Buitenland.
Binnenland.
weg-zelven bevinden (niet daarbuiten!),
dan aan de wielen der vrachtwagens
overgelaten wordt om de massa te effe
nen, d.w.z.het puin in de modder te
persen ter plaatse waar de wagensporen
zich bevinden.
Geen enkele voetganger durft ziju
schoeisel aan de scherpo puinscherven
bloot te stellen, reden waarom ieder
hunner zooveel mogelijk van de zandige
berm gebruik tracht te maken, voor zoo
ver die zich daartoe eigent. Zelfs troepen
militairen, en de kleinere vervoermiddelen
ziet men vaak over zoodanige eigen
gemaakte „Indianenpaden" aan den Leus-
derweg zich voortbewegen; terwijl de
fietsers (uit don aard van hun voertuig
alles behalve verzot op mul zand!) met
de grootste slimheid hun pad tussehen
en door alle genoemde hindernissen
moeten trachten te vinden. In een woord
de Leusderweg in zijn tegenwoordigen
staat is een ware plaag voor ieder, die
verplicht is er ook bij ongunstige weers
gesteldheid gebruik vau te maken.
Men denke zich ook hoe de toestand
is bij dooi wêer na zwaren sneeuwval. Ge
trouw beschreven kan die niet worden
Verder moet gewezen worden op het
feit, dat slechts enkele lantaarns, tot
aan de hoofdpoort der Kazerne, aan
ééne zijde den weg des avonds hier en
daar verlichten, terwijl voorbij de kazerne
alle verlichting ontbreekt. Het storten
van puin en grind, als cenig onderhoud
van don weg, zal den toestand op den
duur verergerenzoolang er geen vol
doende water afvoer wordt aangebracht,
want als het ware wordt daardoor „de
kat in don kelder gemetseld", het weg
zakken van het water in den grond be
lemmerd. De geheele verdere weg tot
aan en zelfs voorbij het Witte Bergje
wordt als loozing van keukeuwater en
afval gebezigd door vele der aangren
zende bewoners, zoodat zich overal on
gure overblijfselen van dierlijken en
menschelijken aard aan het oog des
wandelaars vertoonen, tot de regen en
de vogelen des hemels voor de noodige
opruiming zorgen.
Een behoorlijke verbindingsweg tus
sehen den Leusderweg en den Bergweg,
eu het daarachter gelegen Stationbestaat
eenvoudig niet.
Allerlei „Indianenpaden" over grep
pels en door kreupelhout, langs hekjes
en doör wildernissen langzamerhand ont
staan, bewijzen de noodzakelijkheid van
zulk een verkeersweg aan de andere
zijde van de spoorbaan tussehen de
beide evenwijdig loopende hoofdverkeers-
en toegangswegen.
Aan deze behoefte is door de Ge
meente op geenerlei wijze ooit te ge-
moet gekomen
Doch daartoe bestond voor haar dan
ook niet de verplichting, zal het
heeten. Doch er mag gevergd worden,
dat de bestaande wegen in behoorlijken
toestand verkeer en.
De tijd van uitstellen en „palliatieven"
zoeken is dus verstreken. De Gemeente
zal ook den Leusderweg eindelijk moeten
gaan bestraten of „macadaniiseercn", na
voor een behoorlijke waterloozing gezorgd
te hebben, althans voor het gedeelte dat
door belastingbetalende aanwonenden
begrensd wordt. Zeer zeker zullen de
uitgaven die daarvoor noodig zijn een
vrij aanzieidijk bedrag vormen, maar
zulks mag geen reden zijn de verplich
ting der Gemeente tegenover hare be
doelde belastingbetaler? niet na te
komen.
Het besef van dien onthoudbaren toe
stand en van die gemeentelijke ver
plichting is, naar wij vernemen, thans
bij de naaste belanghebbenden ontwaakt.
In een adres aan den Baad zullen zij
hun gerechtvaardigde weusehen uitspre
ken. De vraag oj ook het verkeer op
den Leusderweg groote onderhoudsuit-
gaven sou wettigeneen vraag die
in dezen van bijzonder gewicht is, want
zij geldt het belang der geheele Gemeente!
hebben zij getracht door nauwkeu
rige waarneming te beantwoorden. Het
resultaat van het onderzoek, te dien
einde ingesteld, heeft men ons mede
gedeeld, en van de betrouwbaarheid
van dat onderzoek hebben wij ons ver
gewist.
