ingezeten tegen betaling van een salaris door een beambte ter secretarie een afschrift zal kunnen worden gemaakt, cn dat wanneer een honderdtal dergelijke exemplaren zijn gevraagtdat bestuur de begrooting op kosten der gemeente zoude doen afdrukken en verkrijgbaar stellen, lie Heeren Kien en Mariënhoff verklaren zich tegen dit voorstel om dat dit afschrijven den lijd van eenen ambtenaar in het belang van particulieren vorderen en ten anderen om dat de begrooling in het openbaar wordt behandeld en voor een ieder ter inzagen gelegd waardoor de ingezetenen genoegzaam gelegenheid heb ben die te kennen en te beoordeelen. Het voorstel van den Ur. Beeldsnijder is door de ver gadering afgestemd. Art. 158. Indien, ten gevolge van onvoorziene omstan digheden, de Gemeenteraad oordeelt, dat eene uilgaaf moet worden gedaandie niet op den staat van begroo ting is gebragt, doet hij aan Gedeputeerde Staten een voorstel, om de begrooting daarmede aan te vullen. Art. 159. Geene betaling ten laste der Gemeentekas lliag plaats hebben dan wanneer daartoe een post van uitgaaf op den staat van begrooting is gebragt. Geen der posten van uitgaaf op de begrooting voor komende mag worden overschreden, en geene af- en overschrijving plaats hebben, dan, na verkregen mag- tiging van Gedeputeerde Staten. Art. 100. Wanneer echter onvoorziene omstandigheden eene uitgaaf vorderen die zeer dringend isj kan de Gemeenteraad daartoe overgaan mits daaromtrent een niet redenen omkleed besluit nemende, hetwelk onver wijld aan Gedeputeerde Staten wordt ingezonden. Ingeval zelfs de minste vertraging blijkbaar nadeel zou te weeg brengenkunnen Burgemeester en Wet houders op hunne verantwoordelijkheid, in de uitgaaf voorzien. Zij geven dan, zonder verwijl, kennis van het vcrriglte aan den Gemeenteraad, die overweegt, of, al dan niet, de uitgaaf moet worden toegelaten, en ver volgens, zoo daartoe redenen worden gevonden, de goedkeuring van Gedeputeerde Staten vragen. Ingeval van weigering kunnen Burgemeester en Wet houders hunne bezwaren bij Gedeputeerde Staten doen gelden. In belde gevallen wordt van Gedeputeerde Stalen .magtiging gevraagd, oin de begrooling met de goedge keurde uitgaaf aan te vullen. Art. 161. De bevelschriften tot betaling moeten altijd het onderwerp der betaling vermelden, door den Bur gemeester of die hem vervangtof door een der Wet houders zijn gcleekend en van de medeteekening van den Secretaris zijn voorzien. In de buitengewone gevallen bij het voorgaande ar tikel bedoeldwordt in de bevelschriften tevens van liet, in die buitengewone gevallen genomen besluit, melding gemaakt. De 1111. Calhoen en Kien vinden het een noodeloozen omslag dat de mandaten ook door eenen Wethouder zullen moeten worden geteekend, aangezien ook de ontvanger aan zijne instructie is gehouden en geene betaling mag doen anders dan op de posten der begrooting voor die uitgaven aangewezen. De llr. Voorzitter doet echter op merken dat dit voorschrift bij ondervinding is gebleken doelmatig te zijn. De Hr. Kien wenscht echterdat zijne bemerking in het tegenwoordig proces-verbaal zal worden geïnsereerd. Art. 162. Zoo er weigering van, of vertraging in de betaling van de uitgaven die de wet of de provinciale reglementen ten laste der gemeente brengen, plaats heeft, gelasten Gedeputeerde Staten, na den Gemeente raad te hebben gehoord, des noodig, dat de uitgaaf dadelijk worde voldaan. De beslissing vervangt alsdan het in art. 141 vermelde bevelschrift. Op zijne persoonlijke verantwoordelijkheid, is die Gcmeente Ontvanger verpligt, de daarbij bevolen beta ling te bewerkstelligen. Art. 163. Alle geschillen over bevoegdheid uit be grootingen van ontvangsten en uilgaven en uitrekenin gen voortvloeiende