i'stadsnieuws! (Da $pin Zonnige afscheidsdagen van den herfst -■a vJ Mr. Linthorst Homan spreekt in Amicitia Uitreiking van Winterkleeding Een goede neus Pieter de Groote... KUNSTKRING Wielrijdster ernstig gewond ,'t Leusderkwartier' vierde feest Wijdingsuur in de EEN MOOIE GIFT R.K. Arbeidersdag in St. Joseph 2e BLAD PAG. 1 AMERSFOORTSCH DAGBLAD MAANDAG 21 OCTOBER 1940 Kleurenpracht alom i)E herfst neemt dit iuar wel bij- zonder mooi afscheid van ons. Al meer dan een week is het uitspansel vlekkeloos blauw en beleven we zo- mersche dazen. De zon viert haar triomfen over de aarde en in den stijl van de grijze mythe zouden we nu met recht mogen zeggen, dat Phaëton. de bestuurder van den zon newagen zijn zegetocht aflegt, zoo- dra de rozevingerige Dageraad de sterren aan het firmament verjaagd heeft. Heel de natuur is in dit ster vende najaar met de prachtigste kleu ren getooid alle mogelijke tinten glij den in elkaar over tusschen de con trasten van de helder-witte berken stammetjes, het donkergroen van de naaldboomen en het bronsbruin van de Amerikaansche eiken. Heel veel menschen hebben den af- geloopen Zaterdag en Zondag van de milde gaven der natuur genoten. In drommen heeft men de steden en de huizen met de dagelijksche beslomme ringen achter zich gelaten en zich over gegeven aan datgene, wat de aardsche sterveling zichzelf niet vermag te schenken. Oak wij hebben aan dezen drang naar buiten gehoor gegeven, niet langs den weg van drukte en volle, maar van stilte en ingetogenheid. Het „Ha- zewater", aan de grens van de mooie Treek, was ons doel. Alleen de vreugdekreten van eenige jongens, die in het heidewater ploeter den en voor die gelegenheid hun bo- venkleeren uitgetrokken hadden, ver braken er de stille. Boven het donkergroen van de den nen- en sparrenmassa's schokte er de Vlaamsche gaai op de wieken omhoog. Blijkbaar heeft men hem in zijn rust gestoord en uit hij daarom zijn afkeu ring in krassende geluiden. De specht neemt op zijn beurt aanstoot aan dit spektakel, hardop lachend snelt de groote, groene vogel tusschen de stam men door. om een eindje- verder zich neer te zetten en den schors van een ouden eik aan een nauwkeurig onder zoek te onderwerpen. Maar buiten deze vroolijke rustver stoorders heerscht er stilte en kan het oog genieten van de omgeving. Welk een eischen stelt dit stukje natuurschoon aan menscheliik bevat tingsvermogen. Zoover het gezicht reikt, is eigenlijk geen aanknoopings- punt te vinden. Aan den voet van den heuvel ligt de golvende vlakte met zijn goudgeel piipesteeltjesgras. waar in men bij regenweer moerasjes aan-, treft en waar nu de zonnedroogte zwarte plekken geschapen heeft. Prachtig steekt de gele vlakte af te gen het bruin van de verkleurde hei de en de veelkleurigheid van het op gaande. jonge houtDaarin komt aan de berken een eereplaats toe. Hun zilverwitte stammen glinsteren ons in de zon tegen, hun blaadjes hebben rose en gele tinten aangenomen. De weldadige warmte lokt tot rust ne men en dan ziet men onmiddellijk, dat het in de stervende hei#.? nog een drukte van belang is. Millioenen herfst draden liggen uitgesponnen, ragfijn en onophoudelijk in beweging bij de min ste aanraking van een lichte wind vlaag. Elke beroering van den grond doet tallooze vliegjes zich verhei%p. eventjes maar, dan trillen zij weer te rug naar de aarde. Tusschen het opgaande hout hebben de herfslspinnen zich kunstige wonin gen gebouwd. Waar de zon niet door gedrongen is, zijn de webben nog voch tig wit en liggen de bewoners aan de buitenzijde of in de krul van een dor rend blad op den loer. Zij zullen lang moeten wachten, want hun vangnet is te opzichtig en de