Buitenland. „Al is de leugen Het „feit" te Beverwijk. Tweede Kamer Allerlei. Stadsnieuws. onwaarheid te vergoelijken door een „parlementaire onjuistheid." Scripta manent mijnheer Talma. Wij zullen zorg dragen dat tegenover uwe beschuldigingen en die uwer geest verwanten op 't gebied der „waarheid," steeds komt te staan het tegenbewijs. Maar wel slecht moet een zaak zijn, welke dergelijke middelen van noode heeft! Gij hebt gevraagd naar bewijzen tegen de bijzondere „christelijke" school. Geen sterkere dan de middelen die hare voorstanders schijnen te behoeven, al thans gebruiken, 0111 de openbare school „af te brokkelen." N. A. C. De predikant Wielenga schreef den "11 Maart in de anti-revolutionaire Arn hemmer het volgende: „In Beverwijk is in het jaar 1903, in de maand Januari of Februari, door een klasse onderwijzer, die thans reeds van daar vertrokken is, de door mij geciteerde rekensom nagenoeg woordelijk met de kinderen behan deld". Naar aanleiding van het door ons ingesteld onderzoek, verklaarde de heer J. van Lingen, het hoofd der 0. school te Beverwijk, mede op grond van de getuigenis van zes met name genoemde leerlingen, waarvan drie R.-K. en drie Prot., die van den leu Mei 1902 tot den len Mei 1903 in de hoogste klasse zaten, de beschuldiging voor heslist onwaar. Thans wordt in het nr. van 5 April in de antirevol. Arnhemmer een schrij ven opgenomen van den lieer C. Lijesen, hoofd der Christel. School te Beverwijk wij komen hierop nader terug waarin deze verklaart: „De onderwijzer die het (het reken sommetje) had opgegeven is de lieer E. de Boer, (len len April 1902 naar Haarlem vertrokken en thans aldaar werkzaam in de 6e klasse aan de openbare school, hoofd de heer De Vries." Volgens ds. Wielinga is hot reken sommetje in liet jaar 1903, in de maand Januari of Februari, opgegeven. Volgens diens verdediger, de heer Lijesen, was de onderwijzer die het vol gens hem opgaf reeds den len April 1902 uit Beverwijk vertrokken Krijgen de hoeren nu nog niet genoeg van hun ge.... gedebitcer van parlemen taire onjuistheden?" 't Zal ons benieuwen wat de heer Talma er nu weer op zal vinden. Intusschen, nu wij ten opzichte van Haarlem eindelijk vasten voet hebben, zullen wij ook daar ons onderzoek verder voortzetten. Tot nu toe ontvingen wij slechts besliste ontkenningen, doch zonder meer. Van den heer E. de Boer, onderwijzer te Haarlem ontvingen wij het verzoek, te willen mededeelcn, dat door hem bij den heer Officier van Justitie alhier een aanklacht is ingediend wegens smaad in geschrifte tegen den heer C. Lijesen, hoofd eener bijzondere school te Bever wijk. In no. 594 van De Arnhemmer komt nl. van de hand van genoemd hoofd een „onwaar" en voor den heer de Boer beleedigend stuk voor, „waarop men aUeeu op deze wijze kan antwoorden." N. A. Ct. Alle berichten uit Spanje spreken van de begeesterde ontvangst, die den keizer van Duitschlaml in Spanje ten deel valt. Op een toespraak van den burgemeester van Port Mahon, zeide de keizer hartelijk dank voor de ont vangst door de „Spanjaarden, een groot volk, een edel ras, dat zijn geschiedenis en zijn toekomst waardig was." De Turquoise een zeilboot toebe- hoorendc aan Mad. du Gast, een be kende figuur uit de Parijsche wilde wereld, is onlangs gedoopt. Men had een tribune gemaakt om deze feeste lijkheid ter eerc van de boot, die eerst daags aan de wedstrijden in Monaco gaat deelnemen, dubbel genietbaar te maken. Toen het feest een aanvang nam verscheen ook de domheer Dumont als vertegenwoordiger van den voormaligcn bisschop Le Mordec. De