e beperking van den arbeid
aan banden gelegd
Het Bankenmoratorium
opgeheven
Juridisch verweer" van een
tweetal inbrekers
De Maansteen
Overtreding met
3 maanden of
f 3000.- gestraft
Bevoegdheid van
den Duitschen
Krijgsraad
MYRA, HET ELFJE EN DE BOOZE KABOUTER ZWARTVOET
Ze waren bang
voor....
inbrekers!
HET STOPZETTEN VAN ONDERNEMINGEN,
BEKORTING VAN DEN WERKTIJD TOT
MINDER DAN 36 UUR, ALSMEDE ONT-
SLAGVERLEENING ZIJN VERBODEN
zp*> f
%<xpjes
VERORDENING VAN DEN
RIJKSCOMMISSARIS
KINDERHOEKJE
VOOR EEN POGING TOT INBRAAK
IN EEN JUWELIERSZAAK
4 EN 3 JAAR GEEISCHT
OPLEIDING VAN
500 RIJKS
VELDWACHTERS
feuilleton
A. A. HUMME Jr.
.JSBËBSi- (Wordt vervolgd)-
2e BLAD PAG. 2
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
VRIJDAG 14 JUNI 1940
's-GRAVENHAGE. 13 Juni Het
Verordeningenblad voor het bezette Ne-
derlandsche gebied bevat de volgende
verordening van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied
betreffende het beperken van werk.
11 Juni 1940.
Op grond van paragraaf vijf van het
decreet van den Führer betreffende de
uitoefenine van de regeeringshevoegd-
heden in Nederland van 18 Mei 1940
(Rijkswetblad 1, biz. 77S) bepaal ik:
Art. 1.
(1) De secretaris-generaal van het
departement van sociale zaken wordt
gemachtigd voorschriften betreffende
het stilleggen van ondernemingen, de
invoering van den verkorten werktijd
en hef ontslaan van werknemers uit
te vaardigen.
(21 Voorschriften, welke de secretaris
generaal van het ministerie van sociale
zaken op grond van alinea 1 uitvaar
digt. mogen strafbedreigingen bevatten.
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking
op den dag van afkondiging.
's-Gravenhage. 11 Juni 1910.
De Rijkscommissaris voor hot bezette
Nederlandsche gebied:
SEYSS-INQÜART
Het uitvoeringsbesluit
Verder publiceert het Verordeningen
blad het volgende:
Uitvoeringsbesluit van den secreta
ris-generaal van het departement van
sociale zaken ingevolge de verordening
nr. 8'lHiO van den Rijkscommissaris be
treffende het beperken van werk van
11 Juni 1910
Op grond van art, 1 van de verorde
ning nr. 8/1940 van den Rijkscommissa
ris van het bezette Nederlandsche ge
bied. betreffende het beperken van werk
en in overeenstemming mot art. 2 en 3
van de verordening nr. 3/1910 van den
Rijkscommissaris hetreffendo do uitoe
fening <ter r^geeringsbovoegdhoden in
Nederland, bepaal ik als volgt:
Art. 1.
Het is den leiders van onderne
mingen of hun plaatsvervangers
verboden:
1) Het werk in de onderneming
tijdelijk of voorgoed stop te zetten:
2) Den werktijd in de onderne
ming tot minder dan 36 uur in de
week in tc korten:
3) Werknemers te ontslaan, ten
zij art. 1639 p van het Burgerlijk
Wetboek toepasselijk is. De na 9
Mei 1940 gegeven ontslagen moeten
terstond weer worden ingetrokken,
tenzij deze door den directeur-ge
neraal van den arbeid goedgekeurd
zijn.
Art 2,
(1) De directeur-generaal van den
Arbeid of de door hem hiertoe gemach
tigde organen, kunnen uitzonderingen
op den regel van paragraaf 1 vaststel
len; de toestemming hiertoe kan af
hankelijk gemaakt worden van het. na
komen van bijzondere voorwaarden.