Op een willekeurigen dag van de
maand Maart j.l. is nl. zorgvuldig ge
teld hoeveel malen op verschillende
wijze van den Leusderweg gebruik is
gemaakt van of naar de stad voorbij
het magazijn van den heer N e f k e n s,
en wel in liet tijdsverloop van des mor
gens te 7 uren tot des avonds te 8 uren.
De uitslag van de telling is geweest,
dat boven en b ehalve de militaire
troepen die te voet of te paard
van den weg hebben gebruikge
maakt, op dien dag en gedurende den
genoemden tijd langs het vermelde deel
van den weg zijn gepasseerd:
Voetgangers 3040.
Ruiters32
Rijwielen305
Hondenwagens 140
Paarden en wagens. 148
Uit deze respectabele cijfers blijkt, dat
de Leusderweg behoort tot een der
meest gebruikte, zoo niet den meest
gebruikten toegangsweg tot de stad, zoo
dat het ook van groot algemeen
belang geacht moet worden, dat een
einde kome aan dien toestand, onzer
Gemeente thans volkomen on
waardig
Dat bij de telling geen rekening is
gehouden met passeerende militaire troe
pen vindt in geenen dcele zijn oorzaak
in de meening, als zouden de militaire
belangen bij deze zaak niet of slechts
in de tweede plaats in aanmerking ge
bracht kunnen worden.
Het tegendeel zal veeleer het geval
zijn, omdat alle exercitie-terreinen van het
talrijke garnizoen alleen bereikt worden
langs den Leusderweg.
Doch de onderzoekers meenden te
recht, dat de militaire autoriteiten zeiven
wel zullen weten hoe zij te handelen
hebben in het belang van het garnizoen,
als hun aandacht zich vestigt op den
trcurigen toestand van den weg die
langs de Infanterie kazerne naar Oud-
Leusden leidt.
Een geplaagde Excellentie.
Toen de oude heer Eugène Pelletan,
de vurige republikein, uog deel uit
maakte van de oppositie in deChambre
des deputers onder het derde Keizerrijk
zul li ij gewis iiiet gedroomd hebben, dat
er eens een tijd zou aanbreken, waarin
zijn zoon Camille, de nog vuriger repu
blikein en nog rooder staatsburger, als
munster opgetreden, door een groep van
republikeinen als in staat van beschul
diging zou worden gesteld.
Nu was er trouwens ook niets wat
de voorspelling rechtvaardigde, dat een
landrot als de heer Camille, die nooit
andere zeelucht had ingeademd dan aan
een zeebadplaats beschikbaar is, eens
als minister van marine zou zetelen. Dit
is nu evenwel de goede zijde van de
democratie, dat zij breekt met zulke
malle vooroordeelen, als zou iemand om
iets te weten, dat iets ook geleerd
moeten hebben.
Hier te lande zou men 't erg vreemd
vinden als een geachte afgevaardigde
uit Drente of Limburg, die van een oor
logschip ongeveer evenveel notie heeft
als de schooljongen, die, gevraagd wat
een oorlogsvaartuig deed, antwoordde:
braken, omdat hij herhaaldelijk gelezen
had dat de schepen van de Ruijter en
Tromp „vuur uitbraakten", als een der
gelijke brave landrot, als minister van
marine verantwoordelijk zou worden ge
steld voor 's lande vloot.
Of t er minder om zou gaan vraagt
ge. In ieder geval zou de heer van Kol
moeten beginnen met hem les te geven
in t weren der zeeziekte.
In frankrijk denkt men er anders
over. Het vorige Kabinet nam als ma
rine-minister onder zijne leden op, den
gewezen advocaat Lockrov, beroemd
geworden door het ,Yive la Pologne,
Monsieur! dat hij den gast des Kei
zeis, Tsaar Alexander II, bij diens
bezoek aan Parijs in 1867 toeriep.
kau "len een groot advokaat en
zelfs een schreeuwer zijn, zonder daar
aan de noodige kennis te ontleenen om
een goed minister van marine te zijn.
Het ontbrak dan ook niet aan scherpe
kritiek. Men beweerde dat hij zich ge
heel liet beheerschen door de „Parijsche
marine de ambtenaren van zijn depar
tement; dat hij milioenen vermorste voor
den aanbouw van [onderzeesche booten,
welke t°t mcts nut werden geoor(Ieeld
f h'jenfin, hij bezat, toen hij af
trad, een behoorlijk strafregister.
