No. 102. Woensdag 21 December 1904. ie Jaargang HETKIND. Vers oh ij utLiberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Vergadering Naamchristenen. FEUILLETON. Voor Vrouwen. DE EEMLANDER. Woensdags en Zaterdags. Itnreaii Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentiëu Van 1 tot 5 regels 0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting Zij. die zich met ingang van 1 Januari a. s. op ons blad abonueeren, ontvangen de tot dien datum verschijnen de nummers GRATIÜ. van Commissarissen van „DeEemiander" op Maandag 2t» December 's mor gens half elf. „Zal het „Christendom" zegevieren of het Paganisme. Zal de bestaande staats orde blijven gehandhaafd of de revo lutie daarvoor intreden? Dit is de vraag, waarop de „Chris tenpartijen" 't volgend jaar hebben te antwoorden". Aldus lezen we in een Koomsch blaad je in een hoofdartikel, dat nog meer moois bevat van dien aard. En onwillekeurig, lezers, dachten we aan deD groot-meester dor „Christelijke" Propagandisten, aan den welbekenden spreker, den lieer Sybrandy, die kier in deze streken een propaganda-tocht houdt en die blijkens de vele beschul digingen tegeu hem ingebracht, bezig is op het oogenblik den naam van „Christen" bij fatsoenlijke menschen in minder goeden reuk te brengen. De heer Stijnman heeft in de inge zonden stukken in ons blad duidelijk uiteengezet, van welke middelen de heer Sybrandy zich meent te mogeu bedienen, bij het propageeren van de „Christelijke" staatkunde. En nu gaat het niet aan het zede lijk peil van de Christenpartijen te be- oordeelen naar het moreele gehalte van dezen eeneu „Christen" wc zijn dade lijk bereid, dit toe te geven. Doch het erge van het geval is, dat een man als Sybrandy zelfs door Dr. Kuyper (Handelingen 2e kamer) min of meer in bescherming genomen wordt. Het erge is, dat do heer Sybrandy Een edele str\jd in een onedele samenleving beloopt veel kans onedel te woeden. Wie hem in het rechte spoor houden wil, moet veel vijanden maken, want afgunst tiert, als alle onkruid, welig voort. Haar het Duitsch, van EYA TBEU. 3.) Ik zelve was terughoudend en ernstig Ivan aard; ik had dus veel op metvroo- llijke, levendige menschen. Aarzelend I hield ik mij voor, dat mijn kleine Hilda Iheel lcelijk zou kunnen zijn, en mis- Ischien geen beminnelijk kind was. De loude man, die haar mij toezond, had Itoch immers geen verstand van kinderen 1 „Ik zal haar echter liefhebben, hoe Izij er ook uitziet", besloot ik heldhaftig len zag naar de klok, of de trein er nog luiet zijn kon, die haar mij brengen zoude. ■Eindelijk werd er aan de huisdeur ge- Ischeld, en een oogenblik. later stond ik Inaast de oude Hanua in den gang. Zij Idroeg het kind op den arm. liet had de steeds mag blijven voortgaan, zijn on waarheden te debiteeren. Het erge van het geval is, dat wij „paganisten" onze „Christelijke" tcgen- stauders er op moeten wijzen, hoe de achting voor de ernst en de waardig heid van een partij schade lijdt, door zulke verkondigers van hare beginselen. De geloofshaat moet worden aange wakkerd a tout prix, en wanneer men ziet, dat „Christenen" als de heer Sy brandy de baud boven het hoofd ge houden wordt, dan wordt de onderstel ling gerechtvaardigd, dat de Christen partijen er tweeërlei leus op nahouden voor den stembusstrijd van 19Ü5. Eén voor dc goedgeloovigc menigte luidende: „Voor den Christus Tegen de Heidenen". Eén voor de „Christelijke" gandisten: „liet «loei Heiligt «Ie «leien. propa- mid- l>c openbare school en „neu traal on«lcrwijs.'") Merkwaardig onjuist zijn in hun be schouwingen veeltijds de bestrijders der openbare school. De bekende, gewone verdachtmakingen door de voorstanders van sectariscb onderwijs te dien aanzien hebben we altijd laten gaan, omdat het onze vaste overtuiging is, dat laster in liet algemeen zich zelf ten slotte om hals brengt. Maar misschien zijn wij daarin tocli wel eens wat al tc toe geeflijk geweest en hebben we te wei nig bedacht, dat er voor alle zaad toch steeds een bodem is, waarin het wortel schiet en opslaat. Dit is zelfs zoo sterk, dat zij, die do