Stadsnieuws. Allerlei. Dat zomen ook de Rabbijnen, die Be- nedictus Spinoza in den ban deden en hem uit Amsterdam verdreven. Bavinck moest zich schamen, die fa tale uitspraak te durven herhalen. En met welk doel? Alleen uit liet oogpunt om het aanleeren van de dogmatiek op de Lagere school te verdedigen. Meent men, en hier mag men wel het gezond verstand gebruiken, waarvan Farn- combe Sanders sprak, meent men, dat men kinderen van 6 tot 12 jaar eenige flauwe, ik zeg niet begrip, maar zweem kan geven van dogma's? Meent men kinderen aan het verstand te kunnen brengen dat en waarom de katholieken 7, de protestanten 2 en de kwakers 1 sacrament hebben? Meent men een kind eenig begrip te kunnen geven van het dogma der transsubstantiatie of van de wedergeboorte? Vreest men niet, dat bij sommige naturen het mijmeren daar over de kiein kan leggen van gods dienstwaanzin? Aan de kinderziel mag de godsdienst niet vreemd blijven, maar die moet bevattelijk zijn en de open bare school is het, die dat geven moet en geven kan. Dat wilde Thorbecke ook, hetgeen blijkt uit zijn, laatst uit gegeven, redevoeringen, 4de deel, waar in hij ook duidelijk laat uitkomen dat hij niet wenscht, dat de openbare school godsdienstloos is, maar dat hij zich slechts verzet tegen de confessioneele school. De openbare school moet dienstbaar worden gemaakt aan de algemeenc be grippen, die ten grondslag liggen aan den Chriatelijken godsdienst. Dat wilde ook de Koningsberger meester Kant. Ik heb me de moeite getroost Kant's ideeën daarover te vertalen, welke in het kort geformuleerd zijn in deze woor den: „Kan wohl etwas verkehrter sein, als den kindern, die kaumin diese Welt treten, gleich von der andern et- was vorzureden?" Deze onderrichtsmethode past in het kader van de wet, die door het onder wijs wil opgeleid zien tot christelijke deugden. En zou men de kinderen die dat onderwijs genieten ongodsdienstig en de plaats waar het geleerd wordt godsdienstloos mogen noemen? De derde bestaansreden is de maat schappelijke. De confessioneele school kweekt, moge zij het willen of niet, op straffe van zelfmoord te, plegen, ketter jacht. Niet één confessie, zij hcete hoe zij wil, ontgaat aan dien noodlottigen regel. Het kenmerk immers van elke belijdenis is, dat zij, en zij alleen, de alleenzaligmakende waarheid bezit. Maar tegen allen te gader richt zich hot woord van Lessing, den apostel der verdraagzaamheid, in zijn Nathan der Weise: „Der rechte Ring war nicht er- ■weislichEn tevens zijn parabel: in dien de Almachtige mij tot Zich deed komen, in Zijne rechterhand houdend de waarheid, en in Zijne linkerhand het streven naar waarheid, en tot mij zei de: kies, ik zou, eerbiedig buigend, de gave der linkerhand aanvaarden, met de woor den: Vader, de waarheid is voor U alleen". Wat ziet men tegenwoordig? De twee dracht neemt hand over hand toe. Is be kladding en verdachtmaking en laster niet aan de orde van den dag? Durfde de Standaard van 2 November niet te schrijven: het christelijk element is in de openbare school zoo goed als uit gestorven? Is het wonder, dat de cleri- calc pers voor dergelijke dingen niet terugdeinst, wanneer hun voorman het voorbeeld geeft? Bij het gouden jubilee van den Christelijken onderwijzersbond heeft hij de onderwijzers toegesproken en daarbij zei hij, dat dank hun stre ven en ijverig werken het christelijk geloof weer bij de natie was gegrond vest. Als miste :ncn alle geloof, wau- neer men het geloof van Dr. K. en de zijnen ontbeert. Ook heeft Dr. K. zich in de rede uitgelaten over de bouw kunst en de nieuwe beurs moest het ontgelden; vooral de muurschilderingen van Derkinderen leverden bewijzen van do armoede inde kunst door gemis van het bezielende geloof. Had dr. Kuyper wellicht „De boetvaardige Magdalena" als muurschildering