priester hield ecu toespraak, waarin hij Mad. du Gast gelukwenschtc met de wijze, waarop zij het religieuze en het wereldlijke element wist te vereenigen, en verder de energie van Frankrijk's vrouwen prees. Hij besloot zijn rede met den wenscli, dat Frankrijk in Monaco den zege mocht behalen. In liet Engelsen Lagerhuis noemde onlangs een Schotsch afgevaardigde den post van 2 millioen pond sterling voor den veldtocht in Afghanistan een „vlooi- ensteek in den Oceaan". Een andere spreker pleitte voor vermeerdering van Europeesche troepen in Indië en gebruikte het beeldde bleekc gezichten van de Britsche soldaten zijn de ruggegraat van het Indische leger. Een Iersch af gevaardigde die zich opwond over het feit, dat er zooveel Schotsche whiskey in Ierland werd ingevoerd, zeide: de Schotsche whiskey it- zoo heet, dat ze door de keel glijdt als een fakkelop tocht. Daens en Fonteyno, de beide katholieke priesters van de partij der christeu-demociaten, die dezer dagen een strenge berisping vanwege den Paus 'hebben ontvangen, hebben op hun beurt een brief gezonden naar Mgr. Goossens, kardinaal-aartsbisschop van Mechelen. Gij hebt goed gevonden, schrijven de twee christen-democraten tot den aarts bisschop, in de pers den brief van den kardinaal-staatssecretaris Merry del Yal openbaar te maken. Gij duidt ons zeker niet euvel, wanneer wij onze toevlucht nemen tot hetzelfde middel, en gebruik maken van ons recht 0111 te antwoorden dat eiken beklaagde gewaarborgd is. Eenige jaren geleden, toen pastoor Daens voor de eerste maal lid van de Kamer werd, heeft uwe eminentie tot hein gezegd: „Ik zegen u als vertegen woordiger van de christen-democraten." De twee priesters herinneren den aartsbisschop aan de plaats, waar hij die woorden gesproken heeft en dan gaat de brief door: „Abbé Daens verklaart geheel naar waarheid dat hij sedert dien niet veranderd is Wij verdedigden hetzelfde programma, wij bestrijden de zelfde tegenstanders, wij streven naar hetzelfde doel: de stoffelijke en geeste lijke verheffing van ons Vlaatusche volk. „Hoe komt het, dat de zegening van vroeger veranderd is in een veroordee ling? „Op die vraag is maar écn antwoord te geven: onze vijanden zijn almachtig en zij onderdtukken ons onder het wicht van hun laster, hun haat en hun geld. Die vijanden zijn de Belgische conser vatieven. „Er zouden dus drie reden zijn, waarom men ons veroordeelt. „Wij zouden niet onderdanig zijn, en oproerig. Welnu, wij buigen voor de ker kelijke overheid in alles, wat het gods dienstig geloof betreft. Zou men durven beweren, dat onze hoedanigheid van priester ons berooft van onze rechten als burgers, die de apostel Paulus heeft ingeroepen voor de RomeiDSche rech ters, toen hij uitriep: Civis Romanus sum, ik ben een Roineinsch burger? „Men zegt vervolgens dat wij twee dracht zaaien onder de geloovigen. Maar wij verdedigen ons democratisch pro gramma, dat in elk opzicht met de rechtvaardigheid in overeenstemming is. Wij werken derhalve in het belang van den maatschappelijken vrede. „Ten slotte beschuldigt men ons, dat wij ons beroepen hebben op het gezag van den Heiligen Stoel. Nu hadden wij ons verbeeld, dat de encycliek „Rerum Novarum" gemeen goed gewordeu was van de gehoele katholieke christenheid en dat het ons dan ook vrij stond ons eveneens te be roepen op het gezag van dat stuk tot verdediging van ons sociaal programma. Maar aangezien de kardinaal staatssecre taris ons er een verwijt van maakt, dat wij ons op die encyklieken beroepen, zullen wij ons daarvan onthouden en wij zullen ons