No. 18.
Woensdag 2 Maart 1904.
ie Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging ,,DE EEMLANDER'
BUITEN DE HOOFDZAAK OM.
FEUILLETON.
HET NOODLOTTIGE TESTAMENT.
- - Misverstand. - -
DE EEML
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
Eedacteur: P. van der Meer Jzn.
Rtircaii
Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco |per post - 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiën
Van 1 tot 5 regels- 0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Ons artikel„De redactloneele
voorlichting ju verband met de
ad ver tentie ru briek" 'beeft gewerkt als
oen knuppel j ineen hoenderhok. Het
heeft zoowel de firma Van Duysen en Co.
als de anonieme redactie van het Fiuan-
tiëel Dagblad in beweging gebracht. De
Eedacteur van het Amersfoortsche Dag
blad neemt alleen in zoover een actief
aandeel in den strijd, als gelegen is in
het opnemen van het stukje van do firma
Van Duysen en Co., dat door „de Eem-
lander" was geweigerd.
Daar „het opnemen van ingezon
den stukken geenszins betcekent,
dat de Redactie met den inhoud
instemt", zooals de Redactie van het
Amersf. Dagblad telkens boven elk
ingezonden stuk schrijft, mogen wij haar
dus van het opnemen van het stuk dor
firma Van Duysen en Co. geen verwijt
maken.
Maar waar de Redactie van het
Amersf. Dagblad boven ingezonden stuk
ken telkens weer zoo angstvallig de
bovengenoemde verklaring aflegt, daar
achten wij ons gerechtigd tot de gevolg
trekking: dat bet opnemen van alle
andere stukken in het redacti-
oneele gedeelte wel betcekent,
dat de Redactie van het Amersf.
Dagblad met den inhoud instemt.
Op dien grond hebben wij er den
Redacteur v/h Amersf. Dagblad een
verwijt van gemaakt, dat hij de Nedör-
landsche Effectenloterij der firma Van
Duysen en Co. openlijk heeft aanbevolen.
Wij hebben daarbij opgemerkt, dat zijne
aanbeveling geen anderen grond had,
dan dat de Effecten-loterij een adver
tentie in zijn blad plaatste.
Deze beschuldiging aan het adres van
de Redactie van het Amersf. Dagblad
is de zaak, waar het om gaat.
Waar do oorzaak van het verschijnen
van .de Eemlander" alle winstbejag bui
tensluit, maar gelegen is in de overwe
ging, dat de publieke opinie in zaken
van algemeen belang door de plaatselijke
pers onvoldoende of verkeerd werd voor
gelicht, daar meenen wij gerechtigd, ja
zelfs verplicht, te zijn, bij voorkomende
gelegenheden den vinger op de wonde-
plek te leggen.
Ons bladstreeftgcen finantiëel, maar
een zedelijk resultaat na.
De uitgestrekte heidevelden liet ik
vruchtbaar maken, den vloed zou ik tal
van beekjes laten zenden over geheel
het gebied, en al de arme daglooners
uit de slechte plaggenhutten kregen een
vruchtbaar stukje grond; zij konden dan
voor hun ouden dag zorgen en hun kin
deren opvoeden tot nuttige menschen.
Nu ligt de heide ongbruikt en in den
bodem liggen schatten bedolven, welke
honderden geluk en vrede zouden ver
schaffen!"
Het was hem als hoorde hij de zachte,
melodische stem enals zag hij de profetisch
blinkende oogen van het meisje. „Mijn
Heuveloord!" had zij gezegd, „mijn Heu
veloord!" Dat klonk zoo teeder en
zoo vol weemoed, het deed hem het
hart sneller kloppen. Hij wist, dat hij
toen hare hand gezocht en gevonden had,
terwijl hij hartstochtelijke woordjes fluis
terde, hij herinnerde zich de tranen die
in hare oogen geblonken hadden.
„Waaraan denk je zoo levendig?"
vroeg de jonge advocaat, wil je niet
verschrikken, Oskar."