verwacht. En verder klonk het: „Niet inslapen mogen we, onze arbeid moet voortge zet, gij hebt nu, 1/3 der natie terugge wonnen, maar 3 moet opgeëischt wor den voor den naam van Christus." Dit nu is, met alle eerbied voor Dr. Kuyper óf volslagen onzin, óf ik moet er uit afleiden dat dr. K. de openbare school in den ban heeft gedaan. Dit matste mag ik evenwel niet veronder stellen van een constitutioneel minister die de Grondwet en dus ook het grond wettelijk instituut der openbare school moet handhaven. Geen wonder dat de rede van den minister in de Kamer werd ter sprake gebracht. Ik wensch Jde volle vrijheid van spreken voor eiken ambtenaar, daar mag men aan die zijde ook wel eens aan denken, maar ik geloof ook, dat er dingen zijn, die men zelfs in de huis kamer niet zeggen mag, daar toch voor ieder geldt: „gij zult geen valsche ge tuigenis afleggen." Ook in de scholen wordt geloofshaat gepredikt. De heer Zclverder, schoolop ziener in ITeercveen deelde mede, dat hij in een christelijke school kwam, waar op het bord stond geschreven: de kinderen mogen geen touwtje sprin gen met die der openbare school. Is dat niet ontzettend, die andere kinde ren worden eenvoudig beschouwd als paria's ls het niet treurig, dat het ver leden van Nederland zoo wordt verloo chend, waarin mannen als Thorbecke, de Bosch Kemper Opzoomcr e.a.hun naam aan de openbare school verbonden hebben? Vergeet men, dat nergens de hartstoch ten op godsdienstig gebied zoo licht worden ontketend en zoo moeilijk be teugeld worden als bij ons? Geheel de J 7e eeuw davert van het krakeel der theologen, denkt men daar niet meer aan? Zeker niet misplaatst is hier een herinnering aan Goethe's Toovcrleerling. Is het te verwonderen dat dit minis terie in de Kamer een ramp werd ge noemd voor het land. Ik zou dit. niet durven zeggen. Mij zweeft het slot van de Bergrede voor den geest en daarom zal ik niet oordeelen. Maar dit wil ik wel zeggen, dat de toepassing der the orieën door de kleine luyden een ramp is voor ons land. De laatste reden is de opvoedkun dige. Er zijn drie voorwaarden waaraan een bijzondere school moet voldoen wil ze in aanmerking komen voor de rijks bijdrage, nl.: een koninklijk] goedge keurde vereeniging, 25 kinderen en een voor salaris afgegeven kwitantie. Het schoolbestuur nu is gewoonlijk saamge stcld uit personen, die van onderwijs zaken volstrekt geen verstand behoeven te hebben en waarbij de invloed van een geestelijke niet zelden overwegend is. Uit het bovenaangehaalde boekje van den heer Furncoiube Sanders kunnen we leeren wat daarvan het gevolg kan zijn, De heer F. S. vertelt dan dat hij oen school bezocht, waar een leesboekje werd gebruikt met Duitsche letters en dat vol stond met allerlei voor kinderen onbegrijpelijke passage over ellende en verlossing. Toen de lieer F. S. den ouden meester M'oeg, waarom hij geen ander boekje gebruikte, en hem een boekje aanraadde geheel in zijn geest, zeide de oude man dat hij dat boekje wel kende maar dat hij het niet mocht gebruiken. Hij eindigde met de klacht: „O, mijnheer ik zit er zoo onder." De confessioneele school moet nood wendig het peil van het onderwijs ver lagen. Niet enkel om deze reden dat iedere belijdenis, op den voorgrond ge steld, van nature jaloersch is en tot centraalpunt van alle aandacht en be moeiing zich opwerpt, maar ook om deze, dat de school, waar zij troont, in onmiddellijken samenhang met de geestdrijverij der ouders is. Het is niet toevallig, dat om de Rijksgave machtig te worden, het luttel aantal van 25 kinderen volstaat. De confessio neele school heeft dit eigenaardige, dat zij nuancceringen van nuances kent, en dus op alle individueele begeerlijkheden immers van gelijken rechte, bedacht moet zijn. Rechtstrccksch gevolg echter van dit univer-cele teren op de Staats