Buitenland. Binnenland. weg-zelven bevinden (niet daarbuiten!), dan aan de wielen der vrachtwagens overgelaten wordt om de massa te effe nen, d.w.z.het puin in de modder te persen ter plaatse waar de wagensporen zich bevinden. Geen enkele voetganger durft ziju schoeisel aan de scherpo puinscherven bloot te stellen, reden waarom ieder hunner zooveel mogelijk van de zandige berm gebruik tracht te maken, voor zoo ver die zich daartoe eigent. Zelfs troepen militairen, en de kleinere vervoermiddelen ziet men vaak over zoodanige eigen gemaakte „Indianenpaden" aan den Leus- derweg zich voortbewegen; terwijl de fietsers (uit don aard van hun voertuig alles behalve verzot op mul zand!) met de grootste slimheid hun pad tussehen en door alle genoemde hindernissen moeten trachten te vinden. In een woord de Leusderweg in zijn tegenwoordigen staat is een ware plaag voor ieder, die verplicht is er ook bij ongunstige weers gesteldheid gebruik vau te maken. Men denke zich ook hoe de toestand is bij dooi wêer na zwaren sneeuwval. Ge trouw beschreven kan die niet worden Verder moet gewezen worden op het feit, dat slechts enkele lantaarns, tot aan de hoofdpoort der Kazerne, aan ééne zijde den weg des avonds hier en daar verlichten, terwijl voorbij de kazerne alle verlichting ontbreekt. Het storten van puin en grind, als cenig onderhoud van don weg, zal den toestand op den duur verergerenzoolang er geen vol doende water afvoer wordt aangebracht, want als het ware wordt daardoor „de kat in don kelder gemetseld", het weg zakken van het water in den grond be lemmerd. De geheele verdere weg tot aan en zelfs voorbij het Witte Bergje wordt als loozing van keukeuwater en afval gebezigd door vele der aangren zende bewoners, zoodat zich overal on gure overblijfselen van dierlijken en menschelijken aard aan het oog des wandelaars vertoonen, tot de regen en de vogelen des hemels voor de noodige opruiming zorgen. Een behoorlijke verbindingsweg tus sehen den Leusderweg en den Bergweg, eu het daarachter gelegen Stationbestaat eenvoudig niet. Allerlei „Indianenpaden" over grep pels en door kreupelhout, langs hekjes en doör wildernissen langzamerhand ont staan, bewijzen de noodzakelijkheid van zulk een verkeersweg aan de andere zijde van de spoorbaan tussehen de beide evenwijdig loopende hoofdverkeers- en toegangswegen. Aan deze behoefte is door de Ge meente op geenerlei wijze ooit te ge- moet gekomen Doch daartoe bestond voor haar dan ook niet de verplichting, zal het heeten. Doch er mag gevergd worden, dat de bestaande wegen in behoorlijken toestand verkeer en. De tijd van uitstellen en „palliatieven" zoeken is dus verstreken. De Gemeente zal ook den Leusderweg eindelijk moeten gaan bestraten of „macadaniiseercn", na voor een behoorlijke waterloozing gezorgd te hebben, althans voor het gedeelte dat door belastingbetalende aanwonenden begrensd wordt. Zeer zeker zullen de uitgaven die daarvoor noodig zijn een vrij aanzieidijk bedrag vormen, maar zulks mag geen reden zijn de verplich ting der Gemeente tegenover hare be doelde belastingbetaler? niet na te komen. Het besef van dien onthoudbaren toe stand en van die gemeentelijke ver plichting is, naar wij vernemen, thans bij de naaste belanghebbenden ontwaakt. In een adres aan den Baad zullen zij hun gerechtvaardigde weusehen uitspre ken. De vraag oj ook het verkeer op den Leusderweg groote onderhoudsuit- gaven sou wettigeneen vraag die in dezen van bijzonder gewicht is, want zij geldt het belang der geheele Gemeente! hebben zij getracht door nauwkeu rige waarneming te beantwoorden. Het resultaat van het onderzoek, te dien einde ingesteld, heeft men ons mede gedeeld, en van de