No. io.
Woensdag 3 Februari 1904.
ie Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging ,,DE EEMLANDER".
t Mr. TAK VAN POORTVLIET.
FEUILLETON.
Mijn Reismakker.
DE EEMLANDER.
Verschijnt
(woensdags* en Zaterdags.
Redacteur: P. van der Meer J™.
Bureau
(voorloopig)
Beekesteinsche Laan 32.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Wij zullen er .óus niet aan wagen, te
trachten de jw*rfe gaarde van den ont
slapene als staatsman vast te stellen.
Dit zij den ge/oliiedschrijver overgelaten.
Maar hierover a^le vrij^nnigen het
eens, da£/TaJ: van ro^ifvlict was een
krachtigev'porsoonlijkj^ïd, die in vele
opzichten aan Thjrfoecke herinnerde.
Alleen waar Tkwbecke veel tot stand
heeft gebracl}ts heeft Tak zijn beide be
langrijke en ingrijpende wetsvoorstellen
schipbreuk zien lijden. Tak van Poort
vliet was daardoor op liet Staatstooneel
niet alleen een heldenfiguur, maar tevens
een tragische figuur geworden, te meer
tragisch, daar het lot, dat zijn laatste
wetsvoorstel is wedervaren, zijn gezond
heid zoodanig schijnt te hebben geknakt,
dat toen reeds de kiem voor zijn lichame-
lijken ondergang gelegd werd.
Aan wie de schuld, dat de beide wets
voorstellen, waaraan Tak's naam verbon
den is, n.l. de Kanalenwet (1879)
en de Kieswet 1893) niet tot wet zijn
geworden? De N. Rott. Crt. schrijft het
toe aan een hardnekkig vasthouden van
Tak aan de beweerde leus alles of niets".
Het blad schrijft
Nadat door Kappeijne's „diepgevoelde te
leurstelling" het tweede kabinet-Heemskerk
ten val was gebracht, trad mr. Tak op aan
het hoofd van het in 1877 nieuw gecreëerde
departement van waterstaat, handel en nij
verheid. Het was toon, dat Tak's werkkracht
ten behoeve van 's lands oeconomische ont
wikkeling zich 't krachtigst ontplooide. Mis
schien al te forsch, want gelijk in latere
dagen, in zuiver politieken zin, was Tak's
1 e us r e e d s to e n: „alles of niets",
en 2 Mei 1879 viel de kanalenwet, door af
stemming van het eerste artikelen d&ardoor
en door het erop gevolgd aftreden van Tak,
werd een zware bres geschoten in de ministe-
riëele vesting. De hoofdstad dps rijks
beloonde (in 1880) denheer Tak voor
zijn streven te haren bate, met een nieuw
mandaat, dat voortduurde tot 1884.
Lijnrecht tegenover het oordeel van
de N. Rott. Crt. staat dat van de Tele
graaf, luidende:
Onbillijk en onwaar is 't te betoogen, dat
hij ongeneigd was tot eenige concessie.
Zeker, hij wilde gaan zoover als zijne
overtuiging, als de geest van zijn ontwerp
gedoogde.
Wij hadden elkander, zooals dat gaat,
te Berlijn „im Kaiserhof" toevallig weer
gezien. Mijn vriend Arthur kwam uit
het Zuiden en wilde over Hamburg naar
Amerikaik kwam uit het Noorden en
was op weg naar huis. Wij konden
eenige uren bijeen blijven en onder het
verhaal van onze gewichtigste lotgeval
len was het middernacht geworden.
Eindelijk ontstond een pauze in ons
gesprek. Arthur stond op. Hij sloot zijn
koffer, schelde om den huisknecht en
liet het reisartikel wegbrengen. Toen
zag hij de kamer rond, als iemand die
niet langer daarin behoort, en liet zijn
handen tastend over zijn lichaam glij
den. Op den stoel lagen nog alleenzijn
overjas cn handschoenen, en zooals de
dertigjarige, slanke man in zijn kort
grijs pak vóór mij stond, bood hij het
volmaakte beeld aan van een vrij we
reldburger, die zich door niets be
zwaard voelt, en zonder zich te beden
ken zijn voet op vreemden bodem zet.
