No. 19 Zaterdag 5 Maart 1904. ie Jaargang Uitgave van de Vereeniging ,,DE EEMLANDER". Mr. W. H. DE BEAUFORT - - - EN HET KIESRECHT. FEUILLETON. HET NOODLOTTIGE TESTAMENT. Hebt vertrouwen! - -Weest waakzaam! DE EEMLANDER VerschijntI Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Woensdags en Zaterdags.Redacteur: P. van der Meer J™. Bureau I Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per postj - 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentiën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Van den oud-Minister van Buitcnland- sche zaken, Mr. W. H. de Beaufort is bij den uitgever W. Nevens te Rotterdam een zestal „Staatkundige Opstellen" ver schenen, waarin de schrijver „getracht heeft zijne beschouwingen neer te leggen over den aard en de ontwikkeling der grondwettige moparchie, meer in het bijzonder met hef oog op ons vaderland". Achtereenvolgens komen: Koipngschap, Practijk van het grondwettig koning schap, Eerste Kamer, Kiesrecht, Staat kundige Partijen, en Tweede Kamer aan de orde. Do „opstellen" munten uit door een voud en helderheid van stijl en zijn vooral wat het historisch gedeelte be treft met groote objectiviteit geschreven, zoodat wij zeker ervan zijn, dat ook de staatkundige tegenstanders van den schrijver ze als een aanwinst zullen be schouwen voor onze politieke literatuur. Voor we het standpunt van den schrijver in zake kiesrecht uiteenzetten, moeten wij er de aandacht van onze lezers op vestigen, dat de Heer de B. niet in de eerste plaats bedoeld heeft in zijne opstellen een algeheele politieke geloofs belijdenis af te leggen, zoodat we op sommige vragen in zake kiesrecht als anderszins wel de meeningen van ande ren, doch niet de zijne hooien. Zoo o. a. wat betreft het stemrecht voor vrouwen. Wel lezen wij, dat „liier te lande en elders het vrouwenkiesrecht overtuigde voorstanders bij staatsheden van uiteen- loopende richting vindt", doch of de Heer de Beaufort dl of niet tot die staaatslieden behoort, daarvan blijkt verder niet. Samenkoppeling van census- en kies recht vindt in den schrijver een beslist tegenstander. „De Censuskiezers van de grondwet van 1848 zijn gedurende do eerste vijf en twiutig jaren van hun bestaan in het onbestreden genot van hun voorrecht gebleven. Daarna is van lieverlede de volksstemming hun minder gunstig ge worden. Nadat een voorstel tot verlaging van den Census in 1874 in de Tweede Kamer schipbreuk had geleden, is de aandrang tot wijziging der grondwette lijke bepalingen betreffende het kiesrecht Bteeds levendiger geworden. Zij bleken Zij zag hem aan, de komst van een bediende verstoorde hun onderhoud en later moest zij zingen en spelen; haar gebiedster gebood het. Hoe het juichte en jubelde, hoe het duizend groeten bracht voor hem, den onuitsprekelijk gelukkigeen hoe het dan weer weemoedig zacht wegstierf, als een vo gellied bij avond, zacht als was het een afscheid van twee geliefden. Hij zag zijn woonhuis voor zijn geest, het oude heideslot met hooge torens en zag zich aan 't venster staan, maaralleen, doods bleek en vol angst wat was dat? Had hij haar verloren, een stuk van zijn leven? Hij stond op, de muziek zweeg, en zacht klopte gravin Emilie hem op den arm: „Droomt ge, mijn vriend?" Ja Mj had gedroomd, het was een visioen, dat hem plotseling overviel en slechtB met moeite bedwong hij zich. „Je zegt geen woord," zei de jonge weduwe. „Je schijnt een weinig terug getrokken." Zoo had mijn kleine Toni nog nooit gezongen en gespeeld." Daar boog hij zich en kuste de hand der kunstenares, gravin Emilie keek meer en meer in dubbelen zin belem merend te werken, vooreerst op de door velen noodig geachte uitbreiding van het kiesrecht, vervolgens met het oog op de goede regeling van het belastingstelsel. Elke wijziging toch in de regeling der belastingen werd niet alleen naar hare billijkheid of doeltref fendheid, maar dikwijls veel moer in verband met den invloed, dien izij op de samenstelling van het kiezerspersoneel zou hebben, beoor deeld. Daarenboven bewees de ondervin ding, dat de belastingcensus een gemakkelijk middel was, waardoor iemand van zich afhankelijke per sonen tot kiezers kon