Buitenland. De Crisis. Allerlei. VAN MIJN EENZAMEN POST in. kunnen nadenken of liet advies om te stemmed op de Röells, de Van Karnc- beeks, de Van der Ylugts, op de hard nekkige bestrijders van ons goed recht op schoolgebied, wel paste in den mond van predikanten, die zich aanmelden als ijverige voorvechters van christelijk volksonderwijs". Dr. Nolens is minder onverzoenlijk. Wel is hij, blijkens de Venlosche Ct., nog altijd de meening toegedaan dat er geen enkele reden voor de ver schillende deelen van het anti-liberaal bondgenootschap bestaat om alkaar in den steek te laten. Geen steunen van of deelnemen aaneen cabine t d'affa i- r e s, zonder voorafgaande afspraak en overeenkomst, maar blijken de vrijzin nigen niet in staat of worden ze dooi de Kroon niet geroepen om als regeering op te treden, dan trede de rechterzijde mede op, maar eveneens als geheel, e n bloc, zoodat de bondgenootschap blijft voortbestaan. Daarin ligt het toeschietelijke, waar van de katholieke partij ons al meer malen staaltjes heeft te zien gegeven. Wat heeft zij aan anti-revolutionnairen en christelijk-historischen, die met haar geen meerderheid kunnen vormen, waar van zij profitoeren kan'? De eenige beginselen van de coalite waren macht en voordeel. Zijn die niet te bereiken, dan spat de coalitie onherroepelijk uit elkander, want andere punten van overeenstem ming bestaan tusscheu de clericale par tijen niet. Z. C. Plus papiste, que Reeds bij de troonsbestijging van Paus Pius werd beweerd, dat deze nieuwe functionaris het met de hardnekkigheid, die zijn voorganger tegenover de histo rische feiten der laatste eeuw betoonde, niet zoo heel ernstig zou nemen. In ver schillende opzichten is de voorspelling bewaarheid geworden. Met ettelijke gebruiken is gebroken, en vooral het spel van verzet tegen de wereldlijke macht is aanzienlijk gereduceerd, als ware het de bedoeling van Paus Pius practisch aan te toouen, dat veel op portuniteit en elasticiteit van beginselen behooren tot de deugden van de katho lieke kerk. Thans wordt met vrij grootc beslist heid bericht, dat de Paus eerlang naar San Gandolfa zal gaan, dat, wordt het bericht bewaarheid, een soort zomer residentie van do Pausen zal worden. Een hooggeplaatst Romein6ch geeste lijke heeft verklaard: Het is zeker dat de Paus naar Gandolfa zal gaan, alleen de tijd daartoe is nog niet gekomen. Als een feit, wordt verder meegedeeld, dat de Paus onder de heerschcnde warmte, zwaar lijdt, en dus de vrijheid naar buiten te gaan, persoonlijk zeer zou waardcercn. Zoo hij tot op heden het Yaticaan nog niet verlaten heeft, dan hangt dat daarmee samen dat hij den sterfdag van Leo op 20 Juli in Rome wil doorbrengen. Mogelijk zal hij ook nog den verjaardag van zijn kroning willen afwachten. Eindelijk wordt nog gezegd, door berichtgevers, die klaarblijkelijk verdacht zijn op groot nieuws, dat een leger van werklui bezig is het kasteel te Gandolfo op te knappen. De gevel wordt opnieuw geverfd, er wordt een nieuwe keuken gebouwd en van binnen wordt het ge bouw schoongemaakt. Dat alles zou dan alleen zijn om den staatssecretaris Merry del "Val te ont vangen? Men twijfelt er aan, hoewel het waar is, dat de kardinaal het vorige jaar eenigen tijd op Gandolfo heeft doorgebracht en toen niet tevreden was met de inrichting. Doch zoo rede neert men Noach zond ook verschil lende duiven uit, voor hij de ark verliet! De Secoio meldt dat reeds het voor gaande jaar ernstig overwogen werd den Paus naar Gandolfo te laten ver huizen. Hij zou 's nachts vertrekken en het pubhek zou er niets van mogen weten. Dat plan dat toen niet uitge voerd werd, omdat zich moeilijkheden voordeden, is evenwel niet geheel