„Wat
Dit nu gaat boven de bevatting van
het Finantiëel Dagblad (ligt het soms
aan zijn naam?). Zoo is ons geheele
vorige artikel over het hoofd van den
anoniemen Redacteur heengegaan. Hij
heeft er tittel noch jota van begrepen. Hij
vindt het de natuurlijkste zaak ter wereld
dat de pen eens Redacteurs slechts in
beweging wordt gebracht door de voor
afgaande klinkende munt van hem, die
een aanbeveling van zijne onderneming
wenscht.
Hij komt daar open en rond voor uit.
Of neen, niet open en rond, maar insinu-
cerend. Doch de insinuatie verschaft ons
een onbclemmerdenkijk in het finantiëele
hart van dien Fiuantiëelen redacteur.
Hoor slechts: „dat men daaruit de woede
eens Redacteurs (let wel lezer: Redacteur)
kan prpeven, dat hij (dat is dus de
Redacteur) de annonce niet heeft opge
kregen".
Met annonces moet men zich dus bij
het Finantiëel Dagblad bij den Redac
teur vervoegen.
Wij „voelen" vorder geen lust „in
onze tost opkomen" om verder met
het Finantiëel Dagblad te polemiseeren.
Van Duysen en Co's loterij heeft het
Fin. Dagblad tot „het ei van Columbus"
verklaard, waarop „de Nieuwe Finan
cier en Kapitalist", (waarin zoowel uit
gever als Redacteur vermeld staan, en
dat op dien grond alleen o. i. reeds
meer vertrouwen wekt dan een blad,
waarvan nóch uitgever nóch Redacteur
genoemd worden) verklaarde „maar het
ei van Columbus moet thans volgens
onze bescheiden mcening in vergevor
derden staat verkeeren." Nu komt de
eerste weer beweren: „Er is dus meer
eden om te spreken van stinkende
eieren bij zijae (d.- i. van Oss te Gro
ningen) finantiëele politiek dan bij de
mijne." Wij gunnen de heeren het ge
noegen elkaar den bal, of liever liet
rotte ei, toe te kaatsen. Wij hebben
onze test" voor deszclfs inhoud te lief.
Alleen nog dit. Wij schreven in ons
artikel: „Met stukjes uit finantiëele bla
den moet men anders voorzichtig zijn."
Welnu, de polemiek tusschen de hee
ren X en van Oss komt deze uitspraak
schitterend bevestigen. Men vraagt zich
afwie moet ik ten 6lotte gelooven, wie
is er nog eerlijk? Aan do beantwoording
dezer vraag wagen wij ons niet.
1) Proeve van stijl van het Finantiöelo
Dagblad.
En Berning ontwaakte als uit een die
pen "droom.
„Vergeef mij, Ernst, ik hoorde je niet
wat was er toch?"
Dalberg lachte. „Ik waarschuw je,
Oskar", sprak hij verder, „ik zeg u, wat
ge m. i. noodzakelijk ondervinden moet,
handel nu, zooals het je het beste voor
komt. Ik heb overigens vandaag nog
een andere, wellicht interessanter bood
schap voor je!"
„En die is?" zeide zwaar ademend de
jonge grondbezitter. Het was hem toch
het zelfde, wat Ernst antwoorden zou,
hij sprak slechts uit beleefdheid cenige
woorden.
De advocaat scheen druk bezig aan
een sigarenkast en hij had zich zoo
geplaatst, dat Oskar onmogelijk zien
kon, wat er in hem omging.
„Gij «eet toch," begon hij, „ik zeide
het u reeds van dat wondere document,
hetwelk ik onder mijn vader's papieren
vond, en waarop door den doode een
en ander geschreven was, dat liet ont
werp van een testament moest betec-
kenen. Uw arme vader stierf, terwijl hij
de pen reeds in zijn stervende vingers
hield je kent alle kijzonderheden dei-
zaak, Oskar; gij weigert evenwel den
laatstcn wil uws vaders te vervullen en....
„En nu heeft vermoedelijk mijn dier
bare nicht u een roerenden brief ge
schreven, niet waar, Ernst?" onderbrak
Bovendien, het zou ons geheel van
de hoofdzaak afvoeren. Het Amersf Dag-
bl ad heeft de Effecten-loterij aanbevolen,
dus op haar rust de bewijslast.