maken. Na gewezen te hebben op de grond wetswijziging van 1887, die een uitge breid kiesrecht mogelijk maakte, doch die het ulgemeen kiesrecht uitsluit, geeft schr. een overzicht van de vigeerende wet. Het aantal kiezers bedraagt op het oogenblik 623.000, doch dit getal zou grooter zijn, wanneer er niet velen wa ren, waarvan het niet twijfelachtig is, dat zij de aangifte om op de kiezers lijst geplaatst te worden opzettelijk na laten, „hetzij omdat het kiesrecht hun onverschilig is, hetzij om van lastigen aandrang verschoond te blij ven, hetzij omdat zij het ongeraden achten hun stoffelijke levensom standigheden openbaar te maken." In sommige streken zou, volgens schr. iudien allen, die aanspraak op het bezit van kiesrecht kunnen maken, zich inder daad opgaven, een toestand bestaan, die van algemeen stemrecht weinig verschilt. In de steden daarentegen, zijn er onder werklieden nog velen, die van het kiesrecht verstoken zijn Wat het algemeen kiesrecht be treft constateert de schrijver, dat aan den strijd deelgenomen wordt door velen, die dit recht zelf bezitten hoewel toch de waarde van een recht „voor den be zitter vermindert, naarmate het meer algemeen wordt." In zooverre die beweging niet uit gaat van den uitgeslotenc zelf, is zij dus „in strijd met de natuurlijke neiging van den mcnsch om wat hij bezit zoo veel mogelijk op prijs te houden." De verschillende gronden, die aan gevoerd worden voor het verkrijgen van algemeen kiesrecht worden vervolgens door den schrijver opgesomd en aan kritiek onderworpen, waarbij hij grooten vreemd bp, Toni echter snelde uit de kamer gewis, hij had gehoord, dat zij snikte, hij alleen, hij wist het zeker. En zoo stond dan nu zijn besluit, eerlijk in 't openbaar naar voren te tre den, onherroepelijk vast. Daar kwam Ernst, en gooide door die onzalige, |zoo geheel onverwachte mededceling, plot seling al dat jonge oplevende geluk in duigen; hij vernietigde het en doodde in hem het heerlijk schoonc ideaal. Hoe vaak had Oskar de vrouwen van een minder goeden kant leeren kennen, hoe vaak, zeker wel honderd maal, was de rijke man louter uit egoïsme gast vrij en vriendelijk ontvangen, totdat ten laatste een niet weg te krijgen wantrou wen in |zijn ziel ontstond. Ieder harte lijk woord werd voor hem een leugen, alles wat voor hem gedaan werd, werd toegeschreven aan hebzucht, geboden vriendschap was slechts huichelarij totdat hij het meisje met de wonder- oogen kennen leerde en voor de eerste maal in een menschelijk hart geloofde, voor de eerste maal zijn ik, met zijn groot vermogen geliefd waande. Hij lachte bitter en spottend. Begre pen had hij haar. Zij had hem zoo ge heel ingepalmd, maar hij zou haar too- nen, dat het niet zoo gemakkelijk ging hem in haar netten te verstrikken, dat hem nog moed en kracht genoeg over bleef zich van haar los te maken. Toni had reeds vroeger geweten, wie hij was, invloed toekent aan het voorgevallene in zake kiesrecht in Frankrijk, Duitsch- land en Engeland op de zienswijze van velen. Ofschoon de schrijver de motieven, die daar voor het alg. kiesrecht worden aangevoerd, niet onderschrijft, laat hij ze echter volkomen tot haar recht ko men. De meening, dat „de uitbreiding van staatkundigen invloed, die bijna overal in de laatste halve eeuw dooi de arbeidende klasse is verkregen een gevolg is van de verzachting van ka rakter bij de Wcstersche volken" (Ben jamin Kid) noemt schrijver eenzijdig in haie algemeenheid; hoeveel waars er ook in schuilt. Als gevolg daarvan is de overtuiging ontstaan, dat de staat ver plicht is de stoffelijke ongelijkheid in de maatschappij zooveel mogelijk tc ver effenen, een overtuiging, die, hoewel op „een herschensehininiigen grondslag" rustende, „een guustigen invloed heeft uitgeoefend op de wetgeving." „Het kiesrecht wordt den burgers ge geven ten bate van de gemeenschap, om daardoor een wetgeving te erlangen, waarbij zooveel mogelijk met alle be langen op billijke wijze rekening wordt gehouden." Ziedaar het juiste beginsel, zegt de Heer Beaufort, waarop het kies recht moet berusten. Dit beginsel hul digende heeft men het recht den kie zers eenige eischon te stellen, die al