DE PIRAMIDE DIJ ZEIST-
Bij Koninklijk Besluit van den 5. dézer is benoemd cene
Commissie benoemd, om te onderzoeken, -welke -wetten van
Franschen oorsprong behooren afgeschaft te worden en welke
wijziging vcreischen. Die Commissie is zamengcsteld uit de Heeren
MrL. Metman en Mr. A. cle PintoAdvokaten te 's Gravenhage,
en Mr. iV. OlieierAdvokaat te Leijden.
De Middelburgsche Courant deelt mededat te Middelburg
bij onderscheiden winkeliers valsche Nederlandsche Guldens en
Kwartguldens zijn ontvangen of aangeboden, en waarschuwt
derhalve tot oplettendheid bij bet ontvangen of uitgeven van die
geldstukken.
Men schrijft uit Middelburg de dag van 11. dezer was
voor de liefhebbers van météoroiogische waarneming zeer merk
waardig een goede barometer waaraan wijlen de Heer J. de
Kanter, Philz. de meeste zorg besteed had, teckende des morgens
te 7 uur de zeldzame hoogte van 780 lijnen de kwik bleef
den gcheelen dag rijzende tot 9 uur des avonds wanneer zij
de voorbeeldelooze hoogte van 784 lijnen had bereikt, toen liet
zij eene daling merkenen den volgenden morgen te 7 uur
teckende zij nog 782 er had des nachts dus slechts 2 lijnen
daling plaats gehad. Wanneer men in aanmerking neemt dat
778 in ons land onder den hoogsten stand des barometers ge
rekend wordt dan is het niet te verwonderen dat eene over
schrijding van 6 lijnen hij de waarnemers opzien verwekteen
de oudste onder hen verzekerde nimmer dit cijfer te hebben
aangeteekend. De thermometer stond den 11. des morgens te
7 uur op 41° Fahr. des middags te 2 uur 45°, des avonds
te 10 uur 40°; den 12., te 7 uur des morgens 38°. De wind
was genoegzaam dien tijd altijd N. W. Onze medcdeeler zeide
Dat hij den zijnen een spaarzaam gebruik van regenwater had
aanbevolen wijl de groote spanning van den atmospheer even
goed eenigen tijd schrale droogte zou kunnen verwekkenals
de noord-weste wind buijen en regen.
De Provinciale Groninger Courant van den 13. Febr. 1.1.
behelst het volgende: Wij vernemen, dat in de eerste bijeen
komst der Staatscommissie door Z. M. benoemd om verslag te
doen omtrent den toestand van het Ilooger Onderwijs en voor
stellen tot verbetering daarvan in te dienen eenparig erkend
is gewordendat bet Hoogcr Onderwijs aan onze Akademiën
niet op dien voet is ingerigt als de tegenwoordige stand der
wetenschappen vercischten dat alzoo groote veranderingen
noodzakelijk zijn waartoe meerdere uitgaven zouden gevorderd
worden. Daar echter dé Minister van Binnenlandsche Zaken
verklaard heeftdat van rijkswege geen meerder subsidie kan
worden verleend moet hij de Commissie het plan bestaan om
voor te stellen óf dat de drie Akademiën tot ééne worden
zamengesmolten óf dat door stedelijke en provinciale toelagen
zooveel worde verstrekt als noodig is om aan de Hoogescholen
de gewenschte uitbreiding te geven. De steden en provinciën
waar de Hoogescholen gevestigd zijn zullen ongetwijfeld aan
het laatste de voorkeur geven daar toch de door haar bij te
dragen sommen rijkelijk tot haar terug vloeijen.
Door de Regtbank te Groningen isden 15. dezereene
Oostfriesche vrouw veroordeeldwelke kort geleden te Oldehove
op bedelarij werd betraptdestijds is bij haar bevonden eene
som van zeven gulden alsmede bleek dat zij vast goed
bezatzoodat zij wel verre van hulpelooszelfs niet onbe
middeld was te noemen. Bij de Dragonders Marechaussée-
dienst doende in de kantons Zuidhom en Hoogezandbestaat
steeds de lofwaardigste ijver waardoor ook de gewone policie
wordt aangewakkerden het platteland van landloopers en
bedelaars gezuiverd. Zeer vele sujetten worden thans gevat, die
men vroeger overal vrijen doorgang liet. Zoo werd Maandag
(12. Febr.) een Oostfriesche bedelaar alhier van Hoogezand aan-
gebragtwiens afschuwwekkend uiterlijk bewees, dat de eigen
schappen die meesttijds de bedelaars aankleven zijn leven
verdierlijkt en zelfs ondermijnd hadden. Mogten de ingezetenen
niet alleen te lande, maar ook in de stad Groningen, hunner
zijds, door geene giften aan bedelaars uit te reiken, medewerken
tot wering der zoo verderfelijke bedelarijdan zoude eene onzer
maatschappelijke kwalen het pauperismegrootendeels te genezen
zijnde behoeftige zoude het volstrekt noodige der arbeid
zaamheid en der spaarzaamheid inzien.
