De verkiezing te Den Helder.
Allerlei.
Varia
Men heeft wel eens beweerd, en niet
geheel ten onrechte, dat eigenlijk de
naverkiezingen beslissen omtrent den
geest der kiezers. Gehouden nadat de
opwinding der verkiezingsdagen is ge
zakt en het koele verstand weder zijn
plaats heeft hernomen, biedt de uitslag
der aanvullingsverkiezingen de beste
gelegenheid zich te vergewissen omtrent
de bovendrijvende strooming in het
kiezerscorps.
Is dat het geval dan mogen de vrij
zinnigen zich dubbel verblijden over den
ufloop der verkiezingen re den Helder.
Met een meerderheid van 482 stemmen
werd Mr. Z. van den Bergh, als opvolger
van den overleden heer Gerritsen geko
zen tegenover don heer Staalman. Deze
laatste moge al niet den door de
rechtsche kiezers meest gewenschten
candidaat zijn geweest, het cijfer der
op hem uitgebrachte stemmen bewijst,
dat het hem aan steun van die zijde
niet ontbroken heeft.
Bij de stemming op 16 Juni werden
uitgebracht 6096 stemmen, die aldus
verdeeld waren: A. P. Staalman 2276;
L. Adriaanse (antir.) 491A.H.Gerhard
(soc. dem.) 218; C. Y. Gerritsen (vrijz.
dem.) 3111.
De lieer Staalman verkreeg thans
dus 662 stemmen meer dan in Juni,
dat is nog meer dan het aantal stem
men toen op den anti-revol. candidaat
uitgebracht, de rechtsche partijen heb
ben dus wel hun uiterste best gedaan.
Voor het a.s. vrijzinnig Ministerie
verheugt ons deze uitslag ten zeerste.
Bij de geringe meerderheid, waarover
het in de Kamer zal beschikken, is het
behoud van iedere vrijzinnige zetel een
levensvoorwaarde.
Voorts zal deze uitslag de stille hoop
der coalitie-partijen, om door een Kamer
ontbinding de kansen ten haren voor-
deele te doen keeren, wel een weinig
doen verflauwen en daarmee ook de
zucht om het daarheen te drijven.
Zutphen zal ongetwijfeld het goede
voorbeeld van Den Helder volgen.
Wat is het tegenwoordig toch een
slechte tijd! Het bederf zit overal in;
niet alleen in de aardappels, maar zelfs
in oogenschijnlijk heel teerhartige en
trouwe minnaar».
Daar heb je nu b.v. te Watergraafs
meer een aardig dienstmeisje, dat
„eerlijke verkeering" had met een werk
man van de gasfabriek. Ze zouden
gauw gaan trouwen, en in afwachting
daarvan had zij al vast haar dienst op
gezegd en haar koffer, met een spaar
duitje van f 180 dat ze pas van de
spaarbank had gehaald, ten huize van
haar „beminde* laten brengen. De
bagage bleek daar echter aan een zeer ver
keerd adres te zijn, want toen het
arme kind gisteren van een tochtje naar
Amsterdam terugkwam, was de koffer
geopend, en de (180 met en benevens
den vrijer waren spoorloos verdwenen.
Enfin, beter ten halve gekeerd dan
heel gedwaald. Als ze met dat jong-
menschgetrouwd was, had ze er misschien
graag een paar honderd gulden voor
over om van hem af te komen. Want
je kunt lastige mannen hebben!
Zoo verscheen dezer dagen voor een
rechtbank in Missisippi een eenvoudig
vrouwtje, dat schreiend vertelde, hoe
haar man haar slecht behandelde en
soms wel sloeg. „Zegt uw vrouw de
waarheid," vroeg de rechter aan den
minst begaafde en stilste leerlingen.
Daarop trad hij, volgens zijn persoonlijk
verlangen en op aanbeveling van een
oom, een invloedrijk man, in dienst bij
de Garde-artillerie, deed met eenige
moeite zijn examen als vaandrig en
later dat als 2e luitenant. Met de andere
officieren stond hij op gespannen voet.
Men mocht hem niet lijden en zelden
ontving hij een bezoek van een kame
raad, terwijl hij van zijn kant zich
eveneens op een afstand hield.