ruif is, clat de onderwijzer, van het kleinst mogelijke aantal ouders afhan kelijk w ordt, en in gestadige verzoeking komt, hun oogendienaar te worden. Als dan is het gevaar groot, dat het gehalte van het onderwijs opgeofferd wordt aan zuiverheid in de leer. Voorbeelden van deze aanmatigende inmenging zijn, ten onzent, zelfs voor het hooger onderwijs, niet onbekend. Wanneer een aantal weetnieten, verspreid over ganscli het land, te beginnen met Broek op Lan- gendijk en te eindigen met Zwammer- dam, zich dorst onderstaan een man van hoogen zin cn groote kennis, als Lobman, uit zijn hooglceraarsambt te verdrijven, valt daaruit af te leiden hoe gretig, op lager schoolgebied, de gelegenheid tot medezeggenschap, dooi den eersten, en lang niet den besten, zal worden aanvaard. Het kenmerk immers van den belijder is, dat hij altoos ge lijk heeft, naardien niemand liet tegen deel bewijzen kan, waaruit volgt, dat de steilste het langst aan liet woord blijft. En wat het afnemen van de examens betreft, men bedenke dat dit de leeraren van de bijzondere kweekscholen zelf doen, cn dat dc Rijks-subsidie wordt afhankelijk gesteld van liet aantal afge leverde candidaten. Voorwaar een zeer mocielijkc keuze voor deze leeraren tusschen beurs en geweten. En dan de voor salaris afgegeven kwitantie. Welken waarborg levert die op? Zeker niet den minsten waarborg, dat het bedrag ook ten goede is ge komen aan den onderwijzer. in dc zuidelijke provinciën zijn veel ordebroeders als onderwijzers werkzaam cn die hebben immers de gelofte van armoede afgelegd. Hoe zullen die het salaris kunnen ontvangen en behouden. Zak er zoo doende niet veel geld voor onderwijs worden uitgegeven, dat hot onderwijs niet ten goede komt? Mij is een geval bekend, dat een onderw ijzeres aan een bijzondere school f 600 salaris genoot. Maar zij kreeg die som nooit uitbetaald. Men had haar weten te be duiden, dat het de gewoonte was, dat elk jaar f 100 daarvan cadeau werd ge daan aan liet schoolbestuur. Om haai de moeite van het geven nu te bespa ren, voor het gemak dus, hield men die f 100 maar van het salaris af. Dat is nu wel heel mooi, maar men kan toch moeilijk spreken van de voor salaris af gegeven kwitantie. 't Is een droef vooruitzicht, dat zich opent voor liet openbaar onderwijs. Van regeeringswegc belaagd, kunstmatig en lasterlijk in een kwaad daglicht gesteld, heeft de openbare school dringerder dan ooit behoefte aan de inspanning barer voorstanders. Vóór den slag bij Trafalgar zeide Nelson tot zijn matrozen: het land vci- wacht dat iedereen zijn plicht zal doen. Welnu in dezen tijd verwachten w ij het zelfde van alle voorstanders van de open bare school. De kernachtige, pittige rede van den heer Levy werd door het vrij groote publiek met dc meest mogelijke aan dacht gevolgd. Herhaaldelijk werd de spreker door applaus onderbroken tcr- wijl hij aan het slot stormachtig werd toegejuicht. Dc voorzitter, de heer J. v. d. Horst was dan ook wel de tolk dei- verga (lering toen hij den heer Levy een woord van dank en hulde bracht voor zijn overtuigende, gloedvolle voordracht. Voor het debat gaf de heer Wijnia onderwijzer aan de „Christelijke" school alhier, zich op. Door een minder goede regeling en doordat de spreker met den laatstcn trein naar Arnsterdani inocst, kwam (lit evenwel niet tot zijn recht. Vandaar, dat wij dit achterwege laten, temeer daar we vernemen, dat dc lieer Wijnia zal uitgenoodigd worden het de bat op een nader te bepalen tijd voort te zetten. Enkele opmerkingen moeten ons cven- wet van liet hart. De heer Wijnia had waarschijnlijk zeer veel te zeggen, zoo- dat de hem toegemeten tijd veel te kort mag genoemd worden. Hij had even wel reeds ongeveer een half uur gespro ken en nog steeds kwam hij niet aan de bestrijding van mr. Levy's rede. Wel