Buitenland.
De Crisis.
Allerlei.
VAN MIJN EENZAMEN POST
in.
kunnen nadenken of liet advies om te
stemmed op de Röells, de Van Karnc-
beeks, de Van der Ylugts, op de hard
nekkige bestrijders van ons goed recht
op schoolgebied, wel paste in den mond
van predikanten, die zich aanmelden als
ijverige voorvechters van christelijk
volksonderwijs".
Dr. Nolens is minder onverzoenlijk.
Wel is hij, blijkens de Venlosche
Ct., nog altijd de meening toegedaan
dat er geen enkele reden voor de ver
schillende deelen van het anti-liberaal
bondgenootschap bestaat om alkaar in
den steek te laten. Geen steunen van
of deelnemen aaneen cabine t d'affa i-
r e s, zonder voorafgaande afspraak en
overeenkomst, maar blijken de vrijzin
nigen niet in staat of worden ze dooi
de Kroon niet geroepen om als regeering
op te treden, dan trede de rechterzijde
mede op, maar eveneens als geheel, e n
bloc, zoodat de bondgenootschap blijft
voortbestaan.
Daarin ligt het toeschietelijke, waar
van de katholieke partij ons al meer
malen staaltjes heeft te zien gegeven.
Wat heeft zij aan anti-revolutionnairen
en christelijk-historischen, die met haar
geen meerderheid kunnen vormen, waar
van zij profitoeren kan'?
De eenige beginselen van de coalite
waren macht en voordeel.
Zijn die niet te bereiken, dan spat
de coalitie onherroepelijk uit elkander,
want andere punten van overeenstem
ming bestaan tusscheu de clericale par
tijen niet. Z. C.
Plus papiste, que
Reeds bij de troonsbestijging van
Paus Pius werd beweerd, dat deze nieuwe
functionaris het met de hardnekkigheid,
die zijn voorganger tegenover de histo
rische feiten der laatste eeuw betoonde,
niet zoo heel ernstig zou nemen. In ver
schillende opzichten is de voorspelling
bewaarheid geworden. Met ettelijke
gebruiken is gebroken, en vooral het
spel van verzet tegen de wereldlijke
macht is aanzienlijk gereduceerd, als
ware het de bedoeling van Paus Pius
practisch aan te toouen, dat veel op
portuniteit en elasticiteit van beginselen
behooren tot de deugden van de katho
lieke kerk.
Thans wordt met vrij grootc beslist
heid bericht, dat de Paus eerlang naar
San Gandolfa zal gaan, dat, wordt het
bericht bewaarheid, een soort zomer
residentie van do Pausen zal worden.
Een hooggeplaatst Romein6ch geeste
lijke heeft verklaard: Het is zeker dat
de Paus naar Gandolfa zal gaan, alleen
de tijd daartoe is nog niet gekomen.
Als een feit, wordt verder meegedeeld,
dat de Paus onder de heerschcnde
warmte, zwaar lijdt, en dus de vrijheid
naar buiten te gaan, persoonlijk zeer
zou waardcercn. Zoo hij tot op heden
het Yaticaan nog niet verlaten heeft,
dan hangt dat daarmee samen dat hij
den sterfdag van Leo op 20 Juli in
Rome wil doorbrengen. Mogelijk zal
hij ook nog den verjaardag van zijn
kroning willen afwachten. Eindelijk wordt
nog gezegd, door berichtgevers, die
klaarblijkelijk verdacht zijn op groot
nieuws, dat een leger van werklui
bezig is het kasteel te Gandolfo op te
knappen. De gevel wordt opnieuw
geverfd, er wordt een nieuwe keuken
gebouwd en van binnen wordt het ge
bouw schoongemaakt.
Dat alles zou dan alleen zijn om den
staatssecretaris Merry del "Val te ont
vangen? Men twijfelt er aan, hoewel het
waar is, dat de kardinaal het vorige
jaar eenigen tijd op Gandolfo heeft
doorgebracht en toen niet tevreden was
met de inrichting. Doch zoo rede
neert men Noach zond ook verschil
lende duiven uit, voor hij de ark verliet!