betrouwbaarheid van dat onderzoek hebben wij ons ver gewist. Op een willekeurigen dag van de maand Maart j.l. is nl. zorgvuldig ge teld hoeveel malen op verschillende wijze van den Leusderweg gebruik is gemaakt van of naar de stad voorbij het magazijn van den heer N e f k e n s, en wel in liet tijdsverloop van des mor gens te 7 uren tot des avonds te 8 uren. De uitslag van de telling is geweest, dat boven en b ehalve de militaire troepen die te voet of te paard van den weg hebben gebruikge maakt, op dien dag en gedurende den genoemden tijd langs het vermelde deel van den weg zijn gepasseerd: Voetgangers 3040. Ruiters32 Rijwielen305 Hondenwagens 140 Paarden en wagens. 148 Uit deze respectabele cijfers blijkt, dat de Leusderweg behoort tot een der meest gebruikte, zoo niet den meest gebruikten toegangsweg tot de stad, zoo dat het ook van groot algemeen belang geacht moet worden, dat een einde kome aan dien toestand, onzer Gemeente thans volkomen on waardig Dat bij de telling geen rekening is gehouden met passeerende militaire troe pen vindt in geenen dcele zijn oorzaak in de meening, als zouden de militaire belangen bij deze zaak niet of slechts in de tweede plaats in aanmerking ge bracht kunnen worden. Het tegendeel zal veeleer het geval zijn, omdat alle exercitie-terreinen van het talrijke garnizoen alleen bereikt worden langs den Leusderweg. Doch de onderzoekers meenden te recht, dat de militaire autoriteiten zeiven wel zullen weten hoe zij te handelen hebben in het belang van het garnizoen, als hun aandacht zich vestigt op den trcurigen toestand van den weg die langs de Infanterie kazerne naar Oud- Leusden leidt. Een geplaagde Excellentie. Toen de oude heer Eugène Pelletan, de vurige republikein, uog deel uit maakte van de oppositie in deChambre des deputers onder het derde Keizerrijk zul li ij gewis iiiet gedroomd hebben, dat er eens een tijd zou aanbreken, waarin zijn zoon Camille, de nog vuriger repu blikein en nog rooder staatsburger, als munster opgetreden, door een groep van republikeinen als in staat van beschul diging zou worden gesteld. Nu was er trouwens ook niets wat de voorspelling rechtvaardigde, dat een landrot als de heer Camille, die nooit andere zeelucht had ingeademd dan aan een zeebadplaats beschikbaar is, eens als minister van marine zou zetelen. Dit is nu evenwel de goede zijde van de democratie, dat zij breekt met zulke malle vooroordeelen, als zou iemand om iets te weten, dat iets ook geleerd moeten hebben. Hier te lande zou men 't erg vreemd vinden als een geachte afgevaardigde uit Drente of Limburg, die van een oor logschip ongeveer evenveel notie heeft als de schooljongen, die, gevraagd wat een oorlogsvaartuig deed, antwoordde: braken, omdat hij herhaaldelijk gelezen had dat de schepen van de Ruijter en Tromp „vuur uitbraakten", als een der gelijke brave landrot, als minister van marine verantwoordelijk zou worden ge steld voor 's lande vloot. Of t er minder om zou gaan vraagt ge. In ieder geval zou de heer van Kol moeten beginnen met hem les te geven in t weren der zeeziekte. In frankrijk denkt men er anders over. Het vorige Kabinet nam als ma rine-minister onder zijne leden op, den gewezen advocaat Lockrov, beroemd geworden door het ,Yive la Pologne, Monsieur! dat hij den gast des Kei zeis, Tsaar Alexander II, bij diens bezoek aan Parijs in 1867 toeriep. kau "len een groot advokaat en zelfs een schreeuwer zijn, zonder daar aan de noodige kennis te ontleenen om een goed minister van marine te zijn. Het ontbrak dan ook niet aan scherpe kritiek. Men beweerde dat hij zich ge heel liet beheerschen door de „Parijsche marine de ambtenaren van zijn depar tement; dat hij milioenen