op geheven en zou biuuen korten tijd nog uitgevoerd kunnen worden. Een verder gunstig teeken wordt geacht de uit slag van de gemeenteraadsverkiezingen te Gandolfo die den katholieken een meerderheid bezorgden. De Paus wordt veiliger geacht onder de hoede van een clericaal dan van paganistisch gemeen tebestuur! Zoo schijnen dus alle factoren mee te werken om den Paus de vrijheid te verschaffen, die zelfs den armsten bur ger verzekerd is. Waarom is het dan niet reeds vroeger gebeurd? liet ant woord luidt, omdat er ook onder de katholieken velen zijn, die er naar stre ven den herder in vreesachtigheid en liberalen-angst te overtreffen. Deze in- transigeanten beweren natuurlijk dat Italië bij een volledige verzoening met den Paus een te groot overwicht zou krijgen, vooral in moreelen zin. De feitelijke reden is dat deze orthodoxen nog behage i scheppen in het verdedi gen van heilige huisjes, die allang in onbiuik zijn geraakt en dus nutteloos zijn. Dezelfde elementen zijn het die de katholieke kerk telkens beletten die buigzaamheid en affabiliteit te toonen tegenover de werkelijkheid welke een zegen zou kunnen worden door de menschheid. Zij zijn het die niet alleen den Paus, doch ook de gedachten ge vangen houden! UIT DE PERS. Meer dan gewone moeilijkheden biedt de oplossing der tegenwoordige politieke crisis aan, en meer dan gewoon is onder zulke omstandigheden het gevaar van miegrepen en avontuurlijke proefnemin gen. Indien daarom de oplossing niet spoedig komt, zal dit niemand verwon deren niet een spoedige, maar een in de gegeven omstandigheden zoo goed mogelijke oplossing is gewenscht. Een meerderheid hebben de jongste verkiezingen aan geen enkele party in de Tweede Kamer bezorgd. Trouwens ook voor verkiezingen was daar geen partij, die op een meerderheid kon bogen. De meerderheid waarop het demissionair ministerie in deze Kamer steunde, was de meerderheid eener coalitie van drie of vier partijen, en die meerderheid bestaat nog in de Eerste Kamer. Nu aan het Kabinet deze meer derheid in de Tweede Kamer ontviel, besloot het terecht zijn ontslag aan te vragen. Het had nu eenmaal de zoo genaamde antithese als alles beheer- schend vooropzet en juist op dit punt werd het geslagen. Ongetwijfeld de onderwijsvraag en de tariefquaestie heb ben groot gewicht in de schaal gelegd, maar de weerzin tegen een bewind, dat zich het monopolie van christelijkheid aanmatigde en zichtbaar op een regee ring van dominees en pastoors uitliep, gaf den doorslag, ook bij kiezers, die door de andere groote vraagstukken niet in beweging zouden zijn gebracht. En als nu door de verslagen coalitie aan haar tegenstanders wordt verweten, dat zij beginselloos en stelselloos tegen het ministerie zijn te hoop geloopen en geen principe, geen program, geen enkel idee van staatsbeleid het richt snoer aangaf, daar zelfs het blanco-artikel en de tariefwet op den achtergrond raakten, dan is het onnoodig zich te vermoeien met een onderzoek naar de hoeveelheid waarheid, die in dit verwijt is vervat, omdat, voor zoover deze be wering juist is, de schuld van het ge beurde ligt bij het Kabinet zelf. Immers een half jaar voor de verkiezingen nog, bij de algemeene beschouwingen naar aanleiding van de Slaatsbegrooting, in de vergadering der Tweede Kamer van 1U December 11., erkende wel de mi nister-president, „dat er een moment denkbaar is", waarin een andere partij- groepeering mogelijk zou wezen en de politieke stryd zou gevoerd worden tu8sclien de meest vooruitstrevende en de meed behoudende fractiën van rechts en van links, maar hij liet er ter stond op volgen „Is daarmee bedoeld, dat het prac tisch zoude zijn, nu reeds met het oog op de