Buitenland.
Binnenland.
ts hebben geluisterd naar de gronden,
waarmede wij het ondersteunen.
In de eerste plaats, wanneer gij zoo
veel mogelijk alle toegangen voor het
zonlicht afsluit en op die manier de nood
zakelijkheid van kunstlicht in het leven
roept, welke tak der geheele „nationale
industrie" zou dan niet ecnigermate wor
den „bevorderd"? Als er meer electrisch
licht noodig is, moeten er meer machi
nes worden gemaakt; als er meer gas
wordt gevraagd, moet er meer steen
kool worden gedolven; als er meer
kaarsvet wordt gebruikt, moeten er meer
koeien en schapen worden gefokt, meer
weiden worden aangemaakt; er zal dan
meer vleesch, wol, huiden en bovenal
meer tnest zijn, die de grondslag is van
de geheele welvaart van den landbouw.
Er is geen enkele tak van landbouw,
die niet zal worden uitgebreid.
Dezelfde gunstige uitkomsten zullen
worden verkregen voor onze scheepvaart:
de walvischvangst zal herlc\en en bin
nen korten tijd zullen wij een krachtig
versterkte marine bezitten, in staat om
de nationalo eer op te houden tegen
alle vreemdelingen en om de vader
landslievende gevoelens van onderge-
teckendeu te bevredigen.
En bedenkt eens hoe veel vergulde,
koperen of bronzen kroonen, lampen en
kandelaars dan wel moeten branden in
onze winkels en magazijnen! Er zal dan
geen werkman in onze tak van nijver
heid zijn, wiens loon niet zal worden
verbeterd. Denkt eens aandachtig na
over de zaak en gij zult er van over
tuigd worden dat er nauwelijks^' een
inwoner in het geheele land zal worden
gevonden, die niet in beteren doen zal
geraken wanneer onze petitie slaagt.
Wij voorzien uwe tegenwerpingen,
doch gij zult niet in staat zijn ons er
één voor te leggen, die niet reeds in de
werken der Vrijhandelaren is te vinden.
Wij tarten u een argument tegen ons
in te brengen, dat niet tegen u zelfkan
worden gekeerd en tegen de beginselen,
waarop uwe tegenwoordige politiek steunt.
Wanneer gij ons vertelt, dat, ofschoon
wij door deze Protectie zullen worden
gebaat, het geheele land geen voordeel
zal hebben omdat de verbruikers de las
ten moeten dragen, dan antwoorden wij
dat gij niet het recht hebt de belangen
der verbruikers in aanmerkingtenemen.
Gij zoudt deze in al die gevallen, waar
zij strijden met die van de voortbren
gers, opofferen ten einde de naliona'e
industrie te bevoi deren en het gebied
der nijverheid te vergrooten. Gij hebt
deze tegenwerping al eerder ontmoet,
toen u werd megedeeld dat de verbrui
ker belang heeft hij vrijen invoer van
ijzer, meel, en van manufacturen. Gij
antwoorddet: „Dat moge waar zijn, maai
de voortbrenger heeft er belang bij „dat
zij worden geweerd". Welnu, als de ver
bruiker belang heeft bij vrije toelating
van liet natuurlijk licht, de voortbren
ger van Kunstlicht heeft er belang bij
dat het worde geweerd.
„Verbruikers pleegt ge te zeggen,en
voortbrengers zijn dezelfde personen."
„Als de fabrikant voordeel heeft van
„Protectie, zal hij ook don landbouwer
„winst bezorgen. Wanneer de landbouw
„bloeit zal de vraag naar gefabriceerde
„artikelen toenemen." Welnu, wanneer
gij ons het monopolie geeft om ook des
daags voor de verlichting te zorgen,
dan zullen wij grootc hoeveelheden talk
koopen, voorts steenkool, olie, was, hars,
spiritus, zilver, ijzer, brons, geslepen
glas, machines, alles als grondstof en
hulpmiddcleu voor onze nijverheid, en
dan zullen wij en al onze leveranciers,
den koude, enJN'u voel dien haard
eens!"
Soms gebeurde het, dat hij bij deze
verheerlijking zijner zelfbehecrsching
langzamerhand in een stemming geraakte,
die men gerust woedend kon noemen.
In het tweede geval ging hij heel an
ders te werk. Zoodra namelijk de ther
mometer rechts van het buffet meer dan
veertien graden Kéamur aanwees kon
Hugo CcllariuB het niet meer uithouden.
