Heer P. Gallenkamp Pels. Men zegt dat de definitieve
benoeming nog al bezwaren in zich zal hebben, om
rede dat het Stedelijk Reglement bepaald, dat men 6
volle jaren ingezeten moet zijn, of vier bijaldien men
huwt met eene van de ingezetenen. Dit laatste niet
zoo zijnde en het eerste in twijfel wordende getrokken,
zou aldus de uitgebrngte keuze van geene waarde zijn.
Het ware te betreurendaar voor zoo ver men verneemt
alsdan weder een jaar zou moeten verloopenom er
wettig in te kunnen voorzien.
De appelen waren laatstleden Vrijdag in zoo groo-
ten voorraad ter markt gebragt, dat 1 Ned. Mud van
puike soort werd verkocht ad 1.00. Aardappelen zijn
ook zeer laag in prijs. De beste soorten komen niet
liooger dan tot 1.40. Over het algemeen is alles
wat landbouw betreft zeer gunstig, zoodat en landbou
wer en kooper zeer te vreden zijn.
Door de jongstgeleden storm werd het water ge
weldig opgestuwd. Vele veehouders hebben onder Bun-
scholen, Eemnes, enz. door het hooge opgevoerde water
hun vee moeten te huis balen. Zoo zelfs was het op sommige
plaatsen dat het vee tot aan de uijer in 't water stond.
Vreemde zaken, ja vreemde handelwijzen zijn te
genwoordig aan de orde van den dag. Ten bewijze: Een
Heer ging 1.1. week ter jagtschoot 1 haas, en liet die
door den polsdrager in eene naburige herberg ter bewa
ring brengen. Intusschen liet een? tweeden Heer 2
hazen aldaar brengen. Nagenoeg kwamen zij beiden ge
lijktijdig om het wild af te halen. Doch vreemd zagen
zij op, toen zij vernamen dat een derde, zich uitgevende
voor bediende van beide HH.de hazen had mede ge
nomen enzekerlijk te'huis had gebragt. Men
kan wel raden dat zulks plaats had gegrepen.
Wij vernemen dat de Mannen-Zangvereeniging
(Liedertafeï) alhier, het plan gevormd heeft, om op
Donderdag den 25. dezer maand, iu het locaal Amicitia
voor het publiek eenige Zangstukken uit te voeren,
en de opbrengst der te betalen entréegelden te doen
strekken ten voordeele der achtergebleven noodlijdende
betrekkingen van de Choleralijders te dezer stede.
Wij twijlelen niet of dit weldadig doel, tot het
welk, behalve de Leden van bovengenoemd gezelschap
ook eenige Muzijkliefhebbers hunne medewerking be
loofd hebben, zal algemeenen bijval vinden, en ook
door hen, die op gemclden avond verhinderd mogten
zijn persoonlijk van hunne deelneming te doen blijken,
krachtdadig ondersteund worden, waartoe gelegenheid
zal gegeven worden door het rondgaan eener lijst ter
teekening en het verkrijgbaar stellen van toegangkaartjes
bij den Boekh. W. L. ÜKUUIJZEN op de Langestraat.
den 15. October.
Op 7. Oct. warenCholcra-lijders in behandeling gebleven. 6
Van 8. lot 14. October bijgekomen5
11
Overleden 4
Hersteld 3
1
Zoodat op 14. October in behandeling bleven4
RHENEN, 5. Oct. Tot Lid van den Raad dezer
Stad is door het Kiezerscollegie benoemd: den Heer
Cornells Wildeman Jz., en zulks ter vervanging van
Jonkheer A. Beelaarts van Blokland overleden.
Zijnde vroeger tot aanvulling der buitengewone vacature
mede veroorzaakt door het overlijden van gemelden
Jonkheer Beelaarts van Blokland, en het Kiezerscollegie
dezer Stad door de Slemgeregligden vei kozen de W. Ew.
Heer Jacobus lluijs.
Men schrijft uit Monlfoort: op Vrijdag den 5. Oct.
is door de meerderheid der Kiezers tot Lid van den
Stedelijken Raad benoemd; Arnoldus van Kleef, baard
schrapper alhier. Ongelukkig stadje, waar zoodanige keuze
uitgebragt, naar het schijnt uit louter religiezucht. Het
schouwspel zal zeker in ons land cenig zijndat de
Burgemeester en een der Wethouders (een grutter) met
hunnen barbier op het Sladhuis in Raadsvergadering te
zamen komen om over de Stads materiële en morele
belangen te beraadslagen
'sGRAVENUAGE. De VLcer Nedermijer van Rosenthal,
die als Lid van de Tweede Kamer vele diensten aan het
Vaderland heeft bewezen, is zoo als men weel, getoetst
of hij eene portefeuille zou willen aanvaarden. Dereden,
dat hij daartoe nog niet kan besluiten, is dat zijne
vrienden hem aanraden zich niet bloot te stellen in een
tijd, dat er geest van wantrouwen heerscht tusschen de
Regering en de Kamer. Dat het Ministerie van Roomsch-
Katholijke Eeredienst wordt opgeheven, wordt verlangd
door vele aanzienlijke Kutholijken in de Residentie. Een
Ministerie, zoo als dat onder den Heer Mulsaerswordt
door hen niet begeerd, en zij beweren dat deze Minister
niet handelt naar de verwachtingen, die van hem werden
gekoesterd. Deze en dergelijke geruchten zijn in eenige
aanzienlijke kringen der Residentie in omloop, ten opzigte
van het vormen van een nieuw Ministerie. Van een nieuw
Ministerie zelf is nog niets definitiefs bekend; uit ver
scheidene indices echter meent men vooruit te zien,
dat 's lands Regering in handen zal geraken van den
Heer Thorbecke.
