i'stadsnieuws!
(Da $pin
Zonnige afscheidsdagen van
den herfst
-■a
vJ
Mr. Linthorst Homan
spreekt in Amicitia
Uitreiking van
Winterkleeding
Een goede neus
Pieter de Groote...
KUNSTKRING
Wielrijdster ernstig
gewond
,'t Leusderkwartier'
vierde feest
Wijdingsuur in de
EEN MOOIE GIFT
R.K. Arbeidersdag
in St. Joseph
2e BLAD PAG. 1
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
MAANDAG 21 OCTOBER 1940
Kleurenpracht alom
i)E herfst neemt dit iuar wel bij-
zonder mooi afscheid van ons. Al
meer dan een week is het uitspansel
vlekkeloos blauw en beleven we zo-
mersche dazen. De zon viert haar
triomfen over de aarde en in den
stijl van de grijze mythe zouden we
nu met recht mogen zeggen, dat
Phaëton. de bestuurder van den zon
newagen zijn zegetocht aflegt, zoo-
dra de rozevingerige Dageraad de
sterren aan het firmament verjaagd
heeft. Heel de natuur is in dit ster
vende najaar met de prachtigste kleu
ren getooid alle mogelijke tinten glij
den in elkaar over tusschen de con
trasten van de helder-witte berken
stammetjes, het donkergroen van de
naaldboomen en het bronsbruin van
de Amerikaansche eiken.
Heel veel menschen hebben den af-
geloopen Zaterdag en Zondag van de
milde gaven der natuur genoten. In
drommen heeft men de steden en de
huizen met de dagelijksche beslomme
ringen achter zich gelaten en zich over
gegeven aan datgene, wat de aardsche
sterveling zichzelf niet vermag te
schenken.
Oak wij hebben aan dezen drang
naar buiten gehoor gegeven, niet langs
den weg van drukte en volle, maar
van stilte en ingetogenheid. Het „Ha-
zewater", aan de grens van de mooie
Treek, was ons doel.
Alleen de vreugdekreten van eenige
jongens, die in het heidewater ploeter
den en voor die gelegenheid hun bo-
venkleeren uitgetrokken hadden, ver
braken er de stille.
Boven het donkergroen van de den
nen- en sparrenmassa's schokte er de
Vlaamsche gaai op de wieken omhoog.
Blijkbaar heeft men hem in zijn rust
gestoord en uit hij daarom zijn afkeu
ring in krassende geluiden. De specht
neemt op zijn beurt aanstoot aan dit
spektakel, hardop lachend snelt de
groote, groene vogel tusschen de stam
men door. om een eindje- verder zich
neer te zetten en den schors van een
ouden eik aan een nauwkeurig onder
zoek te onderwerpen.
Maar buiten deze vroolijke rustver
stoorders heerscht er stilte en kan het
oog genieten van de omgeving.
Welk een eischen stelt dit stukje
natuurschoon aan menscheliik bevat
tingsvermogen. Zoover het gezicht
reikt, is eigenlijk geen aanknoopings-
punt te vinden. Aan den voet van den
heuvel ligt de golvende vlakte met
zijn goudgeel piipesteeltjesgras. waar
in men bij regenweer moerasjes aan-,
treft en waar nu de zonnedroogte
zwarte plekken geschapen heeft.
Prachtig steekt de gele vlakte af te
gen het bruin van de verkleurde hei
de en de veelkleurigheid van het op
gaande. jonge houtDaarin komt aan
de berken een eereplaats toe. Hun
zilverwitte stammen glinsteren ons in
de zon tegen, hun blaadjes hebben
rose en gele tinten aangenomen.
De weldadige warmte lokt tot rust ne
men en dan ziet men onmiddellijk, dat
het in de stervende hei#.? nog een
drukte van belang is. Millioenen herfst
draden liggen uitgesponnen, ragfijn en
onophoudelijk in beweging bij de min
ste aanraking van een lichte wind
vlaag. Elke beroering van den grond
doet tallooze vliegjes zich verhei%p.
eventjes maar, dan trillen zij weer te
rug naar de aarde.
Tusschen het opgaande hout hebben
de herfslspinnen zich kunstige wonin
gen gebouwd. Waar de zon niet door
gedrongen is, zijn de webben nog voch
tig wit en liggen de bewoners aan de
buitenzijde of in de krul van een dor
rend blad op den loer. Zij zullen lang
moeten wachten, want hun vangnet is
te opzichtig en de zon zal eerst haar
warmte moeten geven, willen er onder
de passeerende insecten slachtoffers
vallen.