Dat de firma van Duysen Co. in
haar circulaire zet: „Bcoordceling «Ier
Fin. Pers" en dan de ophemelende ar
tikelen van het Fin. Dagblad vermeldt,
maar van de artikelen van de Nieuwe
Financier, die toch ook tot d e finanti
ëele pers behoort naar wij meenen geen
gewag maakt, och dat is Reclame. Maar
liet Amersf. Dagblad mocht dat voorbeeld
niet navolgen, zonder zich deugdelijk te
hebben vergewist, welk oordeel het meest
strookte met de waarheid: dat van het Fhn.
Dagbl. of dat van de Nieuwe Financier.
De circulaire van de Firma van Duy
sen bevat te veel open vragen, om er
op het eerste gezicht zijn volle vertrou
wen aan te mogen schenken.
Anoniem is de Redactie, wier arti
kelen zóó warm aanbevelend zijn, dat
de firma van Duysen Co. ze onge
wijzigd, zonder cenige toevoeging haast,
als reclame-biljetten gebruikt;
Anoniem is het syndicaat, dat garan
deert, dat men geen risico loopt.
Anoniem zijn ook de effecten, die do
prijzen vormen (hot is een Effecten
loterij), met uitzondering van de effecten,
die den Hoofprijs vormen, welke in de
circulaire worden genu.:aid. Maar deze
drio belangrijke vragen ons niet beant
woord worden, nóch door de circulaire
van de firma Van Duysen Co. nóch
door de Red, van het Fin. Dagblad,
miste o. i. het Amersf. Dagblad het recht,
met hare verantwoordelijkheid te dekken
den zin b.v: „Voor de kans om f50000
te winnen betaalt men alzoo in de staats
loterij f35, in de Ned. Effectenloterij
met f 10, omdat deze loterij in alle
opzichten eerlijk is toegegaan'
enz. Zoowel het vertrouwen dat eruit
spreekt in de Effecten-loterij, als de
blaam, die deze zin werpt op de Staats
loterij, dient het Amersf. Dagblad te
motiveeren, anders past slechts één
qualifieatie voor haar houding, n.l: die
van onverantivoor«lelijIi.
Dit is en blijft de hoofdzaak, al het
andere gaat buiten de hoofdzaak om.
op spottenden toon de jonge man hem.
„Zij is maandenlang zoader betrekking
geweest, of ziek, zeg, wat is het? In
ieder geval, smeekt ze u mijn onverbid
delijk heet te vermurwen en haar wel
licht een honderd gulden te verschaffen,
is het zoo niet?"
„Neen!" antwoordde de advocaat, niets
van dat alles, Oskar. Wel heb ik even
wel geheel onverwachts ontdekt, dat uwe
verstooten nicht indentisch is met een
jonge dame, die wij beiden kennen
met juffrouw Armfeld, de gezelschaps
juffrouw van de sehoone gravin Harten-
stein".
„Wat zeg je? Wat
Berning was lijkbleek geworden; zijn
oogen gloeiden, zijn borst hijgde naar
adem.
„Die? zeg je die?"
Dalberg knikte.
„Dat sehoone levenslustige meisje,"
ging hij halfluid verder, „die prachtige
verschijning. Herinner je haar, Oskar?"
De vraag klomk als bittere spot, ze
raakte de wonden van het hart van den
jongeling. „Vervloekt!" zeide hij, „ik
geloof het wel. Maar daar hebben we
het nu niet over, Ernst! Kent zij den
inhoud van dat noodlottige testament?
Dat ik den zoon van haar oom ben,
moet zij weten."
„Waarschijnlijk we!, zagen jiülie el
kaar dan vroeger nooit?"
Naar aanleiding van ons hoofdartikel
„Wat onze jongens niet moeten lezen",
ontvingen we het volgende ingezonden
stuk
Waarde Redactie!
