e beperking van den arbeid aan banden gelegd Het Bankenmoratorium opgeheven Juridisch verweer" van een tweetal inbrekers De Maansteen Overtreding met 3 maanden of f 3000.- gestraft Bevoegdheid van den Duitschen Krijgsraad MYRA, HET ELFJE EN DE BOOZE KABOUTER ZWARTVOET Ze waren bang voor.... inbrekers! HET STOPZETTEN VAN ONDERNEMINGEN, BEKORTING VAN DEN WERKTIJD TOT MINDER DAN 36 UUR, ALSMEDE ONT- SLAGVERLEENING ZIJN VERBODEN zp*> f %<xpjes VERORDENING VAN DEN RIJKSCOMMISSARIS KINDERHOEKJE VOOR EEN POGING TOT INBRAAK IN EEN JUWELIERSZAAK 4 EN 3 JAAR GEEISCHT OPLEIDING VAN 500 RIJKS VELDWACHTERS feuilleton A. A. HUMME Jr. .JSBËBSi- (Wordt vervolgd)- 2e BLAD PAG. 2 AMERSFOORTSCH DAGBLAD VRIJDAG 14 JUNI 1940 's-GRAVENHAGE. 13 Juni Het Verordeningenblad voor het bezette Ne- derlandsche gebied bevat de volgende verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende het beperken van werk. 11 Juni 1940. Op grond van paragraaf vijf van het decreet van den Führer betreffende de uitoefenine van de regeeringshevoegd- heden in Nederland van 18 Mei 1940 (Rijkswetblad 1, biz. 77S) bepaal ik: Art. 1. (1) De secretaris-generaal van het departement van sociale zaken wordt gemachtigd voorschriften betreffende het stilleggen van ondernemingen, de invoering van den verkorten werktijd en hef ontslaan van werknemers uit te vaardigen. (21 Voorschriften, welke de secretaris generaal van het ministerie van sociale zaken op grond van alinea 1 uitvaar digt. mogen strafbedreigingen bevatten. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op den dag van afkondiging. 's-Gravenhage. 11 Juni 1910. De Rijkscommissaris voor hot bezette Nederlandsche gebied: SEYSS-INQÜART Het uitvoeringsbesluit Verder publiceert het Verordeningen blad het volgende: Uitvoeringsbesluit van den secreta ris-generaal van het departement van sociale zaken ingevolge de verordening nr. 8'lHiO van den Rijkscommissaris be treffende het beperken van werk van 11 Juni 1910 Op grond van art, 1 van de verorde ning nr. 8/1940 van den Rijkscommissa ris van het bezette Nederlandsche ge bied. betreffende het beperken van werk en in overeenstemming mot art. 2 en 3 van de verordening nr. 3/1910 van den Rijkscommissaris hetreffendo do uitoe fening <ter r^geeringsbovoegdhoden in Nederland, bepaal ik als volgt: Art. 1. Het is den leiders van onderne mingen of hun plaatsvervangers verboden: 1) Het werk in de onderneming tijdelijk of voorgoed stop te zetten: 2) Den werktijd in de onderne ming tot minder dan 36 uur in de week in tc korten: 3) Werknemers te ontslaan, ten zij art. 1639 p van het Burgerlijk Wetboek toepasselijk is. De na 9 Mei 1940 gegeven ontslagen moeten terstond weer worden ingetrokken, tenzij deze door den directeur-ge neraal van den arbeid goedgekeurd zijn. Art 2, (1) De directeur-generaal van den Arbeid of de door hem hiertoe gemach tigde organen, kunnen uitzonderingen op den regel van paragraaf 1 vaststel len; de toestemming hiertoe kan af hankelijk gemaakt worden van het. na komen van bijzondere voorwaarden. (2) Verzoeken tot toepassing van ali nea 1 moeten aan het bevoegde dis trictshoofd der Arbeidsinspectie wor den gericht De verzoeken moeten gemo tiveerd zijn. Zij moeten aantal en soort der werknemers vermelden, die ontsla gen zijn of zullen worden of die met korteren werktijd te werk zullen wor den gesteld. (31 Op verzoeken moet zoo spoedig mnr-eliik worden heslist. Bii do beslissing moeten in het bij zonder de belangen der gedemobiliscer- den in acht worden genomen. Art. 3. (1) Wie het verbod, in art. 1 ge noemd. overtreedt, wordt met hechtenis van ten hoogste drie maanden of met een geldboete van ten hoogste 3000 gulden gestraft. (2) Met het onderzoek naar een bij alinea 1 strafbaar gestelde handeling zijn, behalve de in artikel 141 van het wetboek van strafvordering genoemde personen, ook de ambtenaren der Ar beidsinspectie belast. (3) Rij dit besluit, strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtre dingen. Art. 4. Het besluit van den opperbevelheb ber van Land- en Zeemacht van 27 Mei 1940 (Staatsblad nr. O. S01), treedt bui ten werking. Art. 5. Dit uitvoeringsbesluit treedt in wer king op den dag van afkondiging. 