De Secoio meldt dat reeds het voor
gaande jaar ernstig overwogen werd
den Paus naar Gandolfo te laten ver
huizen. Hij zou 's nachts vertrekken en
het pubhek zou er niets van mogen
weten. Dat plan dat toen niet uitge
voerd werd, omdat zich moeilijkheden
voordeden, is evenwel niet geheel op
geheven en zou biuuen korten tijd nog
uitgevoerd kunnen worden. Een verder
gunstig teeken wordt geacht de uit
slag van de gemeenteraadsverkiezingen
te Gandolfo die den katholieken een
meerderheid bezorgden. De Paus wordt
veiliger geacht onder de hoede van een
clericaal dan van paganistisch gemeen
tebestuur!
Zoo schijnen dus alle factoren mee
te werken om den Paus de vrijheid te
verschaffen, die zelfs den armsten bur
ger verzekerd is. Waarom is het dan
niet reeds vroeger gebeurd? liet ant
woord luidt, omdat er ook onder de
katholieken velen zijn, die er naar stre
ven den herder in vreesachtigheid en
liberalen-angst te overtreffen. Deze in-
transigeanten beweren natuurlijk dat
Italië bij een volledige verzoening met
den Paus een te groot overwicht zou
krijgen, vooral in moreelen zin. De
feitelijke reden is dat deze orthodoxen
nog behage i scheppen in het verdedi
gen van heilige huisjes, die allang in
onbiuik zijn geraakt en dus nutteloos
zijn. Dezelfde elementen zijn het die
de katholieke kerk telkens beletten die
buigzaamheid en affabiliteit te toonen
tegenover de werkelijkheid welke een
zegen zou kunnen worden door de
menschheid. Zij zijn het die niet alleen
den Paus, doch ook de gedachten ge
vangen houden!
UIT DE PERS.
Meer dan gewone moeilijkheden biedt
de oplossing der tegenwoordige politieke
crisis aan, en meer dan gewoon is onder
zulke omstandigheden het gevaar van
miegrepen en avontuurlijke proefnemin
gen. Indien daarom de oplossing niet
spoedig komt, zal dit niemand verwon
deren niet een spoedige, maar een in
de gegeven omstandigheden zoo goed
mogelijke oplossing is gewenscht.
Een meerderheid hebben de jongste
verkiezingen aan geen enkele party in
de Tweede Kamer bezorgd. Trouwens
ook voor verkiezingen was daar geen
partij, die op een meerderheid kon
bogen. De meerderheid waarop het
demissionair ministerie in deze Kamer
steunde, was de meerderheid eener
coalitie van drie of vier partijen, en die
meerderheid bestaat nog in de Eerste
Kamer. Nu aan het Kabinet deze meer
derheid in de Tweede Kamer ontviel,
besloot het terecht zijn ontslag aan te
vragen. Het had nu eenmaal de zoo
genaamde antithese als alles beheer-
schend vooropzet en juist op dit punt
werd het geslagen. Ongetwijfeld de
onderwijsvraag en de tariefquaestie heb
ben groot gewicht in de schaal gelegd,
maar de weerzin tegen een bewind, dat
zich het monopolie van christelijkheid
aanmatigde en zichtbaar op een regee
ring van dominees en pastoors uitliep,
gaf den doorslag, ook bij kiezers, die
door de andere groote vraagstukken
niet in beweging zouden zijn gebracht.
En als nu door de verslagen coalitie
aan haar tegenstanders wordt verweten,
dat zij beginselloos en stelselloos tegen
het ministerie zijn te hoop geloopen en
geen principe, geen program, geen
enkel idee van staatsbeleid het richt
snoer aangaf, daar zelfs het blanco-artikel
en de tariefwet op den achtergrond
raakten, dan is het onnoodig zich te
vermoeien met een onderzoek naar de
hoeveelheid waarheid, die in dit verwijt
is vervat, omdat, voor zoover deze be
wering juist is, de schuld van het ge
beurde ligt bij het Kabinet zelf. Immers
een half jaar voor de verkiezingen nog,
bij de algemeene beschouwingen naar
aanleiding van de Slaatsbegrooting, in
de vergadering der Tweede Kamer van
1U December 11., erkende wel de mi
nister-president, „dat er een moment
denkbaar is", waarin een andere partij-
groepeering mogelijk zou wezen en de
politieke stryd zou gevoerd worden
tu8sclien de meest vooruitstrevende en
de meed behoudende fractiën van
rechts en van links, maar hij liet er ter
stond op volgen
„Is daarmee bedoeld, dat het prac
tisch zoude zijn, nu reeds met het oog
op de komende stembus bestaande
verhouding op te breken en nieuwe
aan te knoopen?