Iu „de èeralandcr" vqn 24 dezer komt
een hoofdartikel vook* over: „Wat onze jon
gens niet/mogen lezen" en waarin u in eenige
algerneep'e beschouwingen over do opvoed
kunde van het kind treedt, 'k Ben zoo vrij
met u daaromtrent jvan meening te ver
schillen.
U schrijft„de gewoonte en het voorbeeld
zijn de machtige factoren bij de opvoeding,'
en noemt daarbij een paar gevallen op, hoe
men zich als opvoederfster) tegenover het
kind heeft te gedragen.
Ie. Wanneer vader voor het eten „een
bittertje" drinkt, en het kind vraagt: Pa
mag ik ook een bittertje dan zal niemand
het den tienjarige aan het verstand trachten
te brongen, welke nadeelige gevolgen alco
hol voor kinderen heeft enz., maar met noo
digen nadruk zal men zeggen: jongen het
is heel slecht voor jo, maar onthoudt vooral,
ik verbied het je en daarmede uit.
Zie waarde Eedaktie, niet alléén dat gij
u zelve hier weerspreekt, doch u koos dunkt
mij al een heel ongelukkig voorbeeld.
Wanneer een kind, z'n vader zoo smakelijk
dat „beruchte bittertje voor het eten" ziet
gebruiken, en hij zelf mag er niets van heb
ben, onder aanvoering van het door u ge
sprokene, dan raakt dat kind nooit over
tuigd van het verderfelijke, wat er in dat
ééne bittertje schuilt, wat drommel, vader
drinkt het toch ook; en nu mag vader pra
ten als Brugman, verbieden eiken dag, elk
uur, de idee gaat bij het kind vastzitten,
als ik eerst maar groot ben. En niettegen
staande alle dronkaards zijn begonnen met
één bittertje te drinken, wat duizenden ten
val bracht, zou u dit een goede taktick voor
kinderopvoeding vinden'?
Onbegrijpelijk is mij dat, temeer daar u
zelf spreekt van het geven van go edevoor
beelden, hetgeen ook bij een der mach
tig-ste factoren is.
Om een „waar" en „oprecht" kind te kwee
ken, worde men zelf nooit op onwaarheden
betrapt. Om liefde en humaniteit in de har
ten te leggen, zij men zelf geen egoïst, geen
tiran.
Dan krijgt een kind voor zulk een op-
voeder(ster) eerbied, en vindt zijn woord in
gang bij het kind.
„Nooit, ik was aan de universiteit en
kwam zelden thuis, ik herinner mij niet,
ooit haar naam gehoord te hebben. Maar
spreekt toch, Ernst, kent zij dien inhoud
van dat blad? Natuurlijk, ik kan het aan
je gezicht zien."
„Waarlijk," sprak Dalberg, „ik geloof
het wel. Het schijnt mij ten minste zoo,
meer kan ik je niet zeggen."
Oskar's voorhoofd teekende toorn.
„Je bent zeer goed," riep hij spottend,
„ha, ha, die uitredding is doorzichtig
mijn waarde. Zij heeft uit uw hand het
dokument gekregen."
„Oskar!"
„Wat? Maar waarover maak ik
mij kwaad? Zeg haar, en toon haar,
wat gij wilt, doe, wat ge niet laten kunt
het is mij gelijk. Ik ben in mijn recht,
voor ieder kan ik het verantwoorden,
dat ik niet geneigd was, een onbekende,
en dan nog wel een schepsel, dat mijn
arme moeder duizenden tranen, ja geheel
haar huwelijksgeluk kostte, vijftig dui
zend gulden te schenken. Een domoor,
die zoo iets zou doen!"
Hij had de sigaar in een hoek gegooid
cn trok thans haastig de handschoenen
aan.
„Gegroet, Ernst, ik mag je niet langer
ophouden."
Ernst schudde het hoofd.
„Oskar, wilt ge mij niet eens den tijd
laten, mij te rechtvaardigen? Het is een
Het blijft daarbij een groote fout dat al
tijd gezag en bruute macht boven de mo
raal wordt geplaatst. Vrije opvoeding ge
makzucht, Boem! zoo schrijft u. Maar dan
heeft u een bizonder idéé over die vrijheid,
ooltf ik ben er een voorstander van, d.w.z.
geen onbeperkte vrijheid, doch een tegen
stander van het onder de duim houden, doch
niet uit gemakzucht, neen van uit een zede
lijk oogpunt bezien.