Een enkel briesje doet ritsen van
blaadjes naar beneden dwarrelen, in
het hooge geboomte is maar een kleine
beweging noodig, om groote, gebruinde
bladeren omlaag te doen buitelen.
Het immer weerkeerend proces in dp
natuur is in vollen gang. De vallende
blaren, de herfstdraden, de roestbruine
heide, het drukke en het geagiteerd
rondscharrelen van het roodborstje en
de vink, zij allen kondigen een nieu
wen tijd aan, den winter...
Over het hoog door paardenvoeten op-
gewoelde zandpad zijn wij verder ge
gaan. De karresporen hebben hier en
daar kuilen gevormd, waarin wat troe
bel water staat, rondom begrensd door
zwarte zandkorsten. Heel ver weg pas
seert een trein, het denderen van de
wielen komt als een eentonig gebrom
tot ons over do dennenbosschen, waar
in het sprokkelhout kris en kras door
elkaar ligt op een roestbruin tapijt van
naalden. De spar en de den doen het
nog goed, al ziet de opmerkzame voor
bijganger iets van grauwheid, een don
kerder diepte in hun aaneengesloten
heid.
De jongens zijn nog bezig met het
waterballet. Schoenen en kousen lig
gen wat verder op. Lange stammen
schuiven zij door de sloot naar elkaar
toe en hun bloote beenen plonsen tot
over de knieën in het zwarte water
lij schreeuwen en juichen er bij. wan
neer de onderzeeërs tegen elkaar bot
sen en de spaanders er af vliegen.
Een oogenblik storen we hen in hun
festijn. Dien zwervenden meneer had
den ze al lang gezien en nu hij zoo
dichtbij kwam, kon je nooit weten,
of hij het spel zou verbieden! Maar
toen er een gemoedelijk praatje volg
de. was de vrees geweken en werd er
weer naar hartelust in het natte ele
ment doorgeploeterd.
Het karrespoor blijft onzen leidsman.
Kronkelend volgt het den boschrand
met zijn donkergroene mosbekleedingen,
die rijk zijn aan kleureffecten.
Enkele kraaien voeren een druk ge
sprek en tuimelen stoeiend achter el
kaar aan. Hoog in de lucht trekken
hun soortgenooten over, op reis naar
verre streken.
Ook de kievit is er nog. In een mooie
boog zweefde de vogel voorbij en er
was nog niets aan hem te bespeuren,
dat op vertrekken wees. Een groot aan
tal kieviten is reeds weg uit ons landje
aan de zee, maar r.e Noorderlingen
wachten zoolang mogelijk. Eerst de na
dering van een vorstperiode verjaagt
hen. De aanwezigheid van den zwart-
witten vogel deed rns goed. hij hoort
bij ons landschap.
De boschrand volgend, doemt plotse
ling een open stuk op met stapels af
geschilferde en doorgezaagde dennen
stammen. Een ledige ruimte, die onwer
kelijk aandoet door zijn kaalheid, waar
het wachten is op een nieuwe aan
plant. Tegelijkertijd is er het fietspad,
dat aansluit on den breeden asfaltweg,
welke naar het stadsleven leidt.
Wanneer wij nog eenmaal den blik
wenden ligt daar de heuvel bij het
Hazewater in een omlijsting van won
derlijke mooie kleuren. Zii beteekenen
het heengaan van een bijna voorbijen
tijd.
Een mooier en waardiger afscheid
zou men zich niet kunnen denken.
Al deze pracht, tentoongespreid voor
een ieder, die zien wil is van onge
ëvenaarde schoonheid.
Zii brengt den mensch iot bezin
ning.
De plaatselijke afdeeling van de Ne-
derlandsche Unie belegt op Vrijdag a.s.
in Amicitia een ledenvergadering waar
in de heeren Mr. J. Linthorst Homan
en Jef de Brouwer een toelichting zul
len geven op doel en streven van de Ne-
derlandsche Unie.
Hedenmorgen is in de markthal een
aaiivang gemaakt met de uitreiking van
winterkleeren aan behoeftige stadgenoo-
ten.
Het Comité Winterhulp waarvan de
heer Haait voorzitter i6, heeft niet te
vergeefs een beroep gedaan op de bur
gerij. Een groot aantal jassen, mantels
on costumes, zoowel voor volwassenen
«als kinderen, werden ingezonden. In to
taal bijna 2000 stuks. Door de besturen
van verschillende instellingen zijn bij
het comité lijsten ingestuurd, waarop
de namen vermeld 6taan van hen, die
in aanmerking komen voor winterklee
dinghulp.