In den namiddag van den 13. dezer heeft in het boven
einde van Zuidbroek een ongeluk plaats gehadhetwelk ergere
gevolgen had kunnen hebben. Vier manspersonen in een' ver
dekten wagenmet twee paarden bespannen den kant van
Sappemeer naar Zuidbroek oprijdende (alwaar twee dier personen
zijnde eigenaars dier paarden en wagenwonen) hadden het
ongeval dat in den loop een der wielen uit den wagen liep
waardoor de wagen is omgeslagen waarmede de paarden zijn
voortgehold zonder dat iemand er uit kon komentot dat de
disselboom brakhollende de paarden met een gedeelte van
denzelven voorttot dat zij iu hunnen loop werden gestuit. Van
de in den wagen geweest zijnde personen zijn twee aan het
hoofddoch de overigen niet gewond en de kap van den
wagen welke nieuw was is bijna geheel verbrijzeld.
Te Utrecht zijn van den 4. tot den 11. Februarij door de
Cholera aangetast 12 personen, overleden 8, hersteld 9. In het
geheel aangetast 487 overleden 2G0 hersteld 218.
GESCHIEDKUNDIGE HERINNERING AAN HET KAMP VAN UTRECHT IN 1804.
Vervolg op N°. 17.)
Oprigting van het Cte denk te eken.
Drie maanden waren verloopen sinds de eerste tenten
waren opgeslagenen ruim twee maanden hadden de
troepen, onder afwisselende bezigheden, in het kamp
doorgebragt, toen eene dagorder van den Generaal en
Chef de eenigzins tot rust en verademing komende
manschappen tot nieuwe werkzaamheden opriep. De
Generaal Marmont namelijk eensdeels bevreesd, dat de
soldaat, welken hij met welgevallen tot dus ver in zijne
dienstvrije uren steeds werkzaam gezien had, thans nu
geene behoefte hem meer tot werkzaamheid drong, tot
eene vadzige werkeloosheid zoude vervallen; anderen-
deels de geheugenis aan dit kamp voor den nakomeling
wensehende te bewaren, en waarschijnlijk door eene
niet laakbare eerzucht gedreven om daardoor zijnen
naam in deze omstreken in aandenken te doen blijven
Marmont vaardigde op den 19. September eene dagorder
uit, waarbij de oprigting van een Gedenkteeken aan
dien, voor het onder zijne bevelen staande leger zoo
merkwaardigen zomer gelast werd. Reeds dien zelfden
dag bezetteden de 6 brigades infanterie, ieder in kolonne
geschaard, op een kwartier uur afstands van liet kamp
de hoogste bergvlakte der heuvelen-reeks. De ruimte
tusschen elke twee brigades werd door ruiterij en artil-
lerij aangevuld. De hoofden der kolonnes vormden eenen
hal ven cirkel van 1000 passen, in welks midden, van
dennentakken eene naald was opgerigt, wier top met de
nationale vlaggen van beide natiën prijkte, en welke
de plaats aanduidde, waarop het Monument moest ver
rijzen. De dagorder werd voorgelezen, en om aan die
handeling grootere plegtigheid en meerderen luister bij
te zetten, en ten einde tevens eenen dieperen indruk
op de gemoederen der krijgslieden te maken, had de
Generaal en Chef dit tijdstip uitgekozen om de versierselen
van het Legioen van Eer, welke aan velen, zoo officie
ren als soldatendoor den Keizer waren toegewezen
uit te reiken. Het kruis van verdienste werd op de
borst gehecht van hendie in vroegere veldtoglen door
uitstekende dapperheid bewezen haddendie onderschei
ding waardig te zijn. De Opperbevelhebber hield eene
doelmatige aanspraak, welke door allen met leve de
Keizer! leve onze Generaal! beantwoord werd, terwijl
het geschut door een algemeen salvo die kreten beaamde.
Vervolgens stelden de Generaals zelve uit graszoden den
voet of de basis van het Monument daar, en hiermede
eindigde deze plegtigheid. Dan Marmont wenschte het
aandenken aan dezelve dieper in het geheugen zijner
manschappen te prenten en tevens hunnen ijver voor
het op handen zijude werk aan te wakkeren. Ten dien
einde gaf hijnadat de troepen in het kamp waren
terug gekeerd, in het hoofdkwartier, aan alle korpsen
een feest, waarbij allerlei vermakelijkheden, als wed-
loopenmastklimmen enz. plaats vonden. Een prachtig
vuurwerk, waarvan hel middelpunt eene helder stralende
ster voorstelde, boven welke de woorden: leve Napoleon,
Keizer der Franschen! besloot dezen gedenkwaardigen dag.
Overeenkomstig de bepalingen in de dagorder ver
vat, begaven zich met het aanbreken van den volgenden
dagde drie eerste balaillons van den regtervleugel
naar de plaatswaar daags te voren de grondslagen
voor het gedenkteeken gelegd waren. Te tien uren
werden deze in hunne werkzaamheden afgelost door