No. 43. Woensdag 31 Mei 1905. 2e Jaargang Wees U Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Het zoekende Lieht. De oorlogsverklaring aan de Nederl. Herv. Kerk. FEUILLETON. Voorlichters der Kiezers. Allerlei. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. DE EEMLANDER. K111 •eau Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 l'rljs der advertentlën Van 1 tot 5 regels0.40 vooi iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Dat de sympathie in de Nederl. Herv. Kerk voor het huidige kabinet niet meer in die mate bestaat ah in 1901, is uit tal van feiten reeds duidelijk gebleken. Wel doen de kerkelijke propagandisten veel moeite om de goe-gemcente toch aan het verstand te brengen, dat Kuyper in weerwil van doleantie en paneel zagerij de reddende engel ia, ook voor de Hervormde Kerk. Maar, helaas voor de coalitie, de feiten spreken anders, de leitcn wijzen er op, dat de belangen dier kerk niet veilig zijn bij de volgelingen van Rome en Calvijn. Nimmer is dit nog zoo duidelijk ge bleken dan uit de Eerste-Kamerrede van dr. Vermeulen, een van de meest gezaghebbende Roomsch-Katholieken uit onze Senaat. In de Tweede Kamer heeft men tegenover dr. Schokking nog een tegemoetkomende houding aangenomen; de woorden van dr. Vermeulen bewijzen zonneklaar, dat de Roomsch-Katholieken dr. Schokking in de Tweede Kamer met een kluitje in het liet hebben ge stuurd. Sprekende toch over de hervorming der theologische faculteiten aan onze hoogescholen, zei dr. Vermeulen, het volgende: Ik erken te bebooren tot degenen die, wanneer zij de zaken van zuiver principieel en theoretisch standpunt be schouwen, met noodzakelijkheid niet op hervorming, maar op definitieve ophef- iing van de theologische faculteiten aan al onze openbare Universiteiten moeten aandringen. Niet voor het eerst wordt deze overtuiging door mij in het openbaar uitgesproken. In een land, waarin men noch een Staatskerk, noch een of meer geprivili gieerde, al dan niet „paritatisch" naast elkander gesteld erkende Kerken heeft, kan dunkt mij de Overheid onder geeu voorwaarden met het verstrekken van theologisch onderwijs worden belast. Het behoud van de theologische facul teiten is in mijn oog reeds in 1815 een inconsequentie: in aanmerking genomen echter de toenmalige tijdsomstandigheden een zeer verklaarbare inconsequentie ge weest. In den loop der jaren is die in- onsequentie steeds scherper in het licht Nood doet plannen geboren worden. Chineeschc wijsheid. Uit het Duitsch van ERNST VAN "WILDENBRU CH. 27). Half zinneloos van angst kroop zij achter de sofa, die aan den tegenover- gestelden wand stond. Er verhepen eenige oogenblikken toen verscheen haar vervolger op den drempel, met de kaars in de hand, met het licht naar haar zoekend. Nu had hjj haar ontdekt, en weder sprong z(j op en vluchtte verder, naar de volgende kamer. Met lange schreden kwam hij achter haar aan. Zoo ging het voort van de tweede kamer in de derde, in de vierde en verder, steeds getreden, maar toen in 1876 bij de reorganisatie van het hooger onderwijs het oogenbbk was aangebroken, om aan dien ongrondwettigen toestand een einde te maken, heeft men de ocnig logische, de eenig radicale oplossing niet aange durfd: men is aan het transigeeren, aan het knoeien gegaan. Het gevolg is ge weest, dat onder den naam van tlieolo gische faculteit is verkregen een faculteit van godsdienstwetenschap (eerste onop rechtheid), maar een faculteit van gods dienstwetenschap, (en zie hier de tweede onoprechtheid) bestemd en uitsluitend bestemd om met hulp van sommige, niet door den Staat aangewezen kerkelijke hoogleeraren, godsdienstleeraren op te leiden voor slechts enkele kerkgenoot schappen. Nu kunnen zij, die van gevoelen zijn, dat in een Staat als de onze de Over heid zich principieel van het geven van theologisch onderwijs te onthouden heeft, en elk kerkgenootschap op gelijken voet zelf voor de opleiding zijner godsdienst leeraren heeft te laten zorgen, ter wille van allerlei consideration