Tweede Kamer. Allerlei. theorie: fle beoordeciing van het par ticulier bezit en de socialistische voor stelling van den klassenstrijd. Uit den aard der zaak verwerpen de soc. dem. liet privaatbezit, ze bestrijden liet aan de hand van de waardeleer van Marx omdat het kapitaal is de optelsom van de meer waarde die den arbeider is onthouden. Hier aan nu kleven twee fouten. Ten eerste de historische fout, dat de vorming van kapitaal eeuwenlang is aangevangen vóór er van loonarbeid sprake was. Wanneer dat bewezen kan worden, dan kan er ook nooit bewezen worden, dat alle ka pitaal op ontstolen meerwaarde berust. Maar er is ook een economische fout. Men heeft kapitaal, dat uitsluitend moet beschouwd worden, als de vrucht van arbeid en de spaarzaamheid. Hoewel ik de socialistische voorstel ling verwerp, ben ik toch niet blindt voor de fouten van het privaatbezit. We moeten wel degelijk de uitwassen van het kapitaal tegengaan en de bevoegd heid ervan beperken, maar dat is heel iets anders dan het kapitaal opheffen. De particuliere bezitsvorm wortelt in de menschelijke natuur en kan niet ge mist worden, omdat het is de prikkel van meerder willen en meerder kunnen. Thans iets over de voorstelling van den klassenstrijd, die in hun voorstel ling is een eeuwigdurend conflict van belangen, waarbij het recht van den een alleen kan worden gewaarborgd door ondergang van den ander. Ik ont ken beslist een dergelijken vorm van klassenstrijd. Ik geef toe, dat tusschen werkers en ondernemers een strijd van belangen bestaat en dat elke groep er op uit is zijn aandeel zoo groot mo gelijk te maken. Dat doen de werkgevers maar ook de werknemers. Een strijd van belangen die over geheel de wereld dezelfde is als tusschen koo- per en verkooper, huurder en verhuur der, waar ieder de voordeeligste voor waarden tracht te bedwingen. ïletvcrschil is dit, en daar wijs ik ook uitdrukkelijk op omdat er democraten onder de vrij zinnigen zijn, die het twee namen voor één zaak noemen, dat de socialistische voorstelling uitsluit de mogelijkheid van oplossing, daar anders niet kan gespro ken worden vau een eeuwigdurenden belangenstrijd. En er zijn wel degelijk middelen voor een mogelijke oplossing. Zoo kan men door het meer organisee- ren van den verkoop van de goederen het risico kleiner doen worden. Het on middellijk gevolg daarvan is een prijs vermindering der goederen en een da ling van den rentevoet. De opvatting wordt gedeeld door verschillende eco nomen, dat de rentevoet gaat dalen, zoo sterk, dat hij nog slecht een pre mie voor het iniliatief zal zijn. Een twreede middel vinden we in het gunstiger maken van vraag en aanbod. Ik ben een groot voorstander van w erk- vcrschaffing in den goeden zin van het woord, niet in den vorm van liefdadig heid. Zoo zou men door droogmaking van de Zuiderzee kunnen komen tot een arbeidsovervloed, zoodat men voor één plaats niet krijgt tal van arbeiders, maar dat bijv. twee werkgevers moeten opbieden om een werkman te kvijgen Dan stelt de werkf^Gr met meer de condities me't\i* de werknemer. i^en derde weg tot oplossing van het belangen co ïflict is de productieve co öperatie. Dan hebben de werknemers geen werkgevers en dan hebben ze dus geen meerwaarde te verliezen. Doch de socialistische voorstelling van den klassenstrijd heeft nog een ander verschil met ons belangenconflict. Ze neemt weg elk begrip van gelijke be langen. 