Welk Ministerie er ook geboren moge worden, wij
wenschen dat de nieuw aan te stellen Ministers zich niet
bepalen bij nietige bezuinigingen, waardoor brave en
kundige Ambtenaren ter zijde gesteld en huisgezinnen
in ellende worden gedompeld, en die den geregelden
gang der zaken niet alleen belemmeren, maar waaruit,
zeer zeker, ook eene vermindering van 's Lands inkom
sten staat geboren te worden. Wij wenschen dat de nieuwe
Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur daar
entegen eenige bezuiniging zoeken daar te stellen op
hunne eigene traktementen en die hunner Secretarissen-
Generaal, zoo mede op hunne reis- en verblijfkosten,
want deze zijn, voor een Ministerie in den burgerzin,
toch veel te hoog. Zij behoeven geenen uilwendigen
luister of pracht aan den dag te leggen, noch partijen
en maaltijden te geven, hetgeen trouwens door de tegen
woordige Ministers ook in 't geheel niet is gedaan, en
alsdan zijn hunne genoten wordende traktementen, zoo
ook de tafelgelden van den Minister van Buitenlandsche
Zaken a 6000 zeer zeker veel te hoog. Wij wenschen
dat de Ministers der Eerediensten vervangen mogen
worden door twee Directeuren Generaal met een trakte
ment plus minus van ƒ4000, dat zal toch wel voldoende
voor hunne werkzaamheden geacht kunnen worden te
zijnen eindelijk wenschen wij dat Hunne Excellenliën
nimmer in strijd met hun geweten, in transactie komen
noch met Hunne Ambtgenoolen, noch met de Leden van
de Slaten-Generaalwant het is meer dan tijd, dat wij
Mannen van eene gezuiverde inborst en van goed en edel
bloed in de Ministeriën zien oplreden, en vooral die
bezield zijn met den echten geest des Christendoms. Een
hoog traktement of eene zucht tot hoogheid, eer en
roem moet hen niet in den weg staan of kunnen doen
wankelen in de beginselen van Waarheid en Rrgt. Met
goede trouw en oud-llollaudsche cordaatheid, behooren
zij in het Ministerie op te treden en daarin te blijven;
wordt voor Hen de, bij de Grond wet gewilde homogeniteit
van het Ministerie, of de tweeslachtigheid der denk-en
handelwijzen van de Kamers der Slalen-Generaal een
struikelblok, dan behooren zij hunne betrekkingen veil
te hebbentrots de opoffering van een vast en groot
jaarlijksch inkomen.
Mannen, die sluwheid voor bekwaamheid, list voor
cordaatheid, huichlearij en draaijerij voor behendigheid,
willen zoeken te laten gelden, of eigenbelang ten koste
van het heil des Vaderlands beoogen, blijven niet aan
of treden niet op in het nieuwe Ministerie, want de tijd
van bedrog en misleiding der Volken spoedt ten einde,
en hunne namen staan anders der vervloeking prijs ge
geven. (Zond. BI.)
Bij de aan de Tweede Kamer voorgedragene be-
grootingswetten wordt voor de tenten van de nationale
schuld, voorkomende onder A van het negende hoofd
stuk der uitgavenverlangd een bedrag van ƒ36,514,608,
en onder Bvoor de kosten van het Ministerie van
Financiën, een bedrag van ƒ6,186,570.
Voor de kosten van het leger (Hoofdstuk X.) wordt
verlangd ƒ10,558,000; en voor de kosten van het
Departement van Koloniën (Hoofdstuk XI.) een bedrag
118,232.
De geheele uitgave wordt geraamd op 69,996,411;
dat is 1,829,277 minder, dan bij de begrooling voor
1849 is toegestaan.
Sommige Hoofdstukken hebben eene vermeerdering
ondergaan. Deze zijn: het tweede gedeelte van het eerste
Hoofdstuk, Lt. B.op 't welk voor onvoorziene uitgaven
f 100,000 zijn uitgetrokken, waarvoor bij de begrooting
van 1849 geene som was aangevraagd; het Hoofdstuk
voor de Binnenlandse/ie Zaken 't welk met 324,351
is vermeerderdgrootendeels door de aanvraag van aan
zienlijke sommen voor het ondernemen van werken van
openbaar nut; het Hoofdstuk der Financiën Lt. A,
't welk met ƒ242,797 is vermeerderd, ter zake der ge
vorderde renten voor de uitgegeven schatkistbilletten,
en het Hoofdstuk van het Departement van Koloniën,
't welk met 29,537 is verhoogd, grootendeels door het
opnemen van sommen op deze begrooting, welke te
voren uit de koloniale fondsen werden gekweten. De
verhoogingenin vergelijking met de begroeting van
1849, beloopeu alzoo ƒ696,656.