No. 103.
Zaterdag 24 December 1904.
ie Jaargang
HET KIND.
JLiberaal Orgaan voor Amersjoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Vergadering
Eenige opmerkingen
over Opvoeding.
FEUILLETON.
DE
Verwliijiil
Woensdags en Zaterdags.
Iliircaii
Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3-00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiëu
Van 1 tot 5 regels 0.40
voor iederen regel meer0.08
(By abonnement aanmerkelijke korting.)
Zij, die zieli met ingang
van 1 Januari a. s. op ons
blad abonneeren, ontvangen
de tot dien datum versehijnen-
de nummers GRATIS.
Tan Commissarissen van „De Eemlander"
op Maandag 2G December's mor
gens half elf.
„Wie liet kind beeft, heeft het volk",
ziedaar een van die gevleugelde woorden,
telkens en telkens herhaald en versterkt,
zoo vaak en in zoo verschillende toon
aarden, dat men werkelijk geneigd zou
zijn het zonde te rekeneD, aan de waar
heid er van te twijfelen.
Was het niet Bismarck, die zeide, dat
de Fransch-Duitselie oorlog gewonnen
is door de onderwijzers?
Bij eenig zoeken zijn er wel meer
uitspraken te vinden, die van den grooteu
invloed getuigen, die de school heeft
op de vorming van het karakter der
kinderen.
tip gevaar af, dat de paedagogen
onder onze lezers het niet met ons eens zijn
en meencn, dat wij hun invloed op de
jeugd onderschatten, meenen wij op
dergelijke uitspraken eenige kantteeke-
ningen te moeten maken, zij het in alle
bescheidenheid.
Wanneer wij van den invloed der
school op de zedelijke vorming dcrjleer-
lingen spreken, dan denken wij daarbij
natuurlijk in de eerste plaats aan de
lagere school, omdat voortgezet school
onderwijs slechts door betrekkelijk wei
nig Nederlanders wordt genoten.
In de eerste plaats wordt de lagere
school maar door de kinderen bezocht
tot hun 12e of 13e jaar en het zou
toch zeker dwaasheid zijn te onderstel
len, dat op dien leeftijd het karakter
De plicht fronst slechts de wenkbrauwen
zoolang gij hem schuwt; volg zijn roepstem
en hij lacht u toe.
Naar het Duitsch, Tan
EYA TKEU.
4.)
Ik was opgegroeid met het vooruit
zicht op een groot vermogen; nooit had
iemand er aan gedacht, dat ik in staat
moest worden gesteld, zoo noodig, mijn
eigen brood te verdienen. Zonder een
leeglooper te zijn, had ik toch geen
andere bezigheden gehad dan die ik
vrijwillig waarnam. Nu stond ik plotse
ling op eigen voeten, en ik wist niet
wat te beginnen.
Misschien zou het mij destijds beter
gelukt zijn, als ik vrij geweest was; zoo
ik niet voor vrouw en kind had moe
ten zorgen. Nu kon ik met niets slagen.
Mijn vrouw begon te sukkelen. Iedere
vergeefsche poging, om welvaart voor
der kinderen reeds zoodanig „gezet"
had, dat latere invloeden geen wijziging
er in konden aanbrengen, geen sporen
er meer in konden achterlaten. Integen
deel wij zouden haast durven bewe
ren, dat de karaktervorming pas op veel
hoogcren leeftijd zijn beslag krijgt dan
op dien waarin de jeugdige knaap of
het jeugdige meisje het stof der school
van de schoenen schudt en dat op 16
of 17 jarigen leeftijd bij de meesten pas
de tijd van eigen geestesrichting begint
te komen en dat die leeftijd het meest
ontvankelijk is voor kiemen van goed
en kwaad.
Doch ook afgescheiden hiervan komt
ons de invloed van de school en van
den onderwijzer ook om andere redenen
schromelijk overdreven voor.
In do eerste en in de voornaamste
plaats omdat men bij een dergelijke
beschouwing een factor verwaarloost van
oneindig grooter belang, dan do invloed
van de school, n.l. den invloed der ouders.
liet essentiëele verschil tusschcn beide
is o. i. dit, dat de band met de ouders
een onverbrekelijke is. Daarvan zich
geen rekenschap gevende, zal de onder
wijzer zijn invloed sterk overschatten.
De I^éste onderwijzer kan nooit volledig
opvpeder zijn. Daartoe is een band noo
dig, die nooit tusschen onderwijzers en
leerlingen kan bestaan.
De herinnering aan de onderwijzers
verflauwt gaandeweg, die aan de ouders
blijft voortduren tot ver over het graf.