komende stembus bestaande verhouding op te breken en nieuwe aan te knoopen? „Dit moet ik veeleer beslist ont kennen. „De verdeelingen, zooaE die nu be staan, zijn en blijven de natuurlijke de meest reëele, de van zelf zich aan bevelende; dat zijn de verdeelingen, zooals het volk in massa, die klaar en duidelijk alle kringen verstaat en be grijpt-" En de slotsom van zijn beschouwingen was dus: „Dit zoo zijnde, kan er geen sprake van zijn, thans anders te gioe- peeren. De coalitie moet thans gemain- lineerd, gelijk ze in het Kabinet belichaamd is, hier aan de rechterzijde en evenzoo, bij weeromstuit, de coalitie die ook aan de linkerzijde bestaat." Nu bestond er aan de linkerzijde wel geen coalitie, maar door alzoo het punt te stellen, waarover gestreden moest worden, moesten wel „bij weeromstuit" alle tegenstanders der regeeringscoalitie, ofschoon aanvankelijk zooveel mogelijk onder eigen banier optredende, zich ten slotte, toen geen andere keus dan voor of tegen overbleef, zich t e g e n de coalitie keeren. Kunnen nu bij de samenstelling van een nieuw Kabinet staatslieden daarin plaats nemen, die zich bij de verslagen coalitie hadden aangesloten en de be kende antithese hadden aanvaard? Zoo lang zij zeiven de scheidingslijn blijven trekken op dezelfde wijze als het af tredend Kabinet het deed, natuurlijk niet. Zoolang verklaren zij zich door een klove van het andere volksdeel en in de eerste plaats van zijn leiders ge scheiden. "Wij hebben reeds gehoord, dat de coalitie gehandhaafd blijft; en zoo zal ieder, die zich vroeger bij haar had aangesloten en thans haar nog al tijd opgeheven banier verliet, verrader worden gescholden. Wilde men van de andere zijde aansluiting zoeken en tijdelijk verdrag, dan zou men zich moeten aanmelden bij het hoofdkantoor, bij de leiders der coalitie. Hier worden echter o. i., waar zulk een stemming bestaat, de moeilijkheden onoverkomelijk. Een Kabinet, waarin verklaarde voor- en tegenstanders der anthitese naast elkander zouden plaats nemen, achten wij daarom vooralsnog niet mogelijk. De scheidingslijn, die door het aftredend Kabinet zoo scherp werd getrokken, zal eerst moeten verflauwen en haar politieke beteekeni» moeten verliezen. Blijven over de drie liberale fracties en de sociaal-democraten, die bij de verkiezingen tegenover de coalitie heb ben gestaan; doch ook vau laatstge noemde partij blijven de liberalen zoo principieel gescheiden, en hier juist op zuiver politiek terrein, dat samenwerking bij de samenstelling van een Kabinet buitengesloten blyft. De Unie-liberalen, vrijzinnig-democraten en vrije liberalen vormen echter in de Tweede Kamer geen meerderheid hebben in de Eerste Kamer een meerderheid van de mannen der coalitie tegenover zich. Yan een zuiver parlementair ministerie, steunende op een hechte partijmeerderheid, kan daarom geen sprake zijn. De heer Goeman Borgesius schijnt titans de taak op zich genomen te heb ben om te trachten de formatie van een ministerie voor te bereiden. Indien het mogelijk blijkt, zal het zeker gewenscht zijn, dat daarin vooral mannen zitting nemen, die niet vooraan hebben gestaan in den hevigen strijd, die vóór de Kamerverkiezingen is gevoerd. Dezulken zullen allicht bij de taak, die hen wacht, de minste moelijkheden ondervinden en in de Kamer op den meesten steun kunnen rekenen. Ze hebben noch de teleurstelling van den geestverwant, noch de herinnering en de nawerking van den vroegeren strijd bij den politie leen tegenstander te duchten. Yolgens liet gerucht zou or. Borgesiu6 zelf het voorbeeld geven door niet zitting te nemen in een Kabinet, indien zijn be moeiingen tot de vorming daarvan leiden. In de eerste plaats zou