zeide hij herhaaldelijk: dat is nog niet mijn bedoeling, maar wat hij dan eigen lijk wrel te zeggen had, dat kregen we niet te hooren. Voeg daar nog bij dat dc heer Wijnia o. a. zeide op een toon alsof hij het meende ook, de lieer Levy heeft getoond van onzen godsdienst niets te begrijpen, en meer dergelijke uitdruk kingen gebruikte dan wordt het verklaar baar dat de vergaderingeenigszins rumoe l ig werd. Wij w illen gaarne ieders verdien ste erkennen, maar een dergelijke wijze van spreken over een man als mr. Levy, die zeker onder de scherpzinnigste en meest serieuse mannen van geheel onze natie gerekend mag worden, zie dat vinden we weerzoo'n anti-revolutionaire eigengerechtigheid, die wc sinds dr. Kuyper in het Torentje zetelt wel meer aantreffen. Waardeering van tegenstan ders zoekt men veelal bij anti-revolutio nairen te vergeefs. Maar wat ons wel verwonderde is, de verregaande lankmoedigheid van den voorzitter. Ons komt het voor, dat hij den heer Wijnia het woord had moeten ontnemen. Deze heeft toch gedurende den tijd, men zegt van een 50 minuten dat hij aan het woord is geweest niets gezegd, dat. ook maar zweemde naar een bestrijding van mr. Levy. Hij hield een aparte redevoering, die zeker voor een debat misplaatst was. Dan kan men niet spreken van verkorting van de vrijheid van het woord, dan is men in zijn volle recht het woord te ontnemen. L)at dit dc voorzitternietdeed is tebctreu- reu, daar de vergadering een vrij rumoe rig karakter kreeg op het laatst, niet in het minst doordat een zestal „chris telijken" poogden door de tafeltjes heen te slaan, terwijl ook de grond liet duch tig moest ontgelden. Dit „krachtige" applaus moge voor den heer Wijnia een getuigenis zijn geweest, dat zijn vrien den hem uitstekend vonden in het debat, het overige deel der vergadering was het met mr. Levy eens dat als men de- battcercn wil, men beter beslagen ten ijs moet komen. .Beren". Schrik niet lezer; ik wil 11 geen ijzingwekkend verhaal doen \an beren, .verscheurende dieren" zuoais de Vries en te Winkel zeggen, noch van boeren,„muurstutten", die door de „tand des tijds" zijn doorgeknaagd, noch van beeren, „waterkeeringen", die voor den aandrang van liet overvloe.dige Deceuiberwater bezn eken zijn, noch van boeren „mannetjesvarkens", die losge broken zijn cn een geheel dorp op stelten hebben gezet, noch ook van heren „rekeningen", die menig studenten vader met angst en beven de toekomst doen tegenzicn, maar wel moet ik u iets vertellen van het woord „beer" in een zin, die een glimlach op 't gelaat brengt van elk rechtgeaard gemeente reiniger, maar tevens ieder ander onwille keurig naar zijn neus doet grijpen. Enkele dagen geleden nl. kon men in alle kranten een berichtje vinden over het inzakken van den vloer in een bak kerswinkel te 's-IIertogeubosch. Het ge val had ernstige gevolgen kannen hebben, want zoo las men die. vloer rustte op liet gewelf van een .beerput", en dit gewelf was ingestort. Gelukkig waren er geen ongelukken te betreuren. Uit bericht nu is ook in Brussel ge lezen en van daar naar de „Daily Express tc Londen geseind met de vol gende woorden: „Te 's-Htrtogenbosch is de vloer van een bakkerswinkel ingestort en drie be woners waaronder een knaap, vielen in den kolder, waarin twee beren werden gehouden. De knaap werd zoo vrceselijk door een der beren toegetakeld, dat hij stierf. Eigenlijk was het mij, zooals de lezer gemerkt zal hebben dus niet te doen om het welriekende woord „beer", maar veel meer om te laten zien, hoe men in het buitenland wordt ingelicht omtrent ons, de bewoners van de „lage lauden bi der Sec", die oen beer, „verscheurend dier" alleen uit Artis, uit een prenten boek of uit de woordenlijst kennen, en hem zeker niet in een put zouden op sluiten. Wat zal men in Engeland lachen om die