Met enkele woorden gaf ik dien in
druk te kennen en hij antwoordde met
een vluchtigen glimlach: Je hebt gelijk,
Dat heeft hij in 1893 bij verschillende
amendementen getoond. Maar zoodra men,
onder valsehe vlag, inbreuk wilde maken
op het grondprincipe van wat hij wilde
invoeren, bleef hij onverbiddelijk en onbuig
zaam.
Het amendement-De Meijier was slechts,
zooals nu een ieder weet, vooruitgeschoven
en gebruikt om den minister te noodzaken,
zich terug te trekken.
Man uit één stuk als hij was, wees hij
kordaat en met gepaste fierheid al wat in
breuk zou maken op hetgeen hij voor den
lande nuttig en oirhaar achtte.
Dat Tak in de Tweede Kamer heftigen
tegenstand tegenover zich vond, een
tegenstand, waarin de meer conservatieve
partijgenoot hand aan hand ging met de
conservatieve politieke tegenstanders, het
wordt ons door de N. Arnh. Crt. (Iloofdrcd.
het oud kamerlid Pyttersen) op de vol
gende wijze geschilderd:
De laatste maal dat de heer Tak van Poort
vliet in het openbaar optrad, beschikkend
over al zijne gaven en talenten, was gedu
rende de gedenkwaardige avondzitting van
6 December 1894, welke tot middernacht
duurde, en waarin hij den aanval afweerde
door de heeren De Beaufort, van Karnebeeki
A. Maekay en Beelaerts van Blokland tegen
hem gericht. Noch de scherpte van de eerste
twee sprekers, die tot driemaal toe het woord
voerden, noch de ongewone heftigheid van
den heer Maekay en het gemoedelijk toege
diend venijn van den laatste, deden hem
voor één oogenblik zijne kalmte verliezen
en met eene welsprekendheid, herinnerend
aan de mooiste episoden van liet Kiesrecht-
debat, verdedigde hij zijne houding inzake
de intrekking der wet, met de daarop ge
volgde ontbinding der Kamer, daarbij hoe
feller de strijd, hoe heftiger do aanval word
steeds sterker cn krachtiger daaruit tevoor
schijn tredend.
Het bewijst wol hoc betrekkelijk de waarde
is aan zoogenaamde geschiedkundigefeiten
te hechten, dal ondanks dit debat en de
daaraan voorafgaande openbaarmaking der
schriftelijke documenten, omtrent deze be
langrijke gebeurtenis nog zooveel onopge
helderd is gebleven en de histoire intime
nog met een sluier bedekt is.
Wij achten ons, we willen het nog
eens herhalen, onbevoegd tot een uit
spraak in dezen. Wel willen we in 't
kort de geschiedenis der beide wetsvoor
stellen uit een zotten, omdat verschillende
onzer lezers zich de feiten waarschijnlijk
ik kan mijn tent afbreken wanneer ik
verkies, maar deze vrijheid van bewe
ging heeft haar schaduwzijde. Een adem
tocht die ons rustig bestaan komt sto
ren, een spinrag dat over ons pad trilt,
en wij waaien als een veertje weg. Er
is niets dat ons vasthoudt en ook wij
zelf verleeren het iets vastte houden
Kom wij hebben nog twee uur den
tijd vóór de sneltrein vertrektik wou
graag bij Ilabel nog een fleseh rijnwijn
drinken enhelp mij een dwaasheid
te bekennen."
Toen wij onder de zwarte halken van
de oude zaal zaten, begon hij te ver
tellen zonder dat ik hem behoefde aan
te zetten.
„Je weet wel" zei hij en hield aan
dachtig den fonkelenden wijn tegen het
licht, „dat ik mij nooit veol met vrou
wen lieh bemoeid. Mijn onafhankelijke
positie zou mij, beter dau menig ander,
veroorloven een huishouding op te rich
ten, maar ik houd van mijn vrijheid.
Eu in het gevoel mijner ongenaakbaar
heid ben ik haast overmoedig geworden:
ik waagde in het schoonste, het diepste
vrouwenoog te staren, al wist ik dat ik
het volgend urn- geen recht meer daar
op had.