in den be- staanden toestand berusten, Periculum in mora voor hen bestaat niet. Er is dringender en nuttiger werk te doen dan een aanval te richten op de theo logische faculteiten en dit zal vooreerst wel zoo blijven. Doch als een Regeering welke dan ook harerzijds weder het vraagstuk der theologische faculteiten aan de orde ging stellen, dan spreekt het vanzelf, dat zij, die van oordeel zijn, dat deze theologische faculteiten aan onze openbare Universiteiten sinds lang niet meer behoorden te bestaan, niet kunnen medewerken tot oen reorganisatie, indien deze zou beteekenen een daad van reactie in de richting der oude Staatskerk en meerder nog dan heden het geval is het onderwijs dier faculteiten zou stempelen tot een onderwijs, alleen gegeven ten dienste van aanstaande predikanten van één of meer kerkgenootschappen." Wat zeggen de leden van de Her vormde kerk wel hiervan? Moet het hun nog duidelijker gezegd worden, dat een coalitie met Rome noodwendig hun kerk moet schaden? Geen wonder dan ook, dat uit de Hervormde Kerk zelf, al stemmen opgaan waaruit blijkt, dat men begint in te zien, dat men met de huidige coalitie bedro gen uitkomt. Zoo schrijft o. a, ds. Wage naar in De Volksbode, het orgaan verder, door alle kamers, door de galerij, totdat ze eindelijk :n de bibliotheek, het laatste der reeks vertrekken, was gekomen en zich bewust werd, dat zij nu niet verder kon, dat zij gevangen was verloren. Midden in de zaal, de verschrikte oogen op hem gericht, bleef zij staan; toen stak zij beide armen omhoog en met een luiden kreet viel zij bewusteloos op den grond. Toen dit geschiedde, toen hij dien kreet hoorde en de witte gedaante vóór hem zag neervallen, bleef de man staan en keek een oogenblik als verwonderd rond. Het was, alsof hij zijne gedachten moest verzamelen. Toen kwam hij, het licht omhoog houdende, voorzichtig naar de plaats, waar hij iets op den grond zag liggen, iets wits. Daar hield hij de kaars omlaag en belichtte de onbeweeg lijk liggende gestalte. Toen richtte hij zich weder op en deed een stap achter uit. Vervolgens zette hij de kaars op de tafel, en op het tafelblad starende, begon hij weer zich te bezinnen, na te denken. Eindelijk sloeg hij de oogen op, richtte ze op de donkere vensters, en nu was het, alsof er heel iu de verte in den nacht een licht verscheen; eerst heel ver weg, heel klein, doch naderbij komend, steeds naderend, totdat het zijn gezicht had bereikt, totdat het in zijne oogen was. En nu begonnen die oogen die tot nu toe met eene levenloozs van de Friesch-Christelijk Historischcn: ,De heeren hadden wel zoo vriendelijk kunnen wezen, dit een beetje eerder te zeggen. „Doch wij zullen het ons voor gezegd houden. „Op Rome is nooit te vertrouwen. „Enfin, de R.-K. moeten weten wat zij doen. „Willen ze de Chr.-IIist. verbitteren, dan ligt dit voor hun rekening. „Wij zien thans hoe bitter weinig waarde aan het votum der Tweede Kamer inzake het amendement-Schok- king-De Visser te hechten valt. „Het principieel herstel der theol. faculteit, waarop in verband met de toe lichting het amendement doelde, betee- kent in den mond van den heer Ver meulen volledige opheffing der faculteit. „Voor Christus geen plaats aan de openbare instellingen. „Er is toch ook een troostvolle kant aan het verbreken der coalitie met zulke „Christelijke" bondgenooten. „De heer Vermeulen sprak nog de hoop uit, dat de christelijke partijen een ruim gebruik zullen maken van de vrij heid voor het stichten van vrije leer stoelen, waardoor een nieuwe, jonge strooming in hot universitair leven zal worden bovordord. „Natuurlijk, de Roomsclie orden zullen daar wol voor zorgen. „Terwijl de Protestantsche theologie van de Universiteit wordt verbannen en in een seminairie onder dak gebracht, zullen de heeren paters jezuïeten in de leege collegiezalen, in de wijsgeerige toga gehuld, al hun best doen, om de studeerende jongelingschap voor de Tho mistische begrippen te winnen en voor de Roomsche Kerk op te voeden. „Dat zal 't