Mr. Lockroy word opgevolgd dooi
den journalist Pelletan, die van het
oogenblik van zijn optreden af aan de
scherpste aanvallen bloot stond, wat na-
tuur ijk was, daar hij de geheele Pa
rijsche marine tegen zich innam, door
zeer hardhandig tegen haar op te tre
den. Meende iemand, hoe hoog ook ge
plaatst, admiraal, vice-adniiraal, of wat
ook, tegen zijne bevelen te mogen han-
deicn dan werd hij door den minister
zonder inachtneming van de minste
regards, als een ondergeschikte op ziiu
plaats gezet. r J
Want de heer Pelletan is een onge
schoren, maar geboren lomperd, dieziin
democratie allereerst toont door het
negeereu van alle beleefdheidsvormen,
en die de beroemde lessen vau Lord
Chesterfield aan zijn zoon niet heeft
bestudeerd. Daarvoor ontbreekt het hem
ook m den kring zijner geestverwanten
aan warme aanhangers, bereid om voor
hem door t vuur te gaan. En aan deze
heeft hij juist thans behoefte, nu de
wachtende erfgenamen van het Kabinet
Combes, de hoeren Doumer, Chaumet,
Lockroy, het vuurtje aanstoken, dat zijn
zetel, en daarmee die van de overige
ministers, moet doen wankelen.
Want uit elders blijkt ten duidelijkste,
dat de aanval in hoofdzaak gemunt is
op den minister-president, den heer Com
bes. Pelletan is gebleken het zwakke
punt te 'zijn van het Kabinet, waarin
inet het beste gevolg „de wigge"
zou dl-. Kuyper zeggen kan worden
gedreven, welke bestemd is het geheel
te doen uiteenvallen. Van nabij bezien,
nemen toch de beschuldigingen tegen
hem uitgebracht zeer geringe proporties
aan. Al de gew ichtigdoenerij van Chau
met, de insinueerende toespelingen van
Doumer, de heftigheid van Lockroy ver
mochten niet aan de tegen hem gerichte
beschuldigingen een ernstig karakter
te geven en het koste minister Pelletan
geen groote moeite de hoofdzaken te weer
leggen.
„De ongeduldige erfgenamen", ge
holpen door de natuurlijke tegenstan
ders van het Kabinet, de leden dei-
rechterzijde en de nationalisten-zonder-
uatiebeproefdenin 't laatst der vorige week
den grootcn aanval, nadat het terrein
door allerlei artikelen in Figaro en
Temps was voorbereid. Doch ook dit
maal werden zij teleurgesteld. De meer
derheid van het bloc schaarde zich
rondom het bedreigde Kabinet en den
aangevallen minister. De heer Combes
verklaarde zich cén met hem en nadat
ook de wet op de congregaties het
groote struikelblok was aangenomen,
had de strijd voor velen genoeg aan
aantrekkelijkheid verloren, om zich van
verdere aanvallen te onthouden.
Zoo gebeurde het dat met voldoende
meerderheid de door Combes goedgc-
gekeurde motie werd aangenomen,
waarin de wenschelijkhcid wordt uitge
drukt van een parlementair onderzoek
naar den toestand vau het defensie
wezen ter zee.
tieiuengdc Berichten.
Een eigenaardige opvatting over
„Vrouw" en „Toilet" heeft Mark Twain,
de bekende humorist, onlangs verkon
digd in een zijner geestige voordrachten.
Volgens die opvatting zijn „vrouw"
en „toilet" éénen onafscheidelijk. Mark
Twain stelde tegenover elkander de
twee uitersten op het gebied van toilet
kunst: een inboorlinge van Centraal-
Afrika en een dochter onzer hoogst
ontwikkelde moderne beschaving. Bij de
kannibalen, zegt hij, draagt de vrouw
in huis, of om boodschappen te doen,
of om visites te maken, altijd één en
hetzelfde toilet: haar teint. Dat isyillcs,
daarin bestaat haar geheele uitzet. Het
is het lichtste costuum van de wereld,
ofschoon het van de allerzwartste stof
gemaakt is, waarom het wel eens ten
onrechte als rouwkostuum beschouwd is.