's-Gravenhage. 11 Juni 1940. De secretaris-generaal van het departement van sociale zaken, SCHOLTENS UTR. STRAAT 14 TEL. 5295 Delicten tegen de Duitsche weermacht zijn daaraan onderworpen 's-GRAv liNHAGE, 13 Juni. Het verordeningenblad voor het bezette Ne derlandsche gebied bevat de volgende verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, betreffende de bevoegdheid van den (Duitschen) krijgsraad (8 Juni 1910). Op grond van art. 5 van het decreet van den Führer betreffende de uitoefe ning van de regeeringsbevoegdherlen in Nederland van 18 Mei 1940 (Rijkswet blad 1 biz. 77S) bepaal ik: Art. 1. Burgers van niet-Duitsche na tionaliteit zijn' onderworpen aan het oordeel van den (Duitschen) Krijgsraad ten aanzien van delicten, welke: 1) zich richten tegen de Duitsche weermacht, haar leden of tegen dege nen, die op een of andere wijze bij haar werkzaam zijn, of 2) in gebouwen, localitciten of inrich tingen ten behoeve van de Duitsche weermacht worden begaan. Art. 2. Wanneer de commandant van het legeronderdeel, waartoe de betrok ken (Duitsche) Krijgsraad behoort, ver klaart, dat hij van zijn bevoegdheid in gevolge art. 1 van deze verordening geen gebruik maakt, gaat het recht tot vervolging en veroordeeling over op de gewoonlijk tot strafvervolging bevoegde autoriteiten. Art. 3. Deze verordening treedt in werking op den dag harer afkondiging. 's-Gravenhage. 8 Juni 1940. De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied: SEYSS-TNOUART. 's-GRAVENHAGE, 13 Juni. Het Verordeningenblad voor het bezette Ne derlandsche gebied, geeft de volgende verordening van den Rijkscom missaris voor het bezette Nederland sche gebied, betreffende de opheffing van het bankenmoratorium (11 Juni 1940). Op grond van art. 5 van het decreet van den Führer betreffende do uitoefe ning van de regeeringsbevoegdheden in Nederland van 18 Mei 1940 (Rijkswet blad 1 blz. 778) bepaal ik: Art. 1. De secretaris-generaal van het departement van Financiën wordt gemachtigd, het bestaande Bankenmo ratorium op te heffen en de noodige maatregelen, die daaraan verbonden zijn, te nemen. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op den dag van afkondiging. 's-Gravenhage, 11 Juni 1940. De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied: SEYSS-INQUART. Eerste uitvoeringsbesluit Hierna publiceert, het blad het vol gende eerste uitvoeringsbesluit van den secretaris-generaal van het departe ment van financien, ingevolge de ver ordening nr. 10/1940 van den Rijkscom missaris voor het bezette Nederland sche gebied, betreffende de opheffing van het bankenmoratorium (11 Juni 1940). Op grond van art. 1 van de verorde ning nr. 10/1940 van den Rijkscommis saris voor het bezette Nederlandsche gebied, betreffende de opheffing van het Bankmoratorium en in overeen stemming met art. 2 en 3 van de veror dening nr. 3/1940 van den Rijkscommis saris voor het bezette Nederlandsche ge bied. betreffende de uitoefening der re geeringsbevoegdheden van 29 Mei 19 S0. bepaal ik: Art. 1. liet „besluit Rankenmnrato- rium" van 10 Mei 1940 (Staatsblad nr. 483) wordt ingetrokken. Art. 2. Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking op den dag van afkondiging. 