einde zijn van „De vrij making" onzer Protestantsche unieversi- teiten". Wij hebben hier niets bij te voegen, maar geven den leden der Nederl. Herv. Kerk, die ook in het district Amersfoort nog twijfelen, op wien ze zullen stem men, het bovenstaande in ernstige over denking. Uit dc „Overdrukken uit de Volks-Mis- sionaris Godsdienstig Maandschrift onder bescherming van dc Onbevlekte Moeder Gods en den H. Alphonsus Maria de Liguori. uitdrukking gestaard hadden, weer te zien; zijne gelaatstrekken werden nor maal en het was weer Eberhard von Fahrenwald, die daar bij de tafel stond. Met een ruk, zoodat zijne gewrichten kraakten, richtte hij zich plotseling op, greep nogmaals de kaars, deed een paar schreden doch op hetzelfde oogen blik vloog hij achteruit, alsof een ge- weldadige stoot hem terugwierp. Lang uit stortte hij op den gladden parketvloer neer, voorover, beide handen in den mond stoppende, zich op de vingers bijtende, zóó dat liet bloed daaruit droop. Een reutelend geluid, een verstikt gehuil drong in zijn keel. Toen kroop hij naar de naastbijzijnden stool, werkte zich met moeite op, totdat hij weer op de beenen stond, en nu, als een mensch die niet meer gaan kan, wiens rugge- graat gebroken is, sleepte hij zich, de oogen steeds gericht houdende op de witte gedaante op den grond, naar de deur, die op den corridor uitkwam. Met beide handen hield hij zich aan den deurknop staande; zijn haar kleefde hem in het gezicht; een dik vocht was het zweet of bloed? waren het tranon? druppelde daarlangs; het was, alsof hij schreien wilde, doch hy kon niet; alsof hij iets zeggon wilde, doch niet kon; slechts een kreunend: „AnnaAnnaAnna" bracht hij voort, en dien naam herhalend, onafgebroken, schoof hij de deur uit. Zoodra bij Daarin wordt de vraag gesteld: „Zijn er voor ons land in de toekomst slechte wetten te vreezen, als de tegen standers van het christelijk ministerie zouden zegevieren?" en als volgt beantwoord: „Een enkele verwijzing naar Frank rijk zal u hierop liet antwoord geven. Immers wat daar gebeurd is, en nog dagelijks gebeurt, kan ook hier ge schieden en zal mot verloop van tijd geschieden, als onze tegenstanders over voldoende macht beschikken. Want dezelfde beginselenkrachtens welke men in Frankrijk den gods dienst vervolgt, worden ook door hen beleden en aangehangen." En dr. Schaepman, die het luide uit sprak, dat nergenszelfs niet in katho lieke landen, de katholieken zoo groote vrijheid genoten als onder de liberale Nederlandsche Regeeringeu! M ijlen mgr. Schaepman dus door de redactie van de Volk-Missionaris tot een leugenaar gemaakt! order leest men: „Gij zult wellicht hebben opgemerkt, dat ik zooeven sprak van oen c li riste- 1 ij k en niet van een katholiek candidaat, en gij begrijpt ook reeds waarom. Immers, al moeten wij katholieken, wenschen zooveel mogelijk katholieke candidaten naar de Tweede Kamer af te vaardigen, het feitdat het thans een strijd is van christelijk tegen anti-christelijk, welke strijd slechts door aaneensluiting en eendrachtig samenwerken van alle christelijke partijen kan gewonnen worden, zal meermalen niet de vraag op den voor grond dringen: is de candidaat katho liek, maar: is hij christelijk, ja of neen? Dit is thans ons parool, daar aan hebben wij ons te houden." Er wordt steeds beweerd, dat de liberalen valsch olijk der rechterzijde beschuldigen, den strijd voor te stellen als een tusschen christelijk en antichris tclijk en nu leest men hier, dat „het een feit (is) dat het thans een strijd is van chri s telii k legeil ail ti-chri s te lij k." Zoo ziet men wat dergelijke besohul- dingen beteekenen. Hartelijke boiiilgcnooteu. Verleden week trad jlir. mr. II. van Ascli van Wijck voor de anti-revolutio nairen te Doorn als spreker op. Dij betoogde dat de regeering „ge matigd" is opgetreden. Dat wil zeker zoggen, dat, wordt zij gehandhaafd, op veel krasser wijze in de richting van de bevoorrechting der kerkelijke partijen zal worden gewerkt. Nu een vriend van 't kabinet het