Hr. Mcnso echter zegt er niet in te lezenveeleer het
tegendeel.
De Hr. de Louter zegt, dat er ook dient voorzien te
worden voor het geval, dat er personen niet elders maar
in de gemeente zelve betalende, vergeten zijn. Hij stelt
voor, ten einde de verschillende gevoelens te vereenigen
dat in de 2e al. aan het slot zal bijgevoegd worden:
hetwelk hen als ook degenendie vergeten zijn ge-
wordenmaar bewezen hebben te betalenop eene
suppleloire lijst zullen brengen, die eveneens ter visie
«zal liggen;» waarmede zich du vergadering met alge-
meene stemmen vereenigt.
De Hr. Menso stelt wijders voor, dat de ingezetenen,
die van hun kiesregt gebruik wenschen te maken,
zullen gehouden zijn dag en plaats van geboorte aan
het bestuur op te geven daar hetzelve anders niet bij
magte is van een aantal ingezetenendie geene inboor
lingen in de gemeente zijn, zulks op de lijst te kunnen
vermelden. Zij, die dit verzuimen, zullen geacht worden
van hun kiesregt af te zien, en alzoo niet op de lijst
der kiezers gebragt worden.
Aangenomen met 27 tegen 4 stemmen.
Hetzelfde lid stelt ook nog voor, 0111 den termijn, in
liet slot van dit artikel vermeldte verkorten tot op
half Junij doch trekt zulks weder in, op aanmerking
van den Heer Kien, dat de Lijd alsdan te kort wordt
voor groote sleden.
De voortzetting der vergadering wordt bepaald op den
volgenden dag ten 10 uur.
Zitting van 10. Julij.
Tegenwoordig 2d ledenafwezig de HU. Tacts v.
Aine rongen v. Rensivoudev. Hardenbroek v. Zuijlen
v. Nijeveldtv. Nellcsteinde Ruiter, v. Marienhoff
Duuring en p. Reede.
Na voorlezing en goedkeuring der notulen worden de
deliberation voortgezet.
Art. 13. Uiterlijk voor den vijftienden Julij kan:
1°. Ieder, die in zijn kiesregt op eenige wijze beweert
te zijn verkort; en
2°. Ieder Nederlander, die in het volle genot zijner
burgerlijke en burgerschapsregten verkeerende, beweert,
dat een ander ten onregte onder de kiezers is opgeno
men de uitspraak inroepen van de Arondissements-
Regtbank, binnen welker ressort de lijsten, in het vorige
art. vernield, zijn opgemaakt.
Art. 14. Zij wenden zich daartoe tot die regtbank door
een verzoekschrift, geteekend door eenen advokaat of
procureur bij die regtbank ingeschreven of aangesteld,
en ontvouwen daarin de daadzaken en groaden waarop
hunne vordering rust, met aanwijzing hunner bewijs
middelen en overlegging hunner stukken.
Art. 15. De regtbank beveelt, bij eenvoudige beschik
king op het verzoekschrift, de oproeping van de we
derpartij des verzoekers tegen eenen door haar te
bepalen dag en uur, voor twee commissarissen uit haar
midden, in de beschikking benoemd, en gelast, dat de
verzoeker ten dien zelfden dage zal mede brengen de
getuigen, op welke hij zich in zijn verzoekschrift heeft be
roepen ten einde hen door de commissarissenwanneer
die dat zullen goedvinden te doen hooren.
Art. 16. Het verzoekschrift en de beschikking worden,
van wege den verzoekerdoor eenen deurwaarderten
minste vier dagen voor den bepaalden dag 'der verschij
ning voor commissarissen, aan den persoon, of aan de
woonplaats der wederpartij beteekend met achterlating
van het verzoekschrift, van de beschikking en van de
deurwaardersacte.
Art. 17. De wederzijdsche partijen verschijnen, of in
persoon, of door eenen advocaat of procureur, bij die
regtbank ingeschreven of aangesteldof door eenen
schriftelijk gemagtigde. Zij dragen hare belangen betrek
kelijk de ingestelde vordering voor, en de geroepene
partij brengt ook de getuigen mede, die zijtot het
leveren van tegenbewijs, wenscht te doen hooren.
Art. 18. Wanneer het onderzoek op den bepaaldeu dag niet
mogt kunnen worden volbragt, woidt het op eenen vol
genden, op last van de regters-commissarissen voortgezet.
De ambtenaar van het openbaar ministerie bij de regt
bank woont de comparitien bij. Zij worden in het open
baar gehouden.
Art. 19. De behoorlijk geroepene partij, die niet ver
schijnt wordt geacht de ingestelde vordering niet te
willen wedersprekenmaar zich aan het oordeel der
regtbank te onderwerpen. Haar wordt geen verzet tegen
die uitspraak gegund.
Art. 20. Na volbragt onderzoek doen de regters-com
missarissen verslag in eene openbare zitting der regtbank.
De ambtenaar van het openbaar ministerie neemt zijne
conclusie.
De regtbank doet hare uitspraak in die zelfde of in
eene volgende teregtzitting.