Een goed opvoeder-onderwijzer kan
de huiselijke opvoeding door voorbeeld
en door woord kiachtig steunen: dit
staat ook bij ons vast. En afgescheiden
van de meerdere of mindere quantiteit
van dien invloed het blijft een dure
plicht voor den onderwijzer, zooveel in
zijn vermogen is bij te dragen tot de
karaktervorming van de kinderen, die
aau zijne zorgen zijn toevertrouwd. Dit
is ook onze meening, maar hij, die
groote verwachtingen heeft van hetgeen
door hem te bereiken is op het gebied
der zedelijke opvoeding, zal deerlijk
teleurgesteld worden zoo vaak als hij den
levensloop van zijn discipelen kan vol
gen. Zoudt gij werkelijk denken, lezers,
dat een kind, dat leeft in een gedege
nereerde omgeving, en na het verlaten
van de school in dien zelfden kring blijft
voortleven en dat voordurend intiemer
wordt mot de heerschende slechte ge
woonten en ondeugden, dat de school
mijn gezin te verkrijgen, trof ons dubbel
hard.
Gij weet niet wat het zegt, juffrouw
Volkmar, bezorgd te zijn voor het da-
golijkschc brood. Dat is de ongelukkigste
treurigste toestand, waarin men zich op
aarde bevinden kan. Hij doodt alles in
ons, geloof, zelfvertrouwen, krachtalles.
En ik mag nog dankbaar zijn dat onze
huiselijke vrede er niet onder leed.
Dag en nacht plaagde mij die bitlere
zorg. Als wij doodarm geweest waren,
barrevoets zonder ander leger dan een
bos stroo onder het hoofd, zou het
misschien gemakkelijker te dragen zijn
geweest,dan deze fatsoenlijke armoede,
die zich nog altijd goed moest voordoen,
omdat met den uitcrlijken schijn van
welstand ook misschien de laatste kans
zou vervliegen, op eenige betrekking
naar onzen stand.
Hadden wij destijds maar een enkele
maal geluk gehad, het zou mijn zelfver
trouwen hebben opgewekt, en ik zou
het wel verder gebracht hebben, want
ik ontzag geen moeite om in te halen,
wat aan mijn opvoeding ontbrak. Het
mocht niet zijn.
Eindelijk konden wij het niet langer
dragen. Ik begon koortsachtig te ver
langen, om ergens heen te gaan, waar
ik geheel nieuw beginnen kon, waar
geen oude herinneringen mij ketenden.
Slechts de gedachte aan Agnes en het
kiud hield mij terug, en eerst, toen mijn
op zoo'n kind werkelijk zijn stempel zou
drukken?
Of het huisgezin?
Wij meenen het laatste.
De ouders zijn en blijven de natuur
lijke opvoeders van hunne kinderen,
zelfs din wanneer er van opzettelijke
opvoeding geen sprake is.
De consequentie van ons betoog is
dus, dat de ouder» evenzeer- of nog
meer dan onderwijzers zich bezig die
nen te houden met de wetenschap die
men opvoedkunde noemt?
Och, misschien wel en misschien ook
niet.
We zijn te veel leeken in deze ma
terie om de waarde en ook om de mo
gelijkheid van opvoedkundige studiën
voor de meeste ouders te beoordeelen.
Waar wij van overtuigd zijn is dit, dat
het de plicht is der ouders zich ernstig
bewust te worden van den grooten in
vloed, dien zij op hun kinderen uitoefe
nen. En in verhand hiermedekomt'tons
voor, dat de ouders misschien wel voordeel
kunnen plukken van de ervaring van
anderen, doch dat de beste les voor
ouders is:
„Wees zelf, wat ge wenscht, dat uw
kinderen zullen worden."
De macht van het goede voorbeeld
is van oneindig grooter waarde, dan de
zorgvuldige toepassing van alle theorieën.
Zoo meenen wij.
t
Hoe wij er toe kwamen om ons te
wagen aan oen praatje over opvoeding?
We waren een artikel begonnen over
„Vrede op aarde" en toen gingen ons
tal van gedachten door het hoofd over
de gruwelen van den oorlog tusschen
Japau en Rusland, we dachten aan de
moordtooneelen in de Gajoe en Alias-
landen zij het dan ook droeve nood
zakelijkheid, dat willen wij in het mid
den laten en de lust verging ons om
over algemeene wereldvrede te philoso-
feoren.
We hebben alle respect voor vrede
bonden, die trachten door ijverige pro
paganda het idee van algemeenen vrede
ingang te doen vinden bij alle volken.
Wij achten dit streven een illussie,
doch zullen de luatsten zijn, die aan
het nut van dergelijke propaganda tv ij-
felen. Het indirecte nut Van veler stre
ven is gelukkig veel grooter dan de
zichtbare resultaten zouden doen ver
morden.
vrouw uit eigen beweging met een der
gelijk plan voor den dag kwam, ging
ik er toe over.