In vele huisgezinnen hoort men d.agelijks
niets anders dan in een afkeurenden zin tegen
de kinderen spreken, zoo als: afblijven!
slaan laten, niet doen, enz. Vraagthetkind
dan eens: waarom niet? dan is het eenigo
antwoord, omdat ik het niet hebben wil.
Boemen heeft het daartegen bezwaar,
wordt het geslagen. Als men dat nu opvoe
den noemtweet ik het niet.
Moeielijk is het, en vereischt bizonder
veel zorgen, doch in het onder don plak
hebben, schuilt niet de zedelijke waarde. De
onderwijzers alhier protessteeren niettegen
het te groot aantal kindoren in hun klasse,
omdat zij geen orde kunnen houden, maar
omdat zij de kinderen niet kunnen geven,-
wat ze wel wilden. Elk kind, elk karakter
moet afzonderlijk bestudeerd worden, en heeft
bizondcre leiding noodig, opdat het fun
dament worde gelegd voor verdere studie
en men de zucht naar kennis tracht aan te
kweeken. Wat ziet men nu danookge-
beuren, dat kinderen op 12jarigon
leeftijd beter met lozen, schrijven en
de taal bekend zijn, dan op lö en 20
j a r i g en 1 e e f t ij d. T o c h w a s o r „o r d e" „ge-
zag" en gehoorzaamheid. Doch vraag
niet, wolke opvoedende kracht er van
u i tgaat.
Dankend voor de plaatsing.
K. VAN 'T VEER.
De geachte inzender is afschaffer van
sterken drank en vindt het geregeld
gebruik daarvan in hoe geringe hoeveel
heid'ook absoluut verkeerd.
Een afschaffer van sterken drank zal
dit vocht zelf nimmer gebruiken, dus die
kan, wat zijn kinderen betreft nimmer
voor precies dezelfde kwestie komen te
staan, als we in ons voorbeeld behan
delden. Hoewel wij persoonlijk in zoover
met den inzender meegaan, dat we het
geregeld gebruik van alcohol afkeuren,
gevoelen wij niet de vrijheid, anderen,
die niet op dit standpunt staan, als
immoreel te brandmerken. We zijn van
oordeel, dat iemand geregeld een weinig
alcohol kan gebruiken en toch een hoogst
vriendelijkheid, die gij een oud vriend
toont."
„Dank je voor het verdere, goeden
avond!" En hij was verdwenen; het hei
melijke bloedende hart, verbergende
achter gemaakte toorn. Hij ging in hef
tige gemoedstemming, dadelijk naar de
gravin Hartenstein. Hoe had de medc-
deeling van zijn vriend hem getroffen, hoe
wreed verstoorde het het sehoone droom
beeld der laatste maanden. Hij kwam
dikwijls ten huize van de foshionabele
jonge weduwe. In het voorvertrek ont
moette hij vaak, liet dienstbare voorname
meisje, hij hoorde haar zachten vriende
lijken groet, cn hij verloor zich in de
blikken barer wondcroogen. En steeds
werden zij vertrouwelijker, hij cn het
sehoone ernstige meisje. Men vond het
niet vreemd, wanneer hij vaak, als de
gravin geen bezoek ontving, toch op het
kasteel verscheen en dan met de gezel
schapsjuffrouw eenige oogenblikken on
der vier oogen schertste steeds daarbij
hare hand in de zijne houdende en steeds
meer en meer met haar ingenomen wor
dende. Hij had met haar aan het venster
gestaan, en haar zacht tot zich getrokken,
tot haai' hoofdje op zijn schouder lag,
tot hij de tranen van haar zijden wim
pers kuste en toen snelde zijn hart
op cn kwamen over zijn lippen de woor
den: „Toni, bemint ge mij?"
(Wordt vervolgd.)