Uit de Omgeving.
Stadsnieuws.
,p pastoor, Kronsclimidt van Zernitz
roc dat hij aan zekeren Macharek
échrcven had, dat hij hem als niet
neer tot de kerk behoorendc beschouwde
>n hem de Heilige Sacramenten weigerde,
midat hij met de Poolsch-nationalen
rinj*. Tot den arbeider Langer zeide
v Kosiellck in Roden: Je bent een
'emokraat, kom eens biechten als
Aan de verzekeringsinspekteur
/.insky werd absolutie geweigerd
^ifbij de Gornoslazak las.
huiseigenaar Mainka getuigde: Ik
f Jii de biecht beloven het blad niet
e hebben. Rechter: En heb je je
%«i gehouden? Mainka: Mijn vrouw
r.Vet nu gelach F).
i reeks van getuigen zeide, dat hun
*.ie geweigerd was, omdat ze het
Inliet wilden opzeggen.
een zonderlingen geestestoestand
id zich de arbeider Kurctzko. Die
in de biecht gezegd te hebben het
1 niet te lezen, hoewel hij het wèl
Vraag: Waarom hebt ge in de biecht
ogen? Kurctzkoik moest toehabso-
«i hebben in mijn Paaschbiecht! Luid
'jfich). Pastoor Abramski zeide tot de
n juiicn in de kerk: als de agent van
,i j T Gornoslazak" komt, dan neem je den
/zelil en slaat hem op zijn bult.
Don -mijnwerker Mai is door den
)or Jauernick geweigerd hem te
jjjjwen, omdat hij agent van de „Gor-
Ug^izak" was. Een kapelaan van Sohrau
in de kerk uit, toen de nationale
n het gewonnen haddenik vervloek
katholieke volk van Boven-Silczië.
uienschen gingen daarop meest allen
terk uit.
_.og erger: Pastoor Pwiotek kwam
fuen mijnwerker Gostyra om diens
jaar ouden schoonvader te bedienen
t de laatste sakramenten. Toen hij
liet allerheiligste op zijn borst bin-
kwam, zag hij aan den spiegel een
ichtkaart steken met het portret van
jZrfanty. Iiij rukte de kaart weg en
illite van den stervenden man een eed,
t hij niet meer aan de Poolsche be-
- 'ging zou deelnemen en de „Gornos-
^zak" niet meer in huis zou laten. Eerst
dien eed kreeg de oude absolutie.
'Reeksen van getuigen dcelen beleedi-
"wigen Jen bedreigingen mede door gees-
op den kansel en van het altaar
.TJPde nationalen Polen geuit.
Hierbij moet men weten dat de natio-
le Polen even goed katholiek zijn als
~~j geestelijkheid zelf, dat het geschil
lVets te maken heeft met godsdienst,
I' t liet enkel het nationale en het taal-
gvschil is, waarom het hier giug.
(Behalve de ongehoorde brutaliteit der
geestelijkheid, bleek een verschrikke-
ijke verleugening der geloovigen, die
iu de biechtstoel den geestelijke gewoon
.v^^vij s maakten
F^J^schen was bij het proces, niet-
//0enstaaude de partijdigheid van de
réchters die geheel aan de zijde der
Duitschgezinde geestelijkheid stonden,
te duidelijk gebleken dat de feiten,
door het blad gemeld, volkomen waar
waren, dat van een veroordeeling geen
sprake kon zijn.
Door bemiddeling van den afgevaar
digde Korfanty werd kardinaal Kopp
"/an deze nederlaag gered, doordien hij
JjKopp wist te bewegen zijn aanklacht
n te trekken.
- Dit geschiedde en de aangeklaagde
(vord vrijgesproken.
I Maar welk een misbruik van den
godsdienst wordt door die heeren ge
blaakt, daar waar ze een bevolking
voor hebben die het zich laat welge
vallen
A<»eiiitkng<le Berichten.
Ij' Minister Kuyper contra Prof
jTichoiaar. Minister Kuyper schrijft
Min Het Vad. een zeer breedvoerig
[antwoord aan prof. Tichelaar te Leiden
naar aanleiding van de bekende quaestie-
Oppcnheim, waarvan het slot luidt;
Maar wat hiervan ook zij, indien hier
tegenover prof. Oppcrheim een schuldi
ge is, dan is die schuldige prof. Van
der Ylugt en niemand anders, en dan
verraadt het bedenkelijke verzwakking
van het rechtsbesef indien note bene
een hoogleeraar in de rechten in plaats
van tegen dien schuldige zijn aanval te
richten, dien licht tegen mij, die niet
anders deed dan, naar stipt logisch recht
van het door prof. Yan der Ylugt ge
sprokene een in het debat volkomen
gewettigd gebruik te maken.