vermorste voor den aanbouw van [onderzeesche booten, welke t°t mcts nut werden geoor(Ieeld f h'jenfin, hij bezat, toen hij af trad, een behoorlijk strafregister. Mr. Lockroy word opgevolgd dooi den journalist Pelletan, die van het oogenblik van zijn optreden af aan de scherpste aanvallen bloot stond, wat na- tuur ijk was, daar hij de geheele Pa rijsche marine tegen zich innam, door zeer hardhandig tegen haar op te tre den. Meende iemand, hoe hoog ook ge plaatst, admiraal, vice-adniiraal, of wat ook, tegen zijne bevelen te mogen han- deicn dan werd hij door den minister zonder inachtneming van de minste regards, als een ondergeschikte op ziiu plaats gezet. r J Want de heer Pelletan is een onge schoren, maar geboren lomperd, dieziin democratie allereerst toont door het negeereu van alle beleefdheidsvormen, en die de beroemde lessen vau Lord Chesterfield aan zijn zoon niet heeft bestudeerd. Daarvoor ontbreekt het hem ook m den kring zijner geestverwanten aan warme aanhangers, bereid om voor hem door t vuur te gaan. En aan deze heeft hij juist thans behoefte, nu de wachtende erfgenamen van het Kabinet Combes, de hoeren Doumer, Chaumet, Lockroy, het vuurtje aanstoken, dat zijn zetel, en daarmee die van de overige ministers, moet doen wankelen. Want uit elders blijkt ten duidelijkste, dat de aanval in hoofdzaak gemunt is op den minister-president, den heer Com bes. Pelletan is gebleken het zwakke punt te 'zijn van het Kabinet, waarin inet het beste gevolg „de wigge" zou dl-. Kuyper zeggen kan worden gedreven, welke bestemd is het geheel te doen uiteenvallen. Van nabij bezien, nemen toch de beschuldigingen tegen hem uitgebracht zeer geringe proporties aan. Al de gew ichtigdoenerij van Chau met, de insinueerende toespelingen van Doumer, de heftigheid van Lockroy ver mochten niet aan de tegen hem gerichte beschuldigingen een ernstig karakter te geven en het koste minister Pelletan geen groote moeite de hoofdzaken te weer leggen. „De ongeduldige erfgenamen", ge holpen door de natuurlijke tegenstan ders van het Kabinet, de leden dei- rechterzijde en de nationalisten-zonder- uatiebeproefdenin 't laatst der vorige week den grootcn aanval, nadat het terrein door allerlei artikelen in Figaro en Temps was voorbereid. Doch ook dit maal werden zij teleurgesteld. De meer derheid van het bloc schaarde zich rondom het bedreigde Kabinet en den aangevallen minister. De heer Combes verklaarde zich cén met hem en nadat ook de wet op de congregaties het groote struikelblok was aangenomen, had de strijd voor velen genoeg aan aantrekkelijkheid verloren, om zich van verdere aanvallen te onthouden. Zoo gebeurde het dat met voldoende meerderheid de door Combes goedgc- gekeurde motie werd aangenomen, waarin de wenschelijkhcid wordt uitge drukt van een parlementair onderzoek naar den toestand vau het defensie wezen ter zee. tieiuengdc Berichten. Een eigenaardige opvatting over „Vrouw" en „Toilet" heeft Mark Twain, de bekende humorist, onlangs verkon digd in een zijner geestige voordrachten. Volgens die opvatting zijn „vrouw" en „toilet" éénen onafscheidelijk. Mark Twain stelde tegenover elkander de twee uitersten op het gebied van toilet kunst: een inboorlinge van Centraal- Afrika en een dochter onzer hoogst ontwikkelde moderne beschaving. Bij de kannibalen, zegt hij, draagt de vrouw in huis, of om boodschappen te doen, of om visites te maken, altijd één en hetzelfde toilet: haar teint. Dat isyillcs, daarin bestaat haar geheele uitzet. Het is het lichtste costuum van de wereld, ofschoon het van de allerzwartste stof gemaakt is, waarom het wel eens ten onrechte als rouwkostuum beschouwd is. Gepast is het altijd; het zou