thans een vermoeden van geschiktheid inhouden. "Welke cischcn? De schrijver geeft daaromtrent zijn persoonlijke mee ning niet. Wel zegt hij: „Over het algemeen mag men wel als regel aannemen, dat liet kiesrecht niet mag onthouden wor den aan hen, die in het bezit ervan be langstellen", doch hij voegt eraan toe „mits de echtheid dier belangstelling blijke". Hoewel misschien in theorie niet veel tegen die stelling is in te brengen, is het ons niet duidelijk geworden, door welk middel „de echtheid der belang stelling" zou kunnen geconstateerd wor den. Dat zal niet gemakkelijk gaan. Noodzakelijk acht schrijver in allen gevalle „hoever men met uitbreiding van kiesrecht ook moge gaan", enkele categoriën van personen van het kies recht uit te sluiten: „bedeelden, krijgs lieden van minderen rang en zij, die hun rijksbelasting niet hebben betaald. Uit voerig licht hij die meening toe. Een ja zij kende den inhoud van het testa ment, vandaar haar belangstelling voor hem, haar algeheel tegemoetkomen. Een eerlijk vrij woord en hij had haar kunnen achten, hij had haar, trots al hetgeen vroeger geschied was, tot zijn vrouw gemaakt, -zoo echter niet! naar straf zou zwaar zijn, Toni zou lijden, even als hij leed. In het voorvertrek ontmoette zij hem gelijk altijd. Haar grijs kleed metroode zijde afgezet, deed haar op het voor- deeligst uitkomen. Toni wist het, heden avond zou Oskar haar aan de gravin als zijn bruid voorstellen. Het hart klopte hem in de keel, maar het doorgestane leed smartte te diep, het wantrouwen, de gewonden trots deden al het andere vergeten. Zijn begroeting was koud en hoog moedig. „Is uw gebiedster thuis? vroeg hij op een toon, als stond hij tegenover een gewonen bediende. „Wees zoo goed, mij aan te dienen." Het jonge meisje zag hem aan, zij verbleekte plotseling, zij greep om zich, als zocht zij een steunpunt. „Wat beteekent dat?" Hij verheugde zich over haar ontzet ting, zij moest lijden, duizendmaal het valsche spel verwenschen! Hij werd hier in huis reeds lang niet meer aangediend, dat zeide hij nu slechts om te kwetsen en hij ging dan ook naar gravin Emilie om haar voor belangrijk deel van het „Opstel" is ver der gewijd aan de gevolgen die het algemeen- of uitgebreid kiesrecht in ver schillende landen van Europa heeft ge had. De conclusie van de beschouwingen is tweeledig. 1°. De vertegenwoordigen de vergaderingen hebben hunroeping om uitdrukking tc geven aan allevolks- wenschen op ruime wijze vervuld; 2°. deze zijn voor hunne taak als wetgeven de macht ongeschikter geworden. Wordt hier te lande het algemeen kiesrecht ingevoerd, „waartoe wij op het oogenblik in ons vaderland maar één stap te doen hebben", dan zal er ten- minstig voorloopig, naar de schrijver vermoedt, niet veel verandering komen in den staatkundigen toestand van ons land. Eén zaak moet men echter niet uit het oog verliezen, aldus ongeveer ein digt het „opstel"; „voert men hetafge- meen stemrecht in men bedenke het wel dan is men er voor altijd aan gebonden". „Terugkeer tot een meer beperkt stelsel is onmogelijk." De waarheid is, dat het vertrouwen van auti-revolutionnair en katholiek door het huidige ministerie op eene harde proef wordt gesteld. De politieke macht, door de verbonden partijen aau de laatste verkiezing ontleend, is tot nu niet in dien zin aangewend, dat het specifiek christelijke, waarvoor zoo warm gestre den werd, iu eenige wet is neergelegd en dit doet de verwachting voor het laatste jaar van dit tijdperk niet tc hoog spannen. Men wordt er reeds op voor bereid. Verklaarde de particuliere secre taris van den eersten minister, de heel de Milde, niet o. a. dat voor de wet ter verzekering van oude arbeiders geen tijd meer zou zijn in deze vier jaren? Daartegenover staan nu wel andere ver klaringen, maar zij zijn ten opzichte dei- totstandkoming vrijwel eensluidend met bovengenoemde. Met welke resul taten van hun arbeid, afgezien zelfs van de omstandigheid, dat zij den bijzonderen christelijken stempel dienen te dragen, zullen dan de lieeren der rechterzijde in 1905 voor hunne kiezers verschijnen? Zij zullen in den strijd om de gunst dei- de eerste maal op alle mogelijke