Utrcchtsche Provinciale libe
rale Kfczersboncl.
Wij geven hier voor onze lezers het
-olledige Reglement van dien bond:
Art. 1. Doel van den Utrechtschen
Provincialen Liberalen Kiezersbond is
le onderlinge voeling en samenwerking
e bevorderen tusschen de voorstanders
der liberale beginselen in ons gewest.
Hij tracht dit doel te bereiken door:
1. het verlcencn van raad en steun
bij verkiezingen voor de Tweede
Kamer en voor de Provinciale
Staten.
2. het bevorderen der verspreiding
van de liberale politieke begin
selen onder de kiezers door het
aanmoedigen en onderhouden van
de plaatselijke organisatie van
geestverwanten, het doen hou
den van politieke voor
drachten, het rondzenden
van vlugschriften en strooi
biljetten en verdere gepaste
middelen.
Art. 2. De vereeniging bestaat uit
contribueerende leden. Het minimum
van de jaarlijksche contributie bedraagt
f 1.50.
Art. 3. Het Bestuur bestaat uit negen
leden, waarvan zoo mogelijk één uit
ieder der provinciale Kiesdistricten en
een Secretaris. Zij kiezen uit hun mid
den een bureau, bestaande uit drie
leden, voor de dagelijksche werkzaam
heden. De Secretaris is in Utrecht woon
achtig, waar de zetel van den bond
gevestigd is en de bijeenkomsten wor
den gehouden.
Art. 4. De leden van het bestuur
worden in de vergadering, genoemd in
artikel 5, benoemd voor den tijd van
drie jaren. De aftredenden zijn teratond
herkiesbaar.
Art. 5. Jaarlijks tusschen 1 en 15
Mei wordt door den bond eene verga
dering gehouden, waarin de bondsbe-
langen worden behandeld, en waarin
door den Secretaris de door hem
verzamelde laatst vastgestelde kiezers
lijsten voor Tweede Kamer en Provin
ciale Staten van alle gemeenten uit
de provincie worden ter tafel gebracht,
en naar aanleiding waarvan de vermoe
delijke getalsterkte der liberaalgezinde
kiezers wordt nagegaan.
Art 6. Bij elke stemming of her
stemming voor de benoeming van
leden voor de Tweede Kamer of voor
de Provinciale Staten kan de Bond
eene aanbeveling aan dc bij de ver
kiezing betrokken kiezers doen toe
zenden.
Art. 7. Geene veranderingen worden
in dit reglement gemaakt, dan in eene
vergadering die uitdrukkelijk voor dat
doel is bijeengeroepen.
Wij onthouden ons van commentaar,
daar we op den zaak terugkomen.
UIT I)E PERS.
Na het aftreden van Mr. P. J. Troel
stra als Hoofdredacteur van Het Volk
schrijft hij daarin artikelen „In en buiten
de Kamer". In het No van 27 Maart
komt een artikel in die rubriek voor,
dat we in zijn geheel overnemen.
De Hooger Onderwijswet is dus dooi
de Tweede Kamer aangenomen. Maar
daarom staat zij nog niet in het Staats
blad. Zij is bestemd in do lotgevallen
der huidige regeering een belangrijke
rol te spelen en daarom dient onze
Partij, die in deze regeering haar
grootsten vijand en den brutaalsten te
genstander der moderne arbeidersbewe
ging ziet, zich de beteekenis dezer wet
goed voor oogen te stellen.
Waarom onze partijgenooten in de
Kamer zonder zich te mengen in de
details der wet bij de algemeene
beschouwingen zeer scherp front tegen
het ontwerp hebben gemaakt, is reeds
vroeger door mij toegelicht. Al het
geschetter der rechterzijde, alsof de te
genstand tegen het ontwerp voortspruit
uit gebrek aau vrijheidszin en verdraag
zaamheid bij de linkerzijde'en uit vrees
voor de vrije prediking van de „chris
telijke wetenschap", stuit reeds af op
dit eene feit, dat een lid der rechterzijde
zelve, voorstander der „christelijke Jwe-
teuschap", tegen de wet heeft gestemd.
