Stadsnieuws. Toch, ondanks haal' zelve, is de chris telijke regeering gunstig geweest aan het opwekken van ccnc welwillendheid van stemming. Eerstens voor eene aaneensluiting van vrijzinnigen, waarbij de verschilpunten tusschen de fracties voorloopig blijven rusten, om het groote gevaar, dat van de verbonden partijen dreigt af te wenden. Tweedens voor eene vrijzinnige regee ring, die wars van het stellen van zuiver humanitaire eischen in den naam en als eigendom van een bepaalden godsdienst, met de eenheid van de natie voor oogen, werkzaam zal zijn in het welbegrepen belang van ons geheele volk, door het voort te doen gaan op den weg van vooruitgang en ontwikkeling. K. v. B. In een openbare vergadering van de Vrijzinnige Propaganda Club trad Donderdagavond als spreker op mr. H. Smeenge met het onderwerp: Wat leerden 4 jaren aan de propagandisten. Nadat de voor zitter. de vergadering geopend had zei de spreker ongeveer het volgende: Er moet wel iets bijzonders aan de hand zijn dat zelfs vrouwen opkomen ter vergadering en dat ook de jeugd van liberalen huize mede werken aan het verkiezingswerk. Deze hebben reeds te lang gewacht maar toch kan van hen nog veel profijt worden ge trokken. Gaarne nam ik dan ook de uitnoodiging van de Prop. Club aan om hier te komen spreken. En wat de dames aangaat, als huisvader weet ik hoe moeilijk het is dames belang stelling te doen krijgen voor de poli tiek, zoodat er wel iets buitengewoons moet zijn. Er is een actie, die getuigt van groote ontevredenheid. Die was er ook in 1901 maar niet als tegenwoor dig. Bestrijders vond het toenmalige kabinet. Naast hen, die de liberale meerderheid naar beneden wilden halen, stonden zij die meenden dat er een onverzoenlijke strijd was tusschen arbeid en kapitaal. Christelijken, vrijzinnig-democra ten, sociaaldemocraten en helaas ook een vierde groep de oud-liberalen stonden tegenover de liberalen. Dat waren de vier machten die in 't krijt traden, tegen hen, die zoolang de teugels van het bewind hadden ge voerd en veel hadden verzuimd maar toch van 18971901 veel werk tot stand hadden gebracht. „Afgegleden van do christelijke grondslagen van ons volksleven", zei Dr. de Visser, die vroeger steeds de liberalen steunde. Dit was gegrond op deze feitende Leerplichtwet, niet herziening dei- Zondagswet en omdat Cort. v. d. Linden bij een herziening van het B. W. zich niet ontzien had den kanton- tonrechter te plaatsen tusschen man en vrouw. Over deze punten een enkel woord. Als de Leerplichtwet er niet was, zou thans nog niet de mogelijkheid be staan van de onwilligen te dwingen naar school te gaan Die arme paria's die opgroeien buiten alle onderwijs zouden nog niet de minste ontwikke ling krijgen. Niet om de Leerplichtwet zelf, het beginsel om de kinderen naar school te zenden wordt als juist erkend; m.iar de geheele bestrijding komt hierop neer, dat de ouders die wel hun kinderen naar school zenden een band werd aangelegd. Zou Dr. de Visser dan een wet willen hebben voor een deel van 't volk? Dat zijn geen argumenten niet waar? De ambtenaar gesteld tusschen man en vrouw. Is dat nu wel zoo erg? Juist het overmatig gebruik van vrij heid heeft zooveel goede dingen slecht gemaakt. Dit stel ik op den voorgrond, dat het voorgedragen artikel 356 niet verder is gekomen dan in de schrif telijke bescheiden, zoodat de geheele bestrijding achterwege had kunnen laten. Ik betreur het, dat dat artikel niet is genomen. Ik ben 10 jaar kan tonrechter geweest en weet dat die ambtenaren wel meer invloed in het huisgezin hebben. Maar men heeft er uit willen concludeeren dat bij de liberalen de heiligheid van het