Gepast is het altijd; het zou zelfs on
mogelijk beter kunnen passen. Het is
ongetwijfeld de meest practische dracht
in het geheele rijk der mode en het
is altijd gereed. Als men bij een dame,
die dat kostuum huldigt, een visite wil
maken behoeft men nooit bangtewezen
dat het meisje de boodschap zal bren
gen: „Wilt u even plaatsnemen"? Me
vrouw is aau haar toilet, over drie
kwartier komt zij beneden" O neen,
mevrouw is altijd gekleed, en zoodra
de deur opengaat is zij present. Die
dames gaan dan ook nooit naai de kerk,
alleen om te zien, wat die of die aan
heeft, als zij thuiskomen zijn zij ook
niet vervuld van de mooie toiletten
waarbij deze of geeue draagster allicht
eens een veer moest laten.
Voor de dochter der hoogere bescha
ving daarentegen, is haar toilet een ge
wichtig deel van haar zelf, zooals
het behoort. Zonder haar toilet verliest
menige beschaafde vrouw de helft van
haar bekoorlijkheden; er zijn er zelfs
waarvan niets overblijft. Als zij in groot
toilet verschijnt is de dochter, der be
schaving een meesterstuk van uitge
zochte kunst en onkosten. Alle landen,
alle wereldstreken, alle kunsten brengen
haar hun schatting. Haar linnen komt
uit Belfast, haar costuum uit Parijs,
haar kanten uit Venetië, haar diamanten
uit Brazilië, haar armbanden uitCalifor-
nië, haar paarlen uit Ceylon, haar ca-
mees uit Rome; er is maar één ding,
dat ik niet heb te wetenkunnen komen
nl. waar zij haar haren vandaan haalt."
Onderwijs - Rijkszaak.
Een commissie, benoemd door het be
stuur van het Ncd. Onderwijzers Genoot
schap, heeft samengesteld een „Proeve
van wet tot regeling van het Lager
Onderwijs op den grondslag van
Onder wijs-Rijkszaak".
Dit wetsontwerp volgt over het geheel
het stelsel van de bestaande wet, behou
dens dat overal waar van Gemeente
gesproken wordt, het Rijk wordt gesteld.
Tevens worden echter nog andere wijzi
gingen voorgedragen, waarvan wij de
voornaamste liier in 't kort inededeelen.
Het bestuur der Rijksscholen en het
toezicht op het L. O. zijn opgedragen
aan den minister en worden onder zijn
bevelen uitgeoefend door den Rijks-
onderwijsraad (R. O. R.), de districts
onderwijsraden (D. O. R.), de school
opzieners (S. O.), de Centrale School
commissies (C. S. C-), de schoolcommis-
siën (S. C.)
Op verzoek van ouders van 25 leer
plichtige kinderen die ten minste op 4
kilometer van de dichtst bijstaande-
Rijksschool wonen of van een Centrale
Schoolcommissie, sticht het Rijk oen voor
alle kinderen toegankelijke school.
Het onderwijs aan de scholen van
dezelfde groep en gelijke inrichting in
een district, wordt gegeven volgens het
zelfde algemeen leerplan met dezelfde
leerboeken en middelen. „Op de basis
van dit algemeen leerplan wordt het
bijzonder leerplan voor een bepaalde
school, in verband met het doel dei-
school, nader uitgewerkt door het hoofd
der school, in overleg met de overige
onderwijzers. Dit bijzonder leerplan om
vat de klassenverdeeling, en de indeeling
der leerstof over de vcrscliillende klassen
en den te volgen leergang voor de ver
schillende klassen. Voor elko klasse
wordt de leerstof nauwkeurig bepaald
en de tijd aan elk vak te besteden".
Voor het hoofd eener Rijksschool is
een vereischte, dat hij ten minste 5 jaren
als bezitter der akte van art. 566 bij
het L. O. is werkzaam geweest. (Een
deel der commissie wil bepalen dat met
de waarneming van het bestuur over
eene school is belast, ter beslissing van
den D. O. R., een hoofd of „over meer
dere scholen gezamenlijk (ten hoogste
5 scholen of 40 klassen) een „inspecteur",
deze laatste in 't bijzonder voor het
technisch toezicht en de regeling dei-
innerlijke aangelegenheden. De le onder
wijzer zorgt dan voor de "uitwendige
school-aangelegenheden met den „chef
van dienst", wier taak bij Kon. besluit
wordt geregeld).
