Stadsnieuws.
REMBRANDT AAN HET VOLK.
De godsdienst bij dsn laatsten
stembusstrijd.
Erne Satlonale Rembrandt
Hulde.
Aan onze Landgenooten!
De 15e Juli 1906 zal voor Nederland
een feestdag zijn. Dan is het 300
jaar geleden, dat te Leiden de man
is geboren, die voorbestemd was Neèr-
lands naam voor alle tijden en bij alle
volken der beschaafde wereld beroemd
te maken.
Onder de vele grootc kunstenaars der
17e eeuw, die don roem van onze
vaderlandsehe kunst wijd en zijd hebben
verbreid, schittert als de grootste:
Rembrand.
Trotsch mogen wij er op zijn, dat
de kunstenaar, wiens naam in geheel
de wereld met eerbied en bewondering
genoemd wordt, wiens arbeid honderd
duizenden het hoogste kunstgenot heeft
geschonken, een der onzen is.
Dat legt ons echter een zeer duren
plicht op.
En wel dezen: liet geheele Ne-
«lerlaudsclic volk werkelijk
zijn Rembrandt te doen bezit
ten.
In onze Musea zijn de beste werken
zijner kunst voor Nederland bewaard
gebleven. Jaarlijks trekken duizenden,
uit binnen- en buitenlanden daarhenen,
om zich aan die kunst te laven.
Daarnaast zijn er echter duizenden,
ja tienduizenden onzer landgenooten, die
nimmer in de gelegenheid komen, onze
Musea te bezoeken.
Ecne kleine vergoeding voor
hen zou het zijn, indien zij tenminste
eenige mooie reproducties van Rem-
brandts meesterwerken konden bezitten.
Maar ook zij, die wel, zij 't ook
éénmaal, met eigea oogen „de Nacht
wacht'", „de Staalmeesters", „de Ana
tomische les" of een zijner heerlijke
portretten hebben aanschouwd, ook zij
zullen gaarne eene mooie reproductie
als wandversiering hunner huiskamer, of
geborgen in portefeuille, om nu en dan
voor don dag gehaald te worden, be
zitten.
Wel zijn er uitmuntende reproducties
van Rembrandts werk in verschillende
grootte en onderscheidene technische
uitvoering te verkrijgen maar duur,
zeer duur, en derhalve onbereikbaar
voor het overgroote deel van ons volk.
En toch, Rembrandt behoort aan het
geheele volk; zijne kunst onder het
volk te brengen, moet voor de Ncder-
landschc natie eene eerezaak zijn.
Daarmede een aanvang te maken
wanneer was de tijd daartoe geschikter
dan thans, nu weldra de 300ste terug
keer van zijn geboortedag zal gevierd
worden?
De waardigste hulde, welke Rem
brandt in 1906 gebracht kan worden, is
ongetwijfeld de meesterwerken zijner
kunst in voortreffelijke reproducties in
het bezit van zeer velen onzer minder
bedeelde medeburgers te brengen.
Dit te verwezenlijken is het doel,
waartoe ondergeteekenden zich gevormd
hebben tot een Comité voor «le
uitreiking eener nationale
Kembrandt-gave aan liet Se-
«lerlandsehe vftlk.
De Rembraudt-gave zal bestaan uit
zes reproducties in kleur, (ter grootte van
18 X 25 c.M.) opgezet op zwart karton
281/, bij 35 c.M.) met vergulde
omlijning; daarbij komt een korte tekst
en beknopte levensbeschrijving van den
meester; het geheel verzameld in een
eenvoudigen omslag, versierd met eene
reproductie naar het bekende geëtste
zelfportret.
De prijs van het geheele album zal
slechts één giüden bedragen, doek
uitsluitend voor onze plaatse
lijke Comité'».
De reproducties worden in de ateliers
van de van ouds vermaarde Nederlandschc
firma Johannes Enschedé Zonen te
Haarlem vervaardigd en geven de
kleurenschoonhcid der schilderijen voor
treffelijk weder, terwijl de kunstenaars
in ons Comité voortdurend de goede
uitvoering zullen controleeren.