En hiermede komen wij opdebeweging
der predikanten van de Ned. Herv
Kerk tegen deze poging van dr. Kuy
per, om de vrije Universiteit vaustaats
wege te ondersteunen en als de ware
sgeloovige" universiteit op kosten der
„ongeloovige" openbare universiteiten
te bevoordeelen.
Met deze soort van tegenstand tegen
deze wet hebben wij niets te maken.
De strijd tusschen de Ned. Herv. kerk
en de „doleerenden" die hiervan den
achtergrond vormt, gaat buiten ons om.
Dat leden [en predikanten der „vader-
landsche kerk" niet willen medewerken
om de doleerende Universiteit als de
eeuig „christelijke" voor te stellen en
daarheeu alle jongelieden van christelij-
ken huize heen te drijven, kunnen wij
ons verklaren; wij zelve kunnen daar
voor echter niets gevoelen.
Alleen legt ons de hieruit voortvloei
ende scheuring in de politiek-ehristelijke
gelederen den plicht op, de] waarschijn
lijke gevolgen daarvan na te gaan. Te
meer, nu deze eerstdaags, bij de verkie
zingen voor de Prov. Staten de positie
der Regeering aanmerkelijk kunnen
verzwakken.
De christelijk-historisclien hebben in
1897 den liberalen de overwinning be
zorgd en zijn in 1901 metKuyper scheep
gegaan. Maar nu heeft Kuyper hen af-
gestooten, hen in hun zwakste punt ge
troffen, hen willen spanuen voor zijn
gereformeerde schepping, die den Her
vormden steeds een doorn in 't oog was.
De Eerste Kamer die grootendeels li
beraal is, zal zich nu vóór of tegen de
wet |moeten verklaren. Zij weet nu, bij
verwerping der wet niet slechts de gan-
séhe linkerzijde, maar ook een deel der
„christelijke" elementen, de bloem der
Ned. Herv. Kerk, aan hare zijde te heb
ben.
Toch is het nog zeer de vraag, of
deze eerzame liberalen welden moed zul
len hebben, door verwerping der wet
een politieke krisis uit te lokken. Want
de christelijke pers dreigt daar reeds
mede. De Regeering kan óf zelf aftre
den, óf de Eerste Kamer ontbinden. Ook
kan dr. Kuyper alléén aftreden, wat echter
niet waarschijnlijk is.
Weet nu de Eerste Kamer, dat de
Provinciale Staten, die bij ontbinding
een nieuwe Eerste Kamer zullen moeten
kiezen, in meerderheid tegen deze wet
zijn, dan zal zij eerder tot verwerping
overgaan dan anders En nu treft het,
dat in Juni een Statenverkiezing plaats
vindt, waarbij de kiezers gelegenheid
hebben, zich over deze wet uit te spreken.
Deze verkiezing zal, als zij de chris
telijke elementen in de Staten verzwakt
de Eerste Kamer den moed geven, ja
den plicht opleggen, de wret te verwer
pen. Vooral de Staten van Zuid-Holland
die in 1901 naar den „christelijken" kant
zijn omgegaan, kunnen ditmaal misschien
weer naar links omgezet worden, wat
een groote slag voor de Regeering zou
zijn. Geen wonder, dat men in Dc
Standaard enz. reeds druk bezig is, de
getrouwen bijeen te trommelen. Even
eens, dat de liberalen en vrijziunig-de-
mokraten in Den Haag reeds hebben
besloten, bij de Statenverkiezingen sa
men te gaan en dat bijv. in het distrikt
Franeker van liberale zijde, samenwer
king is gezocht van alle groepen der
anti-Kuyperiaansehe oppositie.
Wat moet ons standpunt ten.opzichte
dezer verkiezingen zijn? Het zal wel
noodig zijn op ons eerstvolgend Kongres
dit bij uitstek aktueele punt te bespreken-
Trouwens, ik zou zeggen, dat de zaak
voor ons vrij duidelijk is. Dr. Kuyper
heeft zich voor de strijdende arbeiders
klasse voor eeuwig onmogelijk gemaakt.