4t Is duidelijk, dat elk werk man belang heeft bij liet goedgaan van het bedrijf, er bestaat verw antschap van belangen. Dat bewijst dat onze maat schappij niet bestaat uit tegenstrijdige elementen, maar meer overeenkomst heeft niet een weefsel, waarvan geen draad ge knakt kan worden zonder het geheel te schenden. Ik kan nu het historisch materialisme laten rusten, omdat dat geen rechtstreeks verband houdt met het politieke leven en ook de verelendungstheorië, omdat de sociaal-dcmokratcn die zelf laten rus ten, een bewijs, dat een jonge partij er ook al oude plunje op na kan houden. Ik hoop den indruk te hebben geves tigd, dat er groot verschil bestaat tus schen de sociaal-democraten en de vrij zinnigen, niet gradueel maar principieel. Onze wereldbeschouwing is niet de so-, cialistische en die van de sociaal-demo- kraten is niet de onze. En wanneer nu de kerkelijke partijen onder aan voering van hun grootmeester in de po litiek toch weer aankomen met die ver schillende legenden, dan maken zij zich willens en wetens schuldig aan de ver minking der feiten. Nu kom ik bij mijn eigen menschen aan tafel. Ik kan daarover kort zijn na hetgeen ik van de andere partijen ge zegd heb. Immers we staan tegenover de sociaal-demokraten en we staan te genover de kerkelijke partijen. Maar zult gc zeggen, dat zijn alleen negatieve kenmerken. Ik heb aiieen gezegd, wat wc niet willen, ik zal nu ook trachten te zeggen, wat we wel willen. Dij de ontwikkeling van de vrijzinnige begin selen moeten we dit onderscheid maken dat we niet hebben bindende uitspraken, zooals bij de kerkelijke en de sociaal- demokraten, bij wie de uitsj raken zijn geworden tot vaste programpunten. "Wij nu hebben geen bindende uitspraken en dat is een verklaring van onze ar moede en onze zwakte, omdat we daar door telkens moeten optreden 0111 onze eigen geesteskinderen te vermoorden. Wat andere vrijzinnigen hebben ge daan, daartegen moeten wij vaak op treden. Maar het is ook onze rijkdom, want daardoor alleen hebben de vrijzin nigen het vermogen zich aan te passen bij de verschijnselen van nieuwe tijden. Daarom is het onze rijkdom, omdat we altijd kunnen aanpassen bij het nieuwe leven, dat uit de ruïne van oude be grippen zal opbloeien. Ge moogt het wel zien het vrijzinnige gebouw, want ik heb niets liever, dan dat we zeggen kunnen we wonen in een glazen gebouw. Dat gebouw wordt gesteund door vier hoeksteenen. Wij huldigen de vrijheid als levens beginsel, niet de vrijheid die ontaard in bandeloosheid of plutocratie, maar uitsluitend de vrijheid, die den mensch in staat stelt te komen tot de ontplooiing van zijn economische kracht. Wij verzetten ons tegen de indeeling van ons volk in groepen en klassen, wij zeggen het volk is één en ondeelbaar, dat we aan het volk moeten toemeten met dezelfde maat de rechten en plich ten. De derde hoeksteen is onze opvat ting van het recht. Ik bedoel daarmee, dat er is een recht, de geschreven wet, voor den burger, maar ook nog een liooger Recht, het rechtsbewustzijn, het eciitsbcsef. Dat heeft ons gebracht op weg naar den vierden hoeksteen, dat we hebben verplichtingen tegenover de economisch zwakken, dat heeft ons ge bracht tot een staatkunde die beoogt te hervormen en te verbeteren en de ver houdingen in overeenstemming te bren gen met den geest des tijds. Dat zijn de hoeksteenen van het vrij zinnige gebouw. Die beginselen zijn als zuilen zoo hoog dat ze wel een poli tieke worsteling waard zijn. Ik hoop en vertrouw, dat ons volk dat zal inzien en dat er moge kome 11a de duister nis van heden, het licht van den libe ralen dag. Thans kom ik tot het tweede gedeelte. In de politiek hebben we hiermede te maken, of uit dat standpunt is af le leiden een deugdelijk regeeringsbeginsel. Het kerkelijk beginsel hoort thuis bij theologen en op deputatcn-vergaderin- gen. Het bewijs daarvoor is geleverd door onze christelijke regcering. Toen deze aan het roer kwam werd er im mers gezegd dat we zouden krijgen specifiek christelijke politiek. Maar de dagen gaan, de wekey, gaan, de maan den gaan en rU? jaren gaan en de spe cifiek christelijke beginselen spelen nog s.teeds verstoppertje. Men merkt er nog niets van. Al die kerksche uitspraken zijn nog niets