zeker het te vormen Kabinet steun moeten vinden bij de liberale groepen. Er is onder den wetgevenden arbeid, die sinds lang van meer of min dringenden aard wordt geacht, bij zooveel dat regeling behoeft, overvloedige stof voor een werkprogram waarvoor op dien steun gerekend zou kunnen worden. Zoo de sociaal-demo craten niet willen afwijzen wat huns inziens niet afdoende is, maar toch met recht een verbetering van bestaande toestanden zou kunnen heeten, zien wij niet in, waarom hun woordvoerders in de Tweede Kamer als hardnekkige be strijders van het te vormen Kabinet zouden moeten optreden. En van de partijen, wier coalitie haar uitdrukking vond in het aftredend ministerie, zou een systematische oppositie nog te min der te venvachten zijn, omdat dit mini sterie zelf zijn aanblijven niet langer gerechtvaardigd heeft geoordeeld. Wie zelf het regeeringskasteel verlaat, daar door verklarende, dat de uitslag der verkiezingen dit althans voor een tijd vordert, kan mocielijk een ander mini sterie het leven onmogelijk inaken, en zal, zoolang niet de politieke verhou dingen verandering toonen en een we der optreden wettigen, zich tot een zuiver objectieve beoordeeling van het werk zijner opvolgens behooren te be palen, volkomen vrij om het te criti- seeren en zooveel mogelijk te verbe teren, het gebrekkig en weinig afdoende te noemen, het gering te schatten, maar niet om het te vei-werpen en af te wijzen, zoolang het met recht als een verbetering van het bestaande kan wor den verdedigd. Natuurlijk wordt hierbij uitgegaan van de veronderstelling, dat het te vormen ministerie zich onthouden zal van het voeren van zuivere partij-poli tiek. De omstandigheden trouwens wijzen de noodzakelijkheid van die onthouding ten duidelijkste aan. Intusschen zal moeten worden afge wacht, welke de resultaten zullen zijn van de overleggingen, waartoe de heer Borgesius, na zijne raadpleging door de Koningin, het initiatief schijnt genomen te hebben. N. E Ct. „Ondank is werelds loon". Geen woord, dat meer waarheid bevat, en dat toch, gelukkig, maar door weinigen voor waar wordt gehouden. 't Zou er slecht in de wereld uitzien, als dat gezegde ons bij alle goede voor nemens in de gedachten kwam. Tal van de - kiezers-voorlichtende ver zen van den politieken dichter K. K. Doris zouden in de pers gebleven zijn, lal van levens zouden niet gered zijn, tal van weldaden niet verricht, indien de dader aan het loon gedacht had, dat hem zou te beurt vallen. Toch zijn er menschen, die al zoo vaak het leven van een medeschepsel hebben gered, dat het menschenredden hun om zoo te zeggen een tweede natuur geworden is. Daar heb-je nu b.v. den Amsterdam- schen groentenhandelaar Ruckert, die al 35 maal, met gevaar van eigen leven, menschen uit het water heeft gered. 't Menschenredden is hem een harts tocht geworden, hij kan 't eenvoudig niet laten, maar gelukkig, meestal brengt hij het er beter af dan gistermorgen, toen hij de volle beteekenis van het woord ondank kreeg te gevoelen. Dat zat zoo: Ongeveer tegen elf uur kreeg giste renmorgen een minnaar op de Keizers gracht bij de Leidschestraat ruzie met zijn aangebedene. Een heftige ruzie ontstond tusschen beiden en het slot van de woordenwisseling was, dat het meisje zich losrukte en plotseling pardoes te water sprong. Hevige ontsteltenis op eens. De verliefde jonge man schreeuwde om hulp en van alle kanten kwamen nieuwsgierigen aangeloopen, maar nie mand durfde 't blijkbaar aan de dren kelinge na te springen. Gelukkig ziet Ruckert in de verte het oploopje. Als een tweede reus van klein Duimpje „rook hij menschenvleesch", en snelde toe. Zonder zich maar een oogen- blik te bedenken sprong hij gekleed te water, en slaagde er ook nu in de drenkelinge op het drooge te brengeD. 