De onderwerpen der platen uit onze
Rembrandt-gave zullen zijn:
1. De Staalmeester (Rijksmuseum).
2. De Joodschc Bruid (Rijksmuseum).
3. Portret van Elisabeth Bas (Rijksmu
seum).
4. Simeon in den tempel (Mauritshuis).
5. Landschap (Rijksmuseum).
6. Portret van Rembrandt als officier
(Mauritshuis).
Bij onze keuze hebben wij rekening
gehouden met de mogelijkheid, dat de
platen ingelijst zouden wordeu, om als
wandversiering te dienen. In dat geval
zouden zij tenvolle beantwoorden
aan het doel, dat wij ons voorstellen:
Kembrantlt dagelijks bij en om
ons.
Zijne kunst, het leven des
volks veredelend en het aan
sporend tot liooger genieten
Dat kan door onze Rembrandt-
reproducties uitstekend geschieden. Zoo
zal Rembrandt dus inderdaad een der
opvoeders van ons volk kunnen
worden. Zes reproducties komen ons
voldoende voor. De bezitter ervan kan
b.v. twee laten inlijsten (eene eenvou
dige en toch smaakvolle lijst behoeft
heusch zooveel niet te kosten; en kan
dan nog twee maal, na verloop van een
zekeren tijd, in dezelfde lijsten
andere platen zetten. Zoo blijft Rem
brandt immer nieuw, en zal langzaam
maar zeker al 't smakelooze en gevoel
verstomponde, dat onder den naam vau
versiering doorgaat, verdringen. Een
kale wand in de huiskamer werkt
neerdrukkend. De bewoner tracht die
kaalheid te bedekken. Wijl hij in de
allermeeste gevallen geen middelen
bezit, dat te doen met werkelijke mooie
platen, omdat deze veel geld kosten,
grijpt hij naar de bekende leelijkc
gravures, oleographieën e.d., die hem
voor een bagatel voor 't werk
nog veel te veel worden aangebo
den.
Ter cere van Rembrandt's nagedach
tenis willen wij trachten de woningen
onzer minder bedeelde medeburgers te
verlevendigen en te versieren met zijne
kunst.
Wie dus ons Rembrandt-Album moe
ten ontvangen?
Natuurlijk in de eerste plaaats zij,
wier middelen hun niet veroorlooven
één of meer guldens voor enkele platen
te besteden en voor wie toch wel degelijk
een weinig kunst zoo goed zou zijn,
en wien zij zoo goed zal doen.
Hen moeten wij trachten te helpen,
hun moeten wij de Rembrandt-gave als
een nationaal huldeblijk op Rembrandt's
300sten geboortedag aanbieden. Natio
naal, wijl wij ons tot de geheele natie
wenden, om steun voor de verwenzen-
lijking van dit doel.
Nationaal ook, wijl onze Rembrandt-
Albums moeten komen in alle declen
des lands. Daarom is echter veler
medewerking noodig. Zooveel mogelijk
moet in elke gemeente een Plaatse
lijk Comité voor «le Nationale
Rcinbrandt-Hiilde gevormd wor
den, waartoe wij by dezen allen op
wekken, die met ons plan sympathiseeren,
en het willen helpen uitvoeren.
Daar het hier eene volkszaak
geldt en ons doel niets te maken heeft
met eenige politieke richting of geloofs
belijdenis, (daarvan i6 de samenstelling
van ons Comité reeds het beste bewijs)
meenen wij, dat in deze plaatselijke
Comité's zitting kunnen en moeten
nemen gemeentenaren van verschillende
politieke overtuiging en van verschillend
geloof.
Nergens behoeft men te denken:
in onze gemeente kannen we
met zoo iets niet beginnen.
Dat achten wij volkomen onjuist. Al
kunnen er maar 10 Albums door een
Comité besteld worden en't hiervoor
uoodige bedrag van f 10.is toch
zeker heel gering ook dan heeft
't Comité zijn taak vervuld. Wij roepen
dus nogmaals allen, die met ons willen
meewerken toe: Steunt het Plaatselijk
Comité in Uwe Gemeente, en zoo er
nog geen bestaat: richt er gezamenlijk
met gelijkgezinden één op en mel«lt
«lit aan onzen Secretaris
Deze zendt op aanvrage gaarne een
exemplaar van dezen oproep aan hen,
die in hunne gemeente het initiatief
willen nemen tot 't vormen van een
Plaatselijk Comité. Tevens ontvangen
zij daarbij een andere circulaire betref
fende twee prachtige reproducties van
N. Maes en P. «le Hoogh (Rijks
museum) geheel op dezelfde wijze
uitgevoerd als de Rembrandt-reproduc-
ties zullen worden, welke door de
firma Enschedé uitsluitend voor de leden
van Plaatselijke Comité's verkrijgbaar
worden gesteld.