geweest, dan wat de Franschman zoo geestig uitdrukt, „des mots sur des rubans," woorden op lin ten geschreven, die 1111 vroolijk uitwap peren maar straks als de dorre bladeren in het slijk worden getreden. Maar zult ge zeggen als er niets is veranderd waarom bestrijdt ge dan het ministerie? Ja er is wol verandering ge komen,- maar niet in de richting, zooals ze die hebben voorgesteld, er is veran dering gekomen ten kwade. Stilstand is er gekomen in de sociale wetgeving. Toen de regeering optrad, vond ze o. a. de armenwet gereed, een wet voor die armen, die geen nacht en geen dag meer kunnen wac den. En ze wachten nu al drie jaren en zullen nog wel lang moeten wachten. Dikke woorden genoeg in de troonrede's. Die zijn nog nooit zoo dik en zoo vet geweest. Daarin zijn de sociale wetten de paradepaarden, die men in het gezicht van de stembus vroolijk laat draven, hop, hop, hop maar daarna worden ze weggeborgen in het donkerste hoekje van den stal. Wc hebben een moedwillige scheiding gekregen van links en rechts, juist in een tijd, dat het noodig is, dat de zonen van één volk samengaan omdat men niet weet wat de toekomst brengt. Ten derde hebben we het roekeloos spel met onze handelspolitiek, waarvan Dr. Kuyper zelf getuigde dat het ons land heeft grootgemaakt; onder allerlei drogredenen worden pogingen gedaan ons terug te werpen in een toestand, die ons volk al lang heeft veroordeeld. Ten vierde hebben we reactie op elk gebied. Wel mocht Dr. Kuyper zeggeu: niemand wil reactie, maar dan mag men ook zeggen, Kuyper is een psychologisch, een zielkundig raadsel want al zijn daden getuigen van reactie. Op do jaarvergadering van den Bond van Buig. Ambtenaren werd hei rond uit gezegd, dat men niet meer vrijuit durfde spreken. Zij wisten aan de Sy- brandy 's is alles geoorloofd maar aan de anderen niet. Reactie ook in onze belastingheffing. Bij de liberalen is altijd het streven geweest de lasten te leggen op de sterke schouders en die af te nemen van de zwakke. Wanneer men de finaneieele politiek van de laatste 20 jaren nagaat, dan ziet men dat 35 mill, gulden per jaar zijn afgenomen van de zwakke schouders en overgedragen op de sterke. En wat doet Kuyper? Met zijn tnriefwet gaat hij probeeren of hij veeren kan plukken van een kikker. Ook dat is reactie. En debcoogde wijziging van de gemeentewet is hot meeste eigen aardige feit van de eigenaardige feiten van dit ministerie. Dat ontwerp is zoo reactionair, dat het niet alleen omver werpt, wat liberalen hebben gedaan maar ook wat zijn eigen menschen wil len. Deccntralisatieis een anti-revolutionair beginsel. En wat doet nu Kuyper? Hij wil juist centralisatie, hij werkt precies in de verkeerde richting en reageert zoodoende op eigen beginselen. E11 in de vierde plaats hebben wede Postwet, die de ingezetenen gaat over leveren aan den willekeur vau den post ambtenaar, die heeft te oordeelen of er in een biljet ook iets staat, gevaarlijk voor het staatsgezag. Ja dat iseenmooi woord, maar waar begint het en waar eindigt het? Is het misschien staatsge vaarlijk als ik zeg dat Kuyper niets ge daan heeft. Nu mag het nog, maar latei- als ik het op papier zet en het is bijv. 3 dagen voor een verkiezing dan blijft bet misschien liggen, en wordt dan den vierden dag bezorgd, omdat het bij na der inzien toch niet zoo gevaarlijk bleek. De rechter zal zoodoende voortaan niet meer beslissen of iets staatsgevaarlijk is. En een postambtenaar van de dorre "Vcluwe, die verlangt naar de vette klei en de grazige weiden van Noord-Hol land zal wellicht denken, laat ik maar veel biljetten inhouden, misschien helpt het mij wel bij mijn bevordering. We raken meer en meer in 't moeras. Om daaruit te komen worde straks ge ijverd en worde straks een beroep ge daan op lien die de vrijzinnigheid lief hebben. Debat in 