zelfs on mogelijk beter kunnen passen. Het is ongetwijfeld de meest practische dracht in het geheele rijk der mode en het is altijd gereed. Als men bij een dame, die dat kostuum huldigt, een visite wil maken behoeft men nooit bangtewezen dat het meisje de boodschap zal bren gen: „Wilt u even plaatsnemen"? Me vrouw is aau haar toilet, over drie kwartier komt zij beneden" O neen, mevrouw is altijd gekleed, en zoodra de deur opengaat is zij present. Die dames gaan dan ook nooit naai de kerk, alleen om te zien, wat die of die aan heeft, als zij thuiskomen zijn zij ook niet vervuld van de mooie toiletten waarbij deze of geeue draagster allicht eens een veer moest laten. Voor de dochter der hoogere bescha ving daarentegen, is haar toilet een ge wichtig deel van haar zelf, zooals het behoort. Zonder haar toilet verliest menige beschaafde vrouw de helft van haar bekoorlijkheden; er zijn er zelfs waarvan niets overblijft. Als zij in groot toilet verschijnt is de dochter, der be schaving een meesterstuk van uitge zochte kunst en onkosten. Alle landen, alle wereldstreken, alle kunsten brengen haar hun schatting. Haar linnen komt uit Belfast, haar costuum uit Parijs, haar kanten uit Venetië, haar diamanten uit Brazilië, haar armbanden uitCalifor- nië, haar paarlen uit Ceylon, haar ca- mees uit Rome; er is maar één ding, dat ik niet heb te wetenkunnen komen nl. waar zij haar haren vandaan haalt." Onderwijs - Rijkszaak. Een commissie, benoemd door het be stuur van het Ncd. Onderwijzers Genoot schap, heeft samengesteld een „Proeve van wet tot regeling van het Lager Onderwijs op den grondslag van Onder wijs-Rijkszaak". Dit wetsontwerp volgt over het geheel het stelsel van de bestaande wet, behou dens dat overal waar van Gemeente gesproken wordt, het Rijk wordt gesteld. Tevens worden echter nog andere wijzi gingen voorgedragen, waarvan wij de voornaamste liier in 't kort inededeelen. Het bestuur der Rijksscholen en het toezicht op het L. O. zijn opgedragen aan den minister en worden onder zijn bevelen uitgeoefend door den Rijks- onderwijsraad (R. O. R.), de districts onderwijsraden (D. O. R.), de school opzieners (S. O.), de Centrale School commissies (C. S. C-), de schoolcommis- siën (S. C.) Op verzoek van ouders van 25 leer plichtige kinderen die ten minste op 4 kilometer van de dichtst bijstaande- Rijksschool wonen of van een Centrale Schoolcommissie, sticht het Rijk oen voor alle kinderen toegankelijke school. Het onderwijs aan de scholen van dezelfde groep en gelijke inrichting in een district, wordt gegeven volgens het zelfde algemeen leerplan met dezelfde leerboeken en middelen. „Op de basis van dit algemeen leerplan wordt het bijzonder leerplan voor een bepaalde school, in verband met het doel dei- school, nader uitgewerkt door het hoofd der school, in overleg met de overige onderwijzers. Dit bijzonder leerplan om vat de klassenverdeeling, en de indeeling der leerstof over de vcrscliillende klassen en den te volgen leergang voor de ver schillende klassen. Voor elko klasse wordt de leerstof nauwkeurig bepaald en de tijd aan elk vak te besteden". Voor het hoofd eener Rijksschool is een vereischte, dat hij ten minste 5 jaren als bezitter der akte van art. 566 bij het L. O. is werkzaam geweest. (Een deel der commissie wil bepalen dat met de waarneming van het bestuur over eene school is belast, ter beslissing van den D. O. R., een hoofd of „over meer dere scholen gezamenlijk (ten hoogste 5 scholen of 40 klassen) een „inspecteur", deze laatste in 't bijzonder voor het technisch toezicht en de regeling dei- innerlijke aangelegenheden. De le onder wijzer zorgt dan voor de "uitwendige school-aangelegenheden met