's-Gravenhage, 11 Juni 1910. De secretaris-generaal van het departement van Financiën TRIP. VOLGENDE WEEK VERSCHE VISCH AAN DE MARKT VERWACHT 's-GRAVENHAGE. „13 Juni. Naar wij vernemen, kan men met reden ver wachten, dat a.s. Maandag van Sche- veningen uit ongeveer 15 kustvisschers zullen mogen uitvaren ter versche vischvangst. De schepen moeten vóór het invallen van de duisternis binnen zijn. Men kan dus verwachten, dat Dinsdag a.s. weer versche visch aan de markt zal zijn. 157. Zeker wil ik dat doen, antwoordt de wachter vrien delijk. En vlug brengt hij den brief aan den koning. Deze zit juist uit te rusten van een wandeling, in zijn paddestoe- lentuin. Eindelijk weet ik dan waar ons elfje Myra is. Op nieuw zal ik naar Zwartvoet laten zoeken, denkt de koning ernstig. Waar zou hij toch zitten. Aardig van koning Wip neus mij te schrijven. 158. Direct wordt een wachter het bosch ingestuurd om Zwartvoet te zoeken. Ook nu lukt het hem niet. Ineens staat hij voor de boschrivier. Zwartvoet is in het bosch van ko ning Inktzwam. aan den overkant van deze rivier, hoort het kaboutertje plotseling, en meteen ziet hij een grooten dikken baars voor zich opduiken. Moet ik naar den overkant? vraagt de wachter aan den visch. AMSTERDAM, 13 Juni. Freek en Theo B., twee broers, die van een poging tot inbraak in een ju we iiers wjn kei, Kalverstraat 32. wer den verdacht, voerden ter terecht zitting een „slim juridisch verweer", zooals de officier van justitie het noemde. Zij zouden in den nacht van 4 op 5 Maart jl. het plan hebben gehad om de étalage van don juweliers winkel te plunderen. Per auto werd door het tweetal het terrein ver kend. De expeditie begon 's avonds tegen elf uur om pas tegen den ochtend, nl. om vijf uur. te eindi gen. Het resultaat was, van inbre kersstandpunt bekeken, al heel treurig. Freek, de oudste broer, die al her haaldelijk met de justitie in aanraking is geweest, had het luik van den win kel geforceerd. Bovendien had hij met een hamer een vierkant gat in de ruit geslagen. Tot zoover was alles ge smeerd gegaan, ofschoon twee recher cheurs. die in de buurt dienst deden en die de gebroeders kenden, hen herhaal delijk „op verdachte wijze" hun aan dacht aan de juwelierszaak hadden zien besteden. Een kink in den kabel Op het moment, dat de ruit was inge slagen cn de buit voor het grijpen lag. kwam er een kjnk in den kabel: „Jul lie werden op heeterdaad betrapt, al thans waanden jullie zich ontdekt, in ieder geval vermoedden jullie onraad", legt de officier zij het dan in ande ren vorm t^n laste. Neen, zegt Freek, ik trad te rechter tijd terug. Ik kreeg berouw, mijn ge weten begon te spreken. Er was geen mensch in do buurt, dus voor onraad hoefde ik niet te vreezen. Mijn broer zat in de auto. een heel stuk verder... Wij zijn met de auto weggereden. Rij be schreef de route, maar op een vraag van den officier van justitie mr. L. de Blécourt, moet hij toegeven, dat zij na drie uur in den nacht, te ongeveer vijf uur. weer per auto zijn teruggekomen. „En waarom?", wilde de president mr. Dons weten. „Dat zal ik u nu eens uitleggen", zegt Freek vrijmoedig. „Ik had in mijn ze nuwachtigheid mijn gereedschappen in het portiek laten liggen. En bovendien wilde ik het luik er weer voorzetten, want ik was hang. dat iemand iets uit de étalage zou stelen!" „Maar u bent dus zóó haastig weg gegaan. dat u zelfs uw kostbare gereed schappen vergat. Zag u iemand? Hoorde u iemand komen?" „Neen, van onraad was geen sprake, maar zegt verdachte ik nam ze eerst niet mee, omdat ik bang was. dat iemand mij aan zou houden. Maar u kunt me deze keer gerust gelooven, ik kreeg: berouw Het anonieme briefje Een aardig juridisch verweer, vond de officier. Maar hoe komt u er aan? Wie heeft u zoo wijs ge maakt? Weet u. dat het heel eigen aardig is. dat ik