zegt, zal het wel zoo zijn. Maar er is een andere reden, waarom wc op de speech even de aandacht vestigen. Volgens 't verslag in de Kaap, Doornsch Weekblad, antwoordde de spreker op de vraag van oen toehoorder wat er is van „het Roomsche spook", het volgende: „Spreker vergeleek deze zaak bij een jongmensch, dat met een meisje geloopen heeft. Nu heeft dat meisje een ander en nu is het eerste jong mensch boos. Vroeger gingen de Roonischen met de liberalen mee, nu met ons, zei spr. Maar gevaar doen ze absoluut niet; ze kunnen boven dien nooit dc baas worden, want ze kunnen nooit dc meerderheid halen." Do vergelijking met zoo'n „meisje", dat nu eens met den een, dan met den ander „loopt", is erg vleiend voor dc Katholieken! Van de vrienden moet men 't maar hebben. Doch ook zonder deze beeldspraak hoe innig hartelijk, die betuiging: gevaar doen ze absoluut niet zij helpeu ons anti-revolutionairen alleen baas te blijven, maar zelf tellen ze eigenlijk niet mee!... L. on V. echter de deur achter zich had, voelde hij een ijzeren arm om zijn middel slaan en werd hij door dezen overeind gehouden; daar was de man, die hem als kind op de armen had gedragen en wien hij nu weer toebehoorde: de oude Johann. „Kom maar, mijnheer de baron," zei deze; „kom maar mee en laat mij voor u zorgen. Nu zal alles weer terecht komen." Hij voerde den gebroken man, die hulpeloos, willoos in zijn arm hing, de trap op, naar diens kamer; hij bracht hem te bed, als een kind, en dekte hem toe. „Ga nu slapen," zeide hij luid, bijna gebiedend. Toen keek hij nog eens in de kamer rondlag daar geen mes? geen schaar? of een ander scherp voor werp? Neen niets. Hij wreef zich in de handen; zoo trotsch was hij, zoo vergenoegd! Nu ging hij iets aan de vensters uitvoeren, en het duurde vrij lang, eer hij daarmede klaar was. Hij had een schroevendraaier in den zak en schroeven; alle vensters iu de kamer van den baron schroefde hij dicht voor alle zekerheid men kon toch maar niet weten! Ten slotte sloot hij alle deuren van de vertrekken van zijn heer van buiten af, en nu was hij klaar, nu had liij hem zeker. Toen hij in den corridor stond, rekte hij zich eens uit- „Ah!" 6prak hij luid, en nu behoefde Een eigenaardige ziekte, vooral onder de studenten zeldzaam, is te Leiden uitgebroken. Daar ligt n.l. aan het Rapenburg, tegenover de universiteits bibliotheek een tot woonschip ingericht vaartuig, in welks want een bord hangt met het opschrift: „Besmettelijke ziekte, Febris Laborica" (werkziektei. In dat schip zijn gehuisvest een stu dent in de rechten en een kunstschilder. Zij hebben maanden lang op het Brasemermeer vertoefd, de student had hij zich niet meer te bedwingen, nu kon hij lachen, en hij lachte, luid, steeds luider, ten laatste brullend. Met de vlakke handen sloeg hij zich op de zijden: „Wie had nu gelijk gehad?" Van het oogenblik af, dat de baron zijne kamer had verlaten en naar be neden was gegaan, had hij alles gehoord. „Nu komt liet," had hij in zich zei ven gezegd, terwijl hij in het donker achter zijn heer aansloop. Toen had hij den angstkreet in Anna's kamer gehoord, het loopen door de kamers, eindelijk weer een kreet en het vallen van een lichaam in dc bibliotheek. „Nu heeft hij haar doodgeslagen," had hij in zichzelven gezegd en hij had zich met geweld moeten inhouden om niet in lachen uit te barsten; op dat oogenblik was hij nog dienaar geweest, dus zou het hem niet gepast hebben. Maar wat nu? Ja, nu moest hij nog gaan zien, waar het lijk lag. Tot dat doel ging hij naar de biblio theek. Een dikken stok droeg hij in de eene hand, eene brandende lantaarn in de andere. Waarom hij dien stok medenam? Hij had zoo'n gevoel, alsof er zich wellicht eene gelegenheid zou kunnen voordoen hij wenschte zich eene gelegenheid waarbij hij zich van dien stok zou kunnen bedienen; hij had eigelijk behoefte 0111 op het een of ander los te slaan, iets te verpletteren, onverschillig wét, doch het liefst nog

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1