zon zal eerst haar warmte moeten geven, willen er onder de passeerende insecten slachtoffers vallen. Een enkel briesje doet ritsen van blaadjes naar beneden dwarrelen, in het hooge geboomte is maar een kleine beweging noodig, om groote, gebruinde bladeren omlaag te doen buitelen. Het immer weerkeerend proces in dp natuur is in vollen gang. De vallende blaren, de herfstdraden, de roestbruine heide, het drukke en het geagiteerd rondscharrelen van het roodborstje en de vink, zij allen kondigen een nieu wen tijd aan, den winter... Over het hoog door paardenvoeten op- gewoelde zandpad zijn wij verder ge gaan. De karresporen hebben hier en daar kuilen gevormd, waarin wat troe bel water staat, rondom begrensd door zwarte zandkorsten. Heel ver weg pas seert een trein, het denderen van de wielen komt als een eentonig gebrom tot ons over do dennenbosschen, waar in het sprokkelhout kris en kras door elkaar ligt op een roestbruin tapijt van naalden. De spar en de den doen het nog goed, al ziet de opmerkzame voor bijganger iets van grauwheid, een don kerder diepte in hun aaneengesloten heid. De jongens zijn nog bezig met het waterballet. Schoenen en kousen lig gen wat verder op. Lange stammen schuiven zij door de sloot naar elkaar toe en hun bloote beenen plonsen tot over de knieën in het zwarte water lij schreeuwen en juichen er bij. wan neer de onderzeeërs tegen elkaar bot sen en de spaanders er af vliegen. Een oogenblik storen we hen in hun festijn. Dien zwervenden meneer had den ze al lang gezien en nu hij zoo dichtbij kwam, kon je nooit weten, of hij het spel zou verbieden! Maar toen er een gemoedelijk praatje volg de. was de vrees geweken en werd er weer naar hartelust in het natte ele ment doorgeploeterd. Het karrespoor blijft onzen leidsman. Kronkelend volgt het den boschrand met zijn donkergroene mosbekleedingen, die rijk zijn aan kleureffecten. Enkele kraaien voeren een druk ge sprek en tuimelen stoeiend achter el kaar aan. Hoog in de lucht trekken hun soortgenooten over, op reis naar verre streken. Ook de kievit is er nog. In een mooie boog zweefde de vogel voorbij en er was nog niets aan hem te bespeuren, dat op vertrekken wees. Een groot aan tal kieviten is reeds weg uit ons landje aan de zee, maar r.e Noorderlingen wachten zoolang mogelijk. Eerst de na dering van een vorstperiode verjaagt hen. De aanwezigheid van den zwart- witten vogel deed rns goed. hij hoort bij ons landschap. De boschrand volgend, doemt plotse ling een open stuk op met stapels af geschilferde en doorgezaagde dennen stammen. Een ledige ruimte, die onwer kelijk aandoet door zijn kaalheid, waar het wachten is op een nieuwe aan plant. Tegelijkertijd is er het fietspad, dat aansluit on den breeden asfaltweg, welke naar het stadsleven leidt. Wanneer wij nog eenmaal den blik wenden ligt daar de heuvel bij het Hazewater in een omlijsting van won derlijke mooie kleuren. Zii beteekenen het heengaan van een bijna voorbijen tijd. Een mooier en waardiger afscheid zou men zich niet kunnen denken. Al deze pracht, tentoongespreid voor een ieder, die zien wil is van onge ëvenaarde schoonheid. Zii brengt den mensch iot bezin ning. De plaatselijke afdeeling van de Ne- derlandsche Unie belegt op Vrijdag a.s. in Amicitia een ledenvergadering waar in de heeren Mr. J. Linthorst Homan en Jef de Brouwer een toelichting zul len geven op doel en streven van de Ne- derlandsche Unie. Hedenmorgen is in de markthal een aaiivang gemaakt met de uitreiking van winterkleeren aan behoeftige stadgenoo- ten. Het Comité Winterhulp waarvan de heer Haait voorzitter i6, heeft niet te vergeefs een beroep gedaan op de bur gerij. Een groot aantal