Art. 2l. De partij, die daartoe grond meent te bezitten
kan de vernietiging van die uitspraak der regtbank vragen
van den Hoogen Raad doch alleen wegens schending
of verkeerde toepassing der wet.
Art. 22. Zij legt daartoebinnen veertien dagen na
den dagwaarop haar het vonnis der Arrondissements-
Regtbank is beteekend, of zij zelve die beteekeniug aan
hare tegenpartij heelt doen bewerkstelligenter griffie
van den Hoogen Raad een verzoekschrift neder, geteekend
door eengn advocaat of procureur voor dien Raad de
praktijk uitoefenende.
Daarin ontvouwt zij de gronden en haren eiseh tot
cassatie, en daarbij legt zij, benevens eene expeditie van
het vonniswelks vernietiging wordt gevorderdde
bewijsstukken overdie zij voor de regtbank heeft
gebruikt.
Zij is niet gehouden eene som voor boete te consig
neren.
Art. 23. De Hooge Raad beveelt, bij eenvoudige beschik
king op het verzoekschrift, de oproeping van de wederpartij
der verzoekerslegen eenen door hem te bepalen dag
en uur, voor twee, uit zijn midden benoemde, commis
sarissen, en gelast, dat de verzoeker, met inachtneming
van eenendoor den Raad te bepalen termijnaan
dien dag der verschijning voorafgaandedaaraan ge
volg geve.
Art. 24. De oproeping geschiedt op de wijze in art.
16 voorgeschreven met inachtneming van den termijn
in het voorgaande artikel vermeld.
Art. 25. Ten gestelden dage verschijnen de partijen
voor de Raadsheeren-Coinmissarissenof in persoon of
door eenen advocaat of procureurvoor den Hoogen
Raad de praktijk uitoefenende, of door eenen schiftelijk
gemagtigdezij dragen hunne belangen voor.
De ambtenaar van het openbaar ministerie woont die
comparatie bij. Zij wordt in het openbaar gehouden.
Art. 26. De behoorlijk opgeroepene partij, die niet
verschijnt wordt geacht de ingestelde vordering niet te
willen wedersprekenmaar zich aan het oordeel van
den Hoogen Raad te onderwerpen. Haar wordt geen
verzet tegen die uitspraak vergund.
Art. 27. De R.iadsheeren Commissarissen doen verslag
van hun onderzoek in eene openbare teregtzitting van
den Hoogen Raad. De ambtenaar van het openbaar mi
nisterie neeint zijne conclusie. De Hooge Raad doet zijne
uitspraak in dezelfdeof in eene volgende teregtzitting.
Art. 28. Wanneer de Hooge Raad grond vindt tot
vernietiging van het vonnis der Arrondisseinents-Regtbank
beslist hij in hetzelfde arrest de hoofdzaak zoo als die
regtbank, die het vernietigde vonnis heeft gewezen, had
behooren te doen.
Art. 29. Alle stukken, voor deze regtsvordering benoo-
digdworden vrijgesteld van zegel en gratis geregistreerd.
Art. 30. De regtspraak op de bezwaren brengt gee
nerlei schorsing der kiezers-verrigtingen te weeg.
De HH. Kien en Both Hendriksen merken aandat
de deliberation over deze artikelen slechts geschieden
onder voorbehoud van het reeds aangenomen voorstel
van den Hr. Laan, dat de Vergadering de beslissing
der regtorlijke inagt ten deze afkeurt, en alzoo slechts
voor het gevaldat de Regering deze zienswijze niet
mogt deelen hetwelk algemeen wordt toegestemd.
De HI1. BeeldsnijderVerloren en d'Ablaiug brengen
daarop verschillende bezwaren in het midden tegen art.
14 en volgende.
De Voorzitter stelt daarop voor, dat uit hoofde de
Vergadering bereids de regterlijke beslissing in hel al
gemeen heeft afgekeurd zij zich alsnu eenvoudig zal
bepalenmet aan de Regering den wensch te uiten
om in allen gevalle de wijze van regtspleging ten deze
te herzienals zijnde aan vele zwarigheden onderhe
vig. 2°. dat de leden die verlangen mogten hunne
bedenkingen over sommige punten meer bepaald op te
geven, zulks arlikelsgewijze later aan den Griffier zullen
opgeven, ten einde deze kunnen gevoegd worden bij het
verslag, dat van deze zittingen aan de Regering zal
worden opgezonden.
De UH. v. Beek CalcoenMenso en Both Hendriksen
achten dit laatste in strijd met art. 138 Gw. en den
wensch van de Regeringdaar de Stalen over dit ont
werp van wet moeten gehoord worden doch dat men,
doende als is voorgesteld, slechts opinien van afzonderlijke
ledenniet der meerderheidzal verkrijgen.
Bij stemming wordt het eerste gedeelte van het voor
stel van den Voorzitter aangenomen met 25 tegen 3, en
vervolgens het tweede gedeelte niet 21 tegen 7. stemmen.
Art. 31. Vóór den laatsteu Augustus wordt de lijst