„Dit moet ik veeleer beslist ont
kennen.
„De verdeelingen, zooaE die nu be
staan, zijn en blijven de natuurlijke
de meest reëele, de van zelf zich aan
bevelende; dat zijn de verdeelingen,
zooals het volk in massa, die klaar en
duidelijk alle kringen verstaat en be
grijpt-"
En de slotsom van zijn beschouwingen
was dus: „Dit zoo zijnde, kan er geen
sprake van zijn, thans anders te gioe-
peeren. De coalitie moet thans gemain-
lineerd, gelijk ze in het Kabinet
belichaamd is, hier aan de rechterzijde
en evenzoo, bij weeromstuit, de coalitie
die ook aan de linkerzijde bestaat."
Nu bestond er aan de linkerzijde wel
geen coalitie, maar door alzoo het punt
te stellen, waarover gestreden moest
worden, moesten wel „bij weeromstuit"
alle tegenstanders der regeeringscoalitie,
ofschoon aanvankelijk zooveel mogelijk
onder eigen banier optredende, zich ten
slotte, toen geen andere keus dan
voor of tegen overbleef, zich t e g e n
de coalitie keeren.
Kunnen nu bij de samenstelling van
een nieuw Kabinet staatslieden daarin
plaats nemen, die zich bij de verslagen
coalitie hadden aangesloten en de be
kende antithese hadden aanvaard? Zoo
lang zij zeiven de scheidingslijn blijven
trekken op dezelfde wijze als het af
tredend Kabinet het deed, natuurlijk
niet. Zoolang verklaren zij zich door
een klove van het andere volksdeel en
in de eerste plaats van zijn leiders ge
scheiden. "Wij hebben reeds gehoord,
dat de coalitie gehandhaafd blijft; en
zoo zal ieder, die zich vroeger bij haar
had aangesloten en thans haar nog al
tijd opgeheven banier verliet, verrader
worden gescholden. Wilde men van de
andere zijde aansluiting zoeken en
tijdelijk verdrag, dan zou men zich
moeten aanmelden bij het hoofdkantoor,
bij de leiders der coalitie. Hier worden
echter o. i., waar zulk een stemming
bestaat, de moeilijkheden onoverkomelijk.
Een Kabinet, waarin verklaarde voor-
en tegenstanders der anthitese naast
elkander zouden plaats nemen, achten
wij daarom vooralsnog niet mogelijk.
De scheidingslijn, die door het aftredend
Kabinet zoo scherp werd getrokken, zal
eerst moeten verflauwen en haar politieke
beteekeni» moeten verliezen.
Blijven over de drie liberale fracties
en de sociaal-democraten, die bij de
verkiezingen tegenover de coalitie heb
ben gestaan; doch ook vau laatstge
noemde partij blijven de liberalen zoo
principieel gescheiden, en hier juist op
zuiver politiek terrein, dat samenwerking
bij de samenstelling van een Kabinet
buitengesloten blyft. De Unie-liberalen,
vrijzinnig-democraten en vrije liberalen
vormen echter in de Tweede Kamer
geen meerderheid hebben in de Eerste
Kamer een meerderheid van de mannen
der coalitie tegenover zich. Yan een
zuiver parlementair ministerie, steunende
op een hechte partijmeerderheid, kan
daarom geen sprake zijn.
De heer Goeman Borgesius schijnt
titans de taak op zich genomen te heb
ben om te trachten de formatie van een
ministerie voor te bereiden. Indien het
mogelijk blijkt, zal het zeker gewenscht
zijn, dat daarin vooral mannen zitting
nemen, die niet vooraan hebben gestaan
in den hevigen strijd, die vóór de
Kamerverkiezingen is gevoerd. Dezulken
zullen allicht bij de taak, die hen wacht,
de minste moelijkheden ondervinden en
in de Kamer op den meesten steun
kunnen rekenen. Ze hebben noch de
teleurstelling van den geestverwant,
noch de herinnering en de nawerking
van den vroegeren strijd bij den politie
leen tegenstander te duchten. Yolgens
liet gerucht zou or. Borgesiu6 zelf het
voorbeeld geven door niet zitting te
nemen in een Kabinet, indien zijn be
moeiingen tot de vorming daarvan leiden.