Als een grootinquisiteur die een ketter
van ketterij overtuigt ernstig onheil
spellend, nog schijnbaar gelaten gaf
hij te kennen, dat de temperatuur hoo-
ger was dan hij het verlangde. Dan
stiet hij dikwijls met een hulpeloos
smeekenden blik, ten hemel geslagen
de verpletterende woorden uit: „Bijna
tw intig graden! Dit schepsel behoort be
paalt in een krankzinnigengesticht te
huis!"
Als een razende stormde hij naar de
deur.
„Theresc! Therese! Kom hier! Kijk
eens met je domme gezicht het venster
uit! Ziet gij dien natten modder voor
sneeuw aan? Kunt gij, o uilskuiken, dan
maar niet onthouden, dat men met acht
graden warmte anders stookt dan bij
veertig graden koude? Haal oogenblik-
kelijk dat tuig er uit; ik krijg nog een be
roerte in dezen gloeienden oven! Haast
je wat, voor den donder! Ziet gijniet,
hoe mij liet bloed naar de hersens stijgt?"
als wij rijk zijn geworden, verbruikers
in 't groot wrorden en daardoor de ver
schillende takken van den nationale» ar
beid bevorderen.
Wilt gij beweren dat het zonlicht een
geschenk is en dat het verwerpen van
geschenken gelijk staat met het afwij
zen van rijkdom, terwijl gij liet laat
voorkomen dat gij de middelen tot ver
krijging daarvan wilt aanmoedigen?
Past op, dan geeft gij den doodsteek
aan uw stelsel. Herinnert 11 dat gij voor
stelt vreemde goederen te weren, omdat
deze wegens den geringeren prijs tot
geschenken naderen, en hoe meer zij
dit doen, des te sterker is uw aandrang
0111 ze te weren. Maar als in de goed
koopte der buitenlandschc goederen voor
u de rechtvaardiging is gelegen om ze
van onze markt te weren, dan voorze
ker is liet feit, dat ze als geschenk bin
nenkomen, een nog veel sterkere reden
om ze af te wijzen. Wanneer een pro
duct ijzer, suiker, meel, tarwe of
kleederen uit het buitenland tot ons
komt, hetwelk wij met minder moeite
kunnen verkrijgen dan waarmede wij
het zelf kunnen maken; dan is liet ver
schil een geschenk dat ons gegeven
woidt. Dit geschenk is grooter of kleiner
naarmate het verschil grooter of kleiner
is. Het zal een vierde, de helft of drie
vierden van de productiekosten bedragen,
al naar de vreemdeling er drie vierden,
de helft of een vierde deel voor vraagt
van wat het zou kosten, als het hier te
lande werd vervaardigd. En het ge
schenk is zoo groot als het zijn kan,
wanneer dc gever., zooals in het geval
van de zon, die het licht schenkt, in
het geheel geen betaling vraagt.
De vraag is of gij aan ons land de
weldaad van een gratis verbruik wilt
geven dan wel de veronderstelde voor-
deelen van een moeitevolle voortbren
ging. Kiest, doch weest consequent, want,
wanneer gij ijzer, meel, suiker, tarwe,
wollen stoffen en andere buitenlandsche
goederen wilt weren al naar mate de
prijs daarvan nadert tot nul, is liet dan
niet dwaas om het zonlicht toe te laten,
waarvan de prijs altijd nul is?
Redenen wraarom wij ons verzoek eer-
biediglijk in uwe ernstige en welwillende
overweging aanbevelen.
Hetwelk doende,
De Kedcrlandschc Protectionistcn.
Keizer Wilhelm en bisschop
Benzier.
In de Nieuwe HoiIerdamsche Courant
vinden we onderstaande, niet onaardige,
ontmoeting beschreven, tusschcn Keizer
Wilhelm en een zijner vroegere gun
stelingen.