een anoniem briefje gekregen heb waarin ik reeds op dat vrijwillig terugtrek ken van u werd voorbereid? De officier leest dan een briefje voor, waarin de onbekende schrijver aan de justitie vertelt, dat Freek en Dorus ook bij de fa. Speyer op het Koningsplein hebben ingebroken en in een winkel in de P. C. Hoofd straat. „Die kraak op het Konings plein bracht vierhonderd pop op en ze zullen nu voor de rechtbank vertellen, dat ze berouw kregen en vrijwillig zijn teruggetrokken. Dat spraken ze vooruit af, maar in wer kelijkheid zijn ze voor een kranten bezorger gevlucht." „Dus uw verweer was al vooruit he kend", concludeert mr. de Blécourt. Of is die briefschrijver helderziende?" De tweede verdachte. Dorus, deed een dergelijk verhaal als zijn broer. Hij was echter naar zijn zeggen nóg onschul diger. De politiedeskundige, dr. C. J. van Ledden Hulsebosch, heeft in de auto glasplinters gevonden. L'it de brekings- coefficient bleek, dat die splinters af komstig waren van de ruit van den ju welierszaak. De eisch Wegens poging tot diefstal met braak requireerde het O.M. tegen Freek B. een gevangenisstraf van vier jaar. Wegens medeplichtig heid aan dit feit vorderde hij tegen diens broer Dorus drie jaar ge vangenisstraf. De verdediger, mr. Th. Eskens ver zocht de rcehtbank met het verweer der verdachten rekennig te willen houden. Ten aanzien van den jongsten ver dachte vestigde pl. er de aandacht op, dat deze nog nooit voor een vermogens delict is veroordeeld. Hij verzocht een reclasseeringsrapport over verdachte te gelasten. Vonnis 27 Juni. Te Hilversum zal een spoed cursus worden gehouden HILVERSUM, 13 Juni. Bin nenkort, vermoedelijk in den loop van de volgende maand, zal in deze gemeente een spoedcursus ter opleiding van 500 jongeman nen tot rijksveldwachter begin nen. De manschappen krijgen reeds vóór den cursus, welke zes a zeven maanden vergt, hun aan stelling. Het gemeentebestuur heeft voor het geven der theorie-lessen het schoolge bouw op den hoek van de Konings straat en dc Violenstraat ter beschik king gesteld. Hier is thans „Het Nieu we Lyceum" gevestigd; dit verhuist naar de Geraniumschooi. welke door de militairen ontruimd wordt. Het ligt in de bedoeling de leerlingen reeds in het begin van uniformen te voorzien; voor de uitrusting is het be- noodigde crediet van regenringswege toegestaan. De mannen zullen allen in deze gemeente en pension komen. De leiding van deze opleiding berust hij mr. P. Frima. directeur van de al hier gevestigde Model-Politievakschool. Door WILKIE COLLINS Nederlandsche bewerking van 81) Betteredge bleef staan, keek mij .on derzoekend aan en knikte. „Gaat u maar door. Ik zie al waar u hoen wilt U zoekt een verklaring voor de aan wezigheid van die verfvlek op uw nachthemd. Maar zoo komt u niet ach ter de waarheid, want u heeft nooit in uw leven geslaapwandeld." Ik voelde dat Betteredge gelijk had Ik had nooit een eenzaam leven geleid of alleen gewoond en als ik met deze eigenaardigheid behept ware geweest, zou zeker de een of ander dit ontdekt hebben en mij, in mijn eigen belang, hebben gewaarschuwd, zoodat ik daar tegen maatregelen had kunnen nemen. Hoewel ik de waarheid hiervan in zag, bleef ik vasthouden aan een van deze heide mogelijkheden en toen Bet teredgc begreep, dat ik door zijn woor den niet was overtuigd, wees hij mij op gebeurtenissen, die na dien fatalen nacht hadden plaats gevonden. „Laat ik het op een andere manier trachten duidelijk te maken", zei hij. „Als wij de getuigenis van het nacht hemd moeten gelooven die ik in twij fel trek dan heeft u niet alleen de veeg op de deur gemaakt, maar ook den diamant weggenomen, zonder het zelf te weten." „Juist. Ga door." „Goed, mijnheer. Laten wij dan aan nemen, dat