(2) Verzoeken tot toepassing van ali
nea 1 moeten aan het bevoegde dis
trictshoofd der Arbeidsinspectie wor
den gericht De verzoeken moeten gemo
tiveerd zijn. Zij moeten aantal en soort
der werknemers vermelden, die ontsla
gen zijn of zullen worden of die met
korteren werktijd te werk zullen wor
den gesteld.
(31 Op verzoeken moet zoo spoedig
mnr-eliik worden heslist.
Bii do beslissing moeten in het bij
zonder de belangen der gedemobiliscer-
den in acht worden genomen.
Art. 3.
(1) Wie het verbod, in art. 1 ge
noemd. overtreedt, wordt met
hechtenis van ten hoogste drie
maanden of met een geldboete van
ten hoogste 3000 gulden gestraft.
(2) Met het onderzoek naar een bij
alinea 1 strafbaar gestelde handeling
zijn, behalve de in artikel 141 van het
wetboek van strafvordering genoemde
personen, ook de ambtenaren der Ar
beidsinspectie belast.
(3) Rij dit besluit, strafbaar gestelde
feiten worden beschouwd als overtre
dingen.
Art. 4.
Het besluit van den opperbevelheb
ber van Land- en Zeemacht van 27 Mei
1940 (Staatsblad nr. O. S01), treedt bui
ten werking.
Art. 5.
Dit uitvoeringsbesluit treedt in wer
king op den dag van afkondiging.
's-Gravenhage. 11 Juni 1940.
De secretaris-generaal van het
departement van sociale zaken,
SCHOLTENS
UTR. STRAAT 14
TEL. 5295
Delicten tegen de Duitsche
weermacht zijn daaraan
onderworpen
's-GRAv liNHAGE, 13 Juni. Het
verordeningenblad voor het bezette Ne
derlandsche gebied bevat de volgende
verordening van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied,
betreffende de bevoegdheid van den
(Duitschen) krijgsraad (8 Juni 1910).
Op grond van art. 5 van het decreet
van den Führer betreffende de uitoefe
ning van de regeeringsbevoegdherlen in
Nederland van 18 Mei 1940 (Rijkswet
blad 1 biz. 77S) bepaal ik:
Art. 1. Burgers van niet-Duitsche na
tionaliteit zijn' onderworpen aan het
oordeel van den (Duitschen) Krijgsraad
ten aanzien van delicten, welke:
1) zich richten tegen de Duitsche
weermacht, haar leden of tegen dege
nen, die op een of andere wijze bij haar
werkzaam zijn, of
2) in gebouwen, localitciten of inrich
tingen ten behoeve van de Duitsche
weermacht worden begaan.
Art. 2. Wanneer de commandant van
het legeronderdeel, waartoe de betrok
ken (Duitsche) Krijgsraad behoort, ver
klaart, dat hij van zijn bevoegdheid in
gevolge art. 1 van deze verordening
geen gebruik maakt, gaat het recht tot
vervolging en veroordeeling over op de
gewoonlijk tot strafvervolging bevoegde
autoriteiten.
Art. 3. Deze verordening treedt in
werking op den dag harer afkondiging.
's-Gravenhage. 8 Juni 1940.
De Rijkscommissaris voor het
bezette Nederlandsche gebied:
SEYSS-TNOUART.
's-GRAVENHAGE, 13 Juni. Het
Verordeningenblad voor het bezette Ne
derlandsche gebied, geeft de volgende
verordening van den Rijkscom
missaris voor het bezette Nederland
sche gebied, betreffende de opheffing
van het bankenmoratorium (11 Juni
1940).
Op grond van art. 5 van het decreet
van den Führer betreffende do uitoefe
ning van de regeeringsbevoegdheden in
Nederland van 18 Mei 1940 (Rijkswet
blad 1 blz. 778) bepaal ik:
Art. 1. De secretaris-generaal van
het departement van Financiën wordt
gemachtigd, het bestaande Bankenmo
ratorium op te heffen en de noodige
maatregelen, die daaraan verbonden
zijn, te nemen.