Elk plaatselijk Comité heeft tot taak
in zijne gemeente zooveel mogelijk geld
bijeen te brengen, en het daarvoor aan
te schaffen aantal Rembrandt-Albums
op de best mogelijke wijze te verdeden,
zóó dat ze aan het doel, hierboven om
schreven, beantwoorden. Hoe die ver
deeling zal plaats hebben, daarover kun
nen wij hier moeilyk uitweiden. Elk
Comité zal rekening moeten houden met
het beschikbare geld en plaatselijke
toestanden. Zelf hebben wij e lang en
breed over gesproken, of het Album
geheel gratis zal worden weggegeven,
of dat het beter zou zijn, van den ont
vanger een kleinigheid al was 't maar
een kwartje te verlangen, als waar
borg, dat hij werkelijk prijs stelt op het
bezit van wezenlijke kunst. Wij meen
den ten slotte, dat elk plaatselijk Comité
zelf het best de wijze van verdeeling
der Albums zal kunnen uitmaken.
En nu landgenooten, kent ge ons
doel!
Meent gij niet met ons, dat de vcr-
wezeidijking er van eene grootsche hulde
is aan de nagedachtenis van den kunste
naar, dien onzen naburen genoemd
hebben, „den opvoeder?"
Jïou het ons niet met trots vervullen,
wanneer in het volgend jaar in geheel
de beschaafde wereld de mare verbreid
kon worden: het kleine Nederland
heeft ter gelegenheid van den
SOOsten geboortedag van Rem
brandt, zijne meesterwerken
in tienduizenden prachtige
reproducties onder het volk
versprei«l
Toejuichende de pogingen door andere
Comité's in ons land gedaan, om den
grooten moester op eene andere wijze
te huldigen, en zonder ook eenigermate
die pogingen te willen verzwakken,
hebben wij toch de volle overtuiging,
dat gij allen zult medewerken tot de
verwezelijking van het U in dit schrijven
medegedeelde plan.
Ken volk, dat zijn groote
mannen eert, is waard zelf
geëerd te worden.
Toont, dat gij hiervan doordrongen
zijt. Geeft allen groot en klein, ieder
naar do mate zijner middelen. Laat, wat
wij tot stand willen brengen, werkelijk
een Nationale Hembrandt-huhle
worden.
Een staaltje van het licht en den gloed
van Rembrandts kunst te laten schijnen
in de nederige woningen onzer minder
bedeelde medeburgers, eene vriendelijke
daad, vlug bedacht en met gulle breed
heid uitgevoerd, dat is het landgenooten,
waartoe wij U, met vast vertrouwen in
welslagen, opwekken.
Toont, dat wij waardig zijn, Rembrandt
oen der onzen te noemen. Laat zijn
300ste geboortedag niet alleen een plech
tige herinneringsdag, maar laat 't ook
een roemrijke dag voor U, voor geheel
de natie worden.
Het Centraal-Comite voor de Nationale
Rembrandt-Hulde.
Prof. C. L. DAKE, Hoogleeraar aan de
Rijks-Academie voor beeldende Kunst,
Voorzitter.
J. W. GERHARD, Onderwijzer, Secretaris.
Amsterdam, 's-Gravesaudeplein 25.
De stembusstrijd is gevoerd. De
spanning loste zich op in ontspanning.
Wat gehoopt werd is hier in rook ver
vlogen, elders boven verwachting ge
slaagd.