Maar eindelijk komt de vergelding.
In deze herfstdagen steek ik de zee
over, niet om een helderder zon te zien
schijnen. Neen ik word door niets ge
dreven dan door een herinnering. Heel
niet meer zoo helder voor den geest
zullen hebben staan.
In 1877 dan trad Tak op als hoofd
van liet toen opgerichte departement
van Waterstaat, Handel en Nijverheid
In 1879 diende hij zijn kanalenwet
in. Een heel stelsel van waterwegen was
door hem ontworpen, waarvan de hoofd
zaken waren een kanaal door Noord-
Brabant naar Duitscliland om de haven
van Tlissingen ook door een waterweg
met het Oosten van Europa te verbinden
en liet kanaal van Amsterdam naar den
Rijn door de Geldersclie vallei.
Nederland zou het transito-land bij uit
nemendheid zijn. Amsterdam, Rotterdam
en Ylissingen zouden elk hun verbinding,
zoowel met spoorwegen als met kanalen
of rivieren hebben met het groote achter
land, welks industriSclc ontwikkeling in
die jaren aanving, en een sterken gang
moest ontwikkelen, omdat Duitscliland
steenkolen heeft.
Dat was stout gezien. Maar Rotterdam
was bang voor zijn monopolie cn deed liet
kanalenplan vallen. Het gelukte den
tegenstanders om art. 1 van de wet met
één stem meerderheid te doen verwerpen.
Wissingen bleef zonder waterweg naar
Midden- en Zuid-Duitschland, en Amster
dam kreeg voor vele jaren een minder
bruikbaar kanaal dan Tak aan de hoofd
stad had willen geven. Rotterdam zag
in dezelfde jaren niet zeer weinig eigen
offers een goeden waterweg naar zee
voor zich gereed maken.
Het gevolg is geweest de reusachtige
vooruitgang van Rotterdam, die niet i
die mate zou hebben plaats gehad, indien
Tak's kanalenwet zou zijn aangenomen,
daar de drie waterwegen naar Duitsch-
land (n.l. die van Ylissingen, die van
Rotterdam en die van Amsterdam) dan
in gelijke mate van den voorspoed had
den geprofiteerd; d. w. z.het land had
moer in zijn geheel de voordeden genoten
van den transito-handel.
Men boude dat in liet oog en dau zal
het duidelijk worden, dat de N. Rott.
Crt het is, die betrekkelijk liet meest
op de figuur van Tak heeft af te dingen.
Onjuist is zelfs de medcdeeliug van de
N. R. C., dat Amsterdam hem beloonde
voor zijn streven te haren bate,
want men was in die dagen te Amster
dam juist ontstemd, dat Tak niet had
willen plooien cn niet liet Noord-Brabant-
sche kanaal had laten vallen, om het
Amsterdainschc te redden.
gaarne zou ik haar uit mijn leven ver
bannen daar ginds hoop ik vroolijk te
worden, zóó vroolijk dat ik die herin
nering geheel vergeet. Maar och 't
is maar can spinragje, zoo licht, zoo
vluchtig, zoo innig teer!
't Was in Juli toen ik haar voor 't
eerst zag. Ik bedoel niet de herinnering,
maar degene die haar wekte. Wij zaten
tegenover elkander op een plaats waar
men het minst lust gevoelt met dames
kennis te maken, namelijk „im Mün-
chener Hofbrau." heel achteraan in liet
rustige hoekje dat je wel kont. Zij droeg
een net, strak reiskostuum en een hoed
niet oen strik er ophaar vader met
zijn grijzen baard had zijn taschje om
hangen. Andoren lastigen rommel had
den ze niet hij zichjuist zooals ik het
gaarne zie. Zij dronken natuurlijk één
groote bierkan samen en ik vond liet
prettig liet jonge ding gade te slaan.