Art. 2. Deze verordening treedt in
werking op den dag van afkondiging.
's-Gravenhage, 11 Juni 1940.
De Rijkscommissaris voor het
bezette Nederlandsche gebied:
SEYSS-INQUART.
Eerste uitvoeringsbesluit
Hierna publiceert, het blad het vol
gende eerste uitvoeringsbesluit van den
secretaris-generaal van het departe
ment van financien, ingevolge de ver
ordening nr. 10/1940 van den Rijkscom
missaris voor het bezette Nederland
sche gebied, betreffende de opheffing
van het bankenmoratorium (11 Juni
1940).
Op grond van art. 1 van de verorde
ning nr. 10/1940 van den Rijkscommis
saris voor het bezette Nederlandsche
gebied, betreffende de opheffing van
het Bankmoratorium en in overeen
stemming met art. 2 en 3 van de veror
dening nr. 3/1940 van den Rijkscommis
saris voor het bezette Nederlandsche ge
bied. betreffende de uitoefening der re
geeringsbevoegdheden van 29 Mei 19 S0.
bepaal ik:
Art. 1. liet „besluit Rankenmnrato-
rium" van 10 Mei 1940 (Staatsblad nr.
483) wordt ingetrokken.
Art. 2. Dit uitvoeringsbesluit treedt in
werking op den dag van afkondiging.
's-Gravenhage, 11 Juni 1910.
De secretaris-generaal van het
departement van Financiën
TRIP.
VOLGENDE WEEK VERSCHE VISCH
AAN DE MARKT VERWACHT
's-GRAVENHAGE. „13 Juni. Naar
wij vernemen, kan men met reden ver
wachten, dat a.s. Maandag van Sche-
veningen uit ongeveer 15 kustvisschers
zullen mogen uitvaren ter versche
vischvangst. De schepen moeten vóór
het invallen van de duisternis binnen
zijn. Men kan dus verwachten, dat
Dinsdag a.s. weer versche visch aan de
markt zal zijn.
157. Zeker wil ik dat doen, antwoordt de wachter vrien
delijk. En vlug brengt hij den brief aan den koning. Deze
zit juist uit te rusten van een wandeling, in zijn paddestoe-
lentuin. Eindelijk weet ik dan waar ons elfje Myra is. Op
nieuw zal ik naar Zwartvoet laten zoeken, denkt de koning
ernstig. Waar zou hij toch zitten. Aardig van koning Wip
neus mij te schrijven.
158. Direct wordt een wachter het bosch ingestuurd om
Zwartvoet te zoeken. Ook nu lukt het hem niet. Ineens staat
hij voor de boschrivier. Zwartvoet is in het bosch van ko
ning Inktzwam. aan den overkant van deze rivier, hoort het
kaboutertje plotseling, en meteen ziet hij een grooten dikken
baars voor zich opduiken. Moet ik naar den overkant?
vraagt de wachter aan den visch.
AMSTERDAM, 13 Juni. Freek
en Theo B., twee broers, die van
een poging tot inbraak in een ju we
iiers wjn kei, Kalverstraat 32. wer
den verdacht, voerden ter terecht
zitting een „slim juridisch verweer",
zooals de officier van justitie het
noemde.
Zij zouden in den nacht van 4 op
5 Maart jl. het plan hebben gehad
om de étalage van don juweliers
winkel te plunderen. Per auto werd
door het tweetal het terrein ver
kend. De expeditie begon 's avonds
tegen elf uur om pas tegen den
ochtend, nl. om vijf uur. te eindi
gen. Het resultaat was, van inbre
kersstandpunt bekeken, al heel
treurig.
Freek, de oudste broer, die al her
haaldelijk met de justitie in aanraking
is geweest, had het luik van den win
kel geforceerd. Bovendien had hij met
een hamer een vierkant gat in de ruit
geslagen. Tot zoover was alles ge
smeerd gegaan, ofschoon twee recher
cheurs. die in de buurt dienst deden en
die de gebroeders kenden, hen herhaal
delijk „op verdachte wijze" hun aan
dacht aan de juwelierszaak hadden zien
besteden.