gezin niet veilig was. En wat is nu gebeurd? Bij de Beroepswet is men zelf op dien aigekeurden weg ingegaan. Ik keur dat volstrekt niet af, integendeel ik vind het goed. En bij het arbeids contract, dat helaas niet behandeld wordt, de eenige sociale wet, die men heeft achtergesteld bij een zoo gehate partijwet als de onderwijsnovelle. Welnu in dit arbeidscontract wordt ook de zelfstandigheid van de vrouw- erkend. Daarin wordt toch voorgesteld, dat de vrouw een contract kan aangaan met den werkgever. Ook daarbij wordt dus het mannelijk gezag aan getast zoodat men met die bepaling alle recht van spreken, zooals men in 1901 deed, verbeurt. De handelingen waarop men wees, zjjn een gevolg van den vooruitgang der tijden en ook nu, meerderheid zijnde, moeten de kerkelijken erken nen, dat zoo ook die maatregelen moeten nemen, die ze in 1901 voor onjuist erkenden. Dr. de Visser zei dat Pierson de Zondagswet had moeten indienen. Maar dan vraag ik: Wat hebben zij gedaan. Wanneer ze in 't nauw worden gedreven, zeggen ze: voorde opening der stembus van 1901 hadden we geen vaste afspraak en de katho lieken willen niet de Zondagsrust van de anti-revolutionairen. Maar in 1901 bij de Troonrede heeft men het zelfde door den koninklijke mond doen uitspreken, en men had dus moeten toonen, dat het daarmee ernst was. Herziening der Zondagswet was No. 1 van het program, en het is niet uitgevoerd en niet uit te voeren ook. In werkelijkheid toch is men bij de meerderheid net zoo verdeeld als bij de viijzinnigen. Onderscheidene leden van de meerderheid toch verklaarden niet te kunnen medewerken tot het in 't leven roepen van den Engelschen Zondag. Dat waren de katholieken, 't Is trouwens bekend, dat men in ka tholieke streken wel op Zondag van een feestje houdt. En Dr. Kuyper achtte het verkeerd dat op Zondag voor Koningin's ver jaardag werd gevlagd, 't Is mij niet bekend, maar Dr. Kuyper heeft er zeker niet aan gedacht, dat men de vlag op Zaterdag kou uitsteken en op Maandag weer kon inhalen (gelach Men weet, dat watmen van a. r. zijde beweerde niet kon worden verkregen, maar dan moet men er ook mee op houden er propaganda voor te maken. In 't tweede regeeringsjaar heeft men wat minder treinen op Zondag laten loopen, maar thans is men daarop terug gekomen. Men heeft gezien, dat op andere wijze moet worden voor zien in meer rust, n.l. daar aanstel ling van meerder personeel. Er moest meer worden gelet op de christelijke gronden van ons volksbestaan Nemen we maar een ding: de loterij. Zwon- delloterijen neemt niemand in be scherming, behalve zij die ze uitoe fenen. Maar ook do Staatsloterij moest worden aangeschaft. Men heeft dat echter niet gedaan. Wel een poging, zij het dan ook een bescheiden, daartoe. In de verkiezingsdagen is zoo vaak gezegd, gij zijt zoo prat in 't beloven, maar doet niets, maar wij doen dat niet, daar zijn wij veel te ernstig en te heilig voor. Door den minister van financiën zijn wel twee loterijwetjes ingediend, die in de afdeelingen zijn behandeld. N u het arbeidscontract van de agenda werd gevoerd, wilde men het wetje tot beteugeling der loterijen behandelen, terwijl men ons toevoegde, zoolang ge de staatsloterij niet aanschaft, kunt ge do andere niet den stok bij de deur zetten. Nu zegt men wel eens, de Kamer werkt niet hard genoeg, maar dat is niet waar. Ook zegt men, dat er te veel pagina's zijn volgepraat, dan heeft men nog dit. De heer Oosterbaan ziet er bijv. niet tegen op te zeggen dat en dat ontwerp is ingediend, als het Departement van Binn. Zaken heeft verlaten. Een stem: Juist. Maar hij voegt er niet bij, wat de „Standaard zei, het blijft