u dronken was. of in uw slaap deze handelingen verrichtte. Dat verklaart dan dc gebeurtenissen, die plaats hadden in den nacht na den ver jaardag. Maar hoe verklaart u dan wat daarna voorviel? De diamant is naar Londen gebracht en is bij mijnheer Lu- ker beleend. Heeft u dat soms ook onbe wust gedaan? Was u dronken toen u dien Zaterdag naar Londen terugkeerde en wandelde u in uw slaap naar mijn heer Luker. zoodra u op uw bestemming was aangekomen? Neemt u mij niet kwalijk dat ik het zeg, maar u is op het oogenblik niet in staat een halder oordeel te vellen en u doet beter zoo spoedig mogelijk met mijnheer Bruff te rade te gaan." Wij waren inmiddels bij het station aangekomen en wij hadden nog één of twee minuten den tijd voor het vertrok van den trein. Ik gaf Betteredge mijn adres in Londen en beloofde hem te zullen schrijven, zoodra ik iets belang rijks had mede te deelen. waarna ik mij moest haasten om den trein niet zonder mij te zien vertrekken. Ik arriveerde in Londen op een uur. waarop ik zeker wist, mijnheer Bruff niet op zijn kantoor te zullen vinden, dus besloot ik naar zijn huis in Hamp- stead te rijden, waar ik hem in zijn eetkamer aantrof De uitwerking van mijn woorden, nadat ik hem het heele verhaal had ge daan, was. dat hij last gaf. thee cn een lamp naar zijn studeervertrek te bren gen cn de dames liet weten, dat hij onder geen voorwendsel gestoord wil de worden. Hierna wijdde hij zijn aan dacht aan het nachthemd en las daar op Hosanna Spearman's brief. Toen hij deze tot het einde toe gele zen had. richtte hij zich voor het eerst, sedert wij zijn studeerkamer betreden hadden, tot mij. „Franklin Blake", zei hij, „dit is een zeer belangrijk document, in meer dan één opzicht. Mijn opinie is. dat dit Rachel evenzeer aangaat, als u. Haar eigenaardig gedrag is nu niet langer onverklaarbaar. Zii denkt, dat u den diamant gestolen heeft." Ik had lang geaarzeld voor ik zelf deze gevolgtrekking had gemaakt, maar tenslotte had zij zich aan mij op gedrongen en de reden ^£>or het onder houd met Rachel, dat ik zocht, be rustte inderdaad op deze ontstellende gedachte. „Het eerste wat ons te doen staat" vervolgde de advocaat, „is een beroep te doen op Rachel. Zii heeft al dien tijd gezwegen, uit overwegingen, die ik, haar karakter kennende, zeer aanne melijk vind. Doch nu wordt het onmo gelijk, dit stilzwijgen langer vol te houden. Wij moeten haar overhalen ons te vertellen, op welke gronden zij u verdenkt den Maansteen te hebben weggenomen. Dc mogelijkheid bestaat, dat deze theorie, hoe logisch zij ook lijkt, geheel fout zal blijken te zijn, wanneer wij Rachel kunnen bewegen haar gereserveerde houding te laten varen." „Het doet mii plezier dat te hooren", zei ik. „maar ik zou wel eens willen weten „U zou graag willen weten, hoe ik mijn zienswijze kan verdedigen", viel mijnheer Bruff mij in de rede. „Dat zal Ik u direct vertellen. U dient in de eer ste plaats te begrijpen, 'dat ik mij in dit geval op een rechtskundig stand punt stel. Het is een kwestie van be wijs en de heele zaak staat of valt op één belangrijk punt." „Welk punt?" „Ik geef toe, dat door de initialen be wezen is. dat het nachthemd van u is; eveneens, dat do verfvlek veroorzaakt is door contact met de deur van Ra chel's boudoir. Maar waar is het be wijs, dat dit nachthemd gedragen heeft in den nacht, waarin de Maan steen verdween? En wat dit betreft", vervolgde de advocaat. Rosanna Spear man's brief opnemend, „wil ik alleen zeggen, dat als Rachel's verdenking uitsluitend berust op het door het nachthemd geleverde bewijs, het voor negen en negentig procent zeker is. dat Rosanna Spearman de persoon was. die het haar heeft getoond. Jaloezie zou de drijfveer hebben kunnen zijn en