Stadsnieuws.
Toch, ondanks haal' zelve, is de chris
telijke regeering gunstig geweest aan
het opwekken van ccnc welwillendheid
van stemming.
Eerstens voor eene aaneensluiting van
vrijzinnigen, waarbij de verschilpunten
tusschen de fracties voorloopig blijven
rusten, om het groote gevaar, dat van
de verbonden partijen dreigt af te
wenden.
Tweedens voor eene vrijzinnige regee
ring, die wars van het stellen van zuiver
humanitaire eischen in den naam en als
eigendom van een bepaalden godsdienst,
met de eenheid van de natie voor oogen,
werkzaam zal zijn in het welbegrepen
belang van ons geheele volk, door het
voort te doen gaan op den weg van
vooruitgang en ontwikkeling.
K. v. B.
In een openbare vergadering van
de Vrijzinnige Propaganda Club
trad Donderdagavond als spreker op
mr. H. Smeenge met het onderwerp:
Wat leerden 4 jaren aan de
propagandisten. Nadat de voor
zitter. de vergadering geopend had
zei de spreker ongeveer het volgende:
Er moet wel iets bijzonders aan de
hand zijn dat zelfs vrouwen opkomen
ter vergadering en dat ook de jeugd
van liberalen huize mede werken aan
het verkiezingswerk. Deze hebben
reeds te lang gewacht maar toch kan
van hen nog veel profijt worden ge
trokken. Gaarne nam ik dan ook de
uitnoodiging van de Prop. Club aan
om hier te komen spreken. En wat
de dames aangaat, als huisvader weet
ik hoe moeilijk het is dames belang
stelling te doen krijgen voor de poli
tiek, zoodat er wel iets buitengewoons
moet zijn.
Er is een actie, die getuigt van
groote ontevredenheid. Die was er
ook in 1901 maar niet als tegenwoor
dig. Bestrijders vond het toenmalige
kabinet. Naast hen, die de liberale
meerderheid naar beneden wilden
halen, stonden zij die meenden dat
er een onverzoenlijke strijd was
tusschen arbeid en kapitaal.
Christelijken, vrijzinnig-democra
ten, sociaaldemocraten en helaas ook
een vierde groep de oud-liberalen
stonden tegenover de liberalen. Dat
waren de vier machten die in 't
krijt traden, tegen hen, die zoolang de
teugels van het bewind hadden ge
voerd en veel hadden verzuimd maar
toch van 18971901 veel werk tot
stand hadden gebracht.
„Afgegleden van do christelijke
grondslagen van ons volksleven", zei
Dr. de Visser, die vroeger steeds de
liberalen steunde.
Dit was gegrond op deze feitende
Leerplichtwet, niet herziening dei-
Zondagswet en omdat Cort. v. d.
Linden bij een herziening van het B.
W. zich niet ontzien had den kanton-
tonrechter te plaatsen tusschen man
en vrouw.
Over deze punten een enkel woord.
Als de Leerplichtwet er niet was, zou
thans nog niet de mogelijkheid be
staan van de onwilligen te dwingen
naar school te gaan Die arme paria's
die opgroeien buiten alle onderwijs
zouden nog niet de minste ontwikke
ling krijgen. Niet om de Leerplichtwet
zelf, het beginsel om de kinderen
naar school te zenden wordt als juist
erkend; m.iar de geheele bestrijding
komt hierop neer, dat de ouders die wel
hun kinderen naar school zenden een
band werd aangelegd. Zou Dr. de
Visser dan een wet willen hebben
voor een deel van 't volk? Dat zijn
geen argumenten niet waar?
De ambtenaar gesteld tusschen man
en vrouw. Is dat nu wel zoo erg?
Juist het overmatig gebruik van vrij
heid heeft zooveel goede dingen slecht
gemaakt. Dit stel ik op den voorgrond,
dat het voorgedragen artikel 356 niet
verder is gekomen dan in de schrif
telijke bescheiden, zoodat de geheele
bestrijding achterwege had kunnen
laten. Ik betreur het, dat dat artikel
niet is genomen. Ik ben 10 jaar kan
tonrechter geweest en weet dat die
ambtenaren wel meer invloed in het
huisgezin hebben. Maar men heeft
er uit willen concludeeren dat bij de
liberalen de heiligheid van het gezin
niet veilig was. En wat is nu gebeurd?