zoolang bij den Raad van State. Dat is nooit in Nederland vertoond. Dat lichaam moet buiten het geding blijven; men zegt er niet bij, wanneer het ontwerp er komt en wanneer het er uit gaat. Verder. De liberalen zagen er niet tegen op het kind den arm te doen uitstrekken om te worden jingeënt. Die dwang moest worden afgeschaft dat gruwelijk feit moest worden weg genomen. En wat is daarvan gekomen? Minister Kuyper heeft een herziening van de wet op de besmettelijke ziekten ingediend. Maar als we die lezen, dan merken we dat vroeger steeds heel wat is overdreven. Indien deze wet, wet was geworden, zouden ontheven zijn van den dwang, zij, die een school kunnen vinden waar van het Iloofd en do Besturen geen bezwaren tegen niet-vaceinatie heb ben. Dat wetsontwerp gaf niet genoeg, men was er mot mee tevreden, maar als het maar gauw in het Staatsblad kwam. In 1903 heeft men echter een commissie benoemd voor dat wetsontwerp. Mr. Lobman verklaarde dat de commissie dat ontwerp heeft onderzocht en in Juni 1904 aan den minister Kuyper heeft gezonden. Nu dus niet de Raad van State maar nu is Dr. Kuyper zelf de schuldige. Nu zeg ik dit: of inen heeft niet ernstig gemeend wat men steeds beweerde, óf men durft het zelf niet aan de verantwoordelijk heid te dragen om een gevaarlijke ziekte onbestreden te laten. Er was een andere groep, die dit bezwaar had, dat de regeering tot 1901 dingen had willen doen, die te ver gingen. Men haalt als voorbeeld aan Amsterdam IX waar Bijleveld werd gekozen met behulp der libe ralen. Die menschen waren niet meegegaan met hun tijd. Men kan kwaad zeggen zooveel men wil, maar ik geloof niet dat iemand tegenwoor dig durft beweren dat dergelijke maatregelen niet mogen genomen worden. Het bezwaar tegen de on gevallenwet is: gij dwingt, ge laat geen ruimte aan het particuliere initiatief. Zonder dwang kan men niet, er zijn nog te veel lauweu, die de gunstige gelegenheid voor ver zekering laten voorbijgaan. Bij de oud-liberalen was de ongevallenwet een doorn in het oog en uit wraak heeft men zich gekeerd tegen den man, die de wet ontwierp. Zij rede neerden: mijn brandkast is veiliger bij de kerkelijken dan bij de liberalen. Zij die in 1901 zoo sterk ijverden onder de arbeiders voor pensioen en zeiden: gij hebt dat niet gekregen, probeer het eens met anderen, zij zullen ook nu moeten erkennen dat van dit ministerie ook geen pensioen is verkregen. Eu zij die zoo tegen dwang ageerden, moeten bedenken, dat in de verschillende wetten, door Kuyper ingediend, dwang op den voorgrond staat. Bij al de wetten is dwang gebiedend voorgeschreven. En hoe is het nu met de kosten? Deze is niet zooals hij de ongevallenwet. De arbeider betaalt, of de arbeider moet met den patroon den last dragen. Men heeft in 1901 gemeend dat men met de Christelijke regeering beter af was, en dat men dan vrij zijn zou van dwang. Nu heeft men geleerd, dat men zich daarin vergist heeft. In a. r. kringen moet men daar over teleurgesteld zijn. Er zijn onder de eenvoudigon van harte, die meenen dat men ziel. niet verzekeren mag, als strijdig tegen God. Wat moet men onder die menschen droevig zijn ge stemd, dat hun voorman Dr. Kuyper thans zelf in alles verzekeringsdwang op den voorgrond stelt. Ik erken dat Dr. Kuyper, bij de behandeling van de ongevallenwet, dat zelf h.eft erkend. Openlijk heett hij het gezegd, dat in het verzekerings-wezen een goede gave Gods was te vereeren. Nu is de vraag: Is het onder dit Bestuur zoowel beter gegaan? Het kwaad dat men alzoo van de liberalen heeft verteld, kan tot heel kleine proportion worden teruggebracht. In de Troonrede van 1901 werd veel nieuws