Het leek wel datr zij voor de eerste
maal in deze omgeving was, maar zij
trok den neus niet op noch over den
rook noch over de verbazende hoeveel
heid bier, maar zij dronk er dapper op
los, en wat w as het toch een aardig ge
zicht, wanneer zij de welgevormde lip
pen aan de grijze kan zette. Ik zeg
nogmaalsIk geef niets om vrouwen.
Maar 't is vreemd op het oogenblik dat
ik haar voor het eerst zag drinken, zou
ik er niets tegen gehad hebben; een
bierkan te zijn. Wij wisselden enkele
Ter juiste bcoordecling van het ge
beurde met het kieswet-ontwerp van Tak
achten wij een beknopt historisch over
zicht, aanvangende met het jaar 185Ü
niet ondienstig. Daar veel tcekenen erop
wijzen, dat ook in de toekomst de tegen
woordige kiezers zich zullen hebben uit
te spreken over het kiosrechtvraagstuk,
kan dit klein historisch overzicht ook
mot het oog daarop niet anders dan
nuttig zijn.
In den loop der jaren won de over
tuiging veld, dat het kiezerscorps van
de wet van 1850 behoorde te worden
uitgebreid. Herhaaldelijk zijn pogingen
gedaan om dit te bereiken door veria
ging van den census, maar zonder gun-
sfigen uitslag.
Men stond echter reeds aan den voor
avond van eene andere oplossing. Reeds
herhaaldelijk was het uitgesproken, dat
Grondwetsherziening aan de herziening
van het kiesrecht behoorde vooraf te
gaan.
In de Tweede Kamer werd daarop
gewezen naar aanleiding van de kies-
knoeierijen te Eist.
Bij het voorloopig verslag over het
ontwerp van 1877 tot verlaging van den
census, waarin tevens voorzieningen te
gen kiesknoeicrijen waren voorgesteld,
diende het kamerlid Mr. S. VAN
HOUTEN een nota in, behelzen
de eene schots van Grondwets
herziening, waarin hij voorstelde
het kiesrecht voor deTweedeKa-
mer te verleenen aan demcer der-
jarige inanuelijkeNcderlanders,
die door inlevering van een eigeyihan-
dig geschreven en geteekend verzoekschrift
of op eene andere bij de wet te
bepalen wijze het bewijs hadden
geleverd, dat zij de schrijfkunst
hadden geleerd.
Deze nota is in de Tweede Kamer
niet besproken, daar liet wetsontwerp
tot herziening van Iwt kiesrecht buiten
behandeling is gebleven.
Nadat in 1879 art. 1 der Kanalenwet
van den Minister TAK VAN POORT
VLIET was verworpen, maakte zijn
ambtgenoot KAPPEYNE zijn aanblij
ven afhankelijk van 's Konings toestem
ming tot eene herziening der Grond
wet. Volgens de door hem opgestelde
schets zouden de vereischten van het
kiesrecht bij de wet geregeld worden.
Niet alle ministers waren het met
onverschillige woorden zooals men op
reis pleegt te doen. De oude heer was
Majoor von D. cn bezat een ridderhof
stede in Holsteinhij bracht zijn doch
ter voor het eerst naar het Zuiden. Hij
noemde haar Hans.
Waarschijnlijk heette zij Johanna,
maar de naam Hans beviel mij uitste
kend, want hij deed mij denken aan
een goed kameraad, met wien men door
dik en dun kan gaan, kan praten en
lachen, zonder terstond aan alle moge
lijke dwaasheden te denken die het
jonge bloed plagen. En zulk een goed
kameraad, scheen mejuffrouw Hans te
zijn zij had niets slordigs of fladdcrends
over zich alles was knap en netjes, van
den goudblonden haarwrong tot de kleine
stevige laarsjes zoo wat men noemt
een flink meisje.
Weldra gingen zij weg en ik bleef
zitten, „peinzende dat het toch zoo
kwaad niet zou zijn met „HanB" een
reis om de wereld te doen. Natuurlijk
met ons drieën!
Er bestaat toch zeker een toovermacht,
waaraan wij gehoorzamen, zonder het
zelf te weten.