Het is een gewoon verschijnsel dat
men gebeurtenissen, die een geheele
natie bezighouden, vooral wanneer zij
op het regeerende huis van die natie
betrekking hebbben, pas leert kennen
uit de pers van een ander land. Dat
de hieronder vermelde opzienbarende
gebeurtenis waarvan wij de eerste uit
voerige beschrijving in een Engelscli
blad aantreffen, nog niet in dien vorm
in een Duitsche krant heeft gestaan,
behoeft dus nog niet te beteekenen dat
zij niet waar is; daarbij moet men in
aanmerking nemen dat het verhaal een
vertrouwelijk voorval behandelt, dat,
wanneer liet algemeen bekend wordt
gewoonlijk een officieuze logenstraffing
uitlokt. Yoor wien het karakter van
den Keizer kent en op dc hoogte is
van de bijomstandigheden, klinkt het
echter geenszins onwaarschijnlijk. Wat
Hierop rukte hij het raam open en
keek toe, onder voortdurende verwijten
aan het adres der ongelnkkigeTlierese,
hoe deze, zich barer schuld bew ust, met
gebogen hoofd al dc gloeiende kolen
uit den haard schepte en naar dc keu
ken droeg. Soms ook als dc zonde
tegen de temperatuurwet bijzonder groot
was, greep hij in toorn naar dc water
karaf en wierp den gaiischcn inhoud
met ongeloofelijkc kracht in het vnur,
zoodat asch en walm er uit opstegen,
als uit een vuurspuw enden krater....
Ka het ontbijt begon de erg» rnis
op zijn kantoor. Dank zij eenige geluk
kig afgeloopcn processen in den aan
vang zijner loopbaan als advokaat, had
Jingo liet zoo druk gekregen. Dit was
nu aan den cenen kant zeer aangenaam
maar aan den anderen tkant, door dc
opeenstapeling van werk, die daardoor
voor hem onstond, zeer bedennkelijk voor
zijn gezondheid. In weerwil dat hij zicli
degelijke hul]) had aangeschaft, had hij
liet nu, midden in het winterseizoen,
buitengewoon druk. Hugo, die zelf bij
zonder vlug werkte, ergerde zich dage
lijks,
a. over het laatste koncept zijner
beide secretarissen, wier stijl hij te om
slachtig vond;
b. over den klerk, die naar zijn zin,
te veel krullen aan zijn hoofdletters maak
te. en
c. over Elias Shwcuzer, den vijftien-
niet wegneemt dat wij het voor rekening
moeten laten van het weekblad Londo
ner Zeitung.
Tot goed verstand van het gebeurde
dient nog vooraf in herinnering gebracht
te worden dat dc Keizer al sedert ja
ren een bijzondere sympathie aan den
dag heeft gelegd voor den katholieken
prelaat Benzier, die sedeet 1B92 in het
klooster vanMaria-Laach,aanhetLaacher
meer in de Eilel, abt is geweest en
daar herhaaldelijk met 's Keizer bezoek
vereerd is gewoiden. Het was dus niet
te verwonderen dat deze gunstclling des
Keizers in Juli 1902 werd voorgedragen
voor den open gekomen bisschopszetel
te Metz. Den 2Gsten Augustus van datzelf
de jaar volgde de pauselijke benoeming.
Den 24sten October d. a. v., twee da
gen voor zijn intocht, wijding en in-
thronisatie te Metz, legde de nieuwe
bisschop den eed van trouw en gehoor
zaamheid voor den Keizer af, iu diens
paleis te Potsdam. Op «Ie aanspraak
van den bisschop antwoordde de Keizer
toen dat liet dc eerste maal was dat
een bisschop van Metz op zulk een
plechtige wijze den eed van trouw in
het keizerlijk hoofdkwartier aflegde.
Hij (de Keizer) had te Maria Laach de
stille en ijverige werkzaamheid van den
ambt leeren kennen en hoopte dat hij in
zijn nieuw en moeliijk ambt de geloovi-
gen tot eerbied voor de wereldlijke
overheid en tot liefde tot het Duitsche
vaderland zou opvoeden. De werkzaam
heid van den ambt totdusver was hem
een waarborg dat hij aldus zou hande
len en hij wenschtc hem geluk en zegen
in zijn nieuwen ambt.
Dat gebeurde in 1902. Metz had nu
in Benzier voor de eerste maal een
echt Duitsch gezind maar daarmee nog
geen verdraagzaam roomsch bisschop.