wijze het hof te maken. Nog nooit--had hij zooveel geschertst als van avond, nog nimmer was zijn gesprek zoo vroo- lijk en onderhoudend; slechts de gezel schapsjuffrouw scheen hij niet op te merken, en toen gravin Emilie haar verzocht, het lied van gisteren nog eens te herhalen, schudde hij met een ko misch gebaar van vertwijfeling het hoofd. „Laat ik u verbidden, gravin, die ge zongen tranen vind ik vreeselijk!" En de arme lachtte. „Gezongen tra nen! Dat zal ik verder vertellen, Ber- ning, maar gij zijt wellicht bang dat uw hart van ijs nog een graad mee „Ik van ijs?" onderbrak hij halfluid met een beteekenden blik, „en gravin Emilie is het, die dat beaamt?" Zijn toon verwarde haar gewone ze kerheid. Zijne hand had vluchtig hare vingers geraakt, zij begreep niet, wat met hem gebeurd was. Toni ging ondertusschen in de zijka mer, Oskar bemerkte het met ver borgen vreugde en daar drukte zij het brandende voorhoofd tegen de ven sterruiten. Wat was er sedert gisteren gebeurd? Zij kende hem zoo goed, iede re intonatie zijner stem, iederen blik; het trof haar deze plotselinge koelte, zij lachte uit vertwijfeling. Tranen vielen langs de verbleekte wangen, Toni vloog naar haar eigen klein kamertje, geheel boven; daar kon meerderheid een beroep moeten doen op het vertrouwen der kiezers, waaronder er zoovelen zijn, die geen dag en geen nacht konden wachten, om voor de ver wezenlijking van het oude programma van urgentie nog een viertal jaren be schikbaar te stellen. Hebt vertrouwen! zal de leus zijn. Jammer maar, dat deze leuze door de politiek een onaangenamen bijsmaak heeft gekregen. Men zal zich b.v. her inneren, dat de Engelsche vorst, koning Karei I, op alle klachten tijdens zijne regeering het antwoord gereed had: „Hebt vertrouwen"! De kiezers hebben in 1901, daarin voorgelicht door de politieke purtijen, eene andere richtig voor de naaste toe komst aangewezen, in de hoop, dat de meerderheid de politieke macht zou aanwenden, om een beteren algemeenen toestand in het leven te roepen. Maar de voorbereidende maatregelen zijn daar toe nog niet eens genomen! Is het daarom wonder, dat uit het kamp zelf van anti- revolutionnair en katholiek stemmen op gaan, die van geschokt vertrouwen ge tuigen! Vandaar dan ook de talrijke vergaderingen, waarin de roem van het ministerie hoogelijk wordt opgevijzeld. Zeer terecht is opgemerkt, dat zij het karakter hebben van sussing der kleine luyden. Wat vrijzinnig is heeft in den aanvang reeds niet veel verwachting gekoesterd en de uitkomsten, in het bij zonder de reactionnaire maatregelen, hebben die verwachting niet gelogen straft. Wel is de tijd nog niet daar om van dit ministerie de balans op te ma ken, maar het is voorzeker niet te vroeg, om er op te wijzen, dat het uit oen aandrang des gemoeds geschonken ver trouwen vermindert, wanneer het niet naar behooren wordt gewaardeerd en dat met het oog op de twijfelachtige waarde der leuze: „Hebt vertrouwen!" naast haar de vrijzinnigen luide de hare moeten doen weerklinken: „Weest waakzaam!" v. B. zij in de verte de torens van Heuvel oord onderscheiden en de wind bracht haar over de heide den groet van het verloren huis barer jeugd loni snikte als toen, na de begrafenis van haar oom, tante haar zonder eenige voorbe reiding mede naar stad nam en haar daar eerst zeide, dat zij nimmer naar Heuveloord zou terugkeeren. Heden voelde zij weder evenals toen dat vreeselijkc gevoel van alleen zijn, maar wat was die smart vergeleken bij deze, bij het verdriet dat haar nu ten deel viel! Een tijd verging eer zij weer in de ontvangkamer verscheen; de gra vin noch Oskar hadden haar afwezig heid bemerkt en toen hij eindelijk vertrok noemde hij dezen avond ilengcluk- kigste van zijn leven. „Ontvang niemand anders dan mij," had hij gezegd, „dan eerst zal ik geheel gelukkig zijn." De jonge vrouw zag hoe hij in't voor bijgaan hare gezelschapsjuffrouw aan keek. Wat beteekende dat? Dat moest zij weten, en dan Oskar ging met langzame schreden over de velden naar Heuveloord. Buiten in 't vrije veld bedaarde al spoedig zijn toorn en hij verviel in stil gepeins. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 1