De minima der salarissen zijn; voor
het hoofd: tot 3 dienstjaren f 1100,36
j. f1200, 69 j. f 1300, 9 en meer jaren
f 1400; voor een gewoon onderwijzer
tot 2 jaren f 800, 23 j. f 850, 4 of 5
j. f900, 6 of 7 j. f950, 8 of9j. f1000,
10 of 11 j. f1050, 12 of meer jaren
f 1100 (een chef van dienst f200 meer);
voor den candidaat-onderwijzer f 600.
In art. 33 wil een deel der commissie
invoegen dat het onderwijs wordt dienst
baar gemaakt ook „aan de vorming van
hun karakter"; en dau bijvoegen: „ln
het bijzonder behoort de oud. bij zijn
leerlingen aan te kweeken en te ver
levendigen de liefde tot den naaste, den
eerbied voor het gezag, den zin voor
orde en het besef van persoonlijke ver
antwoordelijkheid". Een ander deel wil
uit art. 33 liefst weglaten de clausulo
over christ. en maatsch. deugden", maar
het artikel niet uitbreiden.
Yan schoolgeld zijn vrijgesteld ouders
die niet zijn aangeslagen in de Pers.
belasting; het bedraagt ten minste f 9.60
als de ouders volgens de eerste 3 grond
slagen en f 4.80 als zij enkel volgens
den eersten grondslag in die belasting
zijn aangeslagen. De Regeering bepaalt,
den D. O. R. gehoord, voor welke
scholen een hooger schoolgeld wordt
geheven.
Aan de besturen der bijz. lagere scho
len wordt een bijdrage verleend als volgt:
75 pCt. der salarissen voor gelijk
soortige Rijksscholeu, 4 pCt. der ge
schatte waarde der schoolgebouwen tot
een maximum van 75 pCt. van wat het
getal leerlingen aau het Rijk zou kosten
en 4 pCt. evenzoo over de onderwijzers-
woningen een bedrag per leerling voor
schoolbehoeften en onkosten: alles ver
minderd met het bedrag der schoolgelden
als boven.
Als vereischte wordt o. a. gesteld dat
de bijz. school is aangesloten bij een
Schoolhoud (Vereeniging voor meer dan
10 of 25 bijz. scholen wier verplich
tingen uitvoerig worden omschreven),
voorts om de 3 jaren overlegging van een
aan de wet voldoend leerplan aan denD.O.
R. enz. Voorts moeten de jaarwedden der
bijz. ond. (tenminste 90 pCt, van die bij
een Rijkschool) worden geregeld bij
contract, welks bepalingen uitvoerig wor
den omschreven.
Gemengde Berichten.
Op «Ion index Het maand
schrift Vragen des tijds is, naar de
Arnh. Ct. meldt door dr. Kuyper op
den index geplaatst.
Aan dat blad wordt nl. bericht, dat
door directeuren van rijks hoogere bur
gerscholen van den minister van Binncn-
landsche Zaken een aanschrijving is
ontvangen, waarin wordt medegedeeld
dat dit tijdschrift niet meer voor de
schoolbibliotheken mag worden aange
schaft.
Niemand wil reactie."
Ben nieuwe veldwachter.
De Maas- en Roerbode schrijft:
Maandagavond 28 dezer was Lottum
plotseling in rep en roer. Jong en oud
liep de straat op, waut de nieuwe veld
wachter was smoordronken. De burge
meester trachtte hem naar huis te bren
gen, doch kon hierin met slagen, en
was evenals andere aanwezigen bijna
in groot gevaar. Eensklaps trok dehalf-
waanzinnige zijn revolver en loste 4
schoten, waarvan een zekeren \Y. Mul
ders rakelings langs het oor ging. Toen
de man wat uitgebulderd was, viel hij
langs zijn huis aan den weg en sliep
daar zijn roes gedeeltelijk uit.
De burgemeester had intusschen de
marechausses van Arken ontboden. Bri
gadier en een ambtgenoot arriveerden
spoedig, raapten den veldwachter op en
brachten hem in huis. Het volk, dat
zich even verwijderd had, zag den ge
vaarlijken politicman, die aan zijn be
wakers ontsnapt was, weer spoedig op
straat doch nu in uniform en met de
sabel in de hand. De marechausees
schenen niet zoo hard te kunnen loopen
als de dronken veldwachter. De burge
meester verzocht eenige aanwezigen om
met de rijkspolitie op van Leeuwejacht
te maken.