Twee avonden vol opwinding brachten
mededeeling van de bekroning of ver
nietiging van veel zwaar werken. Hon
derden van spreekbeurten van 's avonds
8 tot na middernacht in stampvolle
zalen met dikwijls opwindend debat,
andere stille maar langdurige vergade
ringen waarin alle kiezers de revue pas
seerden en „goed", „niet goed", „twij
felachtig" werden gekeurd, huisbezoek
in duizenden van woningen met vlug
zaken doen hier, lang gepraat elders,
ontelbare couranten artikels, pamfletten,
boeken en boekjes al deze dingen
en veel meer liggen achter ons; on
herroepelijk viel de beslissing; 't is
voorbij, afgedaan; vier jaren van rust
liggen voor ons, geen napleiten baat.
Nu weer tot ons gewone leven, ge
nieten, werken!
Zoo spreken en denken thans velen:
sommigen, de werkers, met een klein
gevoel van matheid als ontledigd door
weggenomen arbeid, anderen met een
sterk gevoel van heerlijke opluchting
na ergenis en droefheid over veel on
heilig gedoe.
En toch die velenhebbeniuéén opzicht
ongelijk. Juister is deze opvatting dat
de gevoerde strijd heeft blootgelegd
wat in ons volk woelt en werkt, ook
wat er gist eninvreet.
Met bitteren weerzin voor de meeste
vrijzinnigen heeft de strijd geloopen
voor een groot deel over den godsdienst
of wat men als zoodanig heeft durven
uitgeven.
We hebben van boven af de vrij
zinnigen hooren uitmaken voor paga-
nisten en heidenen't vrijzinnig gods
dienstig leven heette slechts een fata
morgana; de diep ernstige vrome rede
van Prof. v. d. Vlugt, toen hij bij de
begroot!ngs-debatten voor het vrijzinnig
godsdienstig leven opkwam, werd ver
dacht gemaakt, de openbare volksschool,
onze roem in het buitenland, noemde
men de godsdienstlooze school enz.
enz. Dit weiuige volsta, 't is genoeg om
ons te herinneren aan veel wat wij als
schandelijk, hoogmoedig farizeïsme
brandmerken; een farizëisme, dat zich
zelf in alle eeuwen gelijk blijft, dat
eens ook Jezus gekruisigd heeft als
godslasteraar.
Maar daarbij hebben wij, vrijzinnigen,
niet stil te staan; we maken onswatal
te gemakkelijk af van al deze dingen
als wij aan de kaak willen stellen wat
leelijk is in onze ergste tegenstanders
en dan vergenoegd met onze braafheid
even farizeesch oordeelen
over hen als zij over ons.
Laten wij maar rond uitspreken, dat,
al moge het gruwelijk onbillijk en on
juist zijn, als 't vrijzinnig godsdienstig
leven er de schuld van krijgt, er toch
waarheid ligt in de klacht zelve, dat
het eenvoudig, oprecht en vroom gods
dienstig leven in vele kringen verwaar
loosd ja uitgestorven, morsdood is of
schijnt.
Die klacht wordt ten volle beaamd
in „modern godsdienstige" kringen.
Het niet ter kerke gaan van duizenden
arbeidersgezinnen, die deels met 't oog
op weeshuis en diaconie wel hunkinderen
doen doopen, catechiseeren en aanne
men, maar zelve bijkans geen voet
zetten in de kerk; het aan den bijbel
of zelfstandige vroomheid vervreemden
van meer en minder ontwikkelden in
vrijzinnige kringen maar ook in traditio
neel orthodoxe die nooit met moder
nisme in aanraking kwamen, is een
onloochenbaar feit.
Ook wijst op een zeker tekort aan
gezond, godsdienstig leven het feit van
den opgang van revivals, Heilsleger,
theosofie, spiritisme en wat dies meer
zij. Zij zijn de surrogaten, die bij de
behoefte des menschen aan aanbidding,
troost en steun en bij het bewust en
onbewust besef van afhankelijkheid als
't ware van zelf opkomen en tijdelijk
den geestelijken honger stillen.
Over 't feit zelve zijn wij het eens met
onze tegenstanders; de schuld echter
te werpen op de „modernen" is zacht
gesproken: onwaar en onbillijk.