Een tijd lang ontving de nieuwe bisschop
het eene gunstbewijs na het andere
van zijn Souvereiu, o. a. bij de inwijding
van de nieuwe roomsclie hoofdkerk, tot
de bisschop een daad beging die hem
plotseling 's Keizers ongenade op den
hals haalde. Op het roomsclie kerkhof
te Frameck wras namelijk, uit noodzaak
een protestant begraven. Dit gaf den
bisschop aanleiding, om het kerkhof
voor on wijd te verklaren, en toen kort
daarna weer een protestant zou begra
ven worden, werd dit, op last van den
bisschop, botweg gewreigerd. Deze bis
schoppelijke beschikking is door de
Duitsche pers algemeen, als een verba
zingwekkend bewijs van onverdraagzaam
heid, afgekeurd. De Duitsche regecring
schijnt echter ondershands den prelaat
te hebben doen voelen dat hij indertijd
niet als bisschop van Metz was voorge
dragen, om in het rijksland den gods
dienstvrede tc verstoren. Het gevolg was
dat de over het kerkhof uitgesproken
„vloek" weer werd opgeheven.
Maar toen de Keizer eenige weken
geleden te Metz vertoefde, werd de bis
schop hij hem in gehoor ontvangen, om
uit den keizerlijken mond eenige waar
heden te vernemen. Ziehier nu, volgens
de Londoner Zeitung, den tekst van
de toespraak waarin "Wilhelm II aan
zijne teleurstelling en verontwaardiging
over de houding van zijn Yroegeren
gunsteling, uiting gaf:
„Uwe hoogeerwaarde, zeide de Keizer,
heeft om een gehoor gevraagd, en ik
heb dat toegestaan, omdat ook ik eenige
woorden tot u te zeggen heb. Alvorens
Elzas-Lotharingen te verlaten, moet ik
uwe hoogeerwaarde zeggen dat uwe
houding mij grootelijks mishaagd heeft.
Gij zijt mij beschreven als een zacht
moedig en vreedzaam man; uwe hande
jarigen leerling, die, zooals Hugo be
weerde, jaarlijks voor twee honderd
mark papier nutteloos verkwistte, het
een verdienste scheen te vinden om de
inktkokers om te gooien, als zij juist
gevuld waren, en daarenboven nog liard-
hoorend was.
Ook trof het, sedert nugo zenuwach
tig geworden was, bijna geregeld, dat
een zeer gewaardeerde klient met een
hoogstbelangrijke zaak juist vijf minu
ten kwam, voor dat de deur gesloten
werd, als Hugo nog maar even lijd had
om naar de gerechtzaal te rijden, waar
hij pleiten moest.
Ongehoord was liet. ook, wat Hugo
te verduren had, van eenige hem vijan
dig gezinde advokaten. Deze zooge
naamde collega's bedienden zich name
lijk in hunne pleidooien yan allerlei
spotachtige, om niet te zeggen venijnige
onbeschoftheden
Zulke aanvallen hadden natuurlijk ten
gevolge, dat ook Hugo dergelijke pijlen
uit den goed gcvulden koker zijner wel
sprekendheid handig tevoorschijn bracht
waardoor hij eens beboet werd voor
vijftien mark.
„Als dat zoo voortgaat, kunnen wij
droog brood eten!" riep hij gloeiend
van toorn tegen zijn vrouw toen hij ten
tweede male zoo smadelijk beboet was.
„Dat eeuwige aderlaten zal mij nog doen
doodbloeden!"
Leonore v\ as dien dag juist ook ont-
lingen bewijzen echter het legeudeel.
Gij hebt erger dingen gedaan dan de
grootste dw eper. Gij hebt een kerkhof
vervloekt (verflucht) dat op Duitschen
bodem gelegen was, den Duitschen bo
dem waarover ik regeer. Vergeet niet,
hoogeerwaarde heer, da ik, als Duitsch
Keizer, nimmer zal dulden dat maar een
duim van den Duitschen grond ver
vloekt wordt, neen, geen duim. Het
is een bisschops plicht, om te zegenen,
en op het oogenblik dat gij begint, te
vervloeken, houdt gij op, geschikt te
zijn voor uw hooge ambt.
„Let op mijne woorden, cndenkgcen
oogenblik dat ik met mij laat geksche
ren. Ik zelf ben een protestant, en tw ee
derden van mijne onderdauen zijn het
evenzeer. Toch bezoek k dikwijls room
sclie landen, en indien het dc wil van
God mocht zijn dat ik iu een roomsch
land stierf en niet begraven kon worden
in het gewelf waar mijne vaderen rus
ten, veronderstel ik dat uwe hoogeer
waarde den grond zou vervloeken,
welke mij op een roomsch kerkhof zou
bedekken.