Een kink in den kabel
Op het moment, dat de ruit was inge
slagen cn de buit voor het grijpen lag.
kwam er een kjnk in den kabel: „Jul
lie werden op heeterdaad betrapt, al
thans waanden jullie zich ontdekt, in
ieder geval vermoedden jullie onraad",
legt de officier zij het dan in ande
ren vorm t^n laste.
Neen, zegt Freek, ik trad te rechter
tijd terug. Ik kreeg berouw, mijn ge
weten begon te spreken. Er was geen
mensch in do buurt, dus voor onraad
hoefde ik niet te vreezen. Mijn broer zat
in de auto. een heel stuk verder... Wij
zijn met de auto weggereden. Rij be
schreef de route, maar op een vraag
van den officier van justitie mr. L. de
Blécourt, moet hij toegeven, dat zij na
drie uur in den nacht, te ongeveer vijf
uur. weer per auto zijn teruggekomen.
„En waarom?", wilde de president
mr. Dons weten.
„Dat zal ik u nu eens uitleggen", zegt
Freek vrijmoedig. „Ik had in mijn ze
nuwachtigheid mijn gereedschappen in
het portiek laten liggen. En bovendien
wilde ik het luik er weer voorzetten,
want ik was hang. dat iemand iets uit
de étalage zou stelen!"
„Maar u bent dus zóó haastig weg
gegaan. dat u zelfs uw kostbare gereed
schappen vergat. Zag u iemand? Hoorde
u iemand komen?"
„Neen, van onraad was geen sprake,
maar zegt verdachte ik nam ze
eerst niet mee, omdat ik bang was. dat
iemand mij aan zou houden. Maar u
kunt me deze keer gerust gelooven, ik
kreeg: berouw
Het anonieme briefje
Een aardig juridisch verweer,
vond de officier. Maar hoe komt u
er aan? Wie heeft u zoo wijs ge
maakt? Weet u. dat het heel eigen
aardig is. dat ik een anoniem
briefje gekregen heb waarin ik
reeds op dat vrijwillig terugtrek
ken van u werd voorbereid?
De officier leest dan een briefje
voor, waarin de onbekende schrijver
aan de justitie vertelt, dat Freek en
Dorus ook bij de fa. Speyer op het
Koningsplein hebben ingebroken en
in een winkel in de P. C. Hoofd
straat. „Die kraak op het Konings
plein bracht vierhonderd pop op en
ze zullen nu voor de rechtbank
vertellen, dat ze berouw kregen en
vrijwillig zijn teruggetrokken. Dat
spraken ze vooruit af, maar in wer
kelijkheid zijn ze voor een kranten
bezorger gevlucht."
„Dus uw verweer was al vooruit he
kend", concludeert mr. de Blécourt. Of
is die briefschrijver helderziende?"
De tweede verdachte. Dorus, deed een
dergelijk verhaal als zijn broer. Hij was
echter naar zijn zeggen nóg onschul
diger.
De politiedeskundige, dr. C. J. van
Ledden Hulsebosch, heeft in de auto
glasplinters gevonden. L'it de brekings-
coefficient bleek, dat die splinters af
komstig waren van de ruit van den ju
welierszaak.
De eisch
Wegens poging tot diefstal met
braak requireerde het O.M. tegen
Freek B. een gevangenisstraf van
vier jaar. Wegens medeplichtig
heid aan dit feit vorderde hij tegen
diens broer Dorus drie jaar ge
vangenisstraf.
De verdediger, mr. Th. Eskens ver
zocht de rcehtbank met het verweer der
verdachten rekennig te willen houden.
Ten aanzien van den jongsten ver
dachte vestigde pl. er de aandacht op,
dat deze nog nooit voor een vermogens
delict is veroordeeld. Hij verzocht een
reclasseeringsrapport over verdachte te
gelasten.