Wijst de geschiedenis er niet op dat
het kerkelijk-godsdienstig leven in de
eerste helft van de vorigo eeuw dus
voor de komst der moderne richting
juist tamelijk duf en mat was; ver
draagzaam en vriendelijk zeker, in
groote tegenstelling met onzen tijd
maar tevens vrij lauw en platvoetsch
Toen Schleiermacher in 1800 zijn
„Redevoering over den godsdienst"
schreef, droeg hij deze op aan „de
beschaafden onder hare verachters";
het was een 40, 50 jaar vóór de mo
derne richting
Met meer recht zouden wij juist
kunnen zeggen: waar de kerk in haar
godsdienstige wereldbeschouwing niet
medeging met overigens algemeen aan
genomen en gehuldigde wetenschappe
lijke opvattingen, die den grondslag
vormden van gansch de levensprac-
tijk, ja waar zelfs dwaselijk de kerk
zich dikwijls daartegenover plaatste,
onderdrukte, remde, verketterde, daar is
een breuk ontstaan en heeft zij het
vertrouwen verloren in die dingen, die
wel tot hare bevoegdheid behoorden,
waar zij volle recht van spreken had
en in haar aarden vat een kostelijken
schat aanbood.
De oorzaken zijn vele en velerleize
meerendeels op te sommen, gaat mijn
krachten en de plaatsruimte in dit blad
te buiten. Thans bedoelde ik niet anders
dan aan te toonen, le dat de schuld
niet aan één groep, partij of richting
mag gegeven worden, dat zij veel dieper
ligt, maar 2e vooral er op te wijzen, dat
dit feit ten deele de aanleiding en de
verklaring geeft van den huidigen stem
busstrijd. Belangrijker voor het oogen-
blik zijn echter de vragen: wat leert
de ontevredenheid over dit onloochen
baar feit aan ons vrijzinnigen Welken
invloed heeft het op ons staatsbestuur
en de stemming des volks Wat geeft
het ons te doen vóór de stembus ons
opnieuw oproept partij te kiezen voor
dezen of genen candidaat
Het zij mij veroorloofd, geachte
Redactie, daarover in een volgend
artikel nog een enkel woord in het
midden te brengen.
28 Juni 1905. I. HOOYKAAS
Vergadering van den Raad der ge
meente Amersfoort op Dinsdag, den 4
Juli 1905 des namiddags ten half twee
ure.
Punten van behandeling:
1. Benoeming van twee regentessen
in het college van Regentessen voor het
Burgerweeshuis ter voorziening in de
vacatures, ontstaan door periodieke af-
ticding.
Voorgedragen worden:
a. voor de vacature Mevr. M. E.
Reijnders:
le Mevr. M. E. ReijndersCalkoen.
2e Mevr. HagedoornSchutte.
3e Mevrouw Meiners.
b. voor de vacature Mevr. J. L. G.
de Jong.
le Mevr. J. L. G. de JongGeer-
lings.
2e Mevr. van Beyma thoe Kingma.
3. Mevr. Tolboom.
2. Benoeming van twee regenten
in het College van Regenten van het
Burgerweeshuis ter voorziening in de
vacatures, ontstaan door periodieke af
treding.
Voorgedragen worden
a. voor de vacature Mr. P. J. P. van
Voorst Vader,
le Mr. P. J. F. van Voorst Vader.
2e W. II. E. Vrijdag.
3e. II. C. van Dam.
b. voor de vacature J. H. Krudop.
le. J. II. Krudop,
2e. Dr. F. A. F. Groneman.
3e. G. Doorman, (gepensioneerd Scha
bij nacht), (met adviezen.)
3. Voorstel van Burgemeester t
Wethouders tot verlenging met één ji
van de tijdelijke benoeming van di
heer E. J. Beumer als leeraar in
staatswetenschag aan de Hoogere Burge
school, (met adviezen.)
4. Voorstel van Burgemeester i
Wethouders tot verlenging met éi
jaar van de tijdelijke benoeming ti
de heeren Dr. H. F. Nierstrasz en J.
Vermeulen als leeraar aan het gynin
sium, respectievelijk in de natuurlij!
historie en in de geschiedenis, (n
adviezen).
5. Voorstel van Burgemeester
Wethouders tot wijziging van de vero
dening regelende de jaarwedde van li
personeel, verbonden aan het gymnasiui
en de Hoogere Burgerschool (u
adviezen).
6. Verzoek van den onderwijzer I
A. Slot, om zijn verlof met 3 maand,
te verlengen, (met adviezen).