Aan de hand van deze gegevens wordt
dagelijks een aantal der betrokkenen
opgeroepen met het verzoek zich op be
paalde uren in dé markthal te meiden.
Daar wordt door het comité zitting
gehouden, terwijl dames van het Brok
kenhuis de behulpzame hand bieden bij
het uitreiken van de kleeren.
Het verloop was hedenmorgen reeds
beledigend. Velen werden geholpen
Wij vernamen verder dat het comité
het op prijs zou stellen wanneer nog
een opgave ingestuurd zou worden met
vermelding van de z.g. stille armen in
onze stad.
ZATERDAGAVOND bemerkte een in
woner van Soest, die hier bij een
automatiek den inwendigen mensch ver
sterkte. dat men in dat korte oogenblik
bijzondere aandacht aan ziin bagage had
besteed. Een pakje, inhoudende een ge
streept heerencostuum. bleek spoorloos
verdwenen te zijn. De onfortuinlijke Soes-
tenaar heeft aangifte gedaan bij de po
litie.
Clinge Doorenbos bezingt
den roem van den
Boemelbaron
Piet Kohier, de 68-jarige. die dezer
dagen zijn halve eeuwfeest als acteur
viert, is Vrijdagavond door het Bus-
sumsche publiek op hartelijke wijze
gehuldigd.
Voor de pauze begon heeft Clinge
Doorenbos enkele woorden tot den ju
bilaris gericht, natuurlijk in dicht
vorm.
Een gedeelte van deze toespraak-op-
rijm, die door een langdurig applaus
volgd werd, laten we hieronder vol
gen:
Jubilaris, vijftig jaren
Heb jij j'aan de kunst gewijd
ETn jij komt als overwinnaar
Uit dien harden levens-strijd.
Werken, werken, werken, werken,
Werken, tot je niet meer kon;
't Spreekwoord zegt, dat Arbeid
adelt,
't Klöpt. Want nu ben jij Baron.
Wij, de oud're generatie,
Zitten hier vol dankbaarheid;
Want jij laat ons nog in leven
In dien goeden, ouden tijd.
Tijd van onbezorgde vreugde,
Toen het zoo gemoed'lijk ging:
Menigeen leeft hier vanavond
In een jeugd-herinnering
Daarom is er bier zoo'n dankbaar
En zoo'n blij-geslemd publiek:
Jij brengt ons de oude sfeer t'rug
En die échte Schwung-muziek.
Ondanks j' acht en zestig jaren
Ben jij nog de jonge man.
Die drie keer over de kop slaat
Iets, wat ik al niet meer kan.
Jij bent nog precies dezelfde
Als toen jij er mee begon,
Meer dan vijftien honderd kèeren
Boemel jij nu a! baron.
Ieder weet, dat er in Neerland
Héél wat groote Pieten zijn:
Piet van Kempen en Piet Tiggers,
Piet de Smeerpoets en Piet Hein.
Maar de allergrootste Pieter
Is de Piet, die u hier ziet,
't Is een hcéle Piet, die Pieter:
Onze kleine, gróóte Piet.
Voordrachtmiddag van
Claudine Witsen
Elias
ALS opening van het seizoen organi
seerde de Amersfoortsche Kunstkring
gisteren een voordrachtmiddag in Ami
citia. Claudine Witsen Elias had een
programma samengesteld, bestaande uit
een keuze van gedichten van de 14e
Eeuw tot heden en na de pauze een
weetal sprookjes van Andersen.
De voordraagster is medium tusschen
den dichter en het publiek, het is haar
taak. de intenties van den dichter zoo
zuiver mogelijk over te brengen. Er
dreigt duizenderlei gevaar aan andere
opvattiingen, verkeerde accenten, vooral
ook aan het inschakelen van eigen per
soonlijkheid, die nimmer samenvalt met
dien van den dichter en slechts storen
kan. Het is, kortom, uiterst subtiel
werk en als het publiek tevreden is. kan
het zijn, dat de maker van het gedicht
zijn schepping niet meer herkent en
gekwetst wordt in wat hem heilig is.
