde de brigadier. „Dc man is een gewone straatslijper. Ik kan geen ande ren nanin uit hem krijgen dan Eenoog, en hij heeft dan ook maar één oog. Hij is al zoo vaak wegens landlooperij en dronkenschap opgebracht, dat hij het Empire State Building nog niet kan zien. We hebben Abbington met een paar anderen op een rijtje gezet en deze kerel kon hem niet aanwijzen. Maar toch zegt hij. dat hij met nog een stel gisteravond laat aan de haven heeft zitten drinken op dezelfde plaats, waar Abbington zegt, dat bij geweest is. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1939 | | pagina 2