eenvoudig wapenen met de argumenten van rechtvaardigheid, waarheid en maatschappelijk welzijn. Wij gaan voort ons te noemen en te blijven, door het natuurlijk en goddelijk recht, christelijke katholieken, gewijd aan de kerk van Christus, wat ons niet verhin dert vrije burgers te zijn". Den Haag 7 April 1905. Nog altijd duren de algemeene be schouwingen over de Lager-Ondenvij i- novelle voort. Van links was jna ons vorig overzicht de merkwaardigste rede in eersten termijn die van den heer Treub. Op uitstekende wijze toonde hij aan, met tal van citaten uit de beste schrijvers van de rechterzijde ook in 't buitenland, dat geen der richtingen daar kon meegaan met het stelsel van ge lijkstelling (parallelisme) door Dr. Kuyper verdedigd. Verder mag van links vooral nog de lieer Smeenge genoemd worden. Van rechts waren 't de heereh De Savornin Lohman en Talma, die ieder een groote redevoering voor 't wetsont werp uitspraken. De eer6te sprong daarbij vrijwel van den hak op den tak, nu hier dan daar een uitval doende en een houw toedienende. De heer Talma hield een fulminante, holle, echt demagogische rede, gansch niet overeenstemmende met de waardigheid, die men van den presi dent der commissie van rapporteurs zou mogen verwachten. Beide heeren zijn van meerdere waar borgen niet gediend, zij betoogden ver der, dat de openbare school ongerept bleef, dat men zich links dus noodeloos ongerust maakte, enz., enz. Woensdag eindelijk kwam Dr. Kuyper aan 't woord om de vijf-en-twintig sprekers te beantwoorden. De Minister hield een zeer gematigde rede. De heeren Treub en Rocssingh werden eenvoudig niet beantwoord; dat zou te lang duren. De financiccle regeling zou bij 't artikel ter sprake komen. Materieelc dwang voor de bijzondere school keurde hij af. Nie mand had ooit de openbare school be streden; de inrichting daarvan was zeer goed, maar de richting was in strijd met de wenschen van rechts. Aan de gevraagde waarborgen kan niet voldaan worden. Alleen als er een afzonderlijk schooltoezicht voor 't bijzonder onder wijs kwam, zou goedkeuring van 't leer plan mogelijk zijn. Kleine scholen waren niet zoo erg, getuige Pruisen, Saksen en Zwitserland, waar een onderwijzer nog veel meer kinderen dan hier voor zijn rekening kreeg. De aanneming van 't ontwerp zou rust en vrede in 't land brengen. Ook de Minister van Finaciën wierp nog een duit in 't zakje, maar daaraan werd niet veel aandacht geschonken. v Van de replieken was Dr. Bos, die onmiddellijk na de Minister sprak, zeer gelukkig. Ook de heeren Schaper, Tydo man en Roëll lieten zich niet onbetuigd. Du heer Ketelaar, die over zijn voor beelden van dwang uog al wat had moeten hooren, vooral in de „smaakvol geredigeerde" kleine pers van rechts, waar iaën zelfs aardigheden op zijn naam ging tappen, toonde duidelijk aan, dat hij volkomen grond had voor zijn beweringen in zijn eerste rede. Bovendien bestreed hij de rechterzijde en den Minister op tal van punten met voor beelden uit de praktijk. De heer Talma moest van alle spiekers heel wat hooren over zijn donderende rede en een kalm man als de heer Roëll gaf hem den vaderlijken raad, toch wat voorzichtig te zijn. De replieken duren voort en zullen deze week nog wel niet aHoopen. Donderdagochtend was er een klein intermezzo door de interpellatie-Heems kerk. Deze vroeg den Minister van Oorlog, wat er waar was van 't beweren van den h er Roodhuyzen, geuit in een openbare vergadering, d:.t een officier zou gedwongen zijn, zijn kinderen te doen doopen, wilde hij promotie maken. De Minister wist van