Hij is het verzamelpunt, de bulhond
der geestelijke en [sociale reaktie in
ons land. Hij geeft aan allerlei half be
wuste en reaktionaire gevoelens en
strevingen in ons volk vorm en leven,
blaast ze op tot kwasi-heiligo systemen
bezielt ze met den adem eener verou
derde. levensbeschouwing, kleedt ze aan
met plechtige gewaden, die menigeen
het oog verblinden en het hoofd ophol
brengen.
Wat dat zeggen wil, hebben wij in
ruime mate ondervonden. Zijn persoon
lijkheid is het, die kracht geeftman een
reaktionaire regeering; zijn val zal de
reaktie vrij wat verzwakken. Daarom kan
een strijd, waarbij het gaat om 't be
staan van het ministerie-Kuyper, ons
niet onverschillig laten.
Voor de sociaaldomokratie is bij de
eerstvolgende Statenverkiezing ook nog
dit positieve voordeel te krijgen, dat
een regeering verzwakt, misschien ver
wijderd wordt, die niet slechts de ar
beidersbeweging gekneveld, getergd en
beleedigd heeft als geen andere; doch
die tevens met haar tariefweteen zwaar
dere belasting des volks beoogtj en op
militaristisch gebied niets dan kwaad
heeft gebrouwen en nog verder in haar
schild voert.
Zij heeft zich niet de minste illush
te maken omtrent de gevolgen eener
vervanging dezer regeering door een
andere. Maar één ding staat vast: wan
neer deze Regeering, nicdc door on#
krachtig ojrtreden, mocht vallen dan zal
cI\lc Regeeringdaarin een waarschuwing
zien, om niet weer op zóó roekelooze
misdadige wijze den klassenstrijd tegen
dc arbeiders te verscherpen, niet zóó
brutaal tegen de sociaaldemokratie te
woeden, als dr. Kuyper heeft gedaan.
De wrekende hand van het strijdend
proletariaat, van hen, tot wier vleesch
en bloed de duizenden slachtoffers van
het April-schrikbewind behooren, moet
zich aan de christelijke beulen doen
gevoelendat is voor ons de beteeke
nis der aanstaande Statenverkiezing!
Op welke wijze wij daarbij hebben
op te treden, dat is een kwestie van or
ganisatie, die in beginsel op 't Kongres
kan worden beslisthoofdzaak, is dat
onze partij ditmaal toont, er te zijn en
als hoofddoel stelt: de bcV.amping ran het
ministerie Kuyper.
Baarn. In de openbare vergade
ring van Woensdag 23 Maart van den
Bond van Ned. Onderwijzers waarin de
heer Ketelaar als spreker optrad, zei
o. a. de heer. Luycx, hoofd der R. K.
St. Joseph-school alhier, dat de Bond
partij kiest, en wel de sooialistiscke.
GeYraagd naar bewijzen kon de heer
Luycx ze toen niet geYen, waarop de
heer Ketelaar zich beschikbaar stelde,
aan dat onderwerp eens een debataYond te
wijden. Wij vernemen nu dat de heer
Luycx, de uitnoodiging van de afd. Baarn
van den Bond van Ned. Onderwijzers
heeft aangenomen, zoodat bedoelde debat-
avond waarschijnlijk spoedig na de paasch-
vacantie zal gehouden worden.
Vecneiidaal.
Zaterdagmorgen vergaderde de
Raad dezer gemeente tot behandeling
van een 9-tal onderwerpen. Goedgekeurd
werd het kohier voor de hondenbelasting,
dienst 1904. Tot leden van de commissie
voor het voorbereidend onderzoek van
het door B. en W. vastgesteld kohier
voor den hoofdelijken omslag werden
benoemd de heeren H. de Ruiter, J. K.
van Woudenberg en G. J. van de Boven-
kamp. Alsnu kwam aan de orde de aan
besteding vau den bouw eener marechaus-
sée-kazerne. Hiervoor heeft reeds twee
maal eene openbare inschrijving plaats
gehad, voor 't geheel en voor de perceelen,
niet het resultaat, dat telkens de raming
werd overschreden, zoodat de gunning
is aangehouden. Aangenomen werd, na
eene geheime zitting, een voorstel van
B. en W. om hen tot ondcrhandsche
aanbesteding te machtigen. Nabehande
ling en aanneming van eenige kleinere
voorstellen o.a. een door B. en W. voor
gestelde verordening betreffende den
Burgerlijken Stand, sloot de voorzitter
deze vergadering.