Vonnis 27 Juni.
Te Hilversum zal een spoed
cursus worden gehouden
HILVERSUM, 13 Juni. Bin
nenkort, vermoedelijk in den loop
van de volgende maand, zal in
deze gemeente een spoedcursus
ter opleiding van 500 jongeman
nen tot rijksveldwachter begin
nen. De manschappen krijgen
reeds vóór den cursus, welke zes
a zeven maanden vergt, hun aan
stelling.
Het gemeentebestuur heeft voor het
geven der theorie-lessen het schoolge
bouw op den hoek van de Konings
straat en dc Violenstraat ter beschik
king gesteld. Hier is thans „Het Nieu
we Lyceum" gevestigd; dit verhuist
naar de Geraniumschooi. welke door de
militairen ontruimd wordt.
Het ligt in de bedoeling de leerlingen
reeds in het begin van uniformen te
voorzien; voor de uitrusting is het be-
noodigde crediet van regenringswege
toegestaan. De mannen zullen allen in
deze gemeente en pension komen.
De leiding van deze opleiding berust
hij mr. P. Frima. directeur van de al
hier gevestigde Model-Politievakschool.
Door
WILKIE COLLINS
Nederlandsche bewerking
van
81)
Betteredge bleef staan, keek mij .on
derzoekend aan en knikte. „Gaat u
maar door. Ik zie al waar u hoen wilt
U zoekt een verklaring voor de aan
wezigheid van die verfvlek op uw
nachthemd. Maar zoo komt u niet ach
ter de waarheid, want u heeft nooit
in uw leven geslaapwandeld."
Ik voelde dat Betteredge gelijk had
Ik had nooit een eenzaam leven geleid
of alleen gewoond en als ik met deze
eigenaardigheid behept ware geweest,
zou zeker de een of ander dit ontdekt
hebben en mij, in mijn eigen belang,
hebben gewaarschuwd, zoodat ik daar
tegen maatregelen had kunnen nemen.
Hoewel ik de waarheid hiervan in
zag, bleef ik vasthouden aan een van
deze heide mogelijkheden en toen Bet
teredgc begreep, dat ik door zijn woor
den niet was overtuigd, wees hij mij
op gebeurtenissen, die na dien fatalen
nacht hadden plaats gevonden.
„Laat ik het op een andere manier
trachten duidelijk te maken", zei hij.
„Als wij de getuigenis van het nacht
hemd moeten gelooven die ik in twij
fel trek dan heeft u niet alleen de
veeg op de deur gemaakt, maar ook den
diamant weggenomen, zonder het zelf te
weten."
„Juist. Ga door."
„Goed, mijnheer. Laten wij dan aan
nemen, dat u dronken was. of in uw
slaap deze handelingen verrichtte. Dat
verklaart dan dc gebeurtenissen, die
plaats hadden in den nacht na den ver
jaardag. Maar hoe verklaart u dan wat
daarna voorviel? De diamant is naar
Londen gebracht en is bij mijnheer Lu-
ker beleend. Heeft u dat soms ook onbe
wust gedaan? Was u dronken toen u
dien Zaterdag naar Londen terugkeerde
en wandelde u in uw slaap naar mijn
heer Luker. zoodra u op uw bestemming
was aangekomen? Neemt u mij niet
kwalijk dat ik het zeg, maar u is op
het oogenblik niet in staat een halder
oordeel te vellen en u doet beter zoo
spoedig mogelijk met mijnheer Bruff te
rade te gaan."
Wij waren inmiddels bij het station
aangekomen en wij hadden nog één of
twee minuten den tijd voor het vertrok
van den trein. Ik gaf Betteredge mijn
adres in Londen en beloofde hem te
zullen schrijven, zoodra ik iets belang
rijks had mede te deelen. waarna ik
mij moest haasten om den trein niet
zonder mij te zien vertrekken.