Bij Claudine Witsen Elias kan van
het laatste geen sprake zijn. Zij denkt
niet, als velen op dit gebied, in de
eerste plaats aan haar publiek, zij denkt
aan den dichter. Zij laat daartoe al het
uiterlijke varen, versobert gebaar en
gelaatsexpressie, past zich aan aan de
klankkleur van het gedicht, aan den
stijl, aan de opvattingen van den maker,
aan zooveel kleine nuances, dat zij voor
den dichter de ideale vertolkster moet
zijn. Voor het publiek brengt dit eigen
aardige bezwaren mee. het moet al even
ontvankelijk zijn als de dichter en het
zich niet te gemakkelijk maken met het
willen begrijpen. Er was stille aandacht
in de zaal en men spande zich in, het
vele schoone uit zoo uiteenloopende tij
den en van zoo verschillenden stijl, te
begrijpen en te genieten. Voor het heden
viel dit gemakkelijker dan voor het
verleden, hoog'enunten werden de Bal
lade van den Boer van Werumeus Bu-
ning en de Ballade van Chr. de Pisan,
door Leopold vertaald.
De groote H. C. Andersen leefde in
al zijn kwaliteiten in het sprookje De
Verliefden, het verhaal van der? tol, die
op den bal verliefd was, die haar hooge
afkomst niet. vergeten kan. Het flonkert
overal van de invallen, die tet eigen
dom zijn van dezen verteller en mora
list. Er is geen zin in. waaraan men An
dersen niet ten volle proeft en Claudine
Witsen Elia*; deed hem ten volle recht.
Minder was dit het geval in De Nachti-
gaal, dat zich minder voor voordracht
leent.
Als publiek hadden wij vele voor
drachten toch wel sterker en persoon
lijker gewenscht., maar ongetwijfeld zou
den wij dan in strijd komen met. de
opvatting van de voordraagster, zooals
wij die uiteengezet hebben en die zeker
rechtvaardiger is jegens den dichter dan
het andere uiterste: het gedicht te
geven met een maximum van expressie.
Toch rees bil ons de vraag of ook-hier
de gulden middenweg niet het best te
begaan ware en of bij tactvol gebruik
beide partijen dichter én toehoorder
niet het meest gediend zouden zijn.
Mevrouw Meihuizen vertolkte den
dank van het publiek door het. aanbie
den van een bos chrysanten.
V.
Gisteravond omstreeks adht uur
heeft op den Ouden Soesterweg ter
hoogte van de St. Bonifaciusstraat
een ernstig verkeersongeluk plaats
gehad.
De verpleegster mei. H. alhier kwam
op dit tijdstip de Bonifaciusstraat uit
rijden. Blijkbaar heeft zij te laat 'ge
merkt, dat over den Ouden Soesterweg
een auto, uit Ede afkomstig, in de rich
ting van Birkhoven reed. Zij verleende
althans geen voorrang en kwam onder
de auto terecht. Met ernstige verwon
ding aan hoofd en ledematen is zij per
ziekenauto naar het St. Elisabeth's Zie
kenhuis overgebracht.
Het rijwiel werd erg gehavend, terwijl
ook de auto averij opliep.
Het tooneelstuk „In het Gouden
Haantje" opgevoerd
Een gezellige avond
DE tooneelvereeniging „Het Leusder
kwartier" heeft Zaterdagavond in ge
bouw De Valk een opvoering gegeven
van het tooneelstuk „In het Gouden
Haantje", een blijspel in drie bedrijven.
Er bleek zeer veel belangstelling voor te
bestaan en er was bijna geen plaats in
do zial onbezet.
Daar de voorzitter van „Het Leusder
kwartierde heer M. v. Essen, niet
aanwezig kon zijn, werd het welkom
uitgesproken door den leider van dc
zang-, operette- en tooneelcommissie.
den heer J. Snijder.
Oorspronkelijk lag het in de bedoe
ling om de tooneelafdeelingen geen uit
voeringen in het openbaar te doen ge
ven, zei hij. Men wilde zich beperken
tot voorstellingen voor de kinderen in
den speeltuin. Maar het resultaat was,
dat de animo verminderde, zoodat men
toch maar -besloot om een blijspel in to
studeeren voor vertooning in het open
baar.
Dit bleek een goede verandering te
zijn, want voor deze opvoering moesl
ook de tweede groote zaal van De
Valk in gebruik genomen worden, daar
dc toegangskaarten uitverkocht werden.
Dit succes had men niet verwacht.