wat dat betreft, zou zij even goed den Maansteen hebben kunnen stélen, om definitief een verwijdering tus- schen u en Rachel te bewerkstelligen." „Deze gedachte is ook hij mij opge komen." zei ik, „zoodra ik haar brief opende." „Precies. En toen u den brief gele zen had, voelde u diep medelijden me' het arme schepsel, en u kon het niet over uw hart verkrijgen, haar te ver denken." „Maar veronderstel, dat tenslotte hl ijk t. dat ik wel degelijk het nacht hemd heb gedragen?" „Ik zie niet in. hoe dat bewijs gele verd moet worden Maar aannemende, dat dit mogelijk is. zou uw onschuld moeilijk vol te houden zijn. Wit zul len ons hier voorloopig maar niet in verdiepen en in de eerste plaats pro- heeren. een onderzoek met Rachel te verkrijgen." Hij stond op en begon de kamer op en neer te loopen. Ik stond op het punt hem te zeggen, dat ik van plan was, zelf met Rachel te spreken, doch bedacht, dat ik het beter aan hem kon overlaten, hier omtrent een beslissing te nemen. „De groote moeilijkheid is." hernam hij, „hoe wij het moeten aanleggen, een openhartige verklaring van haar te krij gen. Heeft u soms een voorstel?" „Ik was van plan, mijnheer Bruff haar om een persoonlijk onderhoud te verzoe ken." „UI" Hij staakte zijn wandeling door de kamer en keek mij aan. alsof ik mijn verstand verloren had. „Hoe komt u op het ideeHij voltooide zijn zin niet en vervolgde, na eenigen tijd te hebben na gedacht: „In een geval als dit, is het mis schien het beste de koe bij de horens te vatten. Wiet niet waagt, die niet wint, en tenslotte is er altijd een punt, dat in uw voordeel uitvalt, wanneer het komt tot een keuze tusschen u en mij. Ik ga er dus mee accoord, dat u het eerst de po ging zult wagen." „Welk punt bedoelt u?" vroeg ik ver baasd. Het gezicht van den advocaat ver zachtte en een glimlach speelde om zijn mond. „De zaak zit zoo," begon hij. „Ik heb niet het minste vertrouwen in uw tact of zelfbcheersching, maar ik vertrouw er op. dat Rachel, in het diepst van haar hart, nog een sprankje van haar oude gevoelens jegens u bewaard heeft. Als li haar daar weet te treffen, verwacht ik. dat zij haar zwijgzame houding wel zal opgeven. Dc vraag is alleen hoe kunt u haar te spreken krijgen?" „Zij heeft in dit huis uw gastvrijheid genoten," antwoordde ik. „Ik wilde voorstellen als u vooraf mijn naam niet wilt noemen dat ik haar hier ontmoet." „Zoo!" zei mijnheer Bruff. Na dit ant woord op mijn voorstel drentelde hij eenige malen de kamer op en neer. „Met andere woorden", ging hij plot seling voort, „mijn huis moet gebruikt worden als een val om Rachel te vangen cn het lokaas moet den vorm aannemen van een invitatie van mijn vrouw en dochters. Als u Franklin Blake niet was cn de zaak niet zoo belangrijk, als zij inderdaad is, zou ik botweg weigeren. Maar in dit geval geloof ik 6tellig, dat Rachel mij tenslotte dankbaar zal zijn, dat ik op mijn ouden dag haar verrader lijk in de val heb laten loopen. Be schouwt u rnij dus maar als uw mede plichtige. Rachel zal een uitnoodiging ontvangen een dagje hier door te komen brengen, en ik zal u dan wel nader be richten." Ik bedankte hem van ganscher harte voor zijn medewerking en. nadat ik mijn spijt had te kennen gegeven, geen gebruik te kunnen maken van zijn aan bod, mij dien nacht logies te verschaf fen, begaf ik mii naar mijn kamers in Londen. Den volgenden morgen verraste mijn heer Bruff mij aan het, ontbijt. Hij over handigde mij een sleutel met de mede- deeling. dat hij zich voor het eerst van zijn leven over zijn handelwijze schaam de. „Komt zij?" „Zij komt vandaag lunchen en blijft den boelen middag bij ons." „Zijn uw vrouw en dochters op de hoogte?"

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1940 | | pagina 6