„Uw vloek heeft mij de oogen ge
opend, heer bisschop. Ik heb alles ge
daan wat in mijn macht was om de
wenschen van mijne roomsclie onder
danen te vervullen, en ik heb dat ge
daan zonder te letten op het misnoegen
dat onder mensehen van mijn eigen
geloof is gewekt. Ik heb het gedaan
alleen met het voornemen, om een toe
stand te scheppen waarin protestanten
en roomschen eensgezind en in weder-
keerigc achting voor het goede des
lands zouden kunnen samenwerken. Zie
toe dat ik niet tot dc slotsom mocht
komen dat mijne pogingen en zelfs
mijne opofferingen alle vergeefseh zijn
geweest; dat de roomsclie kerk geen
vrede, maar enkel onderwerping aan
zichzelf verlangt. Indien het te mijner
kennis mocht komen dat mijne pogin
gen 0111 datgene Ie vereenigen wat in
het godsdienstige verdeeld is, gefaald
zijn tengevolge van onverdraagzaamheid
en verwatenheid aan den kant van (le
roomschen, zou het kunnen gebeuren
dat de wind uit een anderen hoek ging
waaien."
Toen de bisschop, in verwarring, sta
melde dat hij zijn vloek had ingetrok
ken, vervolgde de Keizer: „Dat is het
beste geweest wat gij voor uzelf kondt
doen. Ik zou u anders nier weer ont
vangen hebben. Tracht niet verontschul
digingen te maken. Er kan geen ver
ontschuldigingen zijn voor uwe handel
wijze. Maar denk aan een ding. Gij
zijt een Duitsch bisschop op Duitschen
bodem, geregeerd door uw meester den
Keizer. Dien God naar het best van
uwe kennis, maar vergeet niet dat gij
ook uw land en uw koning hebt te die
nen, en dat, ofschoon de Koning met
zachte hand regeert, die hand in een
gepantserde vuist kan veranderen. Ik
hoop dat wij elkander volkomen begrij
pen, en hiermede wensch ik u vaarwel."
Daarmede was de audiëntie afgeloopcn.
Onthoud het, lezer!
("te weet nog wel, lezer, hoe in Juni
jongstleden de clcricaien li bang maakten
met 't roode spook? Ge weet nog wel,
hoe ze toen persifleerden, dat er een
coalitie bestond van liberalen, vrijzinnig
democraten en sociaal-democraten. Her
haaldelijk is dit weerlegd, doch nog
steeds gaan Stawlaa tl, Nederlander
enz. voort, dit venijnig addertje aan hun
steiml. Toen zij gehooid had, wat er
geschied was, haalde zij de schouders
op cn zeide:
„Oprecht gesproken, Iiobt gij ongelijk.
De opnierkfng uwer tegenpartij was vol
komen juist. Gij moet u die dwaze ze
nuw achtigheid afwennen,daarmede brengt
men liet niet ver."
„Dus gij trekt partij voor mijn tegen
standers.... Eu ik inoet mij mijn rechts
gevoel afgewonnen!"
„Niet uw rechtsgevoel, maar u over
dreven prikkelbaarheid
„Dat is onzin! Afwennen. Wen n de
cholera af, als het vergif der baccillen
reeds tot in uw teenen is doorgedron
gen! Afwennen! Gij ellendig, onharte
lijk schepsel, ziet gij dan niet dat ik ziek
ben?"
„Gekheid!"
„Alles behalve gekheid! Er beslaat
geen zenuwachtiger monsch dan ik
en dat moet ik mij afwennen!Hoe moei
ik dat doen gij verstandig persoontje?
Ziet gij, zoolang de wetenschap niet in
staat is de zenuwstrengen uit mijn lichaam
te nemen en le reinigen, zooais men
de raderen van een verroest uurwerk
uit elkander neemt en schoonmaakt,
zoolang blijft mij niets anders over, dan
de vijftien mark te betalen en rustig
aan te hooren, hoe gij het kamermeisje
verontschuldigt als zij mij dag aan dag
„ader bij het kerkhof brengt!"
boezem te koesteren. Begrijpt U In
1905 moet 't beestje weer Hink venijn
spuwen om de kleine luyden bang te
maken voor die vrijzinnigen. We wijzen
daarom bij voorbaat op dc uitdrukkelijke
verklaring van mr. Troelstra die men in
Hef ~Volk van 3 November 1904 lean lezen.