jassen, mantels on costumes, zoowel voor volwassenen «als kinderen, werden ingezonden. In to taal bijna 2000 stuks. Door de besturen van verschillende instellingen zijn bij het comité lijsten ingestuurd, waarop de namen vermeld 6taan van hen, die in aanmerking komen voor winterklee dinghulp. Aan de hand van deze gegevens wordt dagelijks een aantal der betrokkenen opgeroepen met het verzoek zich op be paalde uren in dé markthal te meiden. Daar wordt door het comité zitting gehouden, terwijl dames van het Brok kenhuis de behulpzame hand bieden bij het uitreiken van de kleeren. Het verloop was hedenmorgen reeds beledigend. Velen werden geholpen Wij vernamen verder dat het comité het op prijs zou stellen wanneer nog een opgave ingestuurd zou worden met vermelding van de z.g. stille armen in onze stad. ZATERDAGAVOND bemerkte een in woner van Soest, die hier bij een automatiek den inwendigen mensch ver sterkte. dat men in dat korte oogenblik bijzondere aandacht aan ziin bagage had besteed. Een pakje, inhoudende een ge streept heerencostuum. bleek spoorloos verdwenen te zijn. De onfortuinlijke Soes- tenaar heeft aangifte gedaan bij de po litie. Clinge Doorenbos bezingt den roem van den Boemelbaron Piet Kohier, de 68-jarige. die dezer dagen zijn halve eeuwfeest als acteur viert, is Vrijdagavond door het Bus- sumsche publiek op hartelijke wijze gehuldigd. Voor de pauze begon heeft Clinge Doorenbos enkele woorden tot den ju bilaris gericht, natuurlijk in dicht vorm. Een gedeelte van deze toespraak-op- rijm, die door een langdurig applaus volgd werd, laten we hieronder vol gen: Jubilaris, vijftig jaren Heb jij j'aan de kunst gewijd ETn jij komt als overwinnaar Uit dien harden levens-strijd. Werken, werken, werken, werken, Werken, tot je niet meer kon; 't Spreekwoord zegt, dat Arbeid adelt, 't Klöpt. Want nu ben jij Baron. Wij, de oud're generatie, Zitten hier vol dankbaarheid; Want jij laat ons nog in leven In dien goeden, ouden tijd. Tijd van onbezorgde vreugde, Toen het zoo gemoed'lijk ging: Menigeen leeft hier vanavond In een jeugd-herinnering Daarom is er bier zoo'n dankbaar En zoo'n blij-geslemd publiek: Jij brengt ons de oude sfeer t'rug En die échte Schwung-muziek. Ondanks j' acht en zestig jaren Ben jij nog de jonge man. Die drie keer over de kop slaat Iets, wat ik al niet meer kan. Jij bent nog precies dezelfde Als toen jij er mee begon, Meer dan vijftien honderd kèeren Boemel jij nu a! baron. Ieder weet, dat er in Neerland Héél wat groote Pieten zijn: Piet van Kempen en Piet Tiggers, Piet de Smeerpoets en Piet Hein. Maar de allergrootste Pieter Is de Piet, die u hier ziet, 't Is een hcéle Piet, die Pieter: Onze kleine, gróóte Piet. Voordrachtmiddag van Claudine Witsen Elias ALS opening van het seizoen organi seerde de Amersfoortsche Kunstkring gisteren een voordrachtmiddag in Ami citia. Claudine Witsen Elias had een programma samengesteld, bestaande uit een keuze van gedichten van de 14e Eeuw tot heden en na de pauze een weetal sprookjes van Andersen. De voordraagster is medium tusschen den dichter en het publiek, het is haar taak. de intenties van den dichter zoo zuiver mogelijk over te brengen. Er dreigt duizenderlei gevaar aan andere opvattiingen, verkeerde accenten, vooral ook aan het inschakelen van eigen per soonlijkheid, die nimmer samenvalt met dien van den dichter en slechts storen kan. Het is, kortom, uiterst subtiel werk en als het publiek tevreden is. kan het zijn, dat de maker van het gedicht zijn schepping niet meer herkent en gekwetst wordt in wat hem heilig is. Bij Claudine Witsen Elias kan van het laatste geen sprake zijn. Zij denkt niet, als velen op dit gebied, in de