't volgend nummer. DEN 1IAAG, 2 Dcc. Langzaam, zeer langzaam kruipen dc beraadslagingen over de Indische begroo ting voort en 't is uitteraard onmogelijk in een weekoverzicht alle zaken te ver melden. De algemecne beschouwingen duurden tot Zaterdag VAli^de vorige week. Alleen belangrijk was't antwoord van den Minister. Omtreut de espedities n dé Gajoe- en de Allaslanden vertelde hij niets nieuws. Hij beloofde echter uitdrukkelijk, da - geen nieuwe excursies, expedities of wac ook zouden ondernomen worden buiten de hoogste noodzakelijk heid. Laat ons hopen, dat deze belofte tooneelcn als op Sumatra zal oorkomen. 't Financieel gedeelte scheen den Minister zelf niet heel duidelijk te zijn. Zoo verklaarde hij eenmaal 't geheel met den lieer "Van Deventer eens te zijn; toon hij echter 't bewuste gedeelte met diens artikel voorlas, bleek 't dat Mr. "Van Deventer juist beweerde, wat de Minister bestreed. Intusschen onze indruk" is, dat de gevraagde som wel voor Indië zal toegestaan worden, al zijn velen 't niet eens met de wijze vaarop die steun verleend wordt, of met 't bedrag dat Nsordt toegestaan Lit 't besprokene bij de artikelen willen we alleen behandelen de kwestie der koelie-schandalen in Deli. Bekend is, hoe de heer Van Kol reeds in 1898 over deze kwestie sprak, hoe daarna de geschriften van Mr. Van den Brand aller aandacht op de behandeling tier koelies in Deli vestigde. Een onder zoek door den lieer Hoetink en daarna door den lieer Rhemrev ingesteld, bracht aan 't licht, dat de toestanden daar werkelijk onduldbaar zijn. Wonderlijk genoeg weigert de Minister 't laatstbe doelde rapport te publicceren, ja wil 't zelfs niet aan dc Kamer ter inzage zenden. Alleen de konklusies worden gepubli ceerd en wezen op mishandelingen, slechte rechtspraak, enz. Van alle zijden werd op publicatie aangedrongen, de Minister was echter niet te vermurwen. 't Moet voor den heer "Van Kol een voldoening geweest zijn, eindelijk door allen te zien erkend, dat hij gelijk had bij zijn klachten en dat hem daarover zelfs van de rechterzijde hulde werd gebracht. Ook gelijk gaf hem de heer Cremer, clie vroeger als Minister steeds ontkend had. Ongelukkig scheen ons echter diens uitdrukking, dat deze „geestelijke inzin king" dan in de laatste jaren moest ontstaan zijn. Deze bewering lokte een fulminante rede van den heer Troelstra uit, waarin deze den lieer Cremer geducht te lijf ging en zijn partijgenoot Van Kol met een aureool omgaf, die ons echter wel wat al te groot en te lichtgevend leek. Beter doeltreffend was As heeren Troel stra's eerste rede geweest, waarin hij de rapporten nog eens goed naging en naar aanleiding daarvan met den heer Van Kol een motie voorstelde, waarin hoofd zakelijk den Minister werd aangeraden op den ingeslagen weg voort te gaan en alleen nog op de instelling van een commissie werd aangedrongen, om de heele zaak nog eens te onderzoeken. De Minister zeide, dat hij de aan den dag gebrachte feiten met kracht wenschte te bestrijden, dat hij in zoover dus niets tegen de motie had, maar dat hij toch niet dc aanneming aanried, omdat 't eenmaal niet aangenaam was voor iemand, die in de goede richting ging, nog eens opzettelijk een duw in den rug te krijgen om hem wat harder voort te drijven. De Kamer wilde dc motie niet graag verwerpen, omdat zulks een verkeerden indruk zou geven, daarom stelden de heeren Fock, De Waal Malefijt en De Visser een andere motie, die op 't zelfde neerkwam, doch waarin de „duw" ont brak. De Minister zeide, dat hij, was hij Kamerlid, voor deze motie zou stemmen en 't gevolg was, dat de Kamer de motie zonder hoofdelijke stemming aannam, aldus te kennen gevende, dat ze een krachtig ingrijpen in Deli beslist nood zakelijk achtte. Over de andere ter sprake gebrachte zaken, hoe belangrijk ook, zwijgen we. Koffie