In tegenwoordigheid van vreemden
voelde hij zich niet op zijn gemakhet
werd hem angstig te moede en zijn
gansche wezen kreeg iets gemaakts
Er was niets kameraadschappelijks aan
hem en met niemand maakte hij zich
vertrouwelijk.
Men achtte hem echterevenwel niet
wegens zijn karakter, zijn verstand of
zijn beschaving, maar alleen omdat men
aan hem dat eigenaardig vreemde
meende te ontdekken, dat den Fatalist
eigen was. Niemand van zijn kameraden
zei: Teglcff zal carrière maken, Tegleff
zal zich nog eens door 't een of ander
onderscheiden, maar dat hij nog eens
een vreemden streek zou doen, zich
misschien plotseling ah een Napoleon
zou ontpoppen, dat hield men niet voor
onmogelijk, want hier was de „Ster* in 't
spel, hij was een „voorbeschikte", een
door het lot „uitverkorene" op dezelfde
wijze als er teringachtige menschcn zgn.
echtgenoot. De man begon met een
groote woordenomhaal te verklaren, dat
het vrouwtje in ieder geval schromelijk
overdreef.
Er waren echter een paar getuigen,
die het verhaal van de vrouw bevestig
den: „Dat is voldoende," meende de
rechter, „de rechtbank weet nu, waar
aan hij zich te honden heeft.' Meteen
verliet de magistraat zijn zetel, trok
zijn jas uit en begon, onder groot ge
juich van het publiek, den onwaardigen
echtgenoot allerongenadigst af te ranse
len. Na de volbrachte executie trok
de pootige rechter zijn jas weer aan,
ging naar zijn plaats terug en sprak
den beklaagde vrij, onder de welwillende
opmerking, dat het onwettig Zou zijn
een schuldige, die reeds genoeg bestraft
is, een nieuwe straf op te leggen.
Gelukkig volk, dat zulke rechters
heeft!
Amerika is toch maar je land van
optreden en flinkheid. Daar kwam nu
b. v. de vorige week in Londen aan
een Amerikaansche schoenpoetser, Tresco
Kid genaamd, die het er op gezet heeft
de schoenen van groote Staatshoofden
te poetsen. In Amerika had hij president
Roosevelt eens tot cliënt; hij heeft nu
verzocht Koning Edward's laarzen te
mogen poetsen; reist dan naar Duitsch-
land, Rusland enz. Als betaling vraagt
hij van zijn hooge cliënten een autogram.
Zijn voornemen is, na zijn terugkeer
een eigen zaak te beginnen, waarbij de
autogrammen als reclamemiddel moeten
dienen.
Je moet maar durven en slim zijn!
Dat dachten de smokkelaars aan
de Italiaansche grenzen ook, die honden
africhtten om tabak, suiker en zout
uit Zwitserland binnen te smokkelen.
Daar deze artikelen bij invoer in Italië
aan een hoog invoerrecht onderworpen
zijn, werd er zeer veel gesmokkeld,
vooral tabak. De Italiaansche Regeering
heeft nu de grenzen door hooge netten
van ijzerdraad beschermd, welker ope
ningen van alarmklokken voorzien zijn
en op ongeveer honderd meter staat een
grensbeambte met geladen geweer op
wacht. Zoodoende konden de smokke
laars hun bedrijf niet meer uitoefenen
zonder gevangen genomen te worden
en zij zijn daarom op den sluwen inval
gekomen, honden voor dezen arbeid af
te richten. De hond wordt eerst in een
Italiaansch grensdorp gebracht, waar hij
goed gevoederd en verpleegd wordt.