In de eerste plaats zou zeker het te
vormen Kabinet steun moeten vinden
bij de liberale groepen. Er is onder
den wetgevenden arbeid, die sinds lang
van meer of min dringenden aard wordt
geacht, bij zooveel dat regeling behoeft,
overvloedige stof voor een werkprogram
waarvoor op dien steun gerekend zou
kunnen worden. Zoo de sociaal-demo
craten niet willen afwijzen wat huns
inziens niet afdoende is, maar toch met
recht een verbetering van bestaande
toestanden zou kunnen heeten, zien wij
niet in, waarom hun woordvoerders in
de Tweede Kamer als hardnekkige be
strijders van het te vormen Kabinet
zouden moeten optreden. En van de
partijen, wier coalitie haar uitdrukking
vond in het aftredend ministerie, zou
een systematische oppositie nog te min
der te venvachten zijn, omdat dit mini
sterie zelf zijn aanblijven niet langer
gerechtvaardigd heeft geoordeeld. Wie
zelf het regeeringskasteel verlaat, daar
door verklarende, dat de uitslag der
verkiezingen dit althans voor een tijd
vordert, kan mocielijk een ander mini
sterie het leven onmogelijk inaken, en
zal, zoolang niet de politieke verhou
dingen verandering toonen en een we
der optreden wettigen, zich tot een
zuiver objectieve beoordeeling van het
werk zijner opvolgens behooren te be
palen, volkomen vrij om het te criti-
seeren en zooveel mogelijk te verbe
teren, het gebrekkig en weinig afdoende
te noemen, het gering te schatten, maar
niet om het te vei-werpen en af te
wijzen, zoolang het met recht als een
verbetering van het bestaande kan wor
den verdedigd.
Natuurlijk wordt hierbij uitgegaan
van de veronderstelling, dat het te
vormen ministerie zich onthouden zal
van het voeren van zuivere partij-poli
tiek. De omstandigheden trouwens wijzen
de noodzakelijkheid van die onthouding
ten duidelijkste aan.
Intusschen zal moeten worden afge
wacht, welke de resultaten zullen zijn
van de overleggingen, waartoe de heer
Borgesius, na zijne raadpleging door de
Koningin, het initiatief schijnt genomen
te hebben.
N. E Ct.
„Ondank is werelds loon". Geen woord,
dat meer waarheid bevat, en dat toch,
gelukkig, maar door weinigen voor waar
wordt gehouden.
't Zou er slecht in de wereld uitzien,
als dat gezegde ons bij alle goede voor
nemens in de gedachten kwam.
Tal van de - kiezers-voorlichtende ver
zen van den politieken dichter K. K.
Doris zouden in de pers gebleven zijn,
lal van levens zouden niet gered zijn,
tal van weldaden niet verricht, indien
de dader aan het loon gedacht had, dat
hem zou te beurt vallen.
Toch zijn er menschen, die al zoo
vaak het leven van een medeschepsel
hebben gered, dat het menschenredden
hun om zoo te zeggen een tweede
natuur geworden is.
Daar heb-je nu b.v. den Amsterdam-
schen groentenhandelaar Ruckert, die al
35 maal, met gevaar van eigen leven,
menschen uit het water heeft gered.
't Menschenredden is hem een harts
tocht geworden, hij kan 't eenvoudig
niet laten, maar gelukkig, meestal brengt
hij het er beter af dan gistermorgen, toen
hij de volle beteekenis van het woord
ondank kreeg te gevoelen. Dat zat
zoo:
Ongeveer tegen elf uur kreeg giste
renmorgen een minnaar op de Keizers
gracht bij de Leidschestraat ruzie met
zijn aangebedene. Een heftige ruzie
ontstond tusschen beiden en het slot van
de woordenwisseling was, dat het meisje
zich losrukte en plotseling pardoes te
water sprong. Hevige ontsteltenis op
eens. De verliefde jonge man schreeuwde
om hulp en van alle kanten kwamen
nieuwsgierigen aangeloopen, maar nie
mand durfde 't blijkbaar aan de dren
kelinge na te springen.
Gelukkig ziet Ruckert in de verte het
oploopje. Als een tweede reus van klein
Duimpje „rook hij menschenvleesch", en
snelde toe. Zonder zich maar een oogen-
blik te bedenken sprong hij gekleed te
water, en slaagde er ook nu in de
drenkelinge op het drooge te brengeD.
