NIEUWST IJ Dl IV GEN. toenmalige souveveine magt, de Staten 's lands van Utrecht, door Heemraden beheerd. In strijd niet deze wettig daargestelde bepalingen had sedert eenige jaren de Militaire Ingenieur goed gevonden, zich eigenmaglig te stellen in het bezit dier sluis en omliggende gronden en daarmede te handelen als of de Heemraden daarover niets te zeggen hadden. Eindelijk wordt niet betrekking tot de uitwatering vermeld, dat ofschoon het verval van het water naar den Eem groot genoeg was om eene behoorlijke afwatering te kunnen hebben, deze echter belemmert werd door de particuliere belangen der stad Amersfoort en Woudenberg. Dat inen te vergecfsch geopperd had oin door de uit graving van de gracht 0111 de Grebber-linie eene nieuwe en behoorlijke afwatering daar testellen, daar de kosten hiervan op niet minder dan tweemaal honderd duizend guldens waren geraamd, zoodat men dit uitgebreide plan had moeten laten varen en zich thans slechts be palen tot het opmaken dier gracht van de Lunlersche tot de Barneveldsche beek. Er wordt alzoo voorgesteld dat de vergadering de Gedeputeerden zullen belasten zich met een en ander bezig te houden, ten einde zulks tot een gewenscht einde te brengen. De Heer Memo zegt bereid te zijn nadere ophelderin gen te geven indien zulks verlangd wordt. De voorzitter stelt voor eene commissie te benoemen om over dit voorstel rapport uittebrengen bestaande uit de HH. v. Lijnden v. SandenburgMenso, de Louter van Bern en den Grillier. Stilzwijgende toestemming. De commissie tot onderzoek van het nieuwe reglement op te veenderijen berigt, dat uithoofde het verwacht wordende adres van veenlieden nog niet is ingekomen zij gemeend heeft het uitbrengen van rapport te moeten uitstellen. Daarop doet de Commissie over het verzoek der stad Utrecht om subsidie der provincie tot onderhoud van het jaagpad langs den Vaartschen Rijn verslag bij monde van den Heer v. Boetselner. De commissie vereenigt zich met het rapport van Ge deputeerden, in zooverre, dat ook zij van oordeel is, dat er hier geene termen bestaan tot het verleenen eener subsidie. Zij verschilt echter daarin van het ge voelen van Gedeputeerden, dat zij vermeent, dat jaag paden, als staande in een onafscheidelijk verband met het vervoer te water, en het onderhavige in het bijzon der, als dat vervoer naar de provincie Z. Holland daar- slellende, even goed als wegen voor de geheele provincie en niet enkel voor de bijzondere gemeenten waardoor zij loopen van belang kunnen zijn. De commissie is alzoo niet van oordeel de Gedeputeerden bepaaldelijk te be lasten om subsidien dier Gemeenten te zoeken verkrij gen, daar zij meent dat indien er subsidien moeten verleend worden zulks billijkerwijze door de geheele provincie behoort te worden gedragen. Zij vindt er echter geen bezwaar in om Gedeputeerden te magtigen onderhandelingen met gezegde gemeenten aan te komen en te trachten in der minne cenige subsidien te ver- krijgen. De voorzitter zegt dat het rapport der commissie ter visie zal worden gelegd voor de leden om daarvan kennis te nemen. De commissie over het nemen eener proeve tot af sluiting des IJssels brengt vervolgens rapport uit, bj monde van den Heer v. Bceck Calkoen. De meerderheid dezer comissie is, eveneens als Gedeputeerden, van oor deel, dat het ten vorige jare door deze vergadering genomen besluit, de strekking had, dat Gedeputeerden zich met het nemen dezer proeve zouden belasten. Bij dat besluit was echter niet uitgedrukt door wie de kosten zouden gedragen worden, zoodat de commissie van oordeel was dat thans de vergadering ten dien aanzien nader moest beslissen. Ten aanzien van de mo gelijkheid van procedures over de afsluiting kunnende ontstaan, vooral voor het geval dat daardoor schade mogt worden toegebragt aan landen gelegen langs den IJssel, meende de meerderheid der commissie, dat deze proefneming eenmaal door deze Staten onder goedkeu ring des Konings besloten zijnde, men daardoor ook regtens gedekt was. Indien er alzoo daarover procedures moesten gevoerd worden, zouden Gedeputeerden kunnen gemagtigd te worden dezelve te voeren. De minder heid der commissie deelt echter deze meeningen niet, en blijft persisleeren bij haar gevoelen reeds vermeld bij het rapport der Gedeputeerden. Wordt ter visie gelegd even als het vorige verslag. Vervolgens doet de Heer Strick van Linschoten namens de commissie over de veranderingen in den schouwbrief van den polder Wulverhorst rapport, daartoe strek kende, dat de commissie geene bezwaren in die veran deringen ziet en adviseert tot aanneming derzelve. Wordt ter visie gelegd. Eindelijk brengt de commissie voor het nieuwe tarief van heffing van den tol op de vaartuigen voor het uitdiepen van den Vaartschen-Rijn bj monde van den Heer Both Jlendriksen verslag uit. Uit dit verslag blijkt, dat de commissie zich ver eenigt met het gevoelen van Gedeputeerden om het heffen der