openbare school toch met alle kracht w enschen te dienen zich zelf gewend hebben aan het gebruik van termen, die „uitgevonden" zijn dooi de tegenstanders, en waarvan het over- ncmeu door ons dan ook in geen enkel opzicht aanbeveling verdient. Het staat er zoo b.v. mee ten aan zien van de uitdrukking „neutraal on derwijs." Meermalen is ook wel van onze zijde beweerd, dat neutraal onder wijs niet bestaanbaar is, dat deze term in zich zelf uiteraard al geoordeeld is, omdat „onderwijs" een „persoonlijkheid" kan opleiden en „neutraal"-ziju het te- 1) Uit liet Orgaan van „Volksonderwijs." armpjes om haren hals geslagen en het hoofdje gelegd op den schouder dei- oude vrouw. Het sliep. Hannahieldliaar zoo zorgvuldig vast, en sprak zoo zacht, toen zij mij begroette, dat ik onwille keurig lachen moest. Toen zij vertrok, had zij zoo bitter gemord over de kleine indringster. Zij droeg het slapende kind iu de huiskamer en zette het voorzichtig neder in een der grootc, zachte leuningstoelen, die naast den schoorsteen stonden. Bij liet hebt, dat van liet flikkerende haard vuur over de kleine gestalte danste, kon ik eerst zien, welk een bekoorlijk schep seltje men mij in huis gebracht had; een fijn gevormd lichaam, een klein blozend gezichtje en lange blonde krullen. Ik kon het niet nalaten: zachtjes knielde ik neder, boog mij over kleine Hilda heen en kuste haar frissche, half geopende lippen. Toen ontstelde ik bijna. Twee groote, wonderschoone, reebruine kinderoogen hadden zich geopend, twee kleine, mollige armen zich om mijn hals geslingerd, en nog Half slaapdronken mompelde Hilda: „Mama! mijnMama!" Geleek ik werkelijk op dc overleden vrouw later vernam ik dat zij een bru nette was, zooals ik of had de tee- dere aanraking bij het kind de herin nering aan de doode moeder opgewekt, genoeg, kleine Hilda noemde mij dien avond niet anders dan Mama. Mijn plan was geweest mij tante ltuthte laten gendeel onderstelt,... maar het baat niet, ijverig gaan de tegenstanders voort met de openbare school te beschuldigen, dat die neutraal onderwijs geeft. En als dan een voorstander van de openbare school zegt: „Maar de openbare school goeft geen neutraal onderwijs, dat kan zo niet", dan roept de overzijde zege vierend uit: „Zie je nu wel, daar zeggen ze het zelf: neutraal onderwijs kunnen ze niet geven. Of die openbare school ook gevaarlijk is!" Tc weinig wordt dan ook naar onze nieening op den voorgrond gesteld hot ware karakter van de openbare school, zooals dat in art. 33 van de wet op het Lager Onderwijs zoo treffend juist wordt aangegeven, u.l. dat liet onderwijs on der het aanleeren van gepaste nuttige kundigheden dienstbaar wordt gemaakt aan de ontwikkeling van de verstande lijke vormogens der kinderen en aan hunne opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden, terwijl de onderwijzer zich onthoudt van iets te leeren, te doen of toe te laten, wat strij dig is met den eerbied verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van anders denkenden. Niet waar, dat is niet iets neutraals iets onzijdigs, dat is iets positiefs. En daarin ligt dan ook het grond beginsel van de openbare school met zijn onderwijs voor alle kinderen des volks. En in dat positieve ligt juist haar groote kracht; in dat positieve is ze on aantastbaar als instituut van opvoedend onderwijl, door den Staat noodig ge oordeeld ter bevordering van de volks welvaart en de volkseenheid. Alinea drie van liet aangehaalde wets artikel zegt verder: De onderwijzer, die zich in dit opzicht aan plichtverzuim schuldig maakt, kau door ons voor hoog stens een jaar en bij herhaling der over treding voor onbepaalden tijd in zijn bevoegdheid tot het geven van onder wijs aan ceue openbare school worden gescliorst. Als men nu bedenkt, dat in al de tientallen van jaren, waarin dit met straf bedreigend wctsarlikel_ heeft gegolden, het slechts tweemaal toepassing beeft behoeven te vinden duizenden ouder wijzers als daar dag aan dag en uur aau uur, jaar iu, jaar uit werkzaam zijn dan mag men tocli zeker besluiten, dat de houdbaarheid van