De leider der sociaal-democraten
schrijft
©een eoalitie.
Ter gelegenheid van de propaganda-
rcis, de vorige week door mij gehouden,
is mij gebleken, dat het voortdurend
geschrijf in de christelijke pers over een
koalitie van liberalen, vrijzinnig-demo-
kraten en sociaal-demokraten tegen de
christelijke partyen, bij velen, die tot „de
kleurlooze middenstof" moeten worden
gerekend, zijn invloed niet heeft gemist.
Het mag daarom niet overbodig wor
den geacht daaromtrent in ons partij
orgaan een duidelijke bespreking op te
nemen.
Het zij dus tijdig zoo duidelijk
mogelijk gezegd, dat van een koali
tie tussclieii sociaal demokraten en
vrijzinnigen geen sprake ooit is
geweest, geen sprake is en geen
sprake kan zijn".
Al is deze verklaring voor ons niets
nieuws, het is noodig er nogmaals de
aandaclit op te vestigen. Wij hebben
meermalen ruimschoots ervaren, wat de
verdachtmaking met het „roode spook"
vermag. En ook in den komenden winter
zal cr vaak mee geschermd worden,om den
goedgeloovige bijtijds te waarschuwen
tegen het vrijzinnig „monsterverbond".
Door wie we geregeerd worden.
Vroeger kwam er in de Staatscourant
een zooveel mogelijk onpartijdig over
zicht voor van de buitenlandsche politiek.
Op zekeren dag werd liet geschrapt,
schijnbaar omdat het overbodig werd
geacht.
In een artikel over kranten in de Tijd
spiegel deelt v. d. Kulk echter mee,
dat de ware reden eiders lag.
't Was in den tijd van den Duitschen
C'ulturkampf. Hot overzicht daarvan,
hoezeer naar onpartijdigheid werd ge
streefd, hinderde de katholieke kamer
leden. En zij klaagden rusteloos, zoolang
tot Minister Heemskerk om hen te belie
ven het deed schrappen.
Dus, omdat de Roomschen aanstoot
namen aan de eenvoudige mcdcdeeling
van den loop der zaken, wordt ze in een
land, dat op vrijheid boogt, allen ont
houden!
Leggen wij er allen den nadruk op.
Wellicht werkt het mee 0111 op den
duur zulk een afkeer te wekken van
zulk een gedrag, dat men er eindelijk
eens algemeen tegen in opstand komt.
Tc veel wordt er aldus in ons land
toegegeven, uit
Censor.
(Overgenomen uit de Hervorming).
Wie kan een Clir. onderwijzer, die
zicli in het vasten wil trainen, ten einde
eenig geld te kunnen besparen voor zijn
pensioen, aan 't boek helpen, getiteld:
„Gids of leefregelen voor den vaster".
(Advertentie uit De Christelijke On
derwijzer, orgaan van dc Unie v. Clir.
Ond.)
Men schrijft aan de N. llott. Ct.:
Eenigen lijd geleden werd vermeld
liet overlijden, van een zonderlinge vrouw
te Woudsend, die ongeveer f 10.000 zou
hebben nagelaten. De grootte der geld
som scliijnt overdreven. Doch hiervan kan
het volgende worden meegedeeld.
De eenige zoon vond in een trommeltje
Hij was vreeselijk opgewonden. Met
groot, schreden liep hij door de kamer;
nu eens stopte hij zijn handen in zijn
zakken, dan weder woelde hij er mede
in zijn dik krullend haar, alsof hij zich,
even als wijlen Münchhansen, niet eigen
hand wilde optrekken uit het moeras
des levens.
Eensklaps bleef hij stilstaan en brulde,
bijna in de houding van vader Laükoon,
met afschuwwekkende stem:
„Afwennen! Dat is meer dan dom!
Dat is schurkachtig!"
Nu was het uit met Leonore's zelfbe-
heerscliing. Zij barstte in tranen uit;
zij bejammerde hare verblinding, toen
zij aan zulk een afschuwelijken man
haar jawoord gegeven liad; alles had
zijne grenzen; zij had er nu genoeg van
en wilde naar hare moedor terugkeeren.
Toen verscheurde zij haarzakdoek, sprak
den wensch uit dat God haar uit deze
ellende mocht oproepen en ten slotte
sloot zij zich aan alle leden bevend, in
haar boudoir op.
Wordt vervolgt.)