Wij wilden niet aanstonds te zamen
naar een ander land verhuizen, maar
ik zou alleen voor uit gaan, om zoo
mogelijk eerst daarginds mij vasten voet
te verschaffen, en dan vrouw eu kind
komen halen. Agnes was begonnen, 0111
voor geringe vergoeding kinderen en
jonge meisfes les te geven in fraaie hand
werken. Het bracht wel niet veel op,
maar, met de opbrengst van ons huis
raad, behalve het onontbeerlijkste, hoop
ten wij toch, dat het voldoende voor
haar zou zijn, tot er betere dagen kwa
men.
Met het overschot van ons geld nam
ik als tusschendekspassagier plaats op
de Helena, naar Amerika.
Gij kent het rampspoedig lot der He
lena, gij weet ook, dat men mij onder
de verongelukten telde. Er is een tijd
geweest, juffrouw Volkmar, waarin ik
van ganscher harte wenschte, dat het
gerucht waarheid bevat had. Doch de
dood wilde mij niet tot zijn prooi.
Barmhartig of onbarmhartig, zoo
als ik destijds dacht had de zee mij
op het straud geworpen, ver verwijderd
van de plaats, die ik had gehoopt te
bereiken.
Verslagen en ellendig, meer dood
dan leTend, had men mij gevonden eu
zich mijner ontfermd. Toen ik na ver-
Het streven naar verheffende idealen,
het navolgen van verheven figuren,
werkt veredelend. Gelukkig zij, die hunne
gedachten enkele koeren kunnen ont
trekken aan den zelden verheffenden
strijd om het bestaan, teneinde zich aan
iets hoogers te kunnen wijden.
Gelijkvloersche, 'laag bij-de-grondsche-
zielen, die koopman zijn, waar zij slechts
mensch moesten wezen, wier belang
stelling of werkkracht slechts te koop
is voor de klinkende munt van zicht
bare resultaten, mogen met een zeker
dédain neerzien op lien, die schoonc her
senschimmen najagen, wij zullen ons
wel wachten het indirecte nut van pro
paganda, als waarop wij doelden te on
derschatten.
Doch met allen eerbied voor de goede
wil en de goede bedoelingen vau hen,
die meenen werkelijk door hun voort-
durenden ijver het „vrede op aarde" een
maal verwezenlijkt te zien, ons ontbrak
do lust, er in de gegeven omstandighe
den veel over te schrijven.
"VVij dachten er aan of het niet wen-
schelijk zou ziju ons zelf en anderen
voor te houden, dat wij in de eerste
plaats noodig hadden, teneinde onze
dagclijksche taak met de noodige op
gewektheid en plichtsbetrachting te kun
non vervullen: „vrede met ons zelf." En
een van de eerste vereischtcn, dacht
ons om vrede in en met ons zelf te
verkrijgen, dat was deze, dat wij onze
plicht tegenover de gemeenschap, begin
nende met dien tegenover ons gezin
met nauwgezetheid moesten vervul
lcn. Een geheeel (de maatschappij) kan
niet gezond zijn, wanneer hare deelen
(de gezinnen) lijdende zijn. Onze plicht
ten opzichte van onze kinderen, als ge
volg van het feit, dat wij ze in 't leven
geroepen hebben, doch ook omdat naar
onze innige] overtuiging de verhoo
ging van het moreele gehalte der maat
schappij moet beginnen met de zedelij
ke verheffing van het individu en dat
dientengevolge de opvoeding onzer kin
deren een gemeenschapsplicht is.
Geeft uw kinderen, zoover uw invloed
strekt, teerkost mee voor het leven,
teerkost in moreelen zin, sterkt hen
tegen hun verkeerde hartstochten, bo
venal door uw voorbeeld en gij doet
gemeenschapswerk.
Gij doet een deel van uw plicht.
Gij bevordert den vrede in u zelf.
Deze overwegingen brachten ons tot
loop van vier weken voor de eerste
maal weer bij kennis kwam, was het
ua een zware ziekte; eerst zeer lang
zaam herstelde ik genoeg, om tot wer
ken geschikt te zijn.
Ik bezat niets, volstrekt niets, juf
frouw Volkmar; ik was letterlijk een
bedelaar. Welk een inspanning liet mij
koste, dezen stand der zaken aau Ag
ues te moeten mededeelcn, zult gij be
grijpen. Ik deed het, omdat het moest,
en stelde de omstandigheden nog zoo
vcrschoonend mogelijk voor. Mijn brief
kwam terug. De post had mijn vrouw
niet kunnen uitvinden. Tot heden be
grijp ik niet wat haar bewoog om, ver
moedelijk op het bericht van mijn dood,
onze woonplaats te verlaten, en sedert
had men niets van haar gehoord.
