aangestelde Ambtenarendie door of ten gevolge van wettelijke maatregelen eervol ontslagen wordenbehelst het thans aange bodene Ontwerp gcenc bepalingen; de Regering zal ten zijnen tijd de vereisebte voorstellen tot wettelijke regeling daarvan aan bieden, maar ten aanzien van de wachtgelden der uitvallende Ambtenaren, welke niet voor bun leven zijn aangesteld, bepaalt art. 2 van bet Ontwerp, dat die worden berekend naar den maatstaf, die in de Wet van 9. Mei 1816 Staalsbln*. 24) voor de berekening van pensioenen is aangenomen, in evenre digheid tot den diensttijd der Ambtenaren (dat is voor elk dienstjaar '/go deel van de middelsom der gedurende de 60 laatste maanden genotene wedde of belooning)met dien verstandedat bet wachtgeld ten minste de heljt van bet traktement, dat zij genieten, zal bedragen. Het aangebodene Wets-Ontwcrp tot regeling der reis- en verblijfkosten van de Leden der Eerste Kamer en der reiskosten van de Leden der Tweede Kamer, in verband met de artikelen 85 en 86 der Grondwetbehelstdat de Leden der Eerste Kamer, telkens wanneer de Kamer wordt bijeen geroepen, voor reiskosten heen en terug genieten f 1.50 voor elk uur afstanden daarenboven 8 verblijfkosten per dag, gedurende den tijd dat de Kamer vergaderd is dat de Leden der Tweede Kamer voor reiskosten eens been en terug voor elke Zitting, genieten ƒ1.50 voor elk uur afstand; eindelijk, dat de Leden der beide Kamers die met der woon gevestigd zijn in de stad, alwaar de Zitting der Staten-Generaal gehouden wordt, geene vergoeding voor reiskosten genieten. Kaar men verzekert heeft de Staats-C'ommissie voor 't Hooger Onderwijs zich met bet denkbeeld der Staats-Commissie voor de Geneeskundige Staatsregeling vcreenigtom aan de Iloogleeraren der Geneeskundige Faculteit volstrekt alle praktijk te verbieden, en tot de Iloogleeraren der Regtsgelcerde Faculteit uitgebreidzonder echter aan de Iloogleeraren de aanneming van het Lidmaatschap der Staten-Generaal of van Staats-Commissie's te willen verbieden. Uit Batavia wordt, dd. 21. Dcc. 1848, gemeld: men zegt, dat toebereidselen worden gemaakt voor de expeditie naar Bali en dat dezelve tegen bet einde van Maart wordt verecnigd. De sterkte zal zijn c.a. 6000 man geregelde troepen, waaronder 450 artillerie, die zoo wel veld- als belegerings-gcschut zullen medevoeren. De sterkte der hulptroepen is niet bekend. De Generaal-Majoor titulair Michiels zal Kommandant der expeditie zijn en de Luitenant-Kolonel de BrauwChef van den staf. Behalve vele Moofd-OlliciercnKoinmandanten hunner respectieve bataljons, is bij de artillerie de Luit.-Kolonel AJeis als Kom mandant en de Luit.-Kolonel Dibbets bij de genie geplaatst. De geestdrilt onder bet leger is algemeen. De bataljons, die den vorigen niet gelukten togt hebben bijgewoond, zullen grootcndecls de expeditie mcdeinaken. Men verzekert, dat de Generaal v. d. IVijck weldra naar Nederland vertrekt. Z. M. heeft goedgekeurd de navolgende beroepingen van HH. Kandidaten, uitgebragt d8or de Gemeenten van Renswoude op W. P. SchenerKand. bij bet Prov. Kerkbestuur van Utrecht van Eemnes-Buitendijks, op J. IV. van der LeeuwKand. bij bet Prov. Kerkbestuur van Zeeland, van Bunschoten, op G. IV. van den BroekKand. bij het Prov. Kerkbestuur van Utrecht. Rlienen. Als supplement aan bet, in bet vorig N°. dezer Courant, vermelde omtrent Rhenen's liefdadigheid, mag voor zeker wel toegevoegd worden het sedert voorgevallene. Een meisje, in deze gemeente, treft het beklagenswaardig lot, dat baar de dije moest geamputeerd worden, en daarenboven wordt zij, spoedig daarop, door de hier heerschende typhus epidemie tot wees gemaakt. Op daartoe gedane uitnoodiging vercetiigen zich de meeste van Rhenen's gegoede ingezetenenwaaraan ook zij, die, ofschoon tot deze gemeente behoorende, elders woonachtig- zijn, zieh geenszins onttrokken, tot eene wekelijksche bijdrage, niettegenstaande de vele offers, die in deze laatste tijden van hen gevraagd zijn. Uit het fonds is haar de gelegenheid gegeven om, bij genot van kost en inwoning, die vrouwelijke handwerken aan te loeren, waardoor zij, door de ondergane verminking, tot anderen arbeid ongeschikt, in staat zal zijn haar brood te verdienen. Een voorbeeld voorwaar! der navolging overwaardig, en welks mcdedceling daarom aan het publiek niet mag onttrokken worden. DE PIRAMIDE BIJ ZEIST- GESCHIEDKUNDIGE HERINNERING AAN HET KAMP VAN UTRECHT IN 1804. [Vervolg en slot op N°. 