Bij de Beroepswet is men zelf op
dien aigekeurden weg ingegaan. Ik
keur dat volstrekt niet af, integendeel
ik vind het goed. En bij het arbeids
contract, dat helaas niet behandeld
wordt, de eenige sociale wet, die men
heeft achtergesteld bij een zoo gehate
partijwet als de onderwijsnovelle.
Welnu in dit arbeidscontract wordt
ook de zelfstandigheid van de vrouw-
erkend.
Daarin wordt toch voorgesteld, dat
de vrouw een contract kan aangaan
met den werkgever. Ook daarbij
wordt dus het mannelijk gezag aan
getast zoodat men met die bepaling
alle recht van spreken, zooals men
in 1901 deed, verbeurt.
De handelingen waarop men wees,
zjjn een gevolg van den vooruitgang
der tijden en ook nu, meerderheid
zijnde, moeten de kerkelijken erken
nen, dat zoo ook die maatregelen
moeten nemen, die ze in 1901 voor
onjuist erkenden.
Dr. de Visser zei dat Pierson de
Zondagswet had moeten indienen.
Maar dan vraag ik: Wat hebben zij
gedaan. Wanneer ze in 't nauw
worden gedreven, zeggen ze: voorde
opening der stembus van 1901 hadden
we geen vaste afspraak en de katho
lieken willen niet de Zondagsrust
van de anti-revolutionairen. Maar in
1901 bij de Troonrede heeft men het
zelfde door den koninklijke mond doen
uitspreken, en men had dus moeten
toonen, dat het daarmee ernst was.
Herziening der Zondagswet was No.
1 van het program, en het is niet
uitgevoerd en niet uit te voeren ook.
In werkelijkheid toch is men bij de
meerderheid net zoo verdeeld als bij
de viijzinnigen. Onderscheidene leden
van de meerderheid toch verklaarden
niet te kunnen medewerken tot het
in 't leven roepen van den Engelschen
Zondag. Dat waren de katholieken, 't
Is trouwens bekend, dat men in ka
tholieke streken wel op Zondag van
een feestje houdt.
En Dr. Kuyper achtte het verkeerd
dat op Zondag voor Koningin's ver
jaardag werd gevlagd, 't Is mij niet
bekend, maar Dr. Kuyper heeft er
zeker niet aan gedacht, dat men de
vlag op Zaterdag kou uitsteken en op
Maandag weer kon inhalen (gelach
Men weet, dat watmen van a. r. zijde
beweerde niet kon worden verkregen,
maar dan moet men er ook mee op
houden er propaganda voor te maken.
In 't tweede regeeringsjaar heeft men
wat minder treinen op Zondag laten
loopen, maar thans is men daarop
terug gekomen. Men heeft gezien, dat
op andere wijze moet worden voor
zien in meer rust, n.l. daar aanstel
ling van meerder personeel. Er moest
meer worden gelet op de christelijke
gronden van ons volksbestaan Nemen
we maar een ding: de loterij. Zwon-
delloterijen neemt niemand in be
scherming, behalve zij die ze uitoe
fenen. Maar ook do Staatsloterij moest
worden aangeschaft. Men heeft dat
echter niet gedaan. Wel een poging,
zij het dan ook een bescheiden,
daartoe.
In de verkiezingsdagen is zoo vaak
gezegd, gij zijt zoo prat in 't beloven,
maar doet niets, maar wij doen dat
niet, daar zijn wij veel te ernstig en
te heilig voor.
Door den minister van financiën
zijn wel twee loterijwetjes ingediend,
die in de afdeelingen zijn behandeld.
N u het arbeidscontract van de agenda
werd gevoerd, wilde men het wetje tot
beteugeling der loterijen behandelen,
terwijl men ons toevoegde, zoolang
ge de staatsloterij niet aanschaft, kunt
ge do andere niet den stok bij de deur
zetten.
Nu zegt men wel eens, de Kamer
werkt niet hard genoeg, maar dat is
niet waar. Ook zegt men, dat er te
veel pagina's zijn volgepraat, dan
heeft men nog dit. De heer Oosterbaan
ziet er bijv. niet tegen op te zeggen
dat en dat ontwerp is ingediend, als
het Departement van Binn. Zaken
heeft verlaten.
Een stem: Juist.