Dan brengt men hem na eenige weken
nnar het dichtst bijzijnd Zwitsersch dorp,
waar men hem half laat verhongeren
en waar een man in de uniform van
Italiaansch grensbeambte hem dikwijls
een dracht slaag geeft. Heeft deze
behandeling een paar dagen plaats ge
had, dan wordt een pakje tabak aan
den halsband gebonden en het dier los
gelaten. Aanstonds loopt hij naar de
grenzen om de plaatB waar hij vroeger
goed behandeld en rijkelijk gevoed
werd, aan den Italiaanschen kant te
bereiken en als hij een grensbeambte
ziet herinnert hij zich de slaag die hij
gekregen heeft en vermijdt zooveel
mogelijk in zijn nabijheid te komen. De
hond zoekt langs de draadversperring
tot hij aan een springopening komt die
hij opensioot. Als nu de schel overgaat
vuurt de grenswachter aanstonds, maar
als hij den hond niet treft kunnen de
binnengesmokkelde waren, niet meer in
beslag genomen worden, want alles wat
de grenzen over is, wordt als aangege
ven beschouwd. Als nu een- of tweemaal
op een hond geschoten en hij ontsnapt
is, wordt hij zeer voorzichtig en wacht
tot de beambte zoo ver mogelijk ver-
Hl.
Twee voorvallen, welke plaats grepen
heel in het begin van zijn officiersloop
baan, waren in 't bizonder geschikt om
zijn roem als Fatalist te grondvesten.
Op den dag namelijk dat hij tot officier
bevorderd was, 't was in 't midden der
maand Maart, ging hij in volle parade
uniform, in gezelschap van eenige even
eens pas bevorderde kameraden aan den
oever der Newa wandelen.
De lente was dat jaar wat vroeg ge
komen en het ijs in de Newa was reeds
los; de groote schollen waren wegge
dreven, doch de gansche stroom was
bedekt met eene dunne van water door
drenkte ijskorst. De jongelieden praatten
en lachten Plotseling bleef een van
hen staan; hij had ongeveer twintig
schreden van den oever een kleinen
hond bemerkt, zittende op het zich lang
zaam voorbewegende ijsvlak. Het arme
dier beefde over 't gansche lijf en huilde
klaaglijk.
„Die hond is verloren", mompelde de
officier tnsschen zijn tanden.
Langzaam bracht een ijsschol het
hondje in de nabijheid van een der leu
ningen, welke afloopon tot bijna aan de
oppervlakte van 't water.
Zonder een woord te zeggen, liep
Tegleff plotseling de glooing af, sprong
op het dunne ijs en kwam, nu eens
zinkend, dan zich weer opwerkend, tot
bij den hond, greep dezen in den nek
wijderd is en dan tracht hij zoo door
de opening te komen dat de schel niet
over gaat.
Het smokkelen en knoeien zit den
Italianen in het bloed, en zelfs hooge
dienaren der H. Kerk kunnen het soms
niet laten, zij het dan op andere wijze
te smokkelen. Zoo heerscht op 't
oogenblik op 't Vaticaan groote opge
wondenheid over de ontdekking van
sedert jaren bij het beheer der pauselijke
geldmiddelen gepleegde verduiste
ringen. Dit is aldus geschiedHet
gebruik wil, dat de paus iederen
nieuwbenoemden bisschop een gouden
kruis schenkt. Eenigen tijd geleden liet
Pius X zich een paar van zulke kruisen
voorleggen en vroeg tevens naar den
prij9. Daar deze hem zeer hoog voor
kwam liet hij door een zijner vertrou
welingen de sieraden schatten en kwam
daarbij tot de ontdekking, dat de ge
taxeerde waarde nog niet eens de helft
der berekende bedroeg. Gevolg was,
dat de goudsmid werd ontboden, die de
kruisen leverde en deze van den paus
een schrobbeering kreeg. Maar de man
wist zich schoon te wasschen door te
bewijzen, dat hij de kruisen nog bene
den de getaxeerde waarde leverde. Toen
ging de paus dieper op de zaak in en
weldra kwam aan 't licht, dat een zeer
bekend kardinaal en verschillende amb
tenaren de kruisen voor meer dan den
dubbelen prijs boekten onder allerlei
foefjes. De paus heeft gelast den onbe-
trouwbaren kardinaal en ziju medeplich
tigen tot teruggave der verduisterde
bedragen te dwingen.
O, zwakheid des „vleisches!"
UIT DE OUDE SCHRIFTEN
VAN NIET-CHRISTENEN.
Bejegen niemand smaadlijk draag geduldig
Beleedigende taalzoek nooit ter wille van
Dit sterflijk lijf eeus andren ondergang;
Drijve andrer gramschap nooit ookutottoorn,
Maar zegen wie u vloekt.