domme Hollanders, die hun beren in putten onder bakkerswinkels met half vergane vloeren opsluiten, 't Moet daar in Holland wel een raar zoodje zijn. Trouwens wat ons over 't buitenland wordt meegedeeld is ook niet altijd even mooi, verbeven of stichtelijk; soms echter wel ongeloofelijk. Zoo lezen we in het Ilbld. v. Antw. liet volgende bericht van een jonge weduwe, die haar achttienden man beeft verloren. „Te Brussel is aangekomen mevrouw Palmcrston, vroeger wonende in een dorp van Schotland, op wegnaar Rome, waar zij zich metterwoon gaat vestigen. Een dezer laatste dagen heeft zij haren 18en echtgenoot verloren. Zij is vertrokken, daar zij weder een nieuwe huwelijks- aanvraag had ontvangen. Zij was juist 14 jaar, maanden cn ■S dagen oud, toen zij verloofd werd met een braven jongeling, maar het huwelijk ging niet door, daar juist op den dag van het huwelijk haar verloofde van dc trap viel cn den hals brak. Eenige maanden later werd mevrouw Palmcrston de echtgenoote van oen wel hebbend grondeigenaar, die in de week volgende op het huwelijk, een schielijken dood stierf. Öpvolgenlijk werd zij de echtgenoote van eon drogist, een mandolinist, een verzenmaker, een horlogemaker, een barbier, een notarisklerk, een ekster- oogonsnijder, een leeraar in het teekenen, een koopman in pillen tegen den hoest, een wisselagent, een dagbladschrijver, nog een barbier, enz. Haar laatste echtgenoot was een leeraar in teekenkunde. Mevrouw Palmerston is nog maar 30 jaar oud." Wie heeft er lust De l'olilieke toestand. (D e b a t.) Na de luid toegejuichte rede van den lieer Keyne, gaf de voorzitter gelegen heid tot debat, waarvan door een zestal heercn werd gebruik gemaakt. Dc lieer Bonkamp. Ik wil kort zijn. Hetgeen ik tc zeggen beb is een woord van protest, maar eerst wil ik den spreker hulde brengen voor zijue schoone boeiende rede. Een woord van protest moet ik evenwel laten hooren, omdat de spreker ons, vrijzinnigen, als paganisten heeft beschouwd. Ik- blijf er trotsch op christen te zijn en onder allerlei menschen, katholieken, protestan ten en joden vinden wcevengoed belijders van den Christus als onder de volgelin gen van Kuyper. De heer v. d. Koemcr. Ik wilde slechts vragen of de rechten van do kroon met beter zijn toevertrouwd aan het iniiiisterie-Kuyper dan aan dc liberalen. Dc heer Stijn man. Om spraak verwarring tc voorkomen wil ik eerst verklaren, dat er tusschen dc liberalen en vrijzinnig-democraten aan de eeue zijde en de sociaal-democraten aan den anderen kant geen banden van verwant schap bestaan, er bestaat wel degelijk principieel verschil. We hebben van de rede een niet onbelangrijk deel gekregen en dat hoewel we de jongste partij zijn in ons land. Ik moet opkomen legende voorstelling, als zou de groei en bloei der sociaal-demokratic zijn oorzaak hier in vinden, dat wordt voorgespiegeld een soort toekomststaat, waar het boterje aan den boom zal zijn. Laat ik nu ver klaren dat ik zeven jaar sociaal-demo- kraat ben, maar dat ik nog nooit de gedachte heb gehad mee te zullen ete.i van den wclgcvulden toekonist-disch. Wij worden alleen gedreven door het belang onzer nakomelingen, daarvoor zijn we warm. De spreker heeft geen critiek gele verd, maar enkele beschouwingen ten beste gegeven. En nuzegt hij Trenb cn nog meer van die groote mannen heb ben critiek geleverd, waartegenover nooit iets van sociaal-dcmokratische zijde is gesteld. Maar mijnheer heeft vergeten te zeggen, waarin die critiliek bestaat En nu zeg ikcritiseer maar raak, w ij groeien en worden steeds sterker, dat bewijst niet het juiste van de critiek, ou dat is de beste auti-critiek. Ook geeft de spreker enkele beschouwingen over het kapitaal. Nu geeft ik het een werk man te doen, door spaarzaamheid kapi taal te verwerven, mijnheer meet maar eens zeggen hoe