Maar hij voegt er niet bij, wat de
„Standaard zei, het blijft zoolang bij
den Raad van State. Dat is nooit in
Nederland vertoond. Dat lichaam moet
buiten het geding blijven; men zegt
er niet bij, wanneer het ontwerp er
komt en wanneer het er uit gaat.
Verder. De liberalen zagen er niet
tegen op het kind den arm te doen
uitstrekken om te worden jingeënt.
Die dwang moest worden afgeschaft
dat gruwelijk feit moest worden weg
genomen. En wat is daarvan gekomen?
Minister Kuyper heeft een herziening
van de wet op de besmettelijke
ziekten ingediend. Maar als we die
lezen, dan merken we dat vroeger
steeds heel wat is overdreven. Indien
deze wet, wet was geworden, zouden
ontheven zijn van den dwang, zij,
die een school kunnen vinden waar
van het Iloofd en do Besturen geen
bezwaren tegen niet-vaceinatie heb
ben. Dat wetsontwerp gaf niet genoeg,
men was er mot mee tevreden, maar
als het maar gauw in het Staatsblad
kwam.
In 1903 heeft men echter een commissie
benoemd voor dat wetsontwerp. Mr.
Lobman verklaarde dat de commissie
dat ontwerp heeft onderzocht en in
Juni 1904 aan den minister Kuyper
heeft gezonden. Nu dus niet de Raad
van State maar nu is Dr. Kuyper
zelf de schuldige. Nu zeg ik dit:
of inen heeft niet ernstig gemeend
wat men steeds beweerde, óf men durft
het zelf niet aan de verantwoordelijk
heid te dragen om een gevaarlijke
ziekte onbestreden te laten.
Er was een andere groep, die dit
bezwaar had, dat de regeering tot
1901 dingen had willen doen, die te
ver gingen. Men haalt als voorbeeld
aan Amsterdam IX waar Bijleveld
werd gekozen met behulp der libe
ralen. Die menschen waren niet
meegegaan met hun tijd. Men kan
kwaad zeggen zooveel men wil, maar
ik geloof niet dat iemand tegenwoor
dig durft beweren dat dergelijke
maatregelen niet mogen genomen
worden. Het bezwaar tegen de on
gevallenwet is: gij dwingt, ge laat
geen ruimte aan het particuliere
initiatief. Zonder dwang kan men
niet, er zijn nog te veel lauweu, die
de gunstige gelegenheid voor ver
zekering laten voorbijgaan. Bij de
oud-liberalen was de ongevallenwet
een doorn in het oog en uit wraak
heeft men zich gekeerd tegen den
man, die de wet ontwierp. Zij rede
neerden: mijn brandkast is veiliger
bij de kerkelijken dan bij de liberalen.
Zij die in 1901 zoo sterk ijverden
onder de arbeiders voor pensioen en
zeiden: gij hebt dat niet gekregen,
probeer het eens met anderen, zij
zullen ook nu moeten erkennen dat
van dit ministerie ook geen pensioen
is verkregen. Eu zij die zoo tegen
dwang ageerden, moeten bedenken,
dat in de verschillende wetten, door
Kuyper ingediend, dwang op den
voorgrond staat.
Bij al de wetten is dwang gebiedend
voorgeschreven. En hoe is het nu
met de kosten? Deze is niet zooals
hij de ongevallenwet. De arbeider
betaalt, of de arbeider moet met den
patroon den last dragen. Men heeft
in 1901 gemeend dat men met de
Christelijke regeering beter af was,
en dat men dan vrij zijn zou van
dwang. Nu heeft men geleerd, dat
men zich daarin vergist heeft.
In a. r. kringen moet men daar
over teleurgesteld zijn. Er zijn onder
de eenvoudigon van harte, die meenen
dat men ziel. niet verzekeren mag, als
strijdig tegen God. Wat moet men
onder die menschen droevig zijn ge
stemd, dat hun voorman Dr. Kuyper
thans zelf in alles verzekeringsdwang
op den voorgrond stelt. Ik erken
dat Dr. Kuyper, bij de behandeling
van de ongevallenwet, dat zelf h.eft
erkend. Openlijk heett hij het gezegd,
dat in het verzekerings-wezen een
goede gave Gods was te vereeren.
