K°. 52.
1819.
Dingsdag9. October.
Dit Blad verschijnt geregeld om de 8 da (jenen wel des Dinysdagstejjen ƒ3,60 per jaar. Advertcntiën van 16 regels worden
geplaatst tegen ƒ0,60; elke regel daarboven 10 Cents, behalve 0,35 Zegelregt bij elke plaatsing.
Stukken ter plaatsing moeten ingezonden worden te Amersfoort bij den Uitgever, te tVijk bij Duurstede bij W. F. S I'll AMROOD,
te Rhenen bij GEBR. TAATS, Adres C. G. J. WOLTERS, te Utrecht bij J. H. S1DDRE, en aan het Postkantoor te Amersfoort.
BERAADSLAGINGEN
DER PROV. STATEN VAN UTRECUT OVER HEI ONTWERP DER GEMEENTEWET.
Vervolg van N°. 50).
liOOFBSTUK III.
Van de Gemeentebesturen.
AFDEELING VI.
Van de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders 1).
Art. 104. Burgemeester en Weihouders maken een
reglement van orde voor hunne vergaderingen.
Zij vergaderen zoo dikwijls als de behoorlijke behan
deling der hun toebetrouwde belangen dit vordert.
De Burgemeester is voorzitter in de vergadeiing.
De vergadering mag geen besluit nemen, zoo niet
meer dan de helft harer leden tegenwoordig is.
De Burgemeester heeft stem in de vergadering.
Wanneer de stemmen staken en de zaak uitstel kan
lijdenwordt de beslissing tot eene volgende vergadering
uitgesteld. Zoo ook dan nog de stemmen staken
wordt het eerste raadslid in rang in de vergadering
geroepenom deel aan de beslissing te nemen. Zoo de
zaak geen uitstel kan lijdenheeft de Burgemeester
eene beslissende stem.
De Hr. Kien merkt aan, dat bij de bepaling «de bur
gemeester heeft slem in de vergaderingzoude moeten
worden gevoegd, «voor het geval dat de Burgemeester»
uit de leden van den Raad is benoemd. De Hr. Calkoen
is echter van meening, dat de wetgever heeft willen
wegnemen den twijfel, die ten dezen aanzien rnogl kunnen
rijzen en heeft willen bepalen, dat de burgemeester
altijd en in ieder geval stem in de vergadering zal
hebbenwaarom hij voor het behouden van het artikel
is. De vergadering verklaart in deze laatste zienswijze
te deelen.
Art. 105. Burgemeester en Wethouders zijn belast:
1°. Met de uitvoering der gemeentelijke reglementen
en verordeningen en besluiten van den Raad, als
mede met de uitvoering der wettenmaatregelen
van algemeen bestuur en provinciale verordeningen
aan hen opgedragen.
2°. Met het geven van de consideratien en advijs,
gevraagd door de autoriteiten, daartoe bevoegd;
3°. Met het bestuur van, en toezigt over:
a) de inning en het beheer der gemeentelijke in
komsten de gemeentelijke bezittingen en regten
en de gemeentelijke werken;
b) de gemeentelijke ambtenaren en bedienden;
c) hetgeen de dageljksche gewone policie aan
gaat; en
d) hetgeen de gemeente betreffendebij de wet
niet uitdrukkelijk aan den Gemeenteraad is
opgedragen.
Art. 106. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
Daar dit hoofdstuk en de volgende van minder aanbelang
zijn voor het algemeenhebben wij vermeend ons te moeten
bekorten in de mededeeling der beraadslagingen.
om, voor en aleer de bij art. 91 vermelde goedkeuring
tot het voeren van regtsgedingen is verkregen, alle con
servatoire maatregelenzoo inals buiten regtente
werk te stellenen alles te doen wat noodig isom
verjaring en verlies van bezit of van regt te voorkomen.
De Hr. Scheltus is van oordeeldat onder de zaken
waarmede burgemeester en wethouders worden belast
diende te worden vermeld de zorg voor de inkwar
tiering, casernering en huisvesting van troepen;» met
welk denkbeeld de vergadering zich vereenigt.
De Hr. Kien meentdat de woorden dagelijksche
gewone policie» sub lelt. C. van dit artikel voorkomende
te onbestemd zijnen zoude daarvoor liever in de plaats
zien gesteld de woorden «plaatselijke policie» in welk
gevoelen door de vergadering wordt gedeeld.
Art. 107. Burgemeester en Wethouders hebben het
onmiddellijk toezigt over de banken van leening en op
de getrouwe naleving van het reglement vastgesteld voor
die inrigting.
Z j doen die inrigting telken drie maanden eens op.
nemen door een of meer uit hun middendie van
hunne bevinding aan hen verslag doenwelk verslag
aan den Raad wordt medegedeeld.
De Hr. Verloren verlangt, dat onderscheid zal worden
gemaakt met betrekking tot het toezigt over de banken
van leening, welke onder de stedelijke administratie
zijn, en die, welke onder het beheer staan van eene
afzonderlijke administratie. Dit voorstel wordt door
de vergadering aangenomen.
De Hr. Calkoen verlangt de suppressie van alinea 2
van dat artikel, als ondoelmatig, omdat het een voor
schrift geeft, dat althans in groole steden niet kan worden
nagekomen. De Ur. Kien deelt dit gevoelen, hetwelk
echter door den Hr. Scheltus wordt bestreden. lij
oravrage van het voorstel blijken de stemmen te staken
cn wordt door den voorzitter beslist, dat het artikel
zoo als het is voorgesteld, zou moeteu worden behouden.
De Hr. Both Ilcndriksen wenschtdat in dit artikel
zal worden ingelascht de bepaling van het laatste ge
deelte van art. 94 van het tegenwoordige reglement op
het bestuur der steden, waartegen de Hr. Scheltus doet
opmerken dat zulks overbodig zoude zijn vermits de
inrigting der banken van leening later bij een afzonderlijk
besluit is geregeld. De vergadering verklaart echter het
voorstel van den Hr. Both Hendriksen te ondersteunen.
Art. 108. Burgemeester en Wethouders hebben het
oppertoezigt over de gemeentelijke, en de verdere, uit
de middelen der gemeente gesubsidieerde armbesturen
besturen van gestichten van liefdadigheid en andere
soortgelijke inrigtingen.
Zij nemen, zoo dikwijls zij dit nuljjg^aghtenen ten^
minsten éénmaal 'sjaars, door «h of meeNuit hun
midden, den staat op van gemelde openbaj®inrigtingen.
Deze gecommitteerden doen aiVhep fei^iagf^vaiL hunne
bevindingen, en stellen de veèbéferihgéniobt*dijb huns
inziens, zouden kunnen word-én. ingevöjyaly den. eindo
daarin met gemeen overleg van het-beSfijiuiPaier inrig
tingen kunnen worden voorzien,