Ik arriveerde in Londen op een uur.
waarop ik zeker wist, mijnheer Bruff
niet op zijn kantoor te zullen vinden,
dus besloot ik naar zijn huis in Hamp-
stead te rijden, waar ik hem in zijn
eetkamer aantrof
De uitwerking van mijn woorden,
nadat ik hem het heele verhaal had ge
daan, was. dat hij last gaf. thee cn een
lamp naar zijn studeervertrek te bren
gen cn de dames liet weten, dat hij
onder geen voorwendsel gestoord wil
de worden. Hierna wijdde hij zijn aan
dacht aan het nachthemd en las daar
op Hosanna Spearman's brief.
Toen hij deze tot het einde toe gele
zen had. richtte hij zich voor het eerst,
sedert wij zijn studeerkamer betreden
hadden, tot mij.
„Franklin Blake", zei hij, „dit is een
zeer belangrijk document, in meer dan
één opzicht. Mijn opinie is. dat dit
Rachel evenzeer aangaat, als u. Haar
eigenaardig gedrag is nu niet langer
onverklaarbaar. Zii denkt, dat u den
diamant gestolen heeft."
Ik had lang geaarzeld voor ik zelf
deze gevolgtrekking had gemaakt,
maar tenslotte had zij zich aan mij op
gedrongen en de reden ^£>or het onder
houd met Rachel, dat ik zocht, be
rustte inderdaad op deze ontstellende
gedachte.
„Het eerste wat ons te doen staat"
vervolgde de advocaat, „is een beroep
te doen op Rachel. Zii heeft al dien tijd
gezwegen, uit overwegingen, die ik,
haar karakter kennende, zeer aanne
melijk vind. Doch nu wordt het onmo
gelijk, dit stilzwijgen langer vol te
houden. Wij moeten haar overhalen
ons te vertellen, op welke gronden zij
u verdenkt den Maansteen te hebben
weggenomen. Dc mogelijkheid bestaat,
dat deze theorie, hoe logisch zij ook
lijkt, geheel fout zal blijken te zijn,
wanneer wij Rachel kunnen bewegen
haar gereserveerde houding te laten
varen."
„Het doet mii plezier dat te hooren",
zei ik. „maar ik zou wel eens willen
weten
„U zou graag willen weten, hoe ik
mijn zienswijze kan verdedigen", viel
mijnheer Bruff mij in de rede. „Dat zal
Ik u direct vertellen. U dient in de eer
ste plaats te begrijpen, 'dat ik mij in
dit geval op een rechtskundig stand
punt stel. Het is een kwestie van be
wijs en de heele zaak staat of valt op
één belangrijk punt."
„Welk punt?"
„Ik geef toe, dat door de initialen be
wezen is. dat het nachthemd van u is;
eveneens, dat do verfvlek veroorzaakt
is door contact met de deur van Ra
chel's boudoir. Maar waar is het be
wijs, dat dit nachthemd gedragen
heeft in den nacht, waarin de Maan
steen verdween? En wat dit betreft",
vervolgde de advocaat. Rosanna Spear
man's brief opnemend, „wil ik alleen
zeggen, dat als Rachel's verdenking
uitsluitend berust op het door het
nachthemd geleverde bewijs, het voor
negen en negentig procent zeker is. dat
Rosanna Spearman de persoon was.
die het haar heeft getoond. Jaloezie
zou de drijfveer hebben kunnen zijn
en wat dat betreft, zou zij even goed
den Maansteen hebben kunnen stélen,
om definitief een verwijdering tus-
schen u en Rachel te bewerkstelligen."
„Deze gedachte is ook hij mij opge
komen." zei ik, „zoodra ik haar brief
opende."
„Precies. En toen u den brief gele
zen had, voelde u diep medelijden me'
het arme schepsel, en u kon het niet
over uw hart verkrijgen, haar te ver
denken."
„Maar veronderstel, dat tenslotte
hl ijk t. dat ik wel degelijk het nacht
hemd heb gedragen?"
