de Vorst de eerste Vertegenwoordiger is van de Nationale
eenheid.
Hij zal aantoonen, dat dit beginsel alles verklaart, en
alles bevredigt, en dat er geene behoeflcis, detoevlugt
te nemen tot eene fictie; dat dit beginsel geene omwen
telingen veroorzaakt, en elke omwenteling daardoor kan
worden geëindigd; dat dit beginsel door de geschiedenis
ontegensprekelijk wordt bevestigd.
Hij zal eindelijk aantoonen, dat dit beginsel niet alleen
niet het kenmerk draagt van Alheïsmus, zoo als de Heer
Groen beweert, maar volkomen overeenstemt met de eenige
ware theokralie, welke is de grondslag \an elke gods
dienst, daarin niet afwijkende van de ware wijsbegeerte.
Wij zijn zeer verlangend dezen strijd der historische
school tegenover den aanhanger van polilico-wijsgeerige-
godsdienstige begrippen, waarvan het signaal nu is
gegeven, weldra meer van nabij te beschouwen.
Dat hartstoglelijkheid het verstand niet bedwelmen
moge en dat het gewigt van het onderwerp, de zaak
goed doe doorgronden, dat is de wensch, die wij voe
den in het belang" der wetenschap en menschheid.
Overigens hopen wij dat de Heer Lipman niet te
overijld moge werken, opdat zijn werk niet ontsierd
worde door uitdrukkingen, die van te grooten spoed
getuigen en waarvan zijn eerste brief op enkele plaatsen
de sporen draagt. Zondagsbl
In de Zitting van den 13. Nov. heeft de Tweede
Kamer der Stalen Generaal hare werkzaamheden hervat.
Een zeer groot aantal stukken is sedert de laatst ge-
houdene Zitting bij de Vergadering ingekomen.
De Heeren van Hoëeell en van Heemstranieuw be
noemde Leden der Kamer, hebben hunne geloofsbrieven
aan de Kamer ingezonden. Zij zullen worden onderzocht
door eene Commissie die zameugesteld wordt uit de
Heeren Verwey Mejan, lUutsaers en van Heemskerk.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, die het woord
gevraagd heelt, acht zich verpligt, bij de eerste gele
genheid dat hij als Minister in de Vergadering ver
schijnt, eenige woorden tot de Kamer te rigten. Namens
het Ministerie treedt hij in eenige ontwikkeling van de
geschiedenis der formatie van hetzelve; van de onder
steuning en het vertrouwen, die het verwacht bij de
aanvaarding, bij de vervulling der taak, welke thans
op hel Ministerie rust, en den invloed, dien zijne op
treding- op den gang der werkzaamheden zal uitoefenen.
Hierna heeft de Heer van Golstein zich verpligt gracht,
mede te deelen, wat ten aanzien van de ministeriële
kwestie, voor zoo verre hij daarin betrokken is gewor
den, is voorgevallen. Daaruit is gebleken, dat hij
zich bereid heeft verklaard, om zich met het tot
stand brengen van een nieuw bewind te belasten,
maar dat, toen hij vernam, dat de Heeren Thorbecke
en van Rosenthal nog niet ontheven waren van de hun
opgedragen taakhij zich in geschrift tot Z. Maj. heeft
gewend, met verzoek: 1°. dat de op deze Heeren ver
strekte last mogi worden ingetrokken; of 2°. dat het
bezwaar, hetwelk zij schenen Ie ondervinden, uit den
weg zoude woiden geruimd. Naar zijn oordcel was het
tweede het meest verkieslijke, in het belang der zaak,
en om aan het verlangen van een groot deel der Natie
te voldoen; en was het dus wenschelijk, den eersten
onderteekenaar van bet adres in het bewind te roepen,
en de menigte alzoo in de gelegenheid te stellenom
de verwachtingen te zien verwezenlijken, welke zoo
velen hadden opgevat; of zich te overtuigen, dat
deze wensehen niet konden worden vervuld.
De Heer Donker Curlius heeft vervolgeus eenige in
lichtingen gegeven, ter regtvaardiging van zijne gedra
gingen gedurende deze onderhandelingen, en doen op
merken, dat de hem opgedragene last van een vertrou-
welijken aard is geweest, voor welker vervulling hij
alleen verantwoordelijk was aan den Koning, en dat,
zoodra de taak van het vormen van een nieuw bewind
aan anderen is opgedragen geworden, hij zijne zending
als afgeloopen heeft moeten beschouwen.
T1EL, 14. Nov. In de voorgaande week zijn in
deze stad afgegeven de lijsten voor de derde tienjarige
algemeene volkstelling.
Wanneer men die lijsten ontvangt, beziet en be
schrijft, vraagt men zich onwillekeurig af, ol de Regering
daarvoor geen beschrijfbaar papier kon bekomen, of het
in Nederlandsche fabrieken gemaakt is, of het papier
voor de volkstelling niet even goed, ja, nog beter be
hoorde ie zijn dan dat, hetgeen voor de belasling-bil-
letten gebruikt wordt?
Nadat wij op de Tentoonstelling te Delft zulke schoone
en goedkoope producten van Inlandsch fabricaat zagen,
dat gelijkelijk geschikt was tot drukken en om beschre
ven te worden, verwondert het ons nog meer, dat men
voor de volkstelling den ingezetenen papier aanbiedt
hetgeen drie eeuwen in de vooruitgang ten achteren is.