aangekondigd o. a. de vrij making van het onderwijs. Ik zal er niet veel van zeggen, maar dit moet me van 'thart. Men spröekt van vrijmaking van het onderwijs maar men is gekomen met wetsont werpen, geheel in strijd met de ver heffing van het volksonderwijs. En waar men verwachtte, dat eerst het Lager onderwijs aan de orde zou komen, kwam men met de Ilooger onderwijswet, waarvan Dr. Visser getuigde, dat als de chr. historische» in 1901 dat geweten hadden, dat dan nog de vraag zou zijn waar de meer derheid zat. Men heeft gezegd: de openbare universiteit kweekt paganisten, maar daartegenover staat dat de vrije universiteit propagandisten kweekt De domine's zijn het speciaal die propaganda maken, die a.h. w. dezen tak van bedrijf exploiteeren Bij die Hoogeronderwijswet wilde inen aan de Vrije Universiteit nu het jus pro movendi toekennen. Dat is niet erg zal men zeggen, maar Dr. de Visser zei, dat is wel erg, want de vrije universiteit biedt geen waarborgen voor wetenschappelijke op leiding. Men heeft het doorgedreven dat dat jus promovendi werd aangenomen, maar de Eerste Kamer wilde er niet aan, waarna ontbinding volgde. Toen heeft men in de Tweede Kamer de wet weer ingediend maar met de bepa ling dat bi inen vijf jaar een wet moest worden ingediend, regelende het be- kleeden van staatsambten. Daarmee erkende men dan dat de opleiding niet geheel goed was. Bovendien moeten binnen 25 jaar de drie faculteiten uit gebreid zijn tot vijf. Op de II. Onderwijswet volgde de Lager onderwijswet. Waarom uu niet eerst de Lager onderwijswet? Meerdere voorbereiding? ik geloof het niet. Het geven van meer subsidie is toch niet zoo moeilijk. Ik voor mij geloof, dat door die wet ons volksonderwijs zal achteruitgaan en dat er met die wet maar een doel bestaat, Nederland te overgieten met bijzondere scholen. In de Troonrede had men hoog opge geven Van liet vakonderwijs. Maar wil men dat, dan had men moeten zorgen, dat het lager onderwijs op een hooger peil was gekomen. Zal het vakonderwijs vruchten dragen, dan zal het moeten worden bezocht door kinderen die met vrucht lager onderwijs hebben genoten. "Wanneer we zullen krijgen tal van kleine scholen, met één leerkracht danstaatvoor mij vast, dat het onmogelijk zal zijn daar goed onderwijs te geven.Menvoere mij niet tegen, er kunnen er twee zijn, want er is voorgesteld door Talma om de minimum salarissen uit te keeren aan die gemeente die een tweede leerkracht aanstellen. Men zal nu krijgen dat gemeenten die wat over hebbeu voor het volksonder wijs, dit zullen doen, maar op het plat teland zal dat niet gebeuren. Men zegt de scholen zijn gelijk. Neen dat is niet waar: onze school is voor het kind en uwe school is voor de ouders van een bepaalde richting. En aan uw scholen mogen bekwame mannen zijn, maar zij staan onder censuur on hun kennis moet worden geleid door het geloof en niet door de wetenschap. Ten slotte nog iets over het vak- ouderwijs. Men voelt bij de christelijke partijen veel voor vakonderwijs, maar men moet aan die zijde niet het uitsluitend recht opcBchen van te zijn voor vak onderwijs. 