„Ik zie niet in. hoe dat bewijs gele
verd moet worden Maar aannemende,
dat dit mogelijk is. zou uw onschuld
moeilijk vol te houden zijn. Wit zul
len ons hier voorloopig maar niet in
verdiepen en in de eerste plaats pro-
heeren. een onderzoek met Rachel te
verkrijgen."
Hij stond op en begon de kamer op en
neer te loopen. Ik stond op het punt hem
te zeggen, dat ik van plan was, zelf met
Rachel te spreken, doch bedacht, dat ik
het beter aan hem kon overlaten, hier
omtrent een beslissing te nemen.
„De groote moeilijkheid is." hernam
hij, „hoe wij het moeten aanleggen, een
openhartige verklaring van haar te krij
gen. Heeft u soms een voorstel?"
„Ik was van plan, mijnheer Bruff haar
om een persoonlijk onderhoud te verzoe
ken."
„UI" Hij staakte zijn wandeling door
de kamer en keek mij aan. alsof ik mijn
verstand verloren had. „Hoe komt u op
het ideeHij voltooide zijn zin niet en
vervolgde, na eenigen tijd te hebben na
gedacht: „In een geval als dit, is het mis
schien het beste de koe bij de horens te
vatten. Wiet niet waagt, die niet wint, en
tenslotte is er altijd een punt, dat in uw
voordeel uitvalt, wanneer het komt tot
een keuze tusschen u en mij. Ik ga er
dus mee accoord, dat u het eerst de po
ging zult wagen."
„Welk punt bedoelt u?" vroeg ik ver
baasd.
Het gezicht van den advocaat ver
zachtte en een glimlach speelde om zijn
mond.
„De zaak zit zoo," begon hij. „Ik heb
niet het minste vertrouwen in uw tact
of zelfbcheersching, maar ik vertrouw
er op. dat Rachel, in het diepst van haar
hart, nog een sprankje van haar oude
gevoelens jegens u bewaard heeft. Als
li haar daar weet te treffen, verwacht
ik. dat zij haar zwijgzame houding wel
zal opgeven. Dc vraag is alleen hoe
kunt u haar te spreken krijgen?"
„Zij heeft in dit huis uw gastvrijheid
genoten," antwoordde ik. „Ik wilde
voorstellen als u vooraf mijn naam
niet wilt noemen dat ik haar hier
ontmoet."
„Zoo!" zei mijnheer Bruff. Na dit ant
woord op mijn voorstel drentelde hij
eenige malen de kamer op en neer.
„Met andere woorden", ging hij plot
seling voort, „mijn huis moet gebruikt
worden als een val om Rachel te vangen
cn het lokaas moet den vorm aannemen
van een invitatie van mijn vrouw en
dochters. Als u Franklin Blake niet was
cn de zaak niet zoo belangrijk, als zij
inderdaad is, zou ik botweg weigeren.
Maar in dit geval geloof ik 6tellig, dat
Rachel mij tenslotte dankbaar zal zijn,
dat ik op mijn ouden dag haar verrader
lijk in de val heb laten loopen. Be
schouwt u rnij dus maar als uw mede
plichtige. Rachel zal een uitnoodiging
ontvangen een dagje hier door te komen
brengen, en ik zal u dan wel nader be
richten."
Ik bedankte hem van ganscher harte
voor zijn medewerking en. nadat ik
mijn spijt had te kennen gegeven, geen
gebruik te kunnen maken van zijn aan
bod, mij dien nacht logies te verschaf
fen, begaf ik mii naar mijn kamers in
Londen.
Den volgenden morgen verraste mijn
heer Bruff mij aan het, ontbijt. Hij over
handigde mij een sleutel met de mede-
deeling. dat hij zich voor het eerst van
zijn leven over zijn handelwijze schaam
de.
„Komt zij?"
„Zij komt vandaag lunchen en blijft
den boelen middag bij ons."
„Zijn uw vrouw en dochters op de
hoogte?"