Nadat deze den landbouwer Nelissen
nog een slag met de blanke sabel had
toegebracht, werd hij door de boeren
i, ter aarde gegooid enniet teer-
vastgehouden tot de marechau
sees er bij waren.
Bij gebrek aan handboeien leende
men een ploeglijn en boud daarmee het
gevaarlijk sujet, om hem zoo naar het
arrestantenlocaal te Arken te transpor
teeren.
Een twintigtal Lottumsche jongens
vergezelden burgemeester en marechau
sees met den gevangen veldwachter tot
aan de Maas en riepen toen de pont
van wal ging: „Hoera! de Leeuw is ge
vangen!"
Minister Kuyper contra Prof.
Tichelaar. Minister Kuyper schrijft
thans in Het Vad. een zeer breedvoerig
antwoord aan prof. Tichelaar te Leiden,
naar aanleiding van de bekende quacstie
Oppeuheim, waarvan het slot luid:
Maar wat hiervan ook zij, indien hier
tegenover prof. Opperheim een schuldige
is, dan is die schuldige prof. Van der
Ylugt en niemand anders, en dan ver
raadt liet bedenkelijke verzw akking van
het rechtsbesef indien note bene een
hoogleeraar in de rechten in plaats van
tegen dien schuldige zijn aanval te rich
ten, dien richt tegen mij, die niet anders
deed dan, naar stipt logisch recht, van
liet door prof. Van der Ylugt gespro
kene een in het debat volkomen gewet
tigd gebruik te maken.
Liberale Concentratie.
't Zou ons aangenaam zijn, als hot
volgende artikel, waarin wij onze mee-
niug over „liberale concentratie"
uiteen zullen zetten, onzen lezers aan
leiding gaf om daarover ook hun mee-
nuig te zeggen. Vooral voor dit district
moet, dunkt ous, een basis gevonden
worden, waarop alle vrijzinnigen kun
nen samenwerken. En deze zaak is
zoo ernstig, dat ze bijtijds dient voor
bereid te worden, 't Kan niet wachten
tot de verkiezingen. Hoewel we beginnen
willen met het maken van eenige alge-
meene opmerkingen, is 't ons hoofddoel
om in het district Amersfoort voor de
verkiezingen van de 2e Kamer en de
Provinciale staten tot overeenstemming
te geraken.
Wanneer we in het algemeen con-
stateeren, dat alle vrijzinnigen, vanaf
de meest conservatieve liberalen tot de
meest vooruitstrevende zoowel de vrij
zinnig-democraten als de sociaal-demo
craten aau een liberaal bewind de voorkeur
geven, boven het huidige kabinet, dau
zullen we stellig niet op tegenspraak
stuiten. De uitingen ervan in de pers
van verschillende richtiugen lateu in dit
opzicht niets aan duidelijkheid te wen-
schen over. Toch zal er daarvan zijn
we overtuigd onmogelijk een grond
slag te vinden zijn, waarop alle genoemde
partijen samen kunnen werken. De vrij
zinnig-democraten en sociaal-democraten
en vermoedelijk ook de Unie-liberalen
zullen ter stembus trekken onder de
leuzeGrondwetsherziening om algemeen
stemrecht mogelijk te maken. De groep
Mees, Roël, Karnebeek enz. zullen zich
daarbij niet aansluiten, zoodat wc onder
de vrijzinnigen twee groepen zullen
krijgen, die elkander in districten, waar
de kansen ongeveer tegen elkaar op
wegen stellig zullen bestrijden, en dus
bij eerste stemming met eigen kandi
daten voor den dag zullen komen. Deze
twee groepen zullen hoogstwaarschijnlijk
eerst dim tot samenwerking bereid zijn,
indien een hunner candidaten komt te
staan tegenover een anti-revolutiounair
of katholiek. Doch dan moet erook
samenwerking komen. Wanneer dan
een van de partijen zich onthoudt, is
de zege van de regeeringspartij
in een dergelijk district verzekerd.
Wenschelijk komt het ons voor, dat
reeds van te voren overeenkomsten ge
maakt worden, om elkanders candidaten
bij eventueele herstemmingen te steunen.
Misschien was het mogelijk, dat b.v.
provinciale bonden van kiesvereenigingen
gevormd werden, met een behoorlijke