Manu.
Kleingeestigheid vraagt steeds: is deze of die
Wel van mijn stam en stand en kring?
Maar d'edel-denkende begroet in iedren
[mensch
Een lid van 't ééne huisgezin.
Panchatantra.
De goede voedt geen haat, hoe pijnlyk ook
[gegriefd:
Deeli niet de Sandelboom zijn geur nog mee
Aan 't staal-zelf dat hem klieft?
Uit de Upanishads.
Des milden rijkdom wordt nooit uitgeput;
Wie over 's naasten jammer zich ontfermt
Geniet zijn gave wint zich zelv' een vriend.
Uit de Big-Veda.
De weg. die tot den valschen vriend u voert,
Is omweg, is te schuwen doolweg, immer!!
Al brachten u twee schreden voor zijn deur!
Het pad naar den getrouwe is 't kortste, is
['t rechte
Al woonde hij ook mijlen ver!
Uit de liederen der Oud-Germanen.
Dan eerst zijn vrienden recht verbonden,
Als d'een den ander niets verheelt;
Broos i6 de band, waar ieder schroomt te
[spreken
Zoodra 't des andren zwakheen geldt.
Wie slechts tot lof de lippen weet te ontsluiten,
Maar 't gispend woord weerhoudt, is niet
[de echte vriend.
Idem.
on keerde behouden aan den oever te
rug, waar hij het dier neerzei to.
Het gevaar, waarin zich Tegleff had
bevonden, was zoo groot, zijn daad zoo
onverwacht, dat zijn kameraden letterlijk
als versteend stonden toe te kijken en
eerst hun spraak terug bekwamen, toen
hij een koetsier aanriep om naar huis
te rijden.
Zijn uniform was doornat en als
antwoord op de uitroepen van bewon
dering zijner vrienden, antwoordde hij
kalm: wat een mensch bij zijn geboorte
is beschikt, kan hij niet ontgaan. Toen
beval hij den koetsier hem zoo snel
mogelijk naar huis te brengen.
„Maar neem dan tenminste den hond
als een herinnering mee!" riep een dei-
officieren hem toe.
Tegleff maakte echter een afwerende
beweging met de hand en zijn kamera
den zagen elkaar met stomme verbazing
aan.
De andere gebeurtenis greep eenige
dagen later plaats, op een speelavond
bij zijn bataljonscommandant. Tegleff
zat in een hoek, zonder aan het spel
deel te nemen.
„Och, riep een luitenant uit, die reeds
aanhoudend verloren had, waarom is
er nu ook geen oude vrouw, die mij,
evenals in Puschkins „Schoppenvrouw
vertelt welke kaart winnen moet!"
1) Titel van een van Puschklin's novellen.
Baadgevingen voor zwemmers.
1. Men neme niet onmiddellijk na
den eten een bad.
2. Men drinkc vóór het baden geen
bier of andere alcoholische dranken.
3. Wanneer het lichaam door snelle
beweging of groote krachtsinspanning
(bijv. door een langen fietstocht) verhit
is, moet men, voordat men gaat baden,
zóó lang uitrusten, dat pols en adem
haling normaal zijn.
4. Voelt men tijdens het baden
tweemaal achtereen een koude rilling
langs den rug, dan verlate men het
water terstond.
5. Na het baden verdient het bij
koud weer aanbeveling zichzelf te ver
warmen door wrijving of beweging.
Amerikanisme.
H. A. Hawkins, een kroeghouder te
Council Bluffs, Io., ontving van een
whiskey-stokerg in Kentucky het ver
zoek, eenige namen op te zenden van
personen, die eventueel koopers zouden
kunnen worden van haar waren. Voor
zijn moeite zou hij een zeker percen
tage ontvangen van al wat de stokerij
aan de door hem opgegeven personen
verkocht. Voor de grap zond Hawkins
340 namen van geheel-onthouders Maar
hoe verwonderd stond hij te kijken,
toen hij een dag of tien daarna van
de whiskey-8tokerij een wissel ontving
van 14 dollars alB zijn percenten, met
de meededeeling, dat de door hem op
gegeven personen voor 700 dollars aan
sterken drank hadden besteld
De pastoor vindt het goed.