niets en de heer Roodhuyzen had hem geweigerd man en paard te noemen. Dit jongste ka merlid in dienstjaren verdedigde zich vrij gelukkig; hij hield zijn beweringen vol, maar meende geen namen te mogen noemen uit vrees voor de gevolgen bij de tegenwoordige toestanden in het leger. In den loop der debatten gaf de Minister te kennen, dat als zulke ge vallen werkelijk zouden geschieden, hij deze ten zeerste zou afkeuren. Ook vond hij gelegenheid te verkla ren, dat het verbieden van de Handelingen der Tweede Kamer in de Asser kazerne zijn goedkeuring niet wegdroeg. Practische resultaten had natuurlijk de interpellatie overigens niet. Paschen nadert met rassche schreden. Het is zeer twijfelachtig of de onder- wijsnovelle voor 't Paaschrcces zal af gehandeld zijn. Algemeen bekend is liet, dat de steeds populairder wordende cakes bereid zijn uit beenderenmeel, maar niemand stoort er zich aan, dat wij in plaats van bier te drinken uit „de schedels onzer ver slagen vijanden," 1111, met verfijnde wreedheid, de schedels en beenderen van onze gestorven (want ver slaan doen we niet meer, vijanden en zelfs van onze vrienden langzaam en met wellust bij ons kopje thee opeten. Blijkbaar naijverig op de cakes fabrikanten wil men 1111 trachten het brood ook voor een groot deel samen- te stellen uit iets anders dan de ge malen vruchten uit „Ceres' gouden aren." Schrik niet lezer, men wil ons brood geven, gemaakt van zaagsel. Geluk kig, dat de Amersfoortschc „gloedpak- kerij" (ik bedoel niet die van infante risten en keukenmeiden) maar de fabriek van den welbekenden „gloed") zoo'n vlucht neemt en alle zaagsel uit onze goede stad wel aan zal kunnen, want anders zaten gij en ik ons misschien al dagelijks te vergasten aan zaagsel- of houtbrood. Nu is er voorloopig nog geen gevaar, al komen er uit Duitschland reizigers, die, volgens het Hbl., afzet zoeken voor het zaagsel-product hunner firma, dat, naar zij zeggen, in Duitschland en ook in ons land wordt gebruikt tot ver menging met meel en in broodfabrieken als zoodanig wordt verwerkt! Het zaagsel is uiterst fijn en op 't gezicht van meel niet te onderscheiden. Verzekerd werd dat de bedoelde fabriek in Duitschland grooten afzet heeft en ook in ons land reeds koopers gevonden heeft. In elk geval is het w;el iets voor de inspecteurs der volksgezondheid oui er onderzoek naar te doen, in hoeverre ook in ons land zaagselbrood wordt ge- gegeten, en in hoeverre het schadelijk is, want als het waar is, dat de mensch is of wordt wat hij eet, en er dus „kerels als hoornen" van groeien, dan zou het r.og zoo erg niet zijn. Die kunnen we tegenwoordig best gebruiken, al zijn er nog wel, „die hun mannetje staan," zelfs onder de leden der „zwakke" i-ekse, gelijk blijken kan uit hetgeen het Handelsbl. v. Antw. ons meedeelt. „Eenige dagen geleden overleed te Staden (West Vlaanderen), een onge huwd man, die bij testament bijna alles wat hij bezat, vermaakt had aan zijnen broeder, bij wien hij lang ingewoond had. Zijne zuster kreeg achterdocht en zij begaf zich bij een zaakgelastigde waar het testament was neergelegd. Deze las de vrouw het testament voor. Plotse ling kon deze hare woede niet meer bedwingen. Zij rukte het testament uit de handen van den zaakgelastigde, scheurde het in stukken en stak de stukken in haren mond om ze op te eten. De zaakgelastigde poogde de vrouw de stukken te ontrukken, doch deze beet hem in den vinger. De politie moest tusschenkomen om de vrouw tot bedaren te brengen. De bijzonderste deelen van het testament zijn kunnen gered worden. Een