Nu is de vraag: Is het onder dit
Bestuur zoowel beter gegaan? Het
kwaad dat men alzoo van de liberalen
heeft verteld, kan tot heel kleine
proportion worden teruggebracht. In
de Troonrede van 1901 werd veel
nieuws aangekondigd o. a. de vrij
making van het onderwijs. Ik zal
er niet veel van zeggen, maar dit
moet me van 'thart. Men spröekt
van vrijmaking van het onderwijs
maar men is gekomen met wetsont
werpen, geheel in strijd met de ver
heffing van het volksonderwijs. En
waar men verwachtte, dat eerst het
Lager onderwijs aan de orde zou
komen, kwam men met de Ilooger
onderwijswet, waarvan Dr. Visser
getuigde, dat als de chr. historische»
in 1901 dat geweten hadden, dat dan
nog de vraag zou zijn waar de meer
derheid zat.
Men heeft gezegd: de openbare
universiteit kweekt paganisten, maar
daartegenover staat dat de vrije
universiteit propagandisten kweekt
De domine's zijn het speciaal die
propaganda maken, die a.h. w. dezen
tak van bedrijf exploiteeren Bij die
Hoogeronderwijswet wilde inen aan
de Vrije Universiteit nu het jus pro
movendi toekennen.
Dat is niet erg zal men zeggen,
maar Dr. de Visser zei, dat is wel erg,
want de vrije universiteit biedt geen
waarborgen voor wetenschappelijke op
leiding. Men heeft het doorgedreven dat
dat jus promovendi werd aangenomen,
maar de Eerste Kamer wilde er niet
aan, waarna ontbinding volgde. Toen
heeft men in de Tweede Kamer de
wet weer ingediend maar met de bepa
ling dat bi inen vijf jaar een wet moest
worden ingediend, regelende het be-
kleeden van staatsambten. Daarmee
erkende men dan dat de opleiding niet
geheel goed was. Bovendien moeten
binnen 25 jaar de drie faculteiten uit
gebreid zijn tot vijf.
Op de II. Onderwijswet volgde de
Lager onderwijswet. Waarom uu niet
eerst de Lager onderwijswet? Meerdere
voorbereiding? ik geloof het niet. Het
geven van meer subsidie is toch niet
zoo moeilijk. Ik voor mij geloof, dat
door die wet ons volksonderwijs zal
achteruitgaan en dat er met die wet
maar een doel bestaat, Nederland te
overgieten met bijzondere scholen.
In de Troonrede had men hoog opge
geven Van liet vakonderwijs. Maar wil
men dat, dan had men moeten zorgen,
dat het lager onderwijs op een hooger
peil was gekomen. Zal het vakonderwijs
vruchten dragen, dan zal het moeten
worden bezocht door kinderen die met
vrucht lager onderwijs hebben genoten.
"Wanneer we zullen krijgen tal van kleine
scholen, met één leerkracht danstaatvoor
mij vast, dat het onmogelijk zal zijn daar
goed onderwijs te geven.Menvoere mij niet
tegen, er kunnen er twee zijn, want er is
voorgesteld door Talma om de minimum
salarissen uit te keeren aan die gemeente
die een tweede leerkracht aanstellen.
Men zal nu krijgen dat gemeenten die
wat over hebbeu voor het volksonder
wijs, dit zullen doen, maar op het plat
teland zal dat niet gebeuren. Men zegt
de scholen zijn gelijk. Neen dat is niet
waar: onze school is voor het kind en
uwe school is voor de ouders van een
bepaalde richting. En aan uw scholen
mogen bekwame mannen zijn, maar zij
staan onder censuur on hun kennis moet
worden geleid door het geloof en niet
door de wetenschap.
Ten slotte nog iets over het vak-
ouderwijs. Men voelt bij de christelijke
partijen veel voor vakonderwijs, maar
men moet aan die zijde niet het uitsluitend
recht opcBchen van te zijn voor vak
onderwijs. 't Is waar de eerste subsidie
werd in '88 door Lobman op do be
grooting gebracht. Maar in 1S63 werd
de eerste ambachtsschool opgericht door
particulieren en na dien zijn er tal
gevolgd. En kijk eens naar dc besturen.
Ik twijfel er niet aan of ge zult dc
meeste namen vinden van onze mannen.
En wat deed Dr. Kuyper nu Op zijn
begrooting wilde hij niet meer geld
geven voor dat vakonderwijs en eerst
op aandrang van uit de Kamer ging
hij er toe over.
Ook voor het leerlingstelsel is reeds
lang door liberalen gewerkt.