tusschen Gedeputeerde Staten en Gemeentebesturen opgerezen, worden door Ons, na ingewonnen advies van den Raad van State beslist. Vervolg en Slot hierna Wie zal beginnen f eene vraagdie het beginnen vaak in den weg staat. Maar wie zal dan de kat de bel aanhan gen? Deze woorden werden uitgesproken, toen ik de herberg te D**, waar ik op mijne doorreis altijd gewoon ben mij eenige oogenblikkcn op to houden binnentrad. Er was daar een gezelschap van ccnige personen bijeen die als het mij voor kwam tot de notabelsten van het dorp behoor den. De vraag, die ik had hooren opperen, was onbeantwoord gebleven daar mijne komst een plot seling stilzwijgen veroorzaakt had. liet scheen toch of men een onderwerp behandeldewaar men niet gaarne vreemde ooren bij toeliet. Het was juist twaalf ure van den dorpstoren galmde met statig gebrom het middaggelui. Men sprak eene nadere bijeenkomst af, ligtte even den hoed of de pet, met een nieuws gierigen blik op mij gerigt, en vertrok. Mij dunkt, zeide ik tot den kastelein die mij kendeen nooit karig was met zijne woorden die menschen kwamen mij mans genoeg voorom de kat de bel aan te hangen. Ja, mijnheer dat blief je zoo te zeggen maar bet gold hier wat anders, dan het vuistregt. Die vrienden waren hier bijeengekomenom eens met elkander te spreken over de middelen die men in het werk zou kunnen stellen tot het afschaffen van eenige er gerlijke misbruiken die hier in de gemeente plaats hebben. En ik moet zeggen ze hebben gelijk. Ik zelf behoor ook tot het getal der klagers. Wij waren kort voor dat gij hier kwaamt een goed eind op wegde middelen waren beraamd; het plan tot den aanval als onze meester zich in zulke gevallen uitdruktwas geheel gereed. De vraag was nu maar, wie het eerst storm zou loopen. Eerst viel hunne keus op mij. Ik moestnaar hun gevoelen aanvangen omdatals zij zeidenik gewoon was met alle menschen te spre ken. Maar, gij begrijpt, Mijnheer! Ik moet in mijne betrekking alle menschen te vriend houden en in de eerste plaats do Leden van het Bestuur. Toen klampte men een Lid van bet Gemeentebestuur aandie zich onder het gezelschap bevond. Maar die zeide, dat hij alleen er niets aan doen kon cn terstond tot stilzwijgen zou gebragt worden, als hij er in den Gemeenteraad van sprakomdat de Burgemeester en de Secretaris er niet vóór warenen dit genoeg was om de meeste Leden van het Bestuur er zich tegen te doen verkla ren. Vervolgens wendde men zich tot een ander niet onbekwaam lid van het gezelschap maar die bragt in het middendat hij op eene hofstede van den Burgemeester woondenog een ander was een Neef van den Secretaris. In het kort deze werd door dit die door een ander belang terug gehouden en zoo ging het rond, tot dat een van hen, vrij knorrig en ontevreden de vraag deed die men door uw bin nenkomen verhinderd werd te beantwoorden en die gij gehoord hebtwie zal dan de kat de hel aanhangen? Zij zullen nu als zij bij het heengaan zeidennog eens te zamen komenom. Het bezwaar zit hem dus, als ik het wel be grijp Om te beginnenMijnheerEn dat is het eenige bezwaarwantik verzeker uals er zich eerst maar een of twee aan het hoofd van de oppositie stellen dan zullen er zich genoeg aansluiten en dan zullen ze met eene kracht doorzetten die niet rustvóór dat de zaken in orde zijn. En is het eens zoo ver, dan doe ik mijn best ook mede; maar ik wil de kat de bel niet aanhangen. Tot hiertoe vraagt men nog altijd als ik onlangs vernam, te D., wie beginnen zal? En die vraag staat den aanvang der goede zaakdie men voor heeft nog altijd in den weg. (Overgenomen uit De Tijdspiegel 1849 All. X., pag. 803 cn 304).

Historische kranten - Archief Eemland

Arrondissementsbode van Amersfoort | 1849 | | pagina 2