Het werkte inspireerend op hen, die
„In het Gouden Haantje" meespeelden
Zij hebben dm ook een goed succes ge
boekt, niet in 't minst dank zij de regie
van den'heer A. Maas Sr. Zonder aan
het spel van de anderen tekort te doen,
willen we toch vooral de vertolkingen
memoreeren van den heer en mevrouw
Bollman en Hans de Koek!
Na de opvoering heeft een der leden
den heer Maas met een geestig speech-
je een bloemenmand overhandigd, als
dank voor zijn toegewijden arbeid.
Een gezellig bal, dat. tot diep in den
nacht, voortduurde, onder leiding van
Bert Kamperman en met medewerking
van de band van Jan van Loo, diende
tot besluit.
Remonstranfsche kerk
IN de Remonstrantsche Kerk is Za
terdagmiddag een wijdingsuur gehou
den onder leiding ven dr. R. Miedema.
Medewerking verleenden mevr. Brester
Gebensleben, zang en G. v. d. Burg,
orgel.
De bedoeling van deze samenkomsten,
zoo deelde dr. Miedema in zijn inlei
ding mede, is. om temidden van dezen
felbewogen tijd, enkele oogen'blikk^i
met elkander stil te zijn en in die stilte-
open te 6taan voor de onvergankelijke
schatten, die door müziek en woord
worden geopenbaard. Werden deze uren
in vorige jaren 's avonds gehouden,
thans i6 een proef genomen met een
middaguur, en deze proef is uitstekend
geslaagd.
Stille wijding was er in het kerkge
bouw van het inleidend orgelspel van
Gerrit van den Burg af tot aan de orgel-
accoorden, waarmede deze kunstenaar
den middag besloot. Deartusschen zong
mevrouw BresterGebensleben vier lie
deren van v. d. Sigtenhorst Meyer, he-
dichten van Jan Luyken uit een werk:
Jezus en de ziel.
Ieder lied werd voorafgegaan door
een kort woord van den inleider, die
fragmenten voorlas' van de handelingen
van Christus,, ven Thomas a Kempis,
Math. 5 en Marcus 13 en gedichten van
Willem Kloos en Marsman.
Een lied in beurtzang door gemeente
en 6olist gezongen en een stil gebed wa
ren onderdeelen van deze wijdingsston-
de, die door den voortreffelijken zang
en het sublieme orgelspel vol was van
bewogen schoonheid en ontroering.
De Commissie Hulpverleening Oor
logsschade 1940 deelt ons mede, dat van
den heer Henri Menning te Soest f 21,48
ontvangen is zijnde het. batig saldo van
de uitvoering van het spel „Elckerlyc"
in het openluchttheater Birkhoven.
Pater A. van Schalen sprak
over „Geloof en Arbeid"
GISTEREN werd de 5e jaariijk-
'sche R. K. arbeidersdag gehou
den, georganiseerd door het Cen
traal Bestuur van de R. K. Werk
liedenvereniging „St. Joseph" al
hier. De opkomst was belangrijk
minder dan voorgaande jaren. Om
3 uur werd door de deelnemers het
Lof bijgewoond in de kerk van O.L.
Vrouw Hemelvaart, gecelebreerd
door Kapelaan J. A. v. d. Anker,
geestelijk adviseur.
Na het Lof kwam men bijeen in de
groote zaal van. St. Joseph. De heer J.
v. d. Linden sprak een kort openings
woord nadat de R. K. Muziekvereni
ging „Wilskracht" eenige pittige mar-
schcn ten gehoore had gebracht.
Spreker wees er op dat deze 5e R. K.
Arbeidersdag onder zeer bizondere om
standigheden wordt gehouden. De be
doeling was dezen dag eenigszins fees
telijk te vieren. De omstandigheden
hebben het bestuur echter daarvan doen
afzien.
't Schijnt, aldus spreker, dat de tijds
omstandigheden remmend werken bij
de leden, getuige de opkomst. De aan
wezigen kunnen we beschouwen als de
besten, en spreker drong er op aan. dat
deze allen trouw aan de R.K. Arbei
dersbeweging zullen propageeren.
Traditiegetrouw werden zij, die in het
afgeloopen jaar de beweging door den
dood waren ontvallen door een oogen
blik stilte en een kort gebed herdacht.
Daarna werd door allen het etrijd-
lied gezongen.
Pater A. van Schalen O.F.M. uit
Woerden hield vervolgens een gloed
vol betoog ever „Geloof en Arbeid."
Gij zijt bijeengekomen, ildus spreker,
om van mij een woord te hooren van
opbeuring, dat U weer zal doen opveeren
tot krachtige activiteit.