de praktijk noemen, maar het scheen wreed, het kind den waan te ontnemen, dat zij haar moeder teruggevonden had; ook was ik dankbaar, op die wijze tc voor komen dat zij hartstochtelijk oin haar moeder ging weenen. Toen ik den volgenden morgen een poging waagde, en zeide: „Ik ben uw Mama niet, Hilda, ik ben tante Ruth", kwamen dc waterlanders zoo spoedig voor den dag, dat ik mijn verklaring nooit meer herhaalde. Na dien tijd noemde zij mij altijd Mama en ik ver bood het niet. „Gij moet u zoo niet laten noemen, juffrouw", raadde Hannamij welgemeend aan. Ik wist dat zij daarmede het oor deel mijner bekenden uitsprak, ik wist ook, dat zij gelijk hadden, en nochthans bleef liet zooals het kind het zelf inge voerd had. En had ik het dan minder lief, dan een moeder gedaau zou hebben? Was het niet dag en nachtonder inijnhoede? dacht ik er niet ernstig over, hoe ik het goed zou. leiden en opvoeden? Kon een moeder met meer verrukking liet langzame ontluiken eener kinderziel be schouwen? kon zij God oprechter dan ken voor de groote gave, haar in deze kinderziel geschonken, dan ik deed? Ja, dat was het rechte woord: dan ken. Ik had hot kleine schepseltje, dat eensklaps zonneschijn verspreid had over mijn duister, eenzaam levenspad, lief met van liet openbare schoolwezen ten aan zien van zijn grondbeginsel voldoende is gebleken. En dat de openbare school, toegankelijk voor alle kinderen van den Staat, juist een principe als het genoemde heeft belichaamd, is afgescheiden nog van de deugdelijkheid daarvan uit een opvoedkundig oogpunt geheel in overeenstemming met liet verleden van ons land en volk, dat vuak aan verket terde verjaagden elders, hier een veilige schuilplaats bood en dat altijd eerbied toonde en bescherming had voor anders denkenden. Uit een opvoedkundig oogpuntw ant niet op wat ïenschen van elkaar scheidt of tegenover elkaar doet staan, zij liet opvoedend onderwijs voor onze kleinen gericht, waar dit gelegenheid hebbende te geven tot alzijdige ontwikkeling van liet kind en do grondslagen te leggen voor verdere opleiding, den geest van het kind liebbe te leidon tot zooveel mogelijk waardeering te kunnen bezit ten en betoonen voor den evenmensch. Het kind te leeren onderscheiden het waar en het onwaar, liet schoon en liet leelijk, het opofferende en den eigen baat, den moed en de lafheid, liet goed en het slecht, maar niet een onder scheid als tusschen goede Protestanten en slechte Katholieken (of andersom: slechte Protestanten en goede Katlio lieken), waarbij zich dan allicht hebben aan te sluiten minderwaardige Christe lijk-Historisclicu en een-ietsje-betere Gore formeerden A of B.... maar in elk geval: slechte paganisten en buiten alles staande Joden. Noen, voor het onbevangen kind slechtsmenschen, methun voor de kinder lijke ontwikkeling tc begrijpen deugden en gebreken! Allerminst daarom het onderwijs op de openbare school neutraal, maar in tegendeel positief, deugden-aankweekend en karaktervormend in overeenstemming met wat de kinderlijke geest als grond slag ook van een moreele ontwikkeling behoeft; positief opleidend bovenal tot eerbeid tc gevoelen voor de meeniug van andersdenkenden. De openbare school daarom dan ook bet instituut van volksopvoeding bij uit nemendheid, omdat dc kracht en de bedoeling van haar opvoedend onderwijs uitgaat boven alle verdeeldheid. een dankbaarheid welke mij de verplich ting, het naar mijn beste weten goed op te voeden, dubbel heilig deed toe schijnen. Het was niet meer std en eenzaam in mijn huis, sinds een vroolijk stem metje zong en juichte iu de groote ka mers en de ruime vestibule. Dc late na- jaarsbloemen in den tuin bloeiden niet meer te vergeefs, sedert kleine Hilda er zich over verheugde, zooals alleen een kind dat kan. En liee kon dat kind zich verheugen! Het was, alsof hetfijne poppetje door eigen juichen over de aarde zweven kon. In hoe langen tijd had ik niet meer gezongen? nu lieriuuerdc ik mij natuur lijk weer allerlei kinderliedjes en spel letjes. Ik werd weer jong. Het leven, dat mij zoolang had doen denkeu aau een