groot stuk is echter toch opgegeten." Gelukkig voor den erfgenaam, dat 't toch niet heclemaal „vergeten" is, 't zou anders voor hem ceil dure maal tijd geworden zijn, al was 'tgcen „schut tersmaaltijd." Van de schutters, althans die uit de 17e eeuw, is de sprong naar Alva niet zoo groot, of ik durf hem mijn lezers wel te laten wagen, en hun mee te deelen, dat de Hertog van Alva weer in 't land komt. De Zutf. Crt. zegt hierover het volgende: „Volgens een gerucht, dat in de pers de rondo doet, zal de koning van Spanje, na Frankrijk en België bezocht te hebben, ook ons land met een bezoek verecren. Hij zal o. a. vergezeld zijn van den hertog van Alva Waarschijnlijk zal dit voor het eerst 11a 1574 zijn, dat een hertog van Alva hier in 011s land komt. Deze hoveling ven den koning van Spanje, vermoedelijk een nakomeling van don man, die de geuzen zou be dwingen, zal als hij den toestand van nu vergelijkt met dien van toen, hier veel veranderd vinden. Hij zal de geestelijke nakomelingen van Calvijn, Marnix en Zwart Jan, hand in hand vercenigd vinden met die van Barlaimont, Viglius Aytta en Jan de Vargas. En aan het hoofd van dit ver bazingwekkend bondgenootschap zal hij den man vinden, die nog voor weinige jaren zeide: „Door u aan Rome te kop pelen, verspeelt ge uw toekomst, brengt ge uw goeden naam in opspraak, ver loochent ge uw volkshistorie, en handelt ge, wat het ergste is, met uw beginsel in lijnrechten strijd Dat dit niet kan, en nooit zal kunnen, ligt aan het bloed der martelaren, dat gevloeid heeft." Hij zal waarnemen, hoe deze zelfde man met lien, van wie hij zich voor eeuwig gescheiden verklaarde door het bloed der martelaren, die man, wiens geestelijk voorgeslacht heeft gestreden voor de vrijheid, bezig is ons volk over te leveren aan don invloed en de macht van priesters en predikanten. En teruggekeerd zal de jonge hertog van Alva, als hij de beeltenis van zijn voorvader weer ziet, zeggen: „Groote voorvader! Het werk, dat gij begonnen waart, maar dat gij niet hebt kunnen voltooien, wordt thans in Holland, naar den cisch des tijds, voortgezet. Gij kunt rust hebben. Gij zijt gewroken!" Degenen, <lie o]> de Kiezers lijst 1005 O moeten voorkomen, raden wij aan zich hiervan ter Secretarie dezer gemeente te overtuigen. Tot en met 15 April a.s. is een ieder bevoegd bij het Ge meentebestuur verbetering der Kiezerslijst te vragen, op onge zegeld papier, op grond dat hij zeil" of e.-n ander in strijd met de Wet. daarop voorkomt, niet voorkomt, of niet behoorlijk voorkomt. We vernemen dan ook, dat er reeds verscheidene aanvragen om verbeteriugzijn ingekomen. Vergadering van den Raad der ge meente Amersfoort op Maandag ten 10 April 1905, des namiddags ten 2 ure. Punten van behandeling: 1°. Beëcdiging van Mr. J. G. Sten- fert Krocse als secretaris der gemeente. 2°. Verzoek van den heer Chr. Kok om eervol ontslag als leeraar aan de Hoogcre Burgerschool met adviezen. 3°. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende het handwerk- onderwijs met advies. 4°. Verzoek van het Bestuur der Amersfoortschc Industrie- en huishoud school om subsidie met adviezen. Gemeenteraad. Het belangrijkste punt van de agenda, die a.s. Maandag in den Raad aan de orde komt is zon der twijfel het voorstel van B. en W. om aan de Vereeniging Industrie- en Huishoudschool volgens het verzoek dier vereeniging een jaarlijkseh subsidie toe te staan van f 1750. In hun advies verwijzen B. en W. naar de in het jaar 1903 gewisselde stukken en de besprekingen, die vroeger hebben plaats gehad. Zij leggen er den