eerste plaats aan haar publiek, zij denkt aan den dichter. Zij laat daartoe al het uiterlijke varen, versobert gebaar en gelaatsexpressie, past zich aan aan de klankkleur van het gedicht, aan den stijl, aan de opvattingen van den maker, aan zooveel kleine nuances, dat zij voor den dichter de ideale vertolkster moet zijn. Voor het publiek brengt dit eigen aardige bezwaren mee. het moet al even ontvankelijk zijn als de dichter en het zich niet te gemakkelijk maken met het willen begrijpen. Er was stille aandacht in de zaal en men spande zich in, het vele schoone uit zoo uiteenloopende tij den en van zoo verschillenden stijl, te begrijpen en te genieten. Voor het heden viel dit gemakkelijker dan voor het verleden, hoog'enunten werden de Bal lade van den Boer van Werumeus Bu- ning en de Ballade van Chr. de Pisan, door Leopold vertaald. De groote H. C. Andersen leefde in al zijn kwaliteiten in het sprookje De Verliefden, het verhaal van der? tol, die op den bal verliefd was, die haar hooge afkomst niet. vergeten kan. Het flonkert overal van de invallen, die tet eigen dom zijn van dezen verteller en mora list. Er is geen zin in. waaraan men An dersen niet ten volle proeft en Claudine Witsen Elia*; deed hem ten volle recht. Minder was dit het geval in De Nachti- gaal, dat zich minder voor voordracht leent. Als publiek hadden wij vele voor drachten toch wel sterker en persoon lijker gewenscht., maar ongetwijfeld zou den wij dan in strijd komen met. de opvatting van de voordraagster, zooals wij die uiteengezet hebben en die zeker rechtvaardiger is jegens den dichter dan het andere uiterste: het gedicht te geven met een maximum van expressie. Toch rees bil ons de vraag of ook-hier de gulden middenweg niet het best te begaan ware en of bij tactvol gebruik beide partijen dichter én toehoorder niet het meest gediend zouden zijn. Mevrouw Meihuizen vertolkte den dank van het publiek door het. aanbie den van een bos chrysanten. V. Gisteravond omstreeks adht uur heeft op den Ouden Soesterweg ter hoogte van de St. Bonifaciusstraat een ernstig verkeersongeluk plaats gehad. De verpleegster mei. H. alhier kwam op dit tijdstip de Bonifaciusstraat uit rijden. Blijkbaar heeft zij te laat 'ge merkt, dat over den Ouden Soesterweg een auto, uit Ede afkomstig, in de rich ting van Birkhoven reed. Zij verleende althans geen voorrang en kwam onder de auto terecht. Met ernstige verwon ding aan hoofd en ledematen is zij per ziekenauto naar het St. Elisabeth's Zie kenhuis overgebracht. Het rijwiel werd erg gehavend, terwijl ook de auto averij opliep. Het tooneelstuk „In het Gouden Haantje" opgevoerd Een gezellige avond DE tooneelvereeniging „Het Leusder kwartier" heeft Zaterdagavond in ge bouw De Valk een opvoering gegeven van het tooneelstuk „In het Gouden Haantje", een blijspel in drie bedrijven. Er bleek zeer veel belangstelling voor te bestaan en er was bijna geen plaats in do zial onbezet. Daar de voorzitter van „Het Leusder kwartierde heer M. v. Essen, niet aanwezig kon zijn, werd het welkom uitgesproken door den leider van dc zang-, operette- en tooneelcommissie. den heer J. Snijder. Oorspronkelijk lag het in de bedoe ling om de tooneelafdeelingen geen uit voeringen in het openbaar te doen ge ven, zei hij. Men wilde zich beperken tot voorstellingen voor de kinderen in den speeltuin. Maar het resultaat was, dat de animo verminderde, zoodat men toch maar -besloot om een blijspel in to studeeren voor vertooning in het open baar. Dit bleek een goede verandering te zijn, want voor deze opvoering moesl ook de tweede groote zaal van De Valk in gebruik genomen worden, daar dc toegangskaarten uitverkocht werden. Dit