20.) Ruim vier en veertig jaren zijn er verloopen sedert de vullooijing van dit militaire Gedenkleekenen hoe zeer hetzelve nog bestaat en nog menig men kan blijven bestaan, heeft niettemin de allei tand des tijds ook aan hetzelve geknaagd, top geplaatste naald is sinds lang verdwene meren platen met hare inschriften zijn verbnjï op de eerst vermelde na, welligt onder het zand bedolf ven; de naar de kruin geleidende trappen zijn met heide en gras begroeid en slechts langs 'een Kronkelend pad bereikt de wandelaar de eerst voor wéinige jaren op dezelve gebouwde hermitage, in wellt,e de plaat met de onder N°. 1. opgegevene inscriptien, doch door mid- y den gebroken, de plaats eener tafel vervangt. De Pira mide zelve is, zoo als natuurlijk uit hoofde der los opgewerkte bouwstoffen te verwachten was, merkelijk ineengezakt en heeft bij gevolg thans niet meer hare primitieve hoogte. De rondsom den voet derzeive opge werkte aarden muur bestaat niet meer; evenwel ontwaart men nog sporen der om dezelve gegraven drooge gracht. Dan niettegenstaande deze veranderingen, verheft zij nog trotschelijk hare kruin en wijst reeds op verren afstand den reiziger de plaats aan, waar vóór omstreeks eene halve eeuw een bedrijvig kamp bestond, aan welks hoofd een man geplaatst was, die door de vercenigde werkzaamheden aller onder zijne bevelen slaande man schappen, van den hoogsten tot den minsten rang, zich zeiven en zijn leger een Gedenktceken gesticht heeft, hetwelk hoezeer geene lauweren het overschaduwen, althans ook niet ten koste van slroomen bloeds is opge- rigt. Want met de meeste bereidvaardigheid en in de vrolijkste gemoedsstemming werden de werkzaamheden volbragt; de grootste overeenstemming heerschte onder de talrijke arbeiders en de deelneming door allen, van welken rang of stand zij ook wezen mogtenaan het werk, wekte eenen vrijwilligen ijver in het volbrengen der hun aangewezene taak op. Zelfs vreemdelingen, die het kamp kwamen bezoeken, werden beleefdelijk uitge- noodigd eenen korf of zak vol aarde naar het op te rigten Gedenkteeken te dragen, ten einde ook zij zich zouden kunnen beroemen aan dcszelfs oprigting deel genomen te hebben. Bij de handhaving eener strenge krijgstucht, verstond de Opperbevelhebber tevens de kunst aller harten aan zich te verbinden; zijne aandacht was steeds gevestigd op de behoeften der soldaten en hij zorgde, dat zij overvloedig en tegen eenei: matigen prijs goede levensmiddelen en andere benoodigdheden konden verkrijgennaijverig om te deelen in dè werk zaamheden vau den soldaat, deed hij zelfs zijn uiterste best, en hield daardoor de tweedragt uit hun midden gebannen; voortdurend bedacht om zijne troepen in den wapenhandel te oefenen en hen tegen de ongemak ken des oorlogs te verharden, gaf hij door groote en ingewikkelde manoeuvres nieuwe veerkracht aan zijne soldaten; oefende hun geduld, wakkerde hunne liefde tot arbeidzaamheid aan en onderhield eene gepaste vro lijkheid onder hen. Het aangename met het nuttige wenschende te vereenigen, begunstigde hij allerlei soor ten van openbare vermakelijkheden en spelen, geschikt om vlugheid, en behendigheid te verkrijgen en reikte zelf den overwinnaars prijzen uit. Eveneens handelde hij ter gelegenheid van een carroussel door de Officieren gehouden. Zelfs liet hij gedurende verscheidene maan den, voor het grootste gedeelte op zijne kosten, door Fransche tooneelspelers voorstellingen geven, en ont haalde onderscheidene malen zijne onderhoorigen op de verrigtingen van eenen troep kunstrijders. Menigvuldige vuurwerken in de onmiddelijke nabijheid van zijn hoofd kwartier deden de soldaten zich vaak voor hetzelve verzamelen. Ten einde ook voor het toekomstige lot vau oude, gewonde en gehuwde soldaten te zorgen, kocht hij een gedeelte der nabij gelegene grondenen stiehtede aldaar eene volkplanting, welke hij Napoléon noemde, welke naain echter later in dien van Austerlitz veran derd werd. Onnoemelijk was het getal vreemdelingen, uit alle oorden der Republiek, welke vooral des Zondags

Historische kranten - Archief Eemland

Arrondissementsbode van Amersfoort | 1849 | | pagina 3