Spreker schetste de rijkdom van het
geloof. Het geeft kracht in den strijd,
troost in het lijden en opbeuring bij het
scheiden.
Gemis aan godsdienst wordt door
niete vergoed, daardoor is het leven le
veel strijd. Ongeloof geeft troosteloos
heid en onwetendheid. Neem het ge
loof weg en het wordt een chaos, het
geen spreker aantoonde. Het geloof
berust op fundamenten, op verst inde-
lijke gegevens. Door het geloof en de
genade wordt de beteekenisvan den
arbeid zooveel grooter en heeft elke mi
nuut arbeid een eeuwigheidswaarde.
Vereenigt altijd arbeid met. geloof en
genade en ge zult. de krachtigste, en
gelukkigste arbeider zijn' aldus spre
ker. Hij besloot zijn rede met de woor
den „Je werkt krachtig en tevree, ils
God werkt met je mee."
Nadat „Wilskracht" nog een tweetal
marschen ten gehoore had gebracht
sprak de geestelijke advis'eur kapelaan
J A. v. d. Anker een propaganda woord
voor de maandelijksche bijeenkomst
van den Eucharistisclien Kring en voor
een kerkelijke en godsdienstige viering
van het feest van Christus Konings
schap Zondag a.s. De bijeenkomst werd
gesloten met het zingen van „Room-
sche Blijdschap".
Gereformeerde kerk
Op het. viertal te Amsterdam voor
predikant bij de Gereformeerde kerk
(vac. wijlen J. L. Schouten) zijn ge
plaatst: B. Hohverda, predikant-te dezer
stede, P. N. Kruyswijk Hilversum, C.
Veenhof, Haarlem, en M. B. v. 't Veer te
Groningen.
R.K. Oudersvereeniging
In „nieuw Amsvorde" was op Zondag
namiddag een proef-vergadering uitge
schreven van de R.K. Oudersvereeniging
De proef is. wat dezen vergadertijd be
treft, Ihelaas mislukt en het bestuur be
sloot voor de toekomst alleen uitnoodi-
gingen te verzenden wanneer ereenvol-
lemaan-periode is en dé ongemakken,
verbonden aan een avondvergadering,
tot een minimum zijn beperkt.
Enkele nieuwe leden werden verwel
komd en als afgevaardigde naar de
kringvergadering werd uit de leden de
heer Spit. aangewezen.
FEUILLETON
door
Johnston Mc. Culley
36
Warwik scheen even zijn tegenwoor
digheid van geest te verliezen. Op een
dergelijke ontvangst was hij niet voor
bereid. Snel herstelde hij zich echter.
Hij moest zeggen, wat hij in dit huis
te maken had. Een smoesje zou gauw
worden ontdekt, maar hij kon toch ook
niet den naam van de Spin tegen den
politieman noemen.
„Ik kom hier voor juffrouw Rodney",
antwoordde hij en hij bedacht hij zich
zelf, dat dit antwoord eigenlijk ook hef
meest met de waarheid overeenkwam.
„Ze heeft vannacht een onaangenaam
avontuur beleefd en ik hPh haar uit de
hand van een paar boeven moeten be
vrijden. Mijn naam is W<mvik".
„Kom maar eens mee," zei de agent,
die het blijkbaar niet erg vertrouwde.
Daaraan had hij niet 'heelemaal onge
lijk. want Warwik zag er in zijn boeven-
kleeren nu niet bepaald als iemand van
de betere k'rincen uit- Rij den chauffeur
had het bankbiljet wonderen gedaan.
Hij begreep, dat hij het hier met zoo iets
niet behoefde te probeeren Als om zich
te legitiméeren, knoopte Warwik zijn
jas los, waaronder zijn avondcostuum te
zien was, waarvan evenwel hemd en
vest niet meer die smettelooze witheid
vertoonden, die de drager ervan zoo op
prijs had gesteld.
„O, zoo, is dat de kwestie," mompelde
de agent, kennelijk meer tevreden ge
steld.
Gaat u maar naar binnen. De juffrouw
is zoo juist ook aangekomen. Zij is hier
door een Chinees of iets dergelijks ge
bracht".
Warwik moest onwillekeurig glim
lachen toen hij zijn trouwen Japanschen
bediende Togo zoo hoorde betitelen. Hij
haalde een bankbiljet te voorschijn, dat
hij aan den chauffeur gaf, en deze reed
er snel vandoor.