De heer J. W. A. Stuurop is in de
plaats van den heer A. in 't Velt, die
naar Utrecht is overgeplaatst, bevorderd
tot chef de bureau der N. C. S.
Dc heer J. G. Berkman Roosen
burg, is tijdelijk ter Secretarie dezer
gemeente werkzaam gesteld,
De Minister van Financiën heeft door
tusschenkomst van den Inspecteur der
directe belastingen enz. alhier van een
onbekende ontvangen f 10welk be
drag in 's Rijks schatkist is gestort.
De majoor M. Yerkoutercn, van het
5e rcg. inf. te Amersfoort, zal wegens
ziekte op non-activiteit worden gesteld.
Raadsoverzicht.
Vermoedelijk is voor velen de hoofd
zaak van de raadszitting geweest de be
slissing omtrent het voorstel der II. II.
Veis Heyn en Oosterveen.
Zooals te voorzien was heeft hetvoor-
stel, om in beginsel te besluitentot
afschaffing der kermis, geen meer
derheid kunnen vinden. Niettemin is door
het besluit van den Raad tot „dislocatie
van de kermis" en tot „het weren van
waarzeggers enz." een groote schrede
gedaan in de richting door de voorstel
lers beoogd, zoodat zij met voldoening
op hunne poging kunnen terugzien.
Eveneens B. en W., die het ini-
atief voor bedoelde wijziging hadden
genomen, omdat zij nu de handen vrij
gekregen hebben om daadwerkelijk de
euvelen der kermis meer te beperken.
Echter is het ons, bij de lezing van
het Raadsverslag wederom opgevallen,
dat er een groep in den Raad is, een
in politiekcn zin, zooals wij reeds vroe
ger opmerkten, „zeer ongelijksoortige"
groep die te pas of te onpas geen
gelegenheid laat voorbijgaan, om aan
Burgemeester en Wethouders „een hak
te letten". Het mag wel eens onom
wonden uitgesproken worden, dat de
gemeentebelangen en de waardigheid
van hot gezag door zoodanig optreden
niet gediend worden.
In het verslag der leafdeeling spreekt
b.v. een der leden van „de weinige
deferentie van het Dagelijksch
Bestuur voor den Raad," eene uiting,
die naar onze meening in de openbare
zitting door den Wethouder Cclosse af
doende gelogenstraft werd.
Een staaltje van weinig deferentie van
den Raad tegenover de belangen van
het onderwijs en tegenover Burgemeester
en Wethouders is echter zonder twijfel
gelegen in het feit, dat ook in deze
zitting zelfs bij 3 van de vier benoe
mingen door den Raad werd afgeweken
van de rangorde van de voordracht,
door de benoeming van de in de tweede
plaats voorgedrageneu. Zelfs viel bij de
voorlaatste gelegenheid de keuze op no. 3,
want buiten de voordracht mag de
Raad niet gaan, bij het doen van be
noemingen hij het lager onderwijs
Die bij het middelbaar onderw ijs heb
ben vaak hetzelfde verschijnsel opge
leverd. Zelfs viel de keus bij zekere ge
legenheid, die wij hier niet nader be
hoeven aan te duiden, geheel buiten
de aanbeveling, iets wat alleen moge
lijk was door eene leemte in de wet
op het middelbaar onderwijs.
Niemand kan toch in gemoede van
meening zijn, dat de Raadsleden 9teeds
beter oordeelen kunnen over dc belan
gen van het Onderwijs, dan B. en W.,
geadviseerd door tal van deskundige
autoriteiten? Bij wijze van uitzondering
kunnen wij ons voorstellen, dat een af
wijking van de voordracht verklaarbaar
zou zijn, doch waar de uitzondering
tot regel verheven wordt, daar kanalleen
sprake zijn van ongegrond wantro u-
wen in het beleid van het Dagelijksch
Bestuur.
Ook trof ons het verschijnsel, dat vaak
een geheime zitting voorafgaat aan eene
benoeming. Terecht heeft de heer Plomp
in de Raadszitting van 27 Augs. 1.1.
gewezen op het v erkeerde van deze ge
heimzinnigheid in zaken van openbaar
belang, omdat, zooals dit Raadslid toen
zeide: „de Ingezetenen het recht hebben,
te weten op welke wijze de zaken van
het (middelbaar)| onderwijs worden be
handeld."