In Briickenau in Beieren werd on
langs een kindervoorstelling van de
„Schoono Slaapster" op de volgende
wijs aangekondigd„Onder goedkeuring
van den heer Pastoor. Groote Kinder
voorstelling van „De Schoone Slaapster"
met zeer fraaie costumes!"
De vrijmoedige acteur.
Een acteur in Erfurt had onlangs de
merkwaardige brutaliteit aan de redactie
van het Berl. Tageblatt een telegram
te zenden, waarin met veel lof werd
melding gemaakt van de premiere van
een stuk en vooral hij zelf in de hoogte
werd gestoken. De man onderteekende
het telegram met den naam van den
correspondent van genoemd blad in
Erfnrt. Deze diende een klacht in
wegens het vervaardigen van een valsche
handteekening. Zeer verwonderd was hij
te ervaren, dat de justitie de partij nam
van den brutalen acteur, waar ze hem
deed weten dat tot een vervolging niet
zou worden overgegaan, aangezien het
telegram slechts gediend had om reclame
te maken voor het stuk en de vertol
king, zonder dat daartoe eenigen invloed
werd uitgeoefend op het rechtsleven.
Groote verontwaardiging natuurlijk bij
alle kunstmenschen, waarvan we slechts
een staaltje vermelden. De Kunstwart
schrijft: Deze juridische gerechtigheid
zal zelf degenen verbluffen, die alle
vertrouwen in onze rechtspleging ver
loren hebben. In elk geval vragen we:
moet het bij deze beslissing blijven?
Is dat het geval dan zeggen we rond
uit: We begrijpen niet meer, volgens
welke juridische en zedelijke begrippen
zulk een beslissing tot stand komt.
Sakuntale in New- York.
Het Indische tooneelspel „Sakuntala"
is in New-York opgevoerd. Het was
zoo warm in het Stage Theater, waar
de voorstelling plaats vond, dat het
publiek bijna smolt. Toch had het stuk
Tegleff trad zwijgend op de tafel toe,
greep een hoopje kaarten, nam af en
met de woorden „Ruiten-zes" keerde hij
't spel om.
Inderdaad het was „Ruiten-zes"
„Klaveren-aas" ging hij voort, weder
afnemend en „klaveren-aas" lag werke
lijk onderop.
„Ruiten-heer!" zei hij nogmaals zacht
tusschen de tanden, hij had het weer
geraden Hij bloosde plotseling als
een meisje. Waarschijnlijk had hij 't
zelf niet verwacht.
„Een mooi kunststukje! Laat ons dat
nogeens zien!" zei de bataljonscomman
dant."
„Mit kunststukjes houd ik mij niet
op", antwoordde Tegleff droogjes en
begaf zich naar een ander vertrek.
Na hem beproefden nog verscheidene
andere spelers hetzelfde, maar niemand
wilde het gelukken; wel raadde de een
of ander een kaart, maar twee achter
elkander gelukte niemand. En Tegleff
had er zelfs drie geraden! Dit voorval
deed hem opnieuw als een Fatalist
kennen.
Ik heb er later wel eens over gedacht
welke wending alles zou genomen heb
ben als hem het kunststukje met de
kaarten niet gelukt was. Hoe het ech
ter zij, dat hij een fatalist was, daaraan
twijfelde niemand.
Men zal het begrijpelijk vinden dat
een groot succes. Dit laatste was vooral
te danken aan Edmund Russell, die de
regie op zich genomen had en do rol
van den koning vervulde. RusBel i;
tegenwoordig je artiest in Amerika. Hij
is langen tijd in Indië geweest en heef:
vandaar allerlei Oostersche voorwerpen
meegebracht, waarmee het tooneel was
versierd. Verscheidene Indische Bpecia-
liteiton stonden hem bovendien bij,
Eerst was het plan, de opvoering op
Staten Eiland te doen plaats hebben it
de openlucht. Daar woont Russell et
daar krijgt hij bezoek van zijn tallooze
bewonderaars.
Het weer was echter te slecht om
het plan uit te voeren.
Stoffige kogelflesehjes.