't Was lang geen gemakkelijk werkje
geweest, want de „grachtuimf" spartelde
geweldig tegen. En toen de jonkvrouw
goed en wel weer op vasten grond stond
en bijgekomen was, ontstak ze opnieuw
in woede. In plaats van haar redder de
hand te drukken, vloog zij op hem toe
en beet hem vinnig in de hand, waar
door een wonde ontstond van dieD aard,
dat er een dokter bij te pas moest
komen.
Het meisje geraakte in zulk een
overspannen toestand, dat ze ten slotte
naar het Gasthuis vervoerd moest worden.
Ruckert, heeft thans wel een bijzonder
aandenken aan zijn edel werk, en zal
zaker den minnaar wel afraden met zoo'n
lief katje te trouwen.
Met wie men wel moet huwen leert
ons de humorist Max O'Rell op de vol
gende wijze: „Huwt de vrouw die kleiner
is dan gij. Huwt geen vrouw die niet
hartelijk lachen ban. Men erkent het
karakter van een mensch aan de manier
waarop hij lacht. Huwt geen vrouw wier
lach gedwongen is. Huwt een vrouw, die
joligheid verstaat, die den humor weet
te schatten en die alle dingen van de
goede zijde ziet. Huwt geen vrouw die
alles beknibbelt en die zich lustig maakt
over vriendinnen zoohaast zij den rug
gekeerd hebben. Wanneer gij een bede
laar ontmoet en hem iets wilt geven, zoo
huwt niet de vrouw die op zulk een
oogenblik tot u zegt: Het is misschien
een bedrieger, die het geld in de kroeg
opdrinkt. Wanneer gij zelf die bemer
king doet en zij antwoordde: Het is
heden zoo heet. Een glas bier zal hom
goed doen, welnu huwt haar. Huwt een
vrouw die gezond is en goeden eetlust
heeft. Huwt geen die aan elk gerecht
dat men haar voorzet zonder lust rond
snuffelt. Huwt geen vrouw, die tot welke
klas der samenleving zij ook behoort,
altijd de tram benuttigt. Wanneer een
jongedame wat bespaart op haar kleine
vreugden om u een geschenk op uwen
geboortedag te koopen, huwt haar, o ja.
Huwt de vrouw die 's morgens met een
lachend gelaat opstaat, wanneer zij plot
seling gewekt wordt. Huwt de vrouw
die niet met gefronst voorhoofd voor
den dag komt en toornig uitroept: Wat
betcekent dat? Zij is minzaam noch
vroolijk. Huwt ook geen vrouw die
achteloos de rekening ter zijde legt en
de betalingen uitstelt. Huwt geen vrouw
die gedwongen manieren van het „goed
gezelschap" heeft. Het meisje dat slechts
glimlacht voor vreemden en slecht ge
luimd is voor de liuisgenooten is voor
het huwelijk niet geschikt. Huwt een
vrouw die een zachte stem heeft en
wanneer zij u aanspreekt u dan in 't
gezicht ziet. Wanneer de vrouw, die gij
bezoekt u niet lang doet wachten en in
huiskleed verschijnt dan is het een meisje
sans fa^on die gij kunt huwen. Wanneer
eeu jong meisje haar broeders verklein-
namen geeft, zooals: Red, Tom, Mick
of Dick dan moogt gij haar huwen. Zij
is een goede kameraad. Huwt een
meisje die haar vader de pijp stopt of
do sigaretten rolt, die belang stelt in de
orde in zijn werkkamer, zich op zijn
knieën zet, hem de spitsen van den
snorbaard draait en hem vriendelijk lief
koost, even familiair als kinderlijk. Het
meisje, dat met haar vader flirteert, hem
niet laat uitgaan zonder zorgvuldig zijn
toilet te monsteren en eindelijk tevrc
den den lieven papa vaarwel te zeggen,
dit meisje zal een treffelijke huisvrou»
zijn. Gelukkig de vader, die zulk een
dochter heeft. Gelukkig de man, die hau
als vrouw bekomt."
Ik hoop met deze wijsheid den celi.
batairs onder nijjn lezers een goeden
dienst te hebben gedaan, want velen
laten zich van het huwelijk terug houden
door de, den mensch aangeboren, vreei
voor het onbekende. Trouwens din
speelt de menschen meer parten. Een
aardig voorbeeld daarvan geeft de Tele
graaf in het volgende straatschetsje.
„Reguliersbreestrsat te Amsterdam,
even nummers.
'tElectrisch licht in de trams is aan,
en 'tis dus avond.