't Was lang geen gemakkelijk werkje geweest, want de „grachtuimf" spartelde geweldig tegen. En toen de jonkvrouw goed en wel weer op vasten grond stond en bijgekomen was, ontstak ze opnieuw in woede. In plaats van haar redder de hand te drukken, vloog zij op hem toe en beet hem vinnig in de hand, waar door een wonde ontstond van dieD aard, dat er een dokter bij te pas moest komen. Het meisje geraakte in zulk een overspannen toestand, dat ze ten slotte naar het Gasthuis vervoerd moest worden. Ruckert, heeft thans wel een bijzonder aandenken aan zijn edel werk, en zal zaker den minnaar wel afraden met zoo'n lief katje te trouwen. Met wie men wel moet huwen leert ons de humorist Max O'Rell op de vol gende wijze: „Huwt de vrouw die kleiner is dan gij. Huwt geen vrouw die niet hartelijk lachen ban. Men erkent het karakter van een mensch aan de manier waarop hij lacht. Huwt geen vrouw wier lach gedwongen is. Huwt een vrouw, die joligheid verstaat, die den humor weet te schatten en die alle dingen van de goede zijde ziet. Huwt geen vrouw die alles beknibbelt en die zich lustig maakt over vriendinnen zoohaast zij den rug gekeerd hebben. Wanneer gij een bede laar ontmoet en hem iets wilt geven, zoo huwt niet de vrouw die op zulk een oogenblik tot u zegt: Het is misschien een bedrieger, die het geld in de kroeg opdrinkt. Wanneer gij zelf die bemer king doet en zij antwoordde: Het is heden zoo heet. Een glas bier zal hom goed doen, welnu huwt haar. Huwt een vrouw die gezond is en goeden eetlust heeft. Huwt geen die aan elk gerecht dat men haar voorzet zonder lust rond snuffelt. Huwt geen vrouw, die tot welke klas der samenleving zij ook behoort, altijd de tram benuttigt. Wanneer een jongedame wat bespaart op haar kleine vreugden om u een geschenk op uwen geboortedag te koopen, huwt haar, o ja. Huwt de vrouw die 's morgens met een lachend gelaat opstaat, wanneer zij plot seling gewekt wordt. Huwt de vrouw die niet met gefronst voorhoofd voor den dag komt en toornig uitroept: Wat betcekent dat? Zij is minzaam noch vroolijk. Huwt ook geen vrouw die achteloos de rekening ter zijde legt en de betalingen uitstelt. Huwt geen vrouw die gedwongen manieren van het „goed gezelschap" heeft. Het meisje dat slechts glimlacht voor vreemden en slecht ge luimd is voor de liuisgenooten is voor het huwelijk niet geschikt. Huwt een vrouw die een zachte stem heeft en wanneer zij u aanspreekt u dan in 't gezicht ziet. Wanneer de vrouw, die gij bezoekt u niet lang doet wachten en in huiskleed verschijnt dan is het een meisje sans fa^on die gij kunt huwen. Wanneer eeu jong meisje haar broeders verklein- namen geeft, zooals: Red, Tom, Mick of Dick dan moogt gij haar huwen. Zij is een goede kameraad. Huwt een meisje die haar vader de pijp stopt of do sigaretten rolt, die belang stelt in de orde in zijn werkkamer, zich op zijn knieën zet, hem de spitsen van den snorbaard draait en hem vriendelijk lief koost, even familiair als kinderlijk. Het meisje, dat met haar vader flirteert, hem niet laat uitgaan zonder zorgvuldig zijn toilet te monsteren en eindelijk tevrc den den lieven papa vaarwel te zeggen, dit meisje zal een treffelijke huisvrou» zijn. Gelukkig de vader, die zulk een dochter heeft. Gelukkig de man, die hau als vrouw bekomt." Ik hoop met deze wijsheid den celi. batairs onder nijjn lezers een goeden dienst te hebben gedaan, want velen laten zich van het huwelijk terug houden door de, den mensch aangeboren, vreei voor het onbekende. Trouwens din speelt de menschen meer parten. Een aardig voorbeeld daarvan geeft de Tele graaf in het volgende straatschetsje. „Reguliersbreestrsat te Amsterdam, even nummers. 