eindeloozen, verlaten, zandigen weg, werd nu eensklaps weer een liefelijke tuin, waarin vogels zongen en bloemen bloeiden. En dan dachten de men schen nog dat ik een goed werk gedaan had aan kleine Hilda, -ikaan haar In den loop van den herfst schreef ik dat alles aan mijn ouden vriend. Mijn brief werd mij teruggezonden, inet een bericht van het postkantoor, dat de oude pastoor overleden was. Zijn voor gevoel bad den grijsaard dus niet be drogen; hij zou het ontluiken der hoo rnen niet meer zien' Het artikeltje „mode" zullen we nu eens voor de kinderen behandelen. Sinds de baby-jurken zijn afgeschaft, worden er korte, wijde rokjes met blouses ge dragen. De rokjes moeten iets over de knie reiken en kunnen geplooid of ge woon ruim zijn; een breede zoom, die uitgelegd kan worden of eenige opnaaisels dienen voor het verlengen. Als de stof niet to duur is, behoeven do rokjes niet gevoerd te worden, zij vallen dan mooier. Voor onderrokje gebruikt men dan wol len moiré, in dezelfde kleur, met twee strookjes versierd voor het uitstaan der jurk. Dc lange ruime blouses worden op de voering gehecht en dan uf genaaid of met knoopen op den band van den rok bevestigd. Een zijden of leeron cein tuur bedekt dit; voor school kan er een van dqzelfdo stof als de jurk is, dienst doen. De stoffen zijn veel geruit en klee- den daardoor best zonder garneersel; alleen een crème kanten kraag maakt ze reeds zeer geschikt voor feestelijke gelegenhedenmoeten de jurken later ook dienen voor jongere zusjes, dan doet men verstandig vooral soliede stoffen te nemen. Lage halzen en korte mouwen aan de lijfjes staan aardig, maar dikwijls ook koud en bij de groote temperatuur verschillen in ons klimaat zijn ze, naar mijn idee, niet aan te bevelen: wil men het doen om de kinderen te harden, dan moet men daarmee in allerlei opzichten voortgaan, dagclijksclic koude wasschin- gen winters op een verwarmde kamer!) zullen zeker de jeugd versterken en bij gezonde kinderen goeden invloed hebben; men moet ze echter niet toepassen en volhouden zonder medisch advies. Mijn persoonlijke ondervinding is met klier achtige kinderen geweest, dat, na de eerste jaren altijd lauwwarme bladen te hebben gebruikt, deze warmte langzamer hand kon afnemen tot we de gewone temperatuur van liet water hielden, vlug 's morgens hen afsponsteu en hen flink warm wreven. Hun huid is daardoor minder gevoelig geworden voor de af wisseling en zij zijn haast van alle ziekten verschoond gebleven; als ze aan mazelen of dergelijke ongesteldheden leden, dan was liet altijd in zeer geringen graad. Met het dragen van sokjes in de plaats van kousen zou ik 's winters tocli nooit doorgaan, al behoeven zij niet door wol- Twee jaren gingen voorbij. Hilda werd grooter en mij hoe langer hoe dier baarder. Ik droeg zorg, dat zij met an dere kinderen in aanraking kwam. Zij had een aantal speelmakkertjes, voor welke des winters onze ruime woning, des zomers onze prachtige tuin ecu wel kome speelplaats was. Zoo was mijn kleine een frisch, natuurlijk en bijzonder vroolijk kind gebleven, in weerwil van inijn gezelschap en dat der oude Hanna. Trouwens de oude was dol op liefkind, al waren haar manieren soms wat kort af. Er kwamen ook kwade dagen voor mij. Hilda werd zwaar ziek en het scheelde weinig, of ik had haar verloren. Behalve dat was zij evenmin een engel als andere kinderen. Ook in haar ver toonden zich gebreken, die ik moest bestrijden, die mij zelfs ernstige zorgen bereidden; maar ik weet niet, hoe het ging, doch zelfs deze zorgen schenen het kleine wezen nog onontbeerlijke!- voor mij te maken. Reeds dacht ik er over, om haar het volgende jaar naar school te zenden. Ik mocht haar tocli niet, als een bekoorlijk stuk speelgoed steeds bij mij behouden. Het was prachtig zomerweder. Ik zat op de warande, die uitzicht had op den tuin. De welriekende geur der rozen kwam tot mij, en de vogelen kweelden in de takken, Ik zat te mijmeren ineen wiegstoel en tc genieten van dc heer lijke zomerwarmte. Vau tijd tottijd kwam

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 1