den „chef van dienst", wier taak bij Kon. besluit wordt geregeld). De minima der salarissen zijn; voor het hoofd: tot 3 dienstjaren f 1100,36 j. f1200, 69 j. f 1300, 9 en meer jaren f 1400; voor een gewoon onderwijzer tot 2 jaren f 800, 23 j. f 850, 4 of 5 j. f900, 6 of 7 j. f950, 8 of9j. f1000, 10 of 11 j. f1050, 12 of meer jaren f 1100 (een chef van dienst f200 meer); voor den candidaat-onderwijzer f 600. In art. 33 wil een deel der commissie invoegen dat het onderwijs wordt dienst baar gemaakt ook „aan de vorming van hun karakter"; en dau bijvoegen: „ln het bijzonder behoort de oud. bij zijn leerlingen aan te kweeken en te ver levendigen de liefde tot den naaste, den eerbied voor het gezag, den zin voor orde en het besef van persoonlijke ver antwoordelijkheid". Een ander deel wil uit art. 33 liefst weglaten de clausulo over christ. en maatsch. deugden", maar het artikel niet uitbreiden. Yan schoolgeld zijn vrijgesteld ouders die niet zijn aangeslagen in de Pers. belasting; het bedraagt ten minste f 9.60 als de ouders volgens de eerste 3 grond slagen en f 4.80 als zij enkel volgens den eersten grondslag in die belasting zijn aangeslagen. De Regeering bepaalt, den D. O. R. gehoord, voor welke scholen een hooger schoolgeld wordt geheven. Aan de besturen der bijz. lagere scho len wordt een bijdrage verleend als volgt: 75 pCt. der salarissen voor gelijk soortige Rijksscholeu, 4 pCt. der ge schatte waarde der schoolgebouwen tot een maximum van 75 pCt. van wat het getal leerlingen aau het Rijk zou kosten en 4 pCt. evenzoo over de onderwijzers- woningen een bedrag per leerling voor schoolbehoeften en onkosten: alles ver minderd met het bedrag der schoolgelden als boven. Als vereischte wordt o. a. gesteld dat de bijz. school is aangesloten bij een Schoolhoud (Vereeniging voor meer dan 10 of 25 bijz. scholen wier verplich tingen uitvoerig worden omschreven), voorts om de 3 jaren overlegging van een aan de wet voldoend leerplan aan denD.O. R. enz. Voorts moeten de jaarwedden der bijz. ond. (tenminste 90 pCt, van die bij een Rijkschool) worden geregeld bij contract, welks bepalingen uitvoerig wor den omschreven. Gemengde Berichten. Op «Ion index Het maand schrift Vragen des tijds is, naar de Arnh. Ct. meldt door dr. Kuyper op den index geplaatst. Aan dat blad wordt nl. bericht, dat door directeuren van rijks hoogere bur gerscholen van den minister van Binncn- landsche Zaken een aanschrijving is ontvangen, waarin wordt medegedeeld dat dit tijdschrift niet meer voor de schoolbibliotheken mag worden aange schaft. Niemand wil reactie." Ben nieuwe veldwachter. De Maas- en Roerbode schrijft: Maandagavond 28 dezer was Lottum plotseling in rep en roer. Jong en oud liep de straat op, waut de nieuwe veld wachter was smoordronken. De burge meester trachtte hem naar huis te bren gen, doch kon hierin met slagen, en was evenals andere aanwezigen bijna in groot gevaar. Eensklaps trok dehalf- waanzinnige zijn revolver en loste 4 schoten, waarvan een zekeren \Y. Mul ders rakelings langs het oor ging. Toen de man wat uitgebulderd was, viel hij langs zijn huis aan den weg en sliep daar zijn roes gedeeltelijk uit. De burgemeester had intusschen de marechausses van Arken ontboden. Bri gadier en een ambtgenoot arriveerden spoedig, raapten den veldwachter op en brachten hem in huis. Het volk, dat zich even verwijderd had, zag den ge vaarlijken politicman, die aan zijn be wakers ontsnapt was, weer spoedig op straat doch nu in uniform en met de sabel in de hand. De marechausees schenen niet zoo hard te kunnen loopen als de dronken veldwachter. De burge meester verzocht eenige aanwezigen om met de rijkspolitie op van Leeuwejacht