dat moet. Maar daar tegen gaat de strijd niet, de strijd gaat tegen de exploitatie van het kapitaal. Bij de vrijzinnig-democraten wordt de klassenstrijd erkend, zij willen tem peren en den bezitsvorm wijzigen. Dan krijgen we iets te hooren over kapitaalvorming. Er is verschil in kapi- taalvorm en dan gaat de spreker terug tot de Romeinen on Plato maar daar heb ik niets van gelezen, daar heb ik geen verstajen van. Maar dat weet ik wel. Ik heb langen tijd gevaren en ben op Nieuw-Guinea geweest bij de kop pensnellers. En daar bestond ook kapi taal in het aantal koppen. Wie dc meeste had was de rijkste. Ook daar gold dus liet recht van den sterkste. Dat is altijd zoo geweest en ook nti nog zoo. De vrijzinnigen willen ook aan het kapitaal tornen en de uitwassen ervan wegne men en dan zegt de spreker, door dem ping van dc Zuiderzee zouden we krij gen overvloed van werk. Maar als die gedempt is, wat moeten we dan gaan dempen? Dat is geen middel van blij vende waarde! Spreker heeft vanavond gesproken over paradepaarden, maar dat noem ik nou een echt paradepaard. De rentevoet zal dalen. Maar dan vraag ik, waar moeten dan de coupon knippers heen? In bepaalde vakken, zegt vorder de spreker, bestaat een overeenstemming van belangen. Wanneer de arbeiders en patroons zouden samenspreken en de arbeiders kregen zeggingschap in de re geling van loon enz. dan was het heel wat beter. Maar op het oogenblik is het heel anders, het kapitaal is de baas en de arbeiders hebben niets te zeggen. E11 welk bezwaar kan er nu tegen zijn dat de arbeidsmiddelen kumen in banden van de gemeenschap. Wanneer we zien, dat reeds in tal van genieenten verschil lende takken van dienst zijn in het be zit der gemeente, welk bezwaar kan er dan tegen zijn, dat ook do arbeidsmid delen onder 't zelfde beheer komen. Wat wij willen is eenvoudig dit, dat ieder krijgt althanszoovecldathij behoor lijk bestaan kan. De heer vanYeen. De heer Rhevne heeft in het eerste gedeelte zijner rede zeer sterk gesproken tegen de sociaal- deniokraten. Ik meen, dat hij daarin wel wat ver is gegaan. Verschillende wegen toch kunnen naar écn punt lei den en dat is ook inde politiek het geval, ik geloof dat het verkeerd gezien is van den lieer Reyne om sterk uit te weiden over de grondbeginselen der sociaal-demokraten Als we de vurigste, zoowel onder de vrijzinnigen als onder dèsociaal-demokraten, buiten rekening laten dan geloof ikdatwatpractischregce- ringsbeleid aangaat liet verschil niet zoo groot is. 't Is niet waar dat ze zoo'n verschillende lijn volgen en daarbij beroep ik me op de woorden van den- lieer Kheijne waar liij de vier hockstee- nen van het vrijzinnige gebouw aan geeft. Dat zijn zaken, die de sociaal- demokraten evengoed als de vrijzinnigen voorstaan. De heer van'tYcer. De voorzitter zegt er is niet veel verschil tusschen de vrijzin nigen ende sociaal-deniokra ten; maar datis moeilijk te zeggen, waar is uw program? Zoolang als de vrijzinnigen zich niet verklaren voor Algemeen kiesrecht is er van samenwerking geen sprake. De heer Oosterman. Ofschoon het geen usance is, dat een verslaggever het woord vraagt, meen ik toch een enkel woord te moeten zeggen, naar ti aauleiding van hetgeen de voorzitter ge- s zegd heeft. De heer Reyne heeft dui- i\ delijk uiteengezet dat er principieel ver schil bestaat tusschen de vrijzinnigen en de sociaal-demokraten ten en nu si komt de voorzitter a. h. w. afbreken wat li de spreker heeft opgebouwd en laat Is het voorkomen, dat liet toch neefjes (1 misschien wel broertjes zijn. sj 't Is waar dat de sociaal-demokraten v: ook de vier lioeksteenen door spreker g genoemd voorstaan. Maar in onze oogen m zijn dat geen hoeksteenen maar dunne ni glazen pijlertjes. Ik kan hier niet op kl

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 2