En nu de landbouw. We moeten
hebben een rechtstreeksche vertegen
woordiging van den landbouw, land
bouwraden moesten er komen. Minister
Oycii8 heeft een ontwerp ingediend op
de landbouwraden en nadat het in dc
afdeelingen was geweest, stonden er
zooveel roode strepen in, dat van het
oorspronkelijke niet veel overbleef. Dat
ontwerp komt echter niet in behandeling.
Er is een adres ingekomen van Boaz,
onderteekend door mr. Sybrandy, waarin
veel vreemde woorden staan, Fransche,
Duitsche en Engelschc.
Een stem: Dan zal het wel ge
logen zijn.
Och dat denk ik niet, maar er wordt
aangedrongen om den toestand te laten
zooals die is. In 1901 werd gezegd:
de heeren weten van uw toestand niets
af, dat moet veranderen, maar nu zeggen
ze, het moet zoo blijven. Do Tarief-
wet moet er komen om den nationalen
arbeid te bevorderen. De landbouwers
zijn de schuldigen dat een tariefwet is
gekomen.
In 1899 waren zoowat alle boeren
mal geworden en zij wilden protectie
om te maken dat hun in waarde ge
daalde goederen weer in de hoogte
gingen. Men helpt echter de boeren niet,
maar de boeren worden gestraft, door
de belasting op de werktuigen. Eigenlijk
moest inen daarover „schadenfreude"
hebben omdat ze zoo geschreeuwd heb
ben (gelach). Nu behooren ze ook
al tot de kapitalisten.
Voor den landbouwer is noodig, dat
onze verkeerswegen worden uitgebreid.
Wil dat ook onze regeering? Ja want
ze geven subsidie, maar in de Tariefwet
wordt alles belast wat noodig is voor
den ijzeren weg. Der ontwikkeling wordt
een balk in don weg gelegd.
De kleine man zal er niet door wor
den getroffen, zegt men. De geheele
luxe zal worden belast met ongeveer
een half millioen. 't Geheel moet op
brengen 9' 2 mill, zoodat er nog 9 mill,
ergens anders vandaan moeten komen.
In de Vrijzinnig-Democraat is aangetoond
dat ruim 5'/a mill, zal moeten worden
getrokken van den minderen man.
Dat Jdruischt in tegen de belasting-
politiek der liberalen, die steeds hebben
getracht de kleinen te ontlasten en dit
wetsontwerp wil juist een machtig deel
der belasting doen opbrengen door den
minderen man. Men moet niet praten
van een belasting naar draagkracht, daar
heeft dit ontwerp niets van.
Men zegt: de arbeider mag ziju
pensioen niet zelf betalen, maar door
het uit de Tariefwet te willen halen
doet men dat wel, wat naar mijn
innigste overtuiging niet mag gebeuren.
(Applaus).
Ziehier wat ik te zeggen had. Ik
heb getracht aan te toonen, dat wat
men in 1901 heeft gezegd, niet in ver
vulling is gekomen. Bij een andere
gelegenheid wil ik wel zeggen wat er
gedaan moet worden. Luid applaus).
Debat.
Nadat er eenige miuuten was gepau-
seerd verkreeg de lieer J. E. W. D uy s van
Amsterdam het woord voor debat, die
ongeveer sprak als volgt:
Ik kan niet anders dan beginnen
niet een zeker soort van sympathie uit
te spreken tegenover den persoon van
mr. Smeenge. Het is een genot om
in deze vergadering van gedachten tc
wisselen, waar we zoo vaak walgen
wanneer we staan tegenover geweten-
looze, zich noemende christenen. De
heer Smeenge weet personen van zaken
te scheiden. En wanneer men ziet hoe
Oosterbaan en dat heer, dat helaas van
avond liier al genoemd is en volgende
week hier weer zal optreden, mr. Sy
brandy, de tegenstanders met modder
en vuil om de ooren gooien, dan is het
alsof men in de bosschen is en de heer
lijke dennengeur opsnuift als men komt
te staan tegenover een man als mr.
Smeenge.
Maar personen terzijde gelaten, men
dient beginsel tegenover begiusel te
stellen, zooveel de liberale partij althans
een beginsel heeft. Ik deel dan ook
niet dat optimisme van den heer
Smeenge, die in de aanwezigheid van
dames en van jonge mannen een weder
opleving van de liberale partij ziet.