nadruk op altijd voorstanders van een kleiuere school geweest te zijn, dan het oorspronkelijke plan wenschte. Het slot van het advies van B. en \V. luidt aldus: Alleen door het advies van den In specteur van het Middelbaar onderwijs, die eene school op beperkte schaal af keurde, eu de tegemoet komende toe zeggingen van het Bestuur der school, waardoor het van Gemeentewege ge vraagde finaucieelo offer aanmerkelijk werd beperkt, werden wij schoorvoetend er toe geleid, de uitvoering van het breed opgezet plan niet tegen te houden. Nu eebter, door den loop dien de zaak genomen heeft, het Bestuur van do vereeniging zelf een plan tot oprichting en exploitatie van een Industrie- en Huishoudschool op een meer beperkte schaal heeft ingediend, hetwelk volkomen beantwoordde aan onze hierboven in herinnering gebrachte zienswijze in het jaar 1903, kouit het do meerderheid van ons College voor, dat de tot stand- koming dezer nuttige Instelling krachtig dient te worden bevorderd, weshalve wij U voorstellen, tot wederopzegging, uit deGemeentekas een jaarlijkseh subsidie van f 1750 te verleeneu, waarvan 3/, gedeelte, of f 1312.50, over het jaar 1905 onder de voorwaarden vervat in bijgaand ontwerp-besluit." Het advies van den Inspecteur, waar naar B. en W. verwijzen, luidt als volgt: „In antwoord op nevenstaande kant beschikking, heb ik de eer U te be richten, dat ik het, ook in verband met den inhoud van reeds vroeger uitge brachte adviezen, betreffende deze zaak, blijf betreuren, dat niet terstond tot het stichten van eene volledige school met hulpmiddelen kan worden overgegaan. Intusschen vindt het plan van het Bestuur bij mij ondersteuning, ook al zal blijken, dat men spoedig tot de uitgaven zal moeten komen, waarop eene een voudig ingerichte school werd begroot. Ik heb derhalve de eer gunstig op het hierbij gevoegde adres te adviseeren. De Inspecteur v/h. M. O. (get.) H. J. DE GROOT. Het derde punt van de agenda be treft een verzoek van B. en W. om hun machtiging te verleenen mej. Teunisse nogmaals voor een jaar met het toezicht op het handwerkonderwijs te belasten tegen eeue vergoeding van f 200, met een advies van de schoolcommissie. Bij de godsdienstoefening, Zondag morgen om half elf te houden, in de Remonstrantsche Kerk hoopt voor te gaan Ds. H. H. Zaalberg uit Wcst-Indië. Bij Kon. besluit is. lo. aan den officier van gezondheid der le kl. U. R i e d e 1, van het per soneel van den geneeskundigen dienst der landmacht, met ingang van 16 April 1905 op zijn aanvrage, onder toeken ning van pensioen, eervol ontslag uit den militairen dienst verleend; 2o. het bedrag van het pensioen vast gesteld op f 1192 'sjaars. Bij Kon. Besl. is aan den reserve tweede-luitenant H. IV. Bleeker, van het 5de regiment infanterie, op bet daartoe door hem gedaan verzoek, te rekenen van 1 dezer, een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend. Tot gemeente-geneesheer te Oostzaan is benoemd de heer P. B. Leggelo, vroeger officier van gezondheid alhier. De officier van gezondheid le klas K. E. Ziegeler wordt van Haarlem naar hier overgeplaatst. Het concert, dat Jubal gisteren in Baarn zou geven, kon niet doorgaan, daar er geen voldoend aantal intcekc- naren waren, waarvan nog bijtijds aan het Bestuur vau Jubal mededecling werd gedaan. De heer Van Staveren uit Utrecht is in de plaats van den heer A. A. Verburg alhier, die bedankt heeft, benoemd tot onderwijzer aan de volkszangschool afdeeling Baarn, der maatschappij tot bevordering der Toonkunst.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2