succes had men niet verwacht. Het werkte inspireerend op hen, die „In het Gouden Haantje" meespeelden Zij hebben dm ook een goed succes ge boekt, niet in 't minst dank zij de regie van den'heer A. Maas Sr. Zonder aan het spel van de anderen tekort te doen, willen we toch vooral de vertolkingen memoreeren van den heer en mevrouw Bollman en Hans de Koek! Na de opvoering heeft een der leden den heer Maas met een geestig speech- je een bloemenmand overhandigd, als dank voor zijn toegewijden arbeid. Een gezellig bal, dat. tot diep in den nacht, voortduurde, onder leiding van Bert Kamperman en met medewerking van de band van Jan van Loo, diende tot besluit. Remonstranfsche kerk IN de Remonstrantsche Kerk is Za terdagmiddag een wijdingsuur gehou den onder leiding ven dr. R. Miedema. Medewerking verleenden mevr. Brester Gebensleben, zang en G. v. d. Burg, orgel. De bedoeling van deze samenkomsten, zoo deelde dr. Miedema in zijn inlei ding mede, is. om temidden van dezen felbewogen tijd, enkele oogen'blikk^i met elkander stil te zijn en in die stilte- open te 6taan voor de onvergankelijke schatten, die door müziek en woord worden geopenbaard. Werden deze uren in vorige jaren 's avonds gehouden, thans i6 een proef genomen met een middaguur, en deze proef is uitstekend geslaagd. Stille wijding was er in het kerkge bouw van het inleidend orgelspel van Gerrit van den Burg af tot aan de orgel- accoorden, waarmede deze kunstenaar den middag besloot. Deartusschen zong mevrouw BresterGebensleben vier lie deren van v. d. Sigtenhorst Meyer, he- dichten van Jan Luyken uit een werk: Jezus en de ziel. Ieder lied werd voorafgegaan door een kort woord van den inleider, die fragmenten voorlas' van de handelingen van Christus,, ven Thomas a Kempis, Math. 5 en Marcus 13 en gedichten van Willem Kloos en Marsman. Een lied in beurtzang door gemeente en 6olist gezongen en een stil gebed wa ren onderdeelen van deze wijdingsston- de, die door den voortreffelijken zang en het sublieme orgelspel vol was van bewogen schoonheid en ontroering. De Commissie Hulpverleening Oor logsschade 1940 deelt ons mede, dat van den heer Henri Menning te Soest f 21,48 ontvangen is zijnde het. batig saldo van de uitvoering van het spel „Elckerlyc" in het openluchttheater Birkhoven. Pater A. van Schalen sprak over „Geloof en Arbeid" GISTEREN werd de 5e jaariijk- 'sche R. K. arbeidersdag gehou den, georganiseerd door het Cen traal Bestuur van de R. K. Werk liedenvereniging „St. Joseph" al hier. De opkomst was belangrijk minder dan voorgaande jaren. Om 3 uur werd door de deelnemers het Lof bijgewoond in de kerk van O.L. Vrouw Hemelvaart, gecelebreerd door Kapelaan J. A. v. d. Anker, geestelijk adviseur. Na het Lof kwam men bijeen in de groote zaal van. St. Joseph. De heer J. v. d. Linden sprak een kort openings woord nadat de R. K. Muziekvereni ging „Wilskracht" eenige pittige mar- schcn ten gehoore had gebracht. Spreker wees er op dat deze 5e R. K. Arbeidersdag onder zeer bizondere om standigheden wordt gehouden. De be doeling was dezen dag eenigszins fees telijk te vieren. De omstandigheden hebben het bestuur echter daarvan doen afzien. 