gelden voortaan alleen naar den inhoud der schepen, niet naar de soort, te doen plaats hebben. Zij kan zich echter niet vereenigen met het tarief zelf, als zijnde bij het opmaken daarvan niet genoeg onder het oog gehouden, dat in de beide laatste jaren handel en nijverheid zijn gedrukt geweest, dat er alzoo in het vervolg meerdere schepen zullen passerenzoodat een lager tarief nog genoegzaam zoude opbrengen om daaruit de kosten van uitdieping te kunnen bestrijden. De com missie is dus van oordeel het vaststellen van een tarief nog één jaar te moeten verschuiven, ten einde nadere resultaten af te wachten over het aantal vaartuigen ge durende het loopende jaar. Ook dit rapport wordt ter visie gelegd. De voorzitter berigt, dat de overige commissien nog niet gereed zijn inet hare rapporten en stelt alzoo voor de volgende zitting te houden op zaturdag den 7. Julij 0111 11 uur. Niemand zich hiertegen verzettende wordt zulks gehouden voor aangenomen en de zitting gesloten. Het getal toehoorders is iels grooler dan bij de eerste zitting en bedraagd ongeveer een veertigtal j de dames echter zijn verdwenen op ééne enkele na. UTRECHT, 20. Junij. Bij de harddraverij, heden in de Malihaan gehouden hij gelegenheid van het Landhuishoudkundig Congres, hebben medegedongen acht paarden. De prijs, zijnde een vergulde zilveren bokaal, is behaald door de PluMceren de premieeen zilveren drinkschaaldoor Junco, heide paarden van den Heer A. van der Hoop. De Minister van Binnenlandsche Zaken, in aanmerking genomen hebbende dat het Fonds voor den Landbouw in zijn' tcgenwoordigen toestand geene waarborgen oplevert voor de ver vulling der toezegging, hij aankondiging van den 2. Mei j.l. gedaan ten behoeve van de personen die in dit jaar mogten verlangen voor eigen rekening ais kwekelingen in 's Rijks Vee artsenijschool te Utrecht te worden opgenomenheeft ter kennis van de belanghebbenden gehragt, dat de gemelde aan kondiging wordt ingetrokken. De Gecommitteerden der Hoofd-Commissie tot de Zaken der Israëlieten, roepen op alle zoodanige personen, welke ver- langeu mogten toegelaten te worden tot het- examen in de Is raëlitische Godgeleerdheid of lot de betrekking van Israëlietisch Godsdienst-Onderwijzer, om zich daartoe bij hen, portvrij en met overlegging der vercischte getuigschriften, aan te melden, vóór den 15. Julij aanstaande. Men deelt ons mededat de overgebleven zoon van den bekenden visscher Klaas Hording den 1. dezer 150 Nederlandsche ponden hot aan de Vollenhovcnsche hurgesij en aan ieder van diegenen die liem van het ijs gehaald hebben eene zoete- meiksche kaas present heeft gegeven. DrCour.) Uit Zwolle wordt gemeld, dat wijlen Mejufvr. van de Linden dezer dagen in hoogen ouderdom overledende renten van 30,000 vermaakt heeft aan de tijdelijk twee oudste Predikanten der Hervormde Gemeente aldaar, zijnde tegenwoordig de Ilccreti van Smalen en Hleijenberg. Bij hun vertrek of overlijden gaat het over op die twee Predikantenwelke de oudsten zijn. GRONINGENden 2. Julij. Terwijl het niet te ontkennen valt, dat hier in de Stad sedert eenige dagen, en ook te lande enkele gevallen van Cholera hebben plaats gehad, zullen vele Ingezetenen weder als vroeger door eene overdrevene vrees voor deze ziekte worden aangetast en overdreven matig leven daar integendeel anderen even onbezonnen als roekeloos, alle vrees uitschuddende, zich nergens voor in acht zullen nemen; beide kan tot zeer verkeerde uitkomsten leiden; eene overdrevene vrees voor deze ziekte, gelijk voor alle ziekten, geeft eene grootcre vatbaarheid, en het dikwijls daaruit voortvloeijend al te sterk in acht nemenhet in eene overdrevene mate veran deren der diëet, geeft dikwijls aanleiding tot het ontstaan van ziekten of althans van ongesteldheden, waartoe men alle aan leiding moet vermijden; maar het onbezonnen en roekeloos vol doen aau alle lusten en het opvolgen van elke begeerte geeft nog meer aanleiding tot het ontslaan der ziekte, dan het tegenoverge stelde. Het raadzaamste is echter hier weder, zoo als overal, den gulden middelweg te bewandelen; men houde zich vooral kalm, gelaten en zij niet bevreesdmen houde vooral de gedachte levendig, dat men overal en altijdonder elke omstandigheidonder de lei ding en hoede der altijd wakende Voorzienigheid is; hierdoor zal men vooral kalmte van geest behouden, die zoo noodig is lot het bewaren der gezondheid, maar men verzuimc vooral niet, om in elk opzigt matig te leven, en zich aan geene buitensporig heden schuldig te maken. Men zij matig in het gebruik van verkoelende spijzeniemand, die b. v. gewoon is salade en komkommers te gebruiken, be hoeft zich daar niet van te onthouden, maar kan óf het gebruik een weinig verminderen, óf moet het althans niet vermeerderen iemand, die niet gewoon is deze spijze te gebruiken, zoude dwaas

Historische kranten - Archief Eemland

Arrondissementsbode van Amersfoort | 1849 | | pagina 3