Neen de liberale partij lijdt aan seniele
aftakeling, ze heeft haar tijd uit. 't Is
alleen nog maar de vraag, hoe ze moet
begraven worden met of zonder militaire
eer.
Reeds een tijd geleden schreef mr.
\V. H. de Beaufort, de candidaat voor
Amersfoort in een brochure over dc
liberale partij: „'t Lijkt vermetel nog
te kunnen schrijven van een liberale
partij." Prof. Oppenheim ook een libe
raal, noemde dc liberale partij een groot
chaos. Het was dan ook daarom dat
mijn partijgenoot Troelstra in de Kamer
zei niet meer te zullen spreken van de
liberale partij, maar van bont gevederte.
Mr. van Houten, een partijgenoot van
mr. de Beaufort zei dan ook, dal
de liberalen het nog eens zijn in hun anti-
clericalisme.
Dr. Kuyper met zijn straffe politiek
heeft de liberalen weer wakker geschud.
Maar hij heeft het gedaan als een dok
ter, die een 'nopelooze patient nog een
drankje geeft. Er komt dan nog een
laatste opflikkering, dc familie denkt de
crisis is voorbij en 's nachts sterft hij.
De liberale partij heeft geen ideale
ondergrond meer, ze is ten doode op
geschreven.
Bij de voortbrenging komen drie
groepen te pas: de grondbezitters, de
kapitalisten en de arbeiders. Dat zijn de
drie klassen onzer maatschappij, die
ieder voor zich trachten het meest ino-|
gelijke naar zich toe te halen, waardoorl
de klassenstrijd ontstaat. Die maken wijl
dus niet, maar die is een maatschappe-l
lijk feit. De staatsmacht nu is de stok,l
die de klasse in handen heeft om zoo-I
veel mogelijk naar zich toe te trekken. Del
industrieelc klasse nu heeft na 17S9I
geregeerd en dat is de liberale regcc-l
ringspartij van lieden.
Mr. Smeenge heeft gezegd: er zullen!
wel personen komen om aanmerkingen!
te maken. Zeker zijn er die en ik zeg!
wat gij van de clericalen hebt gezegd!
moogt ge niet zeggen, want alles ij
zelf op u van toepassing.
Dc nieuwe opkomende klasse eischtl
bevrediging van haar belangen ep daar-l
tegenoier staan beide burgerklassen!
gelijk. Als de arbeidersklasse sterk voorl
liaar verlangen opkomt is alle verschil
tusschen de bourgeoisie verdwenen. Heil
is dan ook een luxe, een pure weelde!
dat de heeren zich kunnen permiteerei!
het onder elkaar niet eens te zijn.
Mr. Smeenge heeft gewezen op del
verkiezing in Amsterdam IX. Wel daal
heb je het juist. Als het tegen de ar-l
beiders gaat, gaan de liberalen naar del
kerk. En juist Kuyper is de man, dal
de belangen van de bezittende klassJ
het beste behartigt. Maai veel gaal
tegenwoordig al niet meer op, allectl
nog liet gebruiken van Gods woord. I
Dan de opleving van de liberal'l
partij. Men moet weten Int mr. Smecngtl
en misschien Roodhuyzen de eenigtl
propagandisten zijn.
Een stem En Reijne.
Nu en Reijne dan, die den boer opl
gaan voor de liberale partij. Men heet!
zelf een advertentie in het sociaal
weekblad geplaatst, waarin een propal
gandist werd gevraagd. Het volk heell
toen gezegd, je moet er het salanl
bijzetten.
Ook heeft mr. Smeenge er op gol
wezen, dat tegenwoordig zich de dominé'il
zoo met de politiek bemoeien. Maal
dat is heel natuurlijk. Als ergens ill
staat van beleg wordt afgekondigd il
de militaire bevelhebber de overheicll
Zoo is het ook in de politiek. Yool
het kapitalisme is de staat van belo!
afgekondigd en de domino's ziju d!
beste handlangers van dat kapiiaal.
En dan moet ge vooral bedenke»!
dat alles wat mr. Smeenge heeft gezeg!
niet zegt de candidaat voor Amersfoorl
mr. de Beaufort. Als ge stemt op d!
Beaufort op grond van hetgeen m'!
Smeenge hier zegt, dat koopt ge cc!
kat in den zak.
Ik zeg nog eens: mr, Smeenge, g!