't Schijnt, aldus spreker, dat de tijds omstandigheden remmend werken bij de leden, getuige de opkomst. De aan wezigen kunnen we beschouwen als de besten, en spreker drong er op aan. dat deze allen trouw aan de R.K. Arbei dersbeweging zullen propageeren. Traditiegetrouw werden zij, die in het afgeloopen jaar de beweging door den dood waren ontvallen door een oogen blik stilte en een kort gebed herdacht. Daarna werd door allen het etrijd- lied gezongen. Pater A. van Schalen O.F.M. uit Woerden hield vervolgens een gloed vol betoog ever „Geloof en Arbeid." Gij zijt bijeengekomen, ildus spreker, om van mij een woord te hooren van opbeuring, dat U weer zal doen opveeren tot krachtige activiteit. Spreker schetste de rijkdom van het geloof. Het geeft kracht in den strijd, troost in het lijden en opbeuring bij het scheiden. Gemis aan godsdienst wordt door niete vergoed, daardoor is het leven le veel strijd. Ongeloof geeft troosteloos heid en onwetendheid. Neem het ge loof weg en het wordt een chaos, het geen spreker aantoonde. Het geloof berust op fundamenten, op verst inde- lijke gegevens. Door het geloof en de genade wordt de beteekenisvan den arbeid zooveel grooter en heeft elke mi nuut arbeid een eeuwigheidswaarde. Vereenigt altijd arbeid met. geloof en genade en ge zult. de krachtigste, en gelukkigste arbeider zijn' aldus spre ker. Hij besloot zijn rede met de woor den „Je werkt krachtig en tevree, ils God werkt met je mee." Nadat „Wilskracht" nog een tweetal marschen ten gehoore had gebracht sprak de geestelijke advis'eur kapelaan J A. v. d. Anker een propaganda woord voor de maandelijksche bijeenkomst van den Eucharistisclien Kring en voor een kerkelijke en godsdienstige viering van het feest van Christus Konings schap Zondag a.s. De bijeenkomst werd gesloten met het zingen van „Room- sche Blijdschap". Gereformeerde kerk Op het. viertal te Amsterdam voor predikant bij de Gereformeerde kerk (vac. wijlen J. L. Schouten) zijn ge plaatst: B. Hohverda, predikant-te dezer stede, P. N. Kruyswijk Hilversum, C. Veenhof, Haarlem, en M. B. v. 't Veer te Groningen. R.K. Oudersvereeniging In „nieuw Amsvorde" was op Zondag namiddag een proef-vergadering uitge schreven van de R.K. Oudersvereeniging De proef is. wat dezen vergadertijd be treft, Ihelaas mislukt en het bestuur be sloot voor de toekomst alleen uitnoodi- gingen te verzenden wanneer ereenvol- lemaan-periode is en dé ongemakken, verbonden aan een avondvergadering, tot een minimum zijn beperkt. Enkele nieuwe leden werden verwel komd en als afgevaardigde naar de kringvergadering werd uit de leden de heer Spit. aangewezen. FEUILLETON door Johnston Mc. Culley 36 Warwik scheen even zijn tegenwoor digheid van geest te verliezen. Op een dergelijke ontvangst was hij niet voor bereid. Snel herstelde hij zich echter. Hij moest zeggen, wat hij in dit huis te maken had. Een smoesje zou gauw worden ontdekt, maar hij kon toch ook niet den naam van de Spin tegen den politieman noemen. „Ik kom hier voor juffrouw Rodney", antwoordde hij en hij bedacht hij zich zelf, dat dit antwoord eigenlijk ook hef meest met de waarheid overeenkwam. „Ze heeft vannacht een onaangenaam avontuur beleefd en ik hPh haar uit de hand van een paar boeven moeten be vrijden. Mijn naam is W<mvik". „Kom maar eens mee," zei de agent, die het blijkbaar niet erg vertrouwde. Daaraan had hij niet 'heelemaal onge lijk. want Warwik zag er in zijn boeven- kleeren nu niet bepaald als iemand van de betere k'rincen uit- Rij den chauffeur had het bankbiljet wonderen gedaan. Hij begreep, dat hij het hier met zoo iets niet behoefde te probeeren Als om zich te legitiméeren, knoopte Warwik zijn jas los, waaronder zijn avondcostuum te zien was, waarvan evenwel hemd en vest niet meer die smettelooze witheid vertoonden, die de drager ervan zoo op prijs had gesteld. „O, zoo, is dat de kwestie," mompelde de agent, kennelijk meer tevreden ge steld. Gaat u maar naar binnen. De juffrouw is zoo juist ook aangekomen. Zij is hier door een Chinees of iets dergelijks ge bracht". Warwik moest onwillekeurig glim lachen toen hij zijn trouwen Japanschen bediende Togo zoo hoorde betitelen. Hij haalde een bankbiljet