'tElectrisch licht in de trams is aan, en 'tis dus avond. Op den hoek van 'n steegje, voerend naar 't inwendige van den Duivelshoek, kromt 'n cirkelig menschenkluitje, vor mend 'n zwartige kerstkrans om 'n open vak van 't asphalt, waar 't blauw-griji plekt onder 'n lantaarnvlam. Midden in dat vak kruipt, krabbelt, schuifelt iets engs, iets onzegbaars, 'n somber hagedissig beest van ongeveer vier bij 'n halven decimeter, met groen-glanzigen schubben-rug. Het beest is 'n vreemd iets. Geregeld en met korte dribbelpasjes schuift hel voort over den trottoir-band. De kerst krans schuift mee. 'tIs „unheimisch," dat zwarte, onbekende gedierte daar stilzwijgend en onaandoenlijk over i asphalt heenglijdend, te groot voor 'n hagedis, te klein voor 'n krokedil. Dn kijk-menschen begrijpen 't niot goed. Van tijd tot tijd doet een z'n best hel beest te grijpen, steekt z'n hand uil, maar dan schiet 't met 'n kwadea humeurigeu ruk ineens vooruit, zoodal do voorste menschen bangig op zij wijken, en vervolgt majestueus zijn weg. „Gommenikkie, wat 'n eng beist," zegt 'n schoone steegmaagd met slik haai en kraaloogjes. ,'t Is ongetwijfeld 'n hagedis, ofschoon onbegrijp'lijk groot," merkt 'n heer mc! 'n lagen boord en spuuglokken op. „Trappe jullie dat smeerge beest toch dood!" raadt wreedaardig de appelen- eu-noten-juffrouw van den hoek. „Strak kies vreet-ic me boel op." Het beest maakt deze ganschelijk on gegronde beschuldiging te schande dooi dwars de rails over te steken en z'c tocht te vervolgen in de schaduw va: den trottoirband aan de overzij. Di krans schuin-dwarst mee. „Heeregut, wat ken dat nou toch vooi 'n beest wese?" vraagt aan zich zelf 'n juf frouw met 'n groezelig muizensnoetje tobbig haar kiezen bepeuterend in over leggend herinneringsgepeins. ,'n Kal is 't niet maar 'n 'n palingf" waagt ze schuchter. „Mins bê-je niet goed snik?' informeert hartelijk 'n dienstbode. ,'n Paling heit toch geen poote, well 't Is 'n ,'n Kruipdier," helpt hulpvaardig 'o hoogere burgerscholier, terwijl hij mei 'n liniaal 'n vernijnigen, doch verrei uitval doet naar het beest, wat tei gevolge heeft, dat het 'n reuzensprong neemt en verkast naar de even nummers De menigte volgt gedwee, hoe langer hoe meer onder de obsessie geraken! van 't angstig-onbekende. „Hij sel uit Artis weggeloope weezei' meent 'n marinier, die 'n vettige keuken meid accompagneert. „Nou, maar we motte toch sien wat 't is la-me efliei los, Soozeficn. Minse, gaane jullie not kallen), zachies au te werk. Nou alle maal gelijk d'r op toe maar kalluc nou kallumpies 'n Oogenblik dreigende spanning. Het beest staat stil, als vóórvoelen 't naderend gevaar. De kring van steeg bewoners, loopjongens, plus de marinis nadert langzaam, voorzichtig, trekt dei cirkel al nauwer toe. Armen rekket zich, vingers krommen zich tot grijpen.. Plotseling schieten tien paar handei tegelijk op het zwarte kruipdier af - maar 't beest is vlugger; met 'n handi gen zet glijdt 't dóór tusschen wat vei spreid staande beenen, en vervolgt sue z'n weg op den rug liggend. De pooten trekken krampachtig Heelemaal hij de Munt giert spot-lachen- 'n bende 9traatkoningen, al loopeni precies zoo vlug als 't beest, dat ir zielig voortbotst op z'n mg De hagedis is van blik en zit aan i touw De marinier vloekt op 'n manier, d« hem alle hoop op 't hiernamaals niof: benemen. De vette dienstmeid kalmeert. Menschcn-oogen volgen in nog aid bekomen verbazing het zich ruggehnf verwijderend reptiel. Dan raakt de Breestraat weer vlo' Onder de met zooveel smaak et kieskeurigheid geredigeerde kJeine

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2