7. Voorstel van Burgemeester i
Wethouders tot wijziging van
raadsbesluit van 31 Januari 1905 waar!
o. a. de pensioensgrondslag Toor di
onderwijzer C. J. F. Prins werd vai
gesteld.
Voorstel van B. en W. tot onbewoo
baarverklaring.
a. van het perceel aan de Utrechtsd
straat no 20.
b. van perceelen in de St. Agatli
straat.
o. Tan het perceel aan den Hof no. 3
(met adviezen).
9. Reclame van J. van Schai
tegen zijn aanslag betreffende het ve
gunningsreeht voor den verkoop vt
sterkendrank in het klein, (met adviezen
10. Rapport en voorstel van B. en I
betreffende een adres van de naamloos
vennootschap „Volkshuisvesting".
11. Voorstel van B. en W. betreffen!
de boete opgelegd aan N. Wolfswinki
(met adviezen).
12. Verzoek van het College vi
Kerkvoogden der Ned. Herv. gemcent
tot het aangaan eener ruiling van
stukjes grond.
13. Voorstel van B. en W. betreffen!
een adres van den Nederlaudschi
schutterij kaderbond om eene gemot
telijke subsidie voor 1905.
14. Voorstel van B. en W. betreffen!
het verzoek van de vereeniging „Juba!
tot het mogen gebruiken van een g
meentelokaal.
Bij de Donderdag gehouden cand
daatstelling voor den gemeenteraad i
de districten H en Hl zijn candidi
gesteld, in district II: de heeren J.
Rolandus Hagedoorn en J. W. JorisK
en in district Hl de heeren N. Vel
Heijn en J. C. v. d. Meer.
District II.
De candidaatstelling voor den he
J. C. Rolandus Hagedoorn is onde
teekend door de volgende kiezers:
L. v. d. Biezenbos, B. Heilygers,
van Zwol, E. Schiinfeld, M. Simons,!
L. van Leer, H. Wiegman. M.I. de Ilat
S. J. Cohen, A. G. van Os en C.
F. Prins, H. Azijnman en H. Michel
De candidaatstelling voor den hei
J. W. Jorissen is onderteekend doi
de volgende kiezers:
le lyst H. van Haselen, J. Schaa;
H. v. Rossum, D. J. Smits, G. Konini
A. van den Brink. G. van Nieuwei
huizen, H. Keizer, W. Ruitenberg, J
Vonk, B. de Jong, J. Treure, J. Ba
en M. Pon.
2e lijst: G. H. Groenestein, W.
Klomp, J. Th, van Manen, W. J. Wi
lenborg, P. de Geest, E. W. J. Wei
tink, F. J. Kisner. H. A. de Reuve
M. A. Ramselaar, G. Dirksen, J. Reii
bout, B. H. Kuiper, L. H. ten Brinl
J. H. van Munster, W. A. J. Peter
F. C. V. Termaat en W. Groenestei:
District III.
De candidaatstelling voor den hei
N. Veis Heyn is onderteekend door:
volgende kiezers:
le lijst: H. Teerink, W. Kleber, I
van den Burg, T. Wijnia, H. P. Goe
sens, G. Bennink, E. de Brce, I
Boerwinkel, G. G. Veenendaal, t
Ruys, B. Kerkhoff, C. D. van Kuijl
H. de Gans, J. de Valk, H. Koaiai
D, Meester, J. van de Hooff en
van Surksum.
2e lijst D. P. Hamers, A. F. Hooji
boom, C. Th. van Beek, A. Knuivet
J. van Loo, P. B. Burgers, H. A. u
Bekkum, P. W. L. Zeeman, T. Wate
vis, E. Botti, A. T. R. Vermolen, I
Peereboom, J. van de Heuvel, C.
van de Heuvel, A. A. van Bekkut
P. Steeubeek, J. H. Brom, W. J. Mass1
en J. J. Massa.
De candidaatstelling voor de hei
J. C. v. d. Meer is onderteekend id
de volgende kiezers
J. van de Plank, I. van Spiegel, 6
J. Maris, W. van Schaik, F. Faber,£
Donker, A. Bommel, J. Cohnn, G. Jl'