te voorschijn, dat hij aan den chauffeur gaf, en deze reed er snel vandoor. „Wat is hier gebeurd?" vroeg hij aan den agent, terwijl zij samen naar het huis toe wandelden. „Dat zult u straks wel hooren. De in specteur zal u wel te woord staan." Binnen vond Warwik' inderdaad een inspecteur der recherche, die hem on derzoekend opnam. „Mijn naam Is John Warwik," zeide hij, op den inspecteur toetredend. „Ik kwam hier voor juffrouw Rodney. Er is haar vannacht wat overkomen". „Er zijn er meer. wien vannacht wat is overkomen", antwoordde de inspec teur. „Wij kennen u wel. Gaat u maar mee. Kent, u den oom van juffrouw Rodnev ook goed?" „Oppervlakkig", gaf Warwik toe. „Een enkele maal heb ik hem hier ont moet". „Weet u ook, waar hij zijn bedrijf van maakte?" vroeg de inspecteur, terwijl hij zijn metgezel met een stcelsehen blik aankeek. „Geen flauw idee", antwoordde War wik. „Zoo. dat. dacht ik al," zei de inspec teur die zich blijkbaar erg gewidhtig vond. „Ik zal er u iets van vertellen. Hij stond aan het hoofd van een misdadi- gersbende en we hebben al lang op hem geloerd. Vannacht hebben we een inval In dit thuis gedaan en daarbij is het wat hard toegegaan. Er is over en weer ge schoten en daarbij is de oude heer ge wond. Ik vrees, dafhet niet best met hem is. U moogt wel even naar hem kijken, als u hem kende". In de kamer van de Spin, waarheen dc inspecteur hem geleidde, vond War wik verschillende personen bijeen. Er waren een paar menschen. die er ken nelijk als rechercheurs uitzagen en iemand met de allures van een dokter stond gebogen over een groote gestalte, die in een hoek van de kamer op een haastig daarheen gesleepte matras lag uitgestrekt. De dokter ging opzij en War wik herkende in de figuur op den grond de Spin, die een groot. 3eel van zijn zelfverzekerdheid scheen te hebben ver loren. De Spin glimlachte zwakjes, toen hij Warwik herkende. „Zoo, ben je daar?" zei hij. „Ik weet al, wat er met Sylvia gebeurd is. Ik ikmoet je bedanken voor alles, wat je voor 'haar gedaan hebtAls haar iets was overkomen „Het is niets, waarde heer" antwoord de Warwik, met een poging tot schert sen, die hem in deze omstandigheden niet al te best afging. Hij voelde zich ellendig en wist ook met zijn zonderlin ge kleeren geen raad in deze omgeving. „Ik zal het niet lang meer maken", zei de Snin. nogend zich op te heffen, doch al dadelijk weer in zijn kunnen terug vallend. „Ik zou mijnheer graag even alleen willen spreken, kan dat?" wend de hij zich tot den inspecteur. Deze keek den dokter eens aan, die zijn schouders ophaalde. De inspecteur aarzelde kennelijk, niet wetend, wat zijp plicht in deze was. „Nou, vooruit maar", besloot hij. „We kennen meneer Warwik wel en ik be grijp, dat u met elkaar nog persoonlijke dingen hebt te bespreken. Ik zal wel eens gaan zien hoe de juffrouw het maakt. Gaat u mee, dokter?" Met een handbeweging gaf de inspecteur aan de rechercheurs een teeken, dat zij ook hadden heen te gaan en het gezelschap verwijderde zich zachtjes, waarna een der rechercheurs de deur achter hen sloot. „Kom eens wat dichterbij." zei de Spin tot Warwik, toen de beide mannen alleen in de kamer waren overgeble ven. „Ik moet je wat vragen. Heb je de papieren, waarop ik je heb uitgestuurd „Ja, dank zij de tijdige hulp van To go, mijnheer. Hier zijn ze." De Spin maakte een afwerend gebaar „Houd ze bij je, mijn jongen. Het heeft nu geen nut meer, ze aan mij te geven. Ze zijn bestemd voor een zekeren Wal ter Pelkingham, wiens adres je in mijn boeken zult vinden. Geef ze aan hem en je zult-je rechtmatige belooning ontvan gen. „Ik heb heel wat avonturen beleefd voordat ik ze in handen had", verklaar de