en onderwijs, verlaging van salarissen en pensioenen, tin en ge vangeniswezen 't ging alles in bonte volgorde 't oog der Kamerleden voorbij, die er echter niet voldoende door ge boeid schenen; althans de zaal was maar zelden vol en Donderdagochtend kon niet eens op tijd (kwart over tienen) begonnen worden, daar minder dan 51 leden aanwezig waren. De Kamer is laat dit jaar en zal waar schijnlijk eerst 6 December met de al- gemeene beschouwingen over de Staats- bcgrooting beginnen, of vijf dagen later dan verleden jaar. Zou minister Kuyper daarbij komen? Dat is ieders vraag. UIT DE PERS. In de „Telegraaf" van Vrijdag 25 November komt het volgende artikeltje voor van Jen lieer Levy, die op zijn gGSVbne scherpzinnige wijze zijn oordeel uitspreekt over den uitbrander, die de lieer de Stuers van de Roomsch-Katho- lieke kamer-fractie heeft gekregen. Wc nemen dil artikel in zijn geheel over Eene Executie. Een voorval, in de zitting van de Twee de Kamer d.d. 24 November j.l. mag, om den wille der eonstituoneele beginselen, niet ouopgemerkt voorbijgaan. Men kent do feiten. In de zitting van 23 November j.l. had de heer De Stuers te berde gebracht de wijze, waarop onze troepen, ter gelegenheid der expeditie in de Gajoe- en Alaslanden. waren opgetreden. Buiten beschouwing en wel opzettelijk buiten beschouwing blijven vorm en inhoud zijner te dier zake gehou den rede. Gevolgd werd zij echter door het geen, in de bladen, wordt vermeld: De heer Kolkman legt namens de katho lieke partij de volgende verklariug at: „Ten diepste betreuren ook wij't datvrou- „wen en kinderen van de expeditie naar de pGajoc- en Alaslanden de slachtoffers zijn „geworden Desniettemin betreuren wij ten „zeerste en keuren wijten zeerste af de wijze, „waarop de heer Stuers zieh uitgelaten heeft. „Hoezeer wij toeh wensehen, dat zoo wei „nig mogelijk expedities plaats hebben, ver slapen wij dat de expeditie tegen de Gajoe „onvermijdelijk was en dat wij het beleid „der regeering volkomen goedkeuren; en „dat, naar onze overtuiging, de heer De „Stuers sprekend zooals hij gedaan heeft „(0111 geen scherper woord te gebruiken) „allerminst een dienst aan het land heeft „bewezen." Het is deze „Verklaring" die mij uiter mate bedenkelijk voorkomt, heel wat be denkelijker dan de rede, welke haar uit lokte, hoe men over deze laatste oordecle. De „Verklaring" toch komt des Volksver tegenwoordigers vrijheid te na,en vervalseht de volkskeuze, mitsdien de verhouding des volks tot zijne Vertegenwoordiging. Het eerste punt is dunkt mij, voor een blinde, klaar. Art. 82 der Grondwet van '48 behelsde het voorschrift: „De leden stemme11 „elk volgens eed en geweten zonder last van of ruggespraak met hen, diebenoemen." Bij de jongste Grondwetswijziging zijn de woorden: „elk volgens eed en geweten." uit Artikel 80 weggelateu. Waarom? „Omdat de „achterwege gebleven uitdrukkingvolkomen „overtollig was. Dat een afgevaardigde den „eed of de belofte, die hij had afgelegd, al lereerst bij het uitbrengen zijner stem zou „moeten opvolgen, sprak toch wel van zelf." (Arntzemus, Handel 11 blz. 349). Het schijnt waarlijk niet overbodig om, hetgeon „van zelf spreekt" terug te roepen in het geheugen van hen, die tot de „ver klaring" medewerkten. Hoe! Een volksver tegenwoordiger doet zijn plicht door rond uit zijne meening te zeggen over een of ander punt van Regeeringsbeleid. Dit op treden mishaagt u, te recht often onrechte, het is vlakweg onverschillig. En nu zou het vrijstaan openbare censuur op hem toe te passen en hem vlakweg te beschuldigen 's landsdienst niet te behartigen! Met wel ken zweem van recht, met welken schijn van bevoegdheid? Treedt de afgevaardigde, van onverschil lig welke richting, in eene partij als een sol daat in het gelid en heeft hij op commando to spreken of te stemmen? Laten