Op het Meer van Konstanz, tusschen
Lindan en Bregenz, ontmoetten wij el
kaar voor den tweeden keer. De ge
schiedenis was al heel eenvoudigZij
wilden naar Tirol en ik had hetzelfde
voornemen, zij verkozen natuurlijk den
weg over Bregenz bovendien over Kul-
licm eens, en de Koning gaf daarop
den Raad van Ministers te kennen, (hit,
wanneer de Grondwet herzien zou wor
den, een ernstig ondorzoek behoorde
vooraf te gaan, in hoeverre ook andere,
in den schets van den Heer KAPPEYNE
niet genoemde onderwerpen herziening
uoodig hadden.
Nadat onder het Ministerie VAN LIJN
DEN door den Minister PYNACKEI!
HORDIJK nogmaals to vergeefs eene
kiesrechtswijziging was beproefd binnen
de grenzen der bestaande Grondwet,
volgde onder het Ministerie HEEMS
KERK bij K. B. van 11 Mei 1883 de
benoeming cener Staatscommissie.
De Staatscommissie had voor de toe
kenning vuil liet kiesrecht voor de Tweede
Kanier een dubbele regeling.
De Regeering nam alleen de tweede
regeling over.
Zij kende het toe aan lien, die als
hoofden van huisgezinnen, krachtens
eenig persoonlijk of zakelijk recht eene
woning in gebruik hebben voor eene
jaarlijksclic huurwaarde door de wet voor
iedere gemeeute bepaald, welke nergens
lager mocht zijn dan ƒ50 voor de on
gestoffeerde woning.
Nadat echter na de ontbinding der
Tweede Kamer in 1885 bij liet adres
van antwoord op de troonrede op ruimer
uitbreiding van kiesrecht werd aange
drongen, kwam de Regeering met eene
formule, die, ccuigszins geamendeerd, is
geworden art. 60 der grondwetvolgens
't welk de leden der Tweede Kamer
rechtstreeks worden gekozen door de
mannelijke ingezetenen, tevens Neder
landers, die de door de wel te behalen
kenteekencn van geschiktheid cn maat-
schappelijken welstand bezitten, cn den
door die wet te bepalen leeftijd, welke
niet beneden 23 jaar mag zijn, hebben
vervuld.
Ten aanzien van de verkiesbaarheid voor
de Eerste Kanier had de Staatscommissie
gcene, de Regeering slechts kleine wijzi
gingen voorgesteldin de Tweede Kamer
echter stelde de Heer De Beaufort bij
de behandeling van art. 82 voor, liet
voor de verkiesbaarheid door de regeering
gehandhaafde vereischte van hoogstaan-
geslagene te laten vervallen dit werd
aangenomen en in verband daarmede
voor het lidmaatschap der Eerste Kamer
dezelfde vereischten te stellen als voor
de Tweede Kamer. Daar de Regeering
tegen dit laatste ernstig bezwaar had,
stein, en mij was het volmaakt hetzelfde,
want ik ben wel twintig maal over beide
plaatsen gereisdmijn betoovcring be
stond hierin dat ik naar een glas wijn
van liet beste merk verlangde en daarom
rechts en niet links reisde. En onder
het genot van dit glas beroemden Mec-
resburger werd de verhouding tus
schen ons wat minder stijf.
Het waaide vrij sterk, maar Hans
vertrok haar gezichtje nietde Majoor
bestelde een tweede fleseh en Hans dronk
nog eventjes meebij den Geest van
het Meer! was ik te München gaarne een
bierkan geweest, nu was ik jaloersch op
het glas.
Maar eigenlijk geef ik hcelemaal niet
om de vrouwen.
Hans gaf te kennen dat ze wilde „kra-
xeln" het hardkliukcnd maar beschei
den woord klonk heel aardig uit dat
Noord-Duitsche mondje. Toen vertelde
ik een en ander van den Gebhardt bo
ven Bregenzhet kwam zoo van zelf
dat Papa Grijsbaard er op aandrong
dat ik hun gids zou zijn. En wij gaven
elkander ons kaartje.
Van dit oogenblik moest ik mij aan
mijn noodlot overgeven of misschien
door dat anderenu ja dat behoort
ook tot de schakels van de keten.
(Wordt vervolgd).