te maken. Nadat deze den landbouwer Nelissen nog een slag met de blanke sabel had toegebracht, werd hij door de boeren i, ter aarde gegooid enniet teer- vastgehouden tot de marechau sees er bij waren. Bij gebrek aan handboeien leende men een ploeglijn en boud daarmee het gevaarlijk sujet, om hem zoo naar het arrestantenlocaal te Arken te transpor teeren. Een twintigtal Lottumsche jongens vergezelden burgemeester en marechau sees met den gevangen veldwachter tot aan de Maas en riepen toen de pont van wal ging: „Hoera! de Leeuw is ge vangen!" Minister Kuyper contra Prof. Tichelaar. Minister Kuyper schrijft thans in Het Vad. een zeer breedvoerig antwoord aan prof. Tichelaar te Leiden, naar aanleiding van de bekende quacstie Oppeuheim, waarvan het slot luid: Maar wat hiervan ook zij, indien hier tegenover prof. Opperheim een schuldige is, dan is die schuldige prof. Van der Ylugt en niemand anders, en dan ver raadt liet bedenkelijke verzw akking van het rechtsbesef indien note bene een hoogleeraar in de rechten in plaats van tegen dien schuldige zijn aanval te rich ten, dien richt tegen mij, die niet anders deed dan, naar stipt logisch recht, van liet door prof. Van der Ylugt gespro kene een in het debat volkomen gewet tigd gebruik te maken. Liberale Concentratie. 't Zou ons aangenaam zijn, als hot volgende artikel, waarin wij onze mee- niug over „liberale concentratie" uiteen zullen zetten, onzen lezers aan leiding gaf om daarover ook hun mee- nuig te zeggen. Vooral voor dit district moet, dunkt ous, een basis gevonden worden, waarop alle vrijzinnigen kun nen samenwerken. En deze zaak is zoo ernstig, dat ze bijtijds dient voor bereid te worden, 't Kan niet wachten tot de verkiezingen. Hoewel we beginnen willen met het maken van eenige alge- meene opmerkingen, is 't ons hoofddoel om in het district Amersfoort voor de verkiezingen van de 2e Kamer en de Provinciale staten tot overeenstemming te geraken. Wanneer we in het algemeen con- stateeren, dat alle vrijzinnigen, vanaf de meest conservatieve liberalen tot de meest vooruitstrevende zoowel de vrij zinnig-democraten als de sociaal-demo craten aau een liberaal bewind de voorkeur geven, boven het huidige kabinet, dau zullen we stellig niet op tegenspraak stuiten. De uitingen ervan in de pers van verschillende richtiugen lateu in dit opzicht niets aan duidelijkheid te wen- schen over. Toch zal er daarvan zijn we overtuigd onmogelijk een grond slag te vinden zijn, waarop alle genoemde partijen samen kunnen werken. De vrij zinnig-democraten en sociaal-democraten en vermoedelijk ook de Unie-liberalen zullen ter stembus trekken onder de leuzeGrondwetsherziening om algemeen stemrecht mogelijk te maken. De groep Mees, Roël, Karnebeek enz. zullen zich daarbij niet aansluiten, zoodat wc onder de vrijzinnigen twee groepen zullen krijgen, die elkander in districten, waar de kansen ongeveer tegen elkaar op wegen stellig zullen bestrijden, en dus bij eerste stemming met eigen kandi daten voor den dag zullen komen. Deze twee groepen zullen hoogstwaarschijnlijk eerst dim tot samenwerking bereid zijn, indien een hunner candidaten komt te staan tegenover een anti-revolutiounair of katholiek. Doch dan moet erook samenwerking komen. Wanneer dan een van de partijen zich onthoudt, is de zege van de regeeringspartij in een dergelijk district verzekerd. Wenschelijk komt het ons voor, dat reeds van te voren overeenkomsten ge maakt worden, om elkanders candidaten bij eventueele herstemmingen te steunen. Misschien was het mogelijk, dat b.v. provinciale bonden van kiesvereenigingen gevormd werden, met een behoorlijke

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 2