N°. 40.
Dingsdag17. Julij.
1819.
ADVERTENTIE-BLAD
AMERSFOORT,
RH ENEN
WIJK RIJ DUURSTEDE.
PROVINCIALE STATEN.
NIEUWS-
EN
D£R
BN
(Semper idem).
Dit Blad verschijnt geregeld om de 8 dagen, en wel des Dingsdags, tegen 3,GO per jaar. Advertcnticn van 1-6 regels worden
geplaatst tegen /0,60; elke regel daarboven 10 Cents, behalve ƒ0,35 Zegelrcgt bij elke plaatsing.
Stukken ter plaatsing moeten ingezonden worden te Amersfoort bij den Uitgever, te W-ijk bij Duurstede bij \Vr. F. STRAMROOD,
te Rhenen bij GEUR. TAATS, Adres C. G. J. WOLTERS, te Utrecht bij J. H. SIDDRE, en aan bet Postkantoor te Amersfoort.
Zitting van 7. Julij.
De derde publieke Vergadering van HH. Provinciale
Staten, heden morgen ten 11 ure door Z. Ex. den
Gouverneur geopendwerd door 33 Leden bijgewoond.
De afwezigen waren de HH. Mr. J. Scheltus van Leusden
IV. H. van Nellestein van Broekhuizen en Durthuizen
en U. de Ruiter
Resumtie der notulen van de laatste Vergadering.
Z. Ex. de Heer Staatsraad zegt, dat hij, in de vorige
Vergadering zich onttrokken heeft aan de stemming; dat
hij echter daarbij wenscht genoteerd te hebben: zoo
veel noodig.
De Vergadering wordt aangevangen met het inbrengen
der navolgende rapporten bij monde van den Heer Griflier:
Rapport der Commissie op de huishoudelijke begroo
ting van kosten van het Provinciale Bestuur over 1850.
Idem op de algemeene Provinciale begrooting van in
komsten en uitgaven voor 1850.
Idem op het voorstel van HH. Gedep. Staten, wegens
de wegen van Utrecht op Maartensdijkde Bilt op
Soestdijk en Doorn op Leusden.
Idem op het voorstel van HH. Gedep. Statenwegens
eene wijziging van het plan van geldleening voor den
straatweg van de Bilt op Soestdijk.
Idem op het voorstel van 11H. Gedep. Statenop de
regeling van het personeel van de waterstaats-beambten.
Alle deze rapporten worden ter visie gelegden de
discussiën uitgesteld tot na de beraadslagingen over de
gemeente-wet.
Bij monde van den Heer W. R, Baron van Tuijl van
Serooskerken van Zuijlenrapport der Commissie op
het voorstel van HH. Gedep. Staten tot wijziging van
het reglement op de Veenderijenvoor zoo verre het
betreft het betalen van renten aan de veenlieden, ook
der consignatiepenningen. Gelegd ter visie.
Alsnu zijn in deliberatie gebragt de rapporten, in de
laatste Vergadering uitgebragt:
Rapport betreü'ende het jaagpad van Utrecht, Woerden
en Leijden. De Heer C. IV. J. Baron van Boetzelaer
van Dubbeldam licht het rapport nader toeen zegt
o. a. dat de genoemde stedenen vooral Utrecht sedert
2 eeuwen nut van dat pad hebben gehaden dus komt
het onderhoud, naar zijn inzien, ten laste van gen.
steden. In stemming gebragt wordt er ingevolge het
rapport besloten.
Rapport wegens de afsluiting der IJssel. De Heer
G. Duuring verzoekt, dat eene som van ƒ3000 in ont
vangst en uitgave zal worden gebragt op de begrooting
om de bedoelde werken te volbrengendat daarmede
met Julij 1850 een begin mogt worden gemaakt, als
zijnde dit, naar het gevoelen van den Hoofd-lngenieur
van den waterstaathet beste tijdstip voor die proef-
afsluiting. Spr. zegt: «als men in aanmerking neemt,
dat door deze zaak, zoo belangrijk voor velen, niemand
eenig nadeel wordt toegebragtdat geene belangrijke
gelden voor dezelve gevraagd wordendan is het niet
ongegronddatwij ons durven vleijenmet een ge-
wenscht resultaat.
De Heer Jhr. Mr. P. A. Beelaerts van Oosterioijk
zegtdat bij de 5 Leden der Commissie de beide voor
stellers zijndie als partij zijn te beschouwen. Ter
ondersteuning van hun doel hebben zij dus slechts ééne
stem.met zich noodig. Spr. wil een nader onderzoek
door een deskundige, en wijst hiertoe aan den Heer Fijnje.
De Heer Jh. G. J. Beeldsnijder van Voshol stelt voor
de verschuiving der zaak tot een volgend jaar.
De Heer G. Duuring houdt het doorgaan der proef
neming voor eene afgedane zaak. Hij wenscht alleen
dat eene nieuwe Commissie worde ingesteldopdat de
zaak beter mogt worden onderzocht.
De Heer J. C. P. E. Menso vindt nog steeds bezwaar
in de zaakaangezien de IJssellanden en Vechlanden
tot verschillende Besturen behoorenen wil aangenomen
hebbendat men de zaak om der moeijelijkheidswille
uitstelle.
De Heer Staatsraad Gouverneur zegteen der voor
stellers heeft gemeend de zaak aanhangig te moeten
houden. Ik breng dus dat voorstel in omvraag.
De Heer Mr. W. P. J. Kien voert aandat de zaak
niet 20 jaar, zoo als de Heer Duuring zegt, maar reeds
70 jaren aanhangig is geweest. Het voorgestelde is slechts
eene proefnemingten einde men uit daadzaken zoude
kunnen beslissen. Indien er dus verschil over kostenbere
kening moge bestaanis dit reeds opgehevendoordien
er slechts geringe kosten zullen gevergd worden voor
de proefneming, en dus daarna eerst die, voor de zaak
zelve zullen worden gevorderd.
Het voorstel van den Heer Beeldsnijder in omvraag
gebragtwordt met 17 tegen 16 steramen aangenomen.
De President stelt voor de stukken te stellen in handen
van HH. Gedeputeerde Statenten einde het voorstel
ter proefneming in nadere overweging worde genomen.
De Heer Duuring zegtdat het nu uitstellen wordt
van jaar tot jaar, en verklaart hierop zich aan de zaak
verder te onttrekken.
Rapport der Com. over den schouwbrief van den polder
Wulverhorst.
De Heer Mr. W. J. Both Hendriksen vraagt eenige
inlichtingen over het toekennen van het regt van ]>arale
executie aan de Polderbesturen. De Ileer Mr. A. J. van
Beeck Calkoen treedt hierop in eenige beschouwingen
over de strekking der Wet van 9. Oct. 1841 (Stbl. N°. 42)
ten dien opzigte.
Met algemeene stenmen wordt daarna het voorstel der
Commissie goedgekeurd tot vaststelling van den voorsz.
schouwbrief met weglating van het woord boete in art,
8 van denzelven.
Rapport der Com. wegens een nieuw tarief voor het
verdiepgeld van den VaartSchen Rijn. De Heer van Beeck
Calkoen vraagt of er geen bezwaren tegen de uitvoering
zijn. Op het ontkennend antwoord van den Voorzitter
vtaagt spreker de zaak voor alsnog uit te stellen.
De //eer Both Hendriksenrapporteurvraagt de
reden voor dit uitstel.