„Wat is hier gebeurd?" vroeg hij aan
den agent, terwijl zij samen naar het
huis toe wandelden.
„Dat zult u straks wel hooren. De in
specteur zal u wel te woord staan."
Binnen vond Warwik' inderdaad een
inspecteur der recherche, die hem on
derzoekend opnam.
„Mijn naam Is John Warwik," zeide
hij, op den inspecteur toetredend. „Ik
kwam hier voor juffrouw Rodney. Er
is haar vannacht wat overkomen".
„Er zijn er meer. wien vannacht wat
is overkomen", antwoordde de inspec
teur. „Wij kennen u wel. Gaat u maar
mee. Kent, u den oom van juffrouw
Rodnev ook goed?"
„Oppervlakkig", gaf Warwik toe.
„Een enkele maal heb ik hem hier ont
moet".
„Weet u ook, waar hij zijn bedrijf van
maakte?" vroeg de inspecteur, terwijl
hij zijn metgezel met een stcelsehen blik
aankeek.
„Geen flauw idee", antwoordde War
wik.
„Zoo. dat. dacht ik al," zei de inspec
teur die zich blijkbaar erg gewidhtig
vond. „Ik zal er u iets van vertellen. Hij
stond aan het hoofd van een misdadi-
gersbende en we hebben al lang op hem
geloerd. Vannacht hebben we een inval
In dit thuis gedaan en daarbij is het wat
hard toegegaan. Er is over en weer ge
schoten en daarbij is de oude heer ge
wond. Ik vrees, dafhet niet best met
hem is. U moogt wel even naar hem
kijken, als u hem kende".
In de kamer van de Spin, waarheen
dc inspecteur hem geleidde, vond War
wik verschillende personen bijeen. Er
waren een paar menschen. die er ken
nelijk als rechercheurs uitzagen en
iemand met de allures van een dokter
stond gebogen over een groote gestalte,
die in een hoek van de kamer op een
haastig daarheen gesleepte matras lag
uitgestrekt. De dokter ging opzij en War
wik herkende in de figuur op den grond
de Spin, die een groot. 3eel van zijn
zelfverzekerdheid scheen te hebben ver
loren.
De Spin glimlachte zwakjes, toen hij
Warwik herkende.
„Zoo, ben je daar?" zei hij. „Ik weet
al, wat er met Sylvia gebeurd is. Ik
ikmoet je bedanken voor alles, wat
je voor 'haar gedaan hebtAls haar
iets was overkomen
„Het is niets, waarde heer" antwoord
de Warwik, met een poging tot schert
sen, die hem in deze omstandigheden
niet al te best afging. Hij voelde zich
ellendig en wist ook met zijn zonderlin
ge kleeren geen raad in deze omgeving.
„Ik zal het niet lang meer maken", zei
de Snin. nogend zich op te heffen, doch
al dadelijk weer in zijn kunnen terug
vallend. „Ik zou mijnheer graag even
alleen willen spreken, kan dat?" wend
de hij zich tot den inspecteur.
Deze keek den dokter eens aan, die
zijn schouders ophaalde. De inspecteur
aarzelde kennelijk, niet wetend, wat zijp
plicht in deze was.
„Nou, vooruit maar", besloot hij. „We
kennen meneer Warwik wel en ik be
grijp, dat u met elkaar nog persoonlijke
dingen hebt te bespreken. Ik zal wel
eens gaan zien hoe de juffrouw het
maakt. Gaat u mee, dokter?" Met een
handbeweging gaf de inspecteur aan de
rechercheurs een teeken, dat zij ook
hadden heen te gaan en het gezelschap
verwijderde zich zachtjes, waarna een
der rechercheurs de deur achter hen
sloot.
„Kom eens wat dichterbij." zei de
Spin tot Warwik, toen de beide mannen
alleen in de kamer waren overgeble
ven. „Ik moet je wat vragen. Heb je de
papieren, waarop ik je heb uitgestuurd
„Ja, dank zij de tijdige hulp van To
go, mijnheer. Hier zijn ze."
De Spin maakte een afwerend gebaar
„Houd ze bij je, mijn jongen. Het heeft
nu geen nut meer, ze aan mij te geven.
Ze zijn bestemd voor een zekeren Wal
ter Pelkingham, wiens adres je in mijn
boeken zult vinden. Geef ze aan hem en
je zult-je rechtmatige belooning ontvan
gen.