't Is waar de eerste subsidie werd in '88 door Lobman op do be grooting gebracht. Maar in 1S63 werd de eerste ambachtsschool opgericht door particulieren en na dien zijn er tal gevolgd. En kijk eens naar dc besturen. Ik twijfel er niet aan of ge zult dc meeste namen vinden van onze mannen. En wat deed Dr. Kuyper nu Op zijn begrooting wilde hij niet meer geld geven voor dat vakonderwijs en eerst op aandrang van uit de Kamer ging hij er toe over. Ook voor het leerlingstelsel is reeds lang door liberalen gewerkt. En nu de landbouw. We moeten hebben een rechtstreeksche vertegen woordiging van den landbouw, land bouwraden moesten er komen. Minister Oycii8 heeft een ontwerp ingediend op de landbouwraden en nadat het in dc afdeelingen was geweest, stonden er zooveel roode strepen in, dat van het oorspronkelijke niet veel overbleef. Dat ontwerp komt echter niet in behandeling. Er is een adres ingekomen van Boaz, onderteekend door mr. Sybrandy, waarin veel vreemde woorden staan, Fransche, Duitsche en Engelschc. Een stem: Dan zal het wel ge logen zijn. Och dat denk ik niet, maar er wordt aangedrongen om den toestand te laten zooals die is. In 1901 werd gezegd: de heeren weten van uw toestand niets af, dat moet veranderen, maar nu zeggen ze, het moet zoo blijven. Do Tarief- wet moet er komen om den nationalen arbeid te bevorderen. De landbouwers zijn de schuldigen dat een tariefwet is gekomen. In 1899 waren zoowat alle boeren mal geworden en zij wilden protectie om te maken dat hun in waarde ge daalde goederen weer in de hoogte gingen. Men helpt echter de boeren niet, maar de boeren worden gestraft, door de belasting op de werktuigen. Eigenlijk moest inen daarover „schadenfreude" hebben omdat ze zoo geschreeuwd heb ben (gelach). Nu behooren ze ook al tot de kapitalisten. Voor den landbouwer is noodig, dat onze verkeerswegen worden uitgebreid. Wil dat ook onze regeering? Ja want ze geven subsidie, maar in de Tariefwet wordt alles belast wat noodig is voor den ijzeren weg. Der ontwikkeling wordt een balk in don weg gelegd. De kleine man zal er niet door wor den getroffen, zegt men. De geheele luxe zal worden belast met ongeveer een half millioen. 't Geheel moet op brengen 9' 2 mill, zoodat er nog 9 mill, ergens anders vandaan moeten komen. In de Vrijzinnig-Democraat is aangetoond dat ruim 5'/a mill, zal moeten worden getrokken van den minderen man. Dat Jdruischt in tegen de belasting- politiek der liberalen, die steeds hebben getracht de kleinen te ontlasten en dit wetsontwerp wil juist een machtig deel der belasting doen opbrengen door den minderen man. Men moet niet praten van een belasting naar draagkracht, daar heeft dit ontwerp niets van. Men zegt: de arbeider mag ziju pensioen niet zelf betalen, maar door het uit de Tariefwet te willen halen doet men dat wel, wat naar mijn innigste overtuiging niet mag gebeuren. (Applaus). Ziehier wat ik te zeggen had. Ik heb getracht aan te toonen, dat wat men in 1901 heeft gezegd, niet in ver vulling is gekomen. Bij een andere gelegenheid wil ik wel zeggen wat er gedaan moet worden. Luid applaus). Debat. Nadat er eenige miuuten was gepau- seerd verkreeg de lieer J. E. W. D uy s van Amsterdam het woord voor debat, die ongeveer sprak als volgt: Ik kan niet anders dan beginnen niet een zeker soort van sympathie uit te spreken tegenover den persoon van mr. Smeenge. Het is een genot om in deze vergadering van gedachten tc wisselen, waar we zoo vaak walgen wanneer we staan tegenover geweten- looze, zich noemende christenen. De heer Smeenge weet personen van zaken te scheiden. En wanneer men ziet hoe Oosterbaan en dat heer, dat helaas van avond liier al genoemd is en volgende week hier weer zal optreden, mr. Sy brandy, de tegenstanders met modder en vuil om de ooren gooien, dan is het alsof men in de bosschen is en de heer lijke dennengeur opsnuift als men komt te staan tegenover een man als mr. Smeenge. Maar personen terzijde gelaten, men dient beginsel tegenover begiusel te stellen, zooveel de liberale partij althans een beginsel heeft. Ik deel dan ook niet dat optimisme van den heer Smeenge, die in de aanwezigheid van dames en van jonge mannen een weder opleving van de liberale partij ziet. Neen de liberale partij lijdt aan seniele aftakeling, ze heeft haar tijd uit. 