Nu had ik een onderzoek moeten
laten instellen, maar dat kost geld, veel
geld, en ik bezat niets. Het eenige wat
ik doen kon was, een mijner vorige
vrienden in Duitschland te verzoeken,
voor eigen rekening het verblijf van mijn
vrouw en kind te willen opsporen. Hij
verklaarde zich daartoe bereid, maar er
ging veel tijd verloren. De man had nog
wat anders te doen, dan mijn zaak te
behartigen.
Eindelijk kreeg ik bericht, dat Agnes
gestorven was en Hilda, daar men mij
dood waande, door eenc dame tot kind
was aangenomen 'en het waarschijnlijk
zeer goed had. Het adres van den gees-
het onderwerp, dat wij in den aanhef
van ons artikel bespreken.
Wij hebben daarmee het onderwerp
niet uitgeput doch eenigen stof gege
ven tot overdenk iug.
UIT DE HANDELINGEN.
„Waren het de vrijzinnige beginselen
niet, die in ons land met zijn tal van on
derscheidene belijdenissen den godsdienst
vrede steeds bewaard hebben? Waren zij
het niet die, al moest het een politieke
nederlaag kosten, de vrijheid verdedigden
ook van de Roomseh-Katholieke kerk
en deze de gelegenheid gaf zich naar
haren aard te organisccreu
„Wanneer het mij geoorloofd zou zijn
een beeld te gebruiken, dan moet ik
zeggen, dat de politiek van Christelijke
beginselen op mij den indruk maakt
van het doen en laten, het jagen van
den man, die op de groote mcnschen-
markt rondgaat en daar hoopt aanhang
te vinden". Roessingh.
„In een helder oogenblik heeft Dr.
lvuyper eens in deze Kamer gezegd:
ik wilde ditt de heeren in de kerk zich
wat meer aan de dogma's hielden, maar
ik wilde ook, dat zij buiten de kerk de
dogma's lieten loopen".
Goeman Borgesius.
„Het behoeft niet opgemerkt te wor
den, met hoeveel bezorgdheid (wij) de
toekomst van land en volk te gemoet
zien, waar door de vermenging van
godsdienst en staatkunde de Regeering
verschillen van levensopvatting, die over
al bestaan en wel altijd bestaan zullen,
tot elementen van staatkundig leven
maakt, waar de onafhankelijkheid en de
vrijheid van het individu, de bron van
welvaart en volkskracht, het onschat
bare voorrecht, waardoor het Neder-
landsche volk van buiten af gelukkig
wordt genoemd, bedreigd wordt en straks
ondermijnd zal worden".
Tydeman.
„Een Christelijk Staatsman is voor
mij niet iemand, die a tort et h travers
een Christelijken Staat naar de gedachte
van zijn hoofd wil vormen en fatsoe
neeren, maar een, die met Staat en volk
Christelijk handelt in dezen zin, dat hij
er het beste van zijn hoofd en hart voor
over heeft, om zijn volk langs histori-
schen weg van het gebrekkige tot het
beters op te voeren".
telijkc, van wien ik nadere bijzonder
heden zou kunnen vernemen, was er
bijgevoegd. Natuurlijk schreef ik hem
onmiddellijk, doch de oude man was in
dien tijd even ver buiten mijn bereik
geraakt als mijn arme Agues. Gij weet,
dat hij stierf, kort nadat gij Hilda in
huis genomen liadt. Ziju opvolger wist
heel weinig van wat vroeger in zijn ge
meente was voorgevallen Het kind was
niet door u gehaald maar door een dienst
maagd. Dus kwaui ik uw naam niet te
weten, hoe vurig ik zulks ook ver
langde.
Intusschen had ik werk gevonden en,
ver van het vaderland, keerde voor mij
de fortuin. Het ging mij beter dan ik
had durven hopen; daardoor kreeg ik
moed en zelfvertrouwen. Had mijn arme
Agnes dit eens mogen beleven, hoe ge
lukkig zouden wij beiden geweest zijn!
Maar het kind, zelfs als ik geweten
had, waar het zich bevond, zou mij tot
last geweest zijn. Hoe kon ik, een alleen
levend man, zulk een teeder schepseltje
verzorgen, vooral daar mijn; betrekking
mij dwong het grootste gedeelte van
den dag van huis te zijn. Buitendien
wist ik, dat zij vrouwelijke verzorging
en verpleging, en het dus waarschijnlijk
veel beter had, dan ik het haar zou
kunuen geven. Het is dus wel verklaar
baar, dat ik het zoeken naar haar ver
blijf uitstelde tot den tijd, waarop ik
zelf naar Duitschland zou kunnen gaan.