De Volksgezondheid schrijft:
Dit tijdschrift plaatst zich niet op hei
standpunt om overal gevaar te ziet
voor bacteriën en daardoor de vree;
voor besmetting aan te moedigen, die
bij velen op zich zelf tegenwoordig als
een ziekte schijnt voor te komen.
Dit neemt niet weg, dat waarschuwin-
gen, waar het pas geeft, niet achterwege
moge blijven en daarom vestigt het de
aandacht op de verregaande achteloos
heid om kogelflesehjes in allerlei sto!
en in een onzuivere atmospheer te laten
staan.
Langs stoffige wegen worden de
fleschjes vervoerd in opeu manden et
in pakhuizen worden zij vaak langen
tijd bewaard of in lokalen, waar de
dampkring door rook en vuile damp
verontreinigd wordt.
Het kan niet anders of er moet zich
reeds na korten tijd dikwijls, een laagje
stof afzetten op het kogeltje, waarmede
de opening van ieder fleschje is afge
sloten; bij het openen valt dit naai
beneden in het vocht en het laagje stol
wordt afgespoeld en vermengt met de
vloeistof.
Nu er de aandacht op gevestigd is,
zullen de fabrikanten in hun eigen
belang wel zoeken naar middelen om
aan deze onhebbelijkheid een einde te
maken. In de eerste plaatB kan meei
zorg gewijd worden aan het vervoeren
aan het bewaren van fleschjes, doel
misschien ook is het mogelijk de halzen
af te sluiten met een eenvoudig kap-
seltje van porkamentpapier of iets der
gelijks.
Automobielwaanzin.
Een bekend Engelsch geneesheer
heeft een studie gemaakt van een nieu
we ziekte, waarvan hij in een lang
artikel in de Daily Express het een
en ander vertelt. Het is de waanzin,
die door het automobiel-rijden wordt
opgewekt.
„Hoe komt het", vraagt de schrijver,
dat „mcnschen, die in het gewone leven
verstandig, vriendelijk en uiterst zorg
zaam zijn, geheel van karakter veran
deren op het oogenblik, dat zij in een
automobiel gaan zitten? Natuurlijk ii
dat niet met iedereen het geval, maar'!
wordt steeds duidelijker, dat een klein
deel der automobilisten hun beschaving
schijnen te verhezen onder den invloed
van hun machine".
Het is duidelijk gebleken, dat zekere,
reeds nerveuse en gemakkelijk in op
winding te brengen naturen, door de
razende snelheid in de grootste opwin
ding komen. Het Bterkc schudden, het
voortdurende onrustige heen- en weer
bewegen, de krachtige luchtdruk tegen hel
gezicht en de als spookachtige landschap
pen voorbij vliegende omgeving, die als
een visioen schijnt op te duiken, al de voor-
Tegleff deze qualificatie tamelijk streelemi
oordeelde. Hij kreeg er een zekere be-
teekenis door, een eigenaardige kleur
Cela la posait, zooals de Franschen
zeggenen zijn onbeteekenend verstand,
zijn geringe kennis en zijn buitgewone
eigenliefde kwam dit zeer te 6tade.
Deze vermaardheid te verdienen zou
hem moeilijk gevallen zijn, maar haar
te behouden, niets gemakelijker dan
dat: hij behoefde slecht te zwijgen en
zich van zijn kameraden af te zonderen.
Dit was het echter niet wat mij
sympathie voor hem op deed vatten,
of, laat ik beter zeggen, mij hem op
prijs deed stellen.
Ik mocht hem gaarne omdat ik toen
ter tijd zelf nog een tamelijk wilde jongen
was en in hem oen karaktergenoot zag,
en dan ook omdat hij een braaf menscl
was, die in den grond van zijn hart
onbedorven was. Zijn befaamdheid als
Fatalist terzijde gesteld, daar deze zeer
toevallig ontstaan was, scheen toch een
onbestemd iets op hem te drukken,
waarvan hij zelf onbewust was. Natuur
lijk sprak ik hem nooit van dit gevoel:
Medelijden in te boezemen kan e'
voor oen Fatalist iets meer beleedigend'
bestaan? Tegleff voelde ook een zekere
sympathie voor mij.
Wordt vervolgd.