Wij hopen echter, dat de ingezetenen hun best zullen
doen om de lijsten zoo goed en zoo naauwkeurig
mogelijk te maken. (Ticlsche Nieuwsb
STAl'HORST14. Nov. Heden werd alhier zekere
K. II. de U eerd door een bezoi k vereerd van drie
Ambtenaren en een Veldwachter; genoemde personen in
de veronderstelling zijnde, dat de IH. eene koe, zonder
daarvan aangifte gedaan te hebben, geslagl had, hetgeen
ook scheen gebleken te zijn. Heeren bezoekers waren dan
ook spoedig gereed, om zoo veel vleesoh, dal boven de
pekel lag, uil de kuip te halen, als zij meenden noodig
te hebbeu, om aan het Kantoor dei- Belastingen aangifte
te doen. De buit weid spoedig daarna naar den Heer
On'vanger getransporteerd en aldaar gewogen, maar
helaas, te. ligt bevonden! De uitslag van deze teleurstelling
was, dal het vleesch, door die heeren zoo gretig ingepakt,
franco aan den eigenaar moest worden terug, bezorgd.
GRONINGEN. De Turfschipper Jan Lonneman,
welke iu den morgen van den 9. Nov. was gevaren,
om eene lading turf te halen, bevond zich omstreeks
acht uur op het Leekster-meerterwijl een hevige sloun
woei. De schipper zich met zijne vrouw op het dek
bevindende, werd de vrouw eensklaps door een'hevigen
rukwind van boord opgenomen en in het water gewor
pen. Het schip was zeilende en het was den echtge
noot dus onmogelijk dadelijk hulp te bieden, maar
van een' anderen schipper, welk hein juist tegenkwam
varen, riep hij hulp in en smeekte dezen zoo veel in
zijn vermogen was bij te dragen tot redding van zijne
vrouw; zelfs werd hem eene aanzienlijke som gelds
beloofd, indien hij pogingen in hut werk stelde, doch
te vergeefs.
De echtgenoot, welke in razenden toestand verkeerde,
had intusscheir reeds alle mogelijke middelen in het werk
gesteld, om zijn schip tedraaijen, hetwelk hem gelukte,
hij kwam na een oogenblik tijds weder hij de plaats
des ongevals. In het water zag hij eenige beweging, en
na met zijnen haak geslagen te hebbenmogt hij zijne
dierbare vrouw treffen, en aan boord ophalen. Door
gepaste middekn gelukte het hem haar in het leven
terug te roepenechter is zij tot op heden nog niet
geheel hersteld.
TER APEL, 10. Nov. In den nacht van den 7. op
den 8. liet de schaapherder eene kudde van omtrent
900 schapen in 't veld naar de zijde van den Zandberg.
Des morgens waren achttien doodgebeten, en wie weet,
hoe vele er nog vermist worden. Men denkt een zestig,
die hier en daar in sloten en greppen dood werden ge
vonden. Hel vermoeden is, dat honden van den Zandberg
deze verwoesli ng aangerigt hebben.
Woensdag, 7. Nov., werd in de naburige gemeente
Ruitenbroek een der Gendarmes, die aldaar den 6. Sep
tember vreeselijk geslagen waren, ter aarde besteld. Het
lijk was eerst geopend, en een stukje laken, ter grootte
van een vijl'sluiver, werd uit de wonde gehaald. Vóór
zijn' dood vergaf de lijder al het kwade, hem aange
daan, en verzocht, den daders eene genadige sententie
te geven. Ofschoon hij Protestant was, werd hij op het
kerkhof der R. Katholijken ten grave gedragen, en eene
groote menigte volks, Roomsch en Onrooiusch volgde
het lijk. Vier soldaten droegen het om de kerk, en de
Pastoor der Gemeente hield eene treffende toespraak.
PARIJS, 10. Nov. De geruchten, volgens welke
bij het Hoog Bewind Het voornemen zou bestaan, om op
eene onwettige wijze eene nieuwe omkeering van zaken
te bewerkenhebben zich in de laatste dagen zoozeer
vermenigvuldigd, en schijnen zooveel ingang te hebben
gevonden, dat de Regering begrepen heeft dienaangaande
het stilzwijgen niet te kunnen bewaren.
In den Moniteur van den 10. leest men daaromtrent
de volgende verklaring: «De President heeft in zijne
«boodschap gezegd: «lk wil het vertrouwen der Natie
««waardig zijn, door de Constitutie te handhaven, die
««ik bezworen heb.» Deze woorden zijn stellig en
«duidelijk, en laten geene verkeerde uitlegging of twij-
«feling toe. Zij zijn bijna gelijkluidend met de formule
«van zijn eersten eed. Welnu! In sommige Dagbladen,
«in de Wetgevende Vergadering, in gezelschappenmet
één woord overalbrengt men het gerucht in omloop
«van een verineenden coup d'ètatmen schept er een
«zeker vermaak in, om daardoor aan ligt te veronlrus-
ten lieden angst aan te jagenmen verstoort met
snoode oogmerken het algemeen vertrouwen. Wij zijn
gemagtigd te verklaren, dat zulks eene hatelijke laste-
ring en eene beleediging is van de goede trouw en
opregte bedoelingen van hemdie nimmer zijn woord
heeft verbroken.