„Ik heb heel wat avonturen beleefd
voordat ik ze in handen had", verklaar
de Warwik. Een paar maal heb ik ze
gehad en telkens werden ze me weer
afgenomen. Eerst was het een dieven
bende, die me hinderde en later was er
een vreemd jongmensch, dat me gewei
dig dwars zat. Die laatste was nog maar
een nieuweling maar hij heeft me ge
noeg last bezorgd. Hij was vasthoudend
als een foxterrier en hij scheen een ge
weldig belang aan de papieren te hech
ten."
Een glimlach kwam op het. dikke ge
Iaat van de Spin. „Hoe zag die jongen
eruit?"
Warwik beschreef zijn hardnekkigen
tegenstander, van wien ihij slechts met
behulp vail Togo de papieren had weten
te bemachtigen. Langzamerhand kwam
er een ondeugende glinstering in de
oogen van de Spin. Hij scheen nog iets
van zijn oude geestkracht te hebben te
ruggevonden.
„Dat dacht ik al", zei hij. „Weet je
wie dat geweest ie? Dat was die jonge
Pelkingham zelf. Hij zei me gisteren,
dat hij het ook wilde probeeren de pa
pieren in Ihanden te krijgen. Blijkbaar
vertrouwde hij mij en mijn systeem niet
voldoend*. Als ik ie goed ken, heeft hij
voor zijn eigenwijsheid flink moeten
boeten. Hij zal wel vreemd opkijken,
als hij de papieren straks van jou krijgt.
Maar de belooning zul je hebben".
„Dat komt er nu niet zoo erg op aan",
vond Warwik.
De Spin maakte een afwerend gebaar.
„Dat komt er wel degelijk op aan. leder
moet krijgen, waarop hij recht heeft.
Daar heb ik mijn leven lang voor ge
streden. Ze hebben mij vroeger ook eens
te pakken gehad en toen heb ik gezwo
ren, dat ik aan alle ongerechtigheid een
einde zou maken. In vele gevallen is
me dat ook gelukt", voegde hij er na
denkend aan toe. „Daarvoor heb ik tel
kens ook wel mijn bclooning gehad,
maar vóór al'es ging bij mij toch de
rechtvaardigheid..." Zijn oogen staar
den in de verte.
Warwik wist niet goed, wat hij moest
zeggen. Deze zonderlinge man met zijn
groote lichaam, dat half verlamd was,
had gemeend, een goed maatschappelijk
werk te doen, door het onrecht on de
hem eigen wijze te wreken en hij, War
wik, had hem daarbij geholpen, uit
zucht naar avontuur. Daarbij was hij
in aanraking gekomen, met het lief6te
meisje, dat hij kende.
De Spin scheen zijn gedachten te ra
den. „Zul je voor Salvia zorgen?" vroeg
hij plotseling. „Jij bent de eenige, aan
wien ik haar toevertrouw".
„Dat beloof ik u," antwoordde War
wik. De Spin stak zijn hand uit en hij
vatte die aan, voor het eerst van zijn
leven.
„Laat die lui nu maar weer binnen",
zei de Spin, na een korte pauze. „En laat
ook Sylvia hier komen".
Warwik wendde zich naar de deur
en ging de kamer uit. Er zat een brok
in zijn keel maar hij wilde het tegenover
zichzelf niet bekennen. In tie gang trof
hij de politiemannen en den dokter aan.
„Ik ga juffrouw Rodney even halen
Haar oom wil haar zien." zei hij.
„Ze is beneden in de voorkamer",
voegde de inspecteur hein toe. „Ik heb
haar daar zoo juist alleen gelaten."
Warwik ging de trap af en deed zacht
jes de deur van de kamer open. Sylvia
zat in een hoek bij het raam naar bui
ten te staren. Toen zij hem hoorde bin
nenkomen stond zij op en ging naar
hem toe.
„John!" zei ze en het volgende oogen-
hlik lag ze in zijn armen. „Wat ben ik
blij, dat je behouden bent. Ik heb zoo
naar je verlangd, sedert ik je in dat
nare huis achterliet."
I-Iij streelde haar over haar blonde
haar. „Kom kindje", zei hij. „Jij moet
nu sterk zijn. Je oom verlangt je te
zien. Ga maar naar boven."
Ze maakte zich los uit zijn omarming
en ging naar de deur. Daar wendde ze
zich nog eenmaal om.
„Blijf jij hier op me wachten" vroeg
ze, terwijl ze hem met. haar groote
zachte oogen aankeek.
„Ik wacht op je, dat beloof ik," ant
woordde Warwik zacht.
EINDE.