buitensporigheden als deze verkla ring antecedenten worden, en gij hebt Mam- melukken gekweekt, die karakter aan partij- inzicht ten offer brengen. Is daarmede het parlementaire stelsel gebaat? Dit laatste is het tweede belang, waarom de „verklaring" strengelijk moet worden afgekeurd. De staatkundige partij is nirts dan de korte benaming Yoor hetgeen een volksgroep in 's lands belang oorbaar' en wenschelijk acht. Zij is, gelijk de klapper bij een geschrift, het register bij een boek, de titel bij een wet, de verkorte inhouds opgave van haar streven, ton dienste van het spraakgebruik, dat met langademige op somming van onderdeelen kwalijk gediend ware. Wordt echter de staatkundige partij op gevat en gehanteerd, als een band en vel band, zóó klemmend en vast, dat zij ruimte voor èene eerlijke, persoonlijke overtuiging hoe afwijkend deze zijn moge, niet gedoogt dan herleeft het imperatieve mandaat. De volkskeuze is dan slechts vrij in schijn want zij ontvangt richtsnoer, leiddraad en wot van partij-programma's en partij-uit spraken. Voor het uiterlijk kan het verte genwoordigend stelsel dan misschien nog zich handhaven, doch de ziel is er uit 011 de waardigheid tevens. Dit toch wete men constitutioneele beginselen zijn, hetgeen men ze maakt. Dictatuur gedoogt een man van karakter niet. Vat eene aanmatiging, als gelegen is in de „Verklaring" post in ons publiek le ven, het eerste gevolg zal zijn dat onze volksvertegenwoordiging uit partij-creaturen gaat bestaan. Dit ware, voor het parlemen taire stelsel niets meer of minder dan een doodsteek. I. A. LEVY. Amsterdam, 25 Nov. 1904. Ouzo tijd staat in het toeken van den automaat. Men heeft chocolade- brief kaarten- perronkaarten- gas- en tal van andere automaten, men heeft automati sche weegtoestellen, automatische lunch rooms, automatische worstmachines ja, het zal niet lang duren of men heeft zelfs automatische kindermeisjes en school jongens! Het nieuwste artikel op dit ge bied is echter de examen-automaat, die in Frankrijk is vertoond. Naar aanleiding n. 1. van een groot aantal ongeteekende brieven heeft de justitie een onderzoek bevolen naar de handelingen van een apotheker, die zich betastte met de opleiding van jongelie den voor liet apothekers-examen. liet blijkt nu, dat genoemde apothekci meer vertrouwen bezittendein zijn eigen kennis, dan in die zijner leerlingen, onder aanneming van geld zieh in hun plaats aan liet examen onderwierp en hen daardoor den titel deed verwerven. Bij ons, de Europcesclie Chineezen zou zoo iets onmogelijk kunnen voor komen, maar in liet vrije Frankrijk schijnt men zoo nauw niet te zien. Er zou ecliter wellicht hier, waar de exanienwoede nog steeds klimmende is, nog meer mee te verdienen zijn. Maai wie weet, als liet nieuwe onderwijswetje er eens door is, hoeveel automaten we dan hier nog te zien krijgen! De wereld wil steeds iets nieuws! Zoo komt uit Parijs het bericht van een zeer nieuw, maar wel eenigszins gevaarlijk middel om taudeu te plonibee- rcn. .Aldaar had een tandmeester een eisch tot echtscheiding tegen zijne vrouw in gediend. In een lievigen twist daarover schoot de vrouw een reiolver op haar man af. De kogel drong den tandmees ter door de bovenkaak en zette zich vast in een hollen kies, zoo althans luidt het verhaal. Er wordt niet bij vermeld, maar het lijkt ons nog al waarschijnlijk, dat van het echtscheidingsproces nu voorloopig wel niets zal inkomen, daar de tand- mecstersvrouw door haar schot haar man een nieuwe toekomst als rtandenschieter' heeft geopend, en zijn financieelen toe stand heeft gered.- Van redden gesproken, dat gaat niet altijd even gemakkelijk. Zelfs een red dingsboot heeft vaak moeite zich zelf te redden! Dat blijkt tenminste uit het vol gende feit. v-

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 2