Warwik. Een paar maal heb ik ze gehad en telkens werden ze me weer afgenomen. Eerst was het een dieven bende, die me hinderde en later was er een vreemd jongmensch, dat me gewei dig dwars zat. Die laatste was nog maar een nieuweling maar hij heeft me ge noeg last bezorgd. Hij was vasthoudend als een foxterrier en hij scheen een ge weldig belang aan de papieren te hech ten." Een glimlach kwam op het. dikke ge Iaat van de Spin. „Hoe zag die jongen eruit?" Warwik beschreef zijn hardnekkigen tegenstander, van wien ihij slechts met behulp vail Togo de papieren had weten te bemachtigen. Langzamerhand kwam er een ondeugende glinstering in de oogen van de Spin. Hij scheen nog iets van zijn oude geestkracht te hebben te ruggevonden. „Dat dacht ik al", zei hij. „Weet je wie dat geweest ie? Dat was die jonge Pelkingham zelf. Hij zei me gisteren, dat hij het ook wilde probeeren de pa pieren in Ihanden te krijgen. Blijkbaar vertrouwde hij mij en mijn systeem niet voldoend*. Als ik ie goed ken, heeft hij voor zijn eigenwijsheid flink moeten boeten. Hij zal wel vreemd opkijken, als hij de papieren straks van jou krijgt. Maar de belooning zul je hebben". „Dat komt er nu niet zoo erg op aan", vond Warwik. De Spin maakte een afwerend gebaar. „Dat komt er wel degelijk op aan. leder moet krijgen, waarop hij recht heeft. Daar heb ik mijn leven lang voor ge streden. Ze hebben mij vroeger ook eens te pakken gehad en toen heb ik gezwo ren, dat ik aan alle ongerechtigheid een einde zou maken. In vele gevallen is me dat ook gelukt", voegde hij er na denkend aan toe. „Daarvoor heb ik tel kens ook wel mijn bclooning gehad, maar vóór al'es ging bij mij toch de rechtvaardigheid..." Zijn oogen staar den in de verte. Warwik wist niet goed, wat hij moest zeggen. Deze zonderlinge man met zijn groote lichaam, dat half verlamd was, had gemeend, een goed maatschappelijk werk te doen, door het onrecht on de hem eigen wijze te wreken en hij, War wik, had hem daarbij geholpen, uit zucht naar avontuur. Daarbij was hij in aanraking gekomen, met het lief6te meisje, dat hij kende. De Spin scheen zijn gedachten te ra den. „Zul je voor Salvia zorgen?" vroeg hij plotseling. „Jij bent de eenige, aan wien ik haar toevertrouw". „Dat beloof ik u," antwoordde War wik. De Spin stak zijn hand uit en hij vatte die aan, voor het eerst van zijn leven. „Laat die lui nu maar weer binnen", zei de Spin, na een korte pauze. „En laat ook Sylvia hier komen". Warwik wendde zich naar de deur en ging de kamer uit. Er zat een brok in zijn keel maar hij wilde het tegenover zichzelf niet bekennen. In tie gang trof hij de politiemannen en den dokter aan. „Ik ga juffrouw Rodney even halen Haar oom wil haar zien." zei hij. „Ze is beneden in de voorkamer", voegde de inspecteur hein toe. „Ik heb haar daar zoo juist alleen gelaten." Warwik ging de trap af en deed zacht jes de deur van de kamer open. Sylvia zat in een hoek bij het raam naar bui ten te staren. Toen zij hem hoorde bin nenkomen stond zij op en ging naar hem toe. „John!" zei ze en het volgende oogen- hlik lag ze in zijn armen. „Wat ben ik blij, dat je behouden bent. Ik heb zoo naar je verlangd, sedert ik je in dat nare huis achterliet." I-Iij streelde haar over haar blonde haar. „Kom kindje", zei hij. „Jij moet nu sterk zijn. Je oom verlangt je te zien. Ga maar naar boven." Ze maakte zich los uit zijn omarming en ging naar de deur. Daar wendde ze zich nog eenmaal om. „Blijf jij hier op me wachten" vroeg ze, terwijl ze hem met. haar groote zachte oogen aankeek. „Ik wacht op je, dat beloof ik," ant woordde Warwik zacht. EINDE.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1940 | | pagina 5