Wij zullen niet ontkennen, dat ver
schillende raadsleden, waaronder iu het
bijzonder de heeren Plomp en Kleber,
wel het hunne er toe bijgedragen heb
ben om bekend te maken, hoe de onder
wijszaken luer ter stede wel eens zijn
behandeld, maar toch maakte liet op
ons een verbijsterenden indruk, toen wij
bespeurden, dat het juist de heer Plomp
was, die ditmaal voor de benoeming
een geheime zitting heeft aangevraagd.
Dat het optreden van het Raadslid
Plomp meer en meer verbijsterend
wordt, ook voor hen, die hun vertrou
wen in zijn beleid als zoodanig, zoolang
mogelijk, trachten te behouden, getuig
de ook het zonderlinge voorstel door
den heer Plomp ingediend en dat bij
acclamatie door den Raad werd aange
nomen't geen voor ons volkomen
onbegrijpelijk is!om eene speciale
raadscommissie te benoemendie advies
zal uitbrengen over de Rekening en
Verantwoording van de Ambachtsschool
In bedoelde commissie werden benoemd
de lieeren: Plomp, Yels-Heyn en
Hamers.
Alzoo zal nu door deze Raadscom
missie nog eens „dunnetjes overgedaan"
worden, het onderzoek dat volgens
Raadsbesluit tot de competentie van
B. en W. behoort. Het valt niet te
ontkennen, dat de Kaad door dit besluit
openlijk en opzettelijk zijn twijfel heeft
uitgesproken aan de deugdelijkheid van
het door het Dagelijksch Bestuur ver
richte onderzoek. De argumenten, door
den lieer Plomp voor zijn voorstel aan
gevoerd, t. w.: het verkrijgen van
een „meer positief resultaat" en „meer
uitwerking naar buiten" schijnen
ons zoo gezocht, dat de werkelijke
motieven slechts schamelijk er door
bedekt worden. [Immers welk „positief
resultaat" kan het onderzoek opleveren
Dat de finantiën van de Ambachtsschool
en haar beheer in uitmuntenden toe
stand verkeeren, kan door niemand te
goeder trouw betwijfeld worden, sedert
de commissie, (bestaande uit de H. II.
Prof. F. Konninck, Jhr. B. W. Th.
Sandberg en P. Frederiks), belast met
het nazien der rekening en verantwoor
ding, die volkomen in orde hebben be
vonden, en niet alleen de vereischte
goedkeuring van B. en W. doch ook
die van den Minister er reeds op ver
kregen werden.
En welken gezonden zin kan het
„werken naar buiten" bezitten, aange
zien de rekening en verantwoording
volledig opgenomen is in het jaarver
slag der Ambachtsschool, dat ook bij
den Raad <is ingekomen, en bovendien
reeds meer dan een maand geleden in
alle Amersfoortschc bladen werd open
baar gemaakt. Meent de heer Plomp
inderdaad, dat de Burgerij eerst dan
gerust over deze zaak zal zijn, als ook
zij n commissie hare sanctie er over
uitgesproken heeft?
Of- zouden wij hier niet veeleer te
doen hebben met het zoeken van spij
kers op laag water, en met ongegrond
wantrouwen, niet alleen tegenover het
Dagelijksch Bestuur, maar ook tegen
over den Minister?....
Het is waarlijk niet voor ons genoe
gen geweest, dat wij gemeend hebben
aan het algemeen belang verschuldigd
te zijn deze enkele opmerkingen ter over
weging aan onze lezers te moeten aanbie
den.
Aan het jaarverslag over 1903 van
de Naamlooze Yennootschap „Volkshuis
vesting" ontleeneu we het volgende.
Door vertrek naar Amsterdam be
dankte Mr. J. N. Bastert als penning
meester. In zijn plaats werd gekozen
de heer J. van Hoogstraten, die zich de
benoeming liet welgevallen. Een onge
woon groot aantal verhuizingen had
plaats door opschuiving naar andere
woningen van de Vennootschap(5), door
verhuizing naar goedkoopere woningen
van bouwspeculanten, die in 1903 door
woningovervloed soms verhuurden be
neden de markt (7), door vertrek naar
elders (4), door de spoorwegstaking en
gebrek aan werk (4) en "door verschil-