Op den hoek van 'n steegje, voerend
naar 't inwendige van den Duivelshoek,
kromt 'n cirkelig menschenkluitje, vor
mend 'n zwartige kerstkrans om 'n open
vak van 't asphalt, waar 't blauw-griji
plekt onder 'n lantaarnvlam. Midden
in dat vak kruipt, krabbelt, schuifelt
iets engs, iets onzegbaars, 'n somber
hagedissig beest van ongeveer vier bij
'n halven decimeter, met groen-glanzigen
schubben-rug.
Het beest is 'n vreemd iets. Geregeld
en met korte dribbelpasjes schuift hel
voort over den trottoir-band. De kerst
krans schuift mee. 'tIs „unheimisch,"
dat zwarte, onbekende gedierte daar
stilzwijgend en onaandoenlijk over i
asphalt heenglijdend, te groot voor 'n
hagedis, te klein voor 'n krokedil. Dn
kijk-menschen begrijpen 't niot goed.
Van tijd tot tijd doet een z'n best hel
beest te grijpen, steekt z'n hand uil,
maar dan schiet 't met 'n kwadea
humeurigeu ruk ineens vooruit, zoodal
do voorste menschen bangig op zij
wijken, en vervolgt majestueus zijn weg.
„Gommenikkie, wat 'n eng beist,"
zegt 'n schoone steegmaagd met slik
haai en kraaloogjes.
,'t Is ongetwijfeld 'n hagedis, ofschoon
onbegrijp'lijk groot," merkt 'n heer mc!
'n lagen boord en spuuglokken op.
„Trappe jullie dat smeerge beest toch
dood!" raadt wreedaardig de appelen-
eu-noten-juffrouw van den hoek. „Strak
kies vreet-ic me boel op."
Het beest maakt deze ganschelijk on
gegronde beschuldiging te schande dooi
dwars de rails over te steken en z'c
tocht te vervolgen in de schaduw va:
den trottoirband aan de overzij. Di
krans schuin-dwarst mee.
„Heeregut, wat ken dat nou toch vooi
'n beest wese?" vraagt aan zich zelf 'n juf
frouw met 'n groezelig muizensnoetje
tobbig haar kiezen bepeuterend in over
leggend herinneringsgepeins. ,'n Kal
is 't niet maar 'n 'n palingf"
waagt ze schuchter.
„Mins bê-je niet goed snik?'
informeert hartelijk 'n dienstbode. ,'n
Paling heit toch geen poote, well
't Is 'n
,'n Kruipdier," helpt hulpvaardig 'o
hoogere burgerscholier, terwijl hij mei
'n liniaal 'n vernijnigen, doch verrei
uitval doet naar het beest, wat tei
gevolge heeft, dat het 'n reuzensprong
neemt en verkast naar de even nummers
De menigte volgt gedwee, hoe langer
hoe meer onder de obsessie geraken!
van 't angstig-onbekende.
„Hij sel uit Artis weggeloope weezei'
meent 'n marinier, die 'n vettige keuken
meid accompagneert. „Nou, maar we
motte toch sien wat 't is la-me efliei
los, Soozeficn. Minse, gaane jullie not
kallen), zachies au te werk. Nou alle
maal gelijk d'r op toe maar kalluc
nou kallumpies
'n Oogenblik dreigende spanning.
Het beest staat stil, als vóórvoelen
't naderend gevaar. De kring van steeg
bewoners, loopjongens, plus de marinis
nadert langzaam, voorzichtig, trekt dei
cirkel al nauwer toe. Armen rekket
zich, vingers krommen zich tot grijpen..
Plotseling schieten tien paar handei
tegelijk op het zwarte kruipdier af -
maar 't beest is vlugger; met 'n handi
gen zet glijdt 't dóór tusschen wat vei
spreid staande beenen, en vervolgt sue
z'n weg op den rug liggend.
De pooten trekken krampachtig
Heelemaal hij de Munt giert spot-lachen-
'n bende 9traatkoningen, al loopeni
precies zoo vlug als 't beest, dat ir
zielig voortbotst op z'n mg
De hagedis is van blik en zit aan i
touw
De marinier vloekt op 'n manier, d«
hem alle hoop op 't hiernamaals niof:
benemen.
De vette dienstmeid kalmeert.
Menschcn-oogen volgen in nog aid
bekomen verbazing het zich ruggehnf
verwijderend reptiel.
Dan raakt de Breestraat weer vlo'
Onder de met zooveel smaak et
kieskeurigheid geredigeerde kJeine