't Is alleen nog maar de vraag, hoe ze moet begraven worden met of zonder militaire eer. Reeds een tijd geleden schreef mr. \V. H. de Beaufort, de candidaat voor Amersfoort in een brochure over dc liberale partij: „'t Lijkt vermetel nog te kunnen schrijven van een liberale partij." Prof. Oppenheim ook een libe raal, noemde dc liberale partij een groot chaos. Het was dan ook daarom dat mijn partijgenoot Troelstra in de Kamer zei niet meer te zullen spreken van de liberale partij, maar van bont gevederte. Mr. van Houten, een partijgenoot van mr. de Beaufort zei dan ook, dal de liberalen het nog eens zijn in hun anti- clericalisme. Dr. Kuyper met zijn straffe politiek heeft de liberalen weer wakker geschud. Maar hij heeft het gedaan als een dok ter, die een 'nopelooze patient nog een drankje geeft. Er komt dan nog een laatste opflikkering, dc familie denkt de crisis is voorbij en 's nachts sterft hij. De liberale partij heeft geen ideale ondergrond meer, ze is ten doode op geschreven. Bij de voortbrenging komen drie groepen te pas: de grondbezitters, de kapitalisten en de arbeiders. Dat zijn de drie klassen onzer maatschappij, die ieder voor zich trachten het meest ino-| gelijke naar zich toe te halen, waardoorl de klassenstrijd ontstaat. Die maken wijl dus niet, maar die is een maatschappe-l lijk feit. De staatsmacht nu is de stok,l die de klasse in handen heeft om zoo-I veel mogelijk naar zich toe te trekken. Del industrieelc klasse nu heeft na 17S9I geregeerd en dat is de liberale regcc-l ringspartij van lieden. Mr. Smeenge heeft gezegd: er zullen! wel personen komen om aanmerkingen! te maken. Zeker zijn er die en ik zeg! wat gij van de clericalen hebt gezegd! moogt ge niet zeggen, want alles ij zelf op u van toepassing. Dc nieuwe opkomende klasse eischtl bevrediging van haar belangen ep daar-l tegenoier staan beide burgerklassen! gelijk. Als de arbeidersklasse sterk voorl liaar verlangen opkomt is alle verschil tusschen de bourgeoisie verdwenen. Heil is dan ook een luxe, een pure weelde! dat de heeren zich kunnen permiteerei! het onder elkaar niet eens te zijn. Mr. Smeenge heeft gewezen op del verkiezing in Amsterdam IX. Wel daal heb je het juist. Als het tegen de ar-l beiders gaat, gaan de liberalen naar del kerk. En juist Kuyper is de man, dal de belangen van de bezittende klassJ het beste behartigt. Maai veel gaal tegenwoordig al niet meer op, allectl nog liet gebruiken van Gods woord. I Dan de opleving van de liberal'l partij. Men moet weten Int mr. Smecngtl en misschien Roodhuyzen de eenigtl propagandisten zijn. Een stem En Reijne. Nu en Reijne dan, die den boer opl gaan voor de liberale partij. Men heet! zelf een advertentie in het sociaal weekblad geplaatst, waarin een propal gandist werd gevraagd. Het volk heell toen gezegd, je moet er het salanl bijzetten. Ook heeft mr. Smeenge er op gol wezen, dat tegenwoordig zich de dominé'il zoo met de politiek bemoeien. Maal dat is heel natuurlijk. Als ergens ill staat van beleg wordt afgekondigd il de militaire bevelhebber de overheicll Zoo is het ook in de politiek. Yool het kapitalisme is de staat van belo! afgekondigd en de domino's ziju d! beste handlangers van dat kapiiaal. En dan moet ge vooral bedenke»! dat alles wat mr. Smeenge heeft gezeg! niet zegt de candidaat voor Amersfoorl mr. de Beaufort. Als ge stemt op d! Beaufort op grond van hetgeen m'! Smeenge hier zegt, dat koopt ge cc! kat in den zak. Ik zeg nog eens: mr, Smeenge, g!

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2