Varia. Handel in Blanke Slavinnen. Allerlei. liet gaat met de kerstening van Amers foort niet zooals ik dat wel wenschtc. Goossens is een brave man, juist geknipt voor mijn beginselen. Hij handeld in margarine en neemt het dus met de natulir der boter niet zoo ernstig op. En zooals hij op zakcnterrein handelt, gaat het ook in de politiek. Een groote scheiding tusschen natuur en margarine oftewel tusschen eerlijke en „christelijke" politiek bestaat bij hem niet. En zoo'u man bewijst mij natuur lijk onschatbare diensten. En clan heb je nog meester Wijuia, ook een bovenste beste. Vroeger was hij een door do goddeloosheid heengevallcn pagauist. Maar gelukkig hij is vau de dwalingen zijns weegs bekeerd. En verder nog maar waar zou ik eindigen. Neen aan actieve werkkrachten ontbreekt het in Amersfoort voor mijn partij niet. Maai er is geen blad, geen anti-revolutionair blad. De Oude Amersfoortsche van Van Cleeff is uitstekend, ik zal er niets van zeggen, maar voor de positieve politiek voor mij toch van geen be- teekenis. En dan de Ecmbode, nou ik zal er maar over zwijgen, want ieder merkt al wel, dat bij de Eoomschcn de wind een beetje anders gaat waaien. En dan de andere bladen niets en nog eens niets voor mijn partij. Men zal begrijpen dat ik verplicht ben, door te gaan met het schrijven in De Ecmlander, al was het alleen maar om zoo nu en dan eens wat tegengif toe te dienen bij al te liberale beschou wingen. En dat dit noodig is behoeft geen betoog. Daar heb je nu dat gevalletje met mijn vriend Leysen uit Beverwijk. Men zal zich herinneren, dat hij een onderwijzer aanwees, die het berucht geworden socialistische rekensommetje zou hebben opgegeven. Voor de recht bank bleek die onderwijzer er geheel onschuldig aan te zijn en werd Leysen veroordeeld tot f 300 boete. Is dat niet een schandaal. Want feitelijk heeft Leysen zich toch maar niet juist uit gedrukt. Op verschillende plaatsen is hetzelfde spelletje gespeeld, ook naar ik verneem in Amersfoort. Maar dan zei men steedszou die of die onder wijzer, (gewoonlijk een erge „rooie") het niet hebben gedaan? Zie je eu dat heeft Leysen ook willen doen, maar in zijn ijver voor de goeie zaak heeft hij zich vergalloppeerd. Dat is nu alles en de liberalistische pers blaast dat nu op, alsof het heel wat is, ja of er een tweede Sybrandy is ontdekt. Ik heb er in de Eemlander gelukkig nog niets van gelezen, maar de lezers weten nu hoe de zaak eigen lijk in mekaar zit. En Leysen mag men nu veroordeelen, in ieder geval heeft het mooie sommetje uitstekende diensten bewezen in de campagne tegen de openbare school. Waar of niet waar doet minder ter zake, op de winste komt het bij slot van rekening maar op aan. BEAM I. Beliring over (le Tuberculose. Behring's mededceling op hetParijsche congres kon in een kwartier voorgelezen worden: ze was dus veel korter dan men voorspeld had. Over enkele belang rijke punten is de geleerde opzettelijk heengeglcden een omstandigheid die de uiteenzetting niet duidelijker maakt en daai overigens het stuk gesteld is in den gewrongen abstracten stijl van veel andere geleerde verhandelingen van Duitschors, is het bijna onmogelijk, een kort en voor het publiek begrijpelijk overzicht ervan te geven. De tuberculose, die alslongteeiing de grootste verwoestingen aanricht, wordt teweeggebracht, gelijk men weet door tuberkelbacillen. Deze microscopische organismen hebben een zeer iugewik- kelden bouw; zij herbergen, in zichzelf en in hun stofwikkelingsproducten, stof fen die schadelijk kunnen worden voor henzelf. Worden deze stoffen in aan raking gebracht met den inhoud van het celweefsel van nienscli of dier, dan kunnen ze op bepaalde wijzen veran derd, gemetamorfoseerd worden. Beliring heeft nu in den loop van zijn onderzoekingen de gewichtige ont dekking gedaan, dat hot mogclijkps, de hier bedoelde stoffen (of het werkzame bestanddeel daarvan) af te zonderen, en ze in liet laboratorium zoo te behande len, dat hun schadelijke werking op de vernielende bacillen m.a.w. hun gunstige werking op het aangetaste dier aanzienlijk versterkt wordt. Hoe deze stof afgezonderd (T.C.) gewijzigd (T.X.) wordt, dienaangaande heeft Behring geen bijzonderheden medege deeld. Maar zeker is 't, dat Behring geen levende of doode bacillen in het lichaam wil brengen, gelijk men vroe ger beproefd heeft; hij acht dat in elk geval gevaarlijk: zijn preparaat is in het laboratorium bereid, op den hier boven aangeduiden grondslag. Met de cellen van het aangetaste dier in aan raking gebracht, wordt het preparaat door het levende organisme weder op zulk een wijze veranderd, dat 't in staat is, het organisme te immunisccrcn; on vatbaar te maken voor de meststof der tuberculose. Bhering volgt daarbij de methode van de natuur zelf op den voet. Het is bekend dat een zeer groot aantal menschen we mogen wel zeggen de overgroote meerderheid der menschen op het een of ander tijd stip van hun leven door de tuberkel bacillen worden aangevallen; de aan getaste plaats weet dan echter als het individu sterk genoeg is, zichzelf te verdedigen, stoffen af te scheiden die verspreiding der ziekte tegengaan, en de aanval geneest spontaan, zoodat meestal pas bij lijkopening of door een ander toeval het proces aan het licht komt. Het is merkwaardig dat Behring's 1'. C. in staat is, granulaties teweeg te brengen, die nooit tot verkazing of verettering overgaan, en die vermoede lijk van dezelfde soort zijn als de veel vroeger door Bayle gevonden granu latie, die in de longen voorkomt naast den ziekteverwekkenden vorm van tuberkels. Behring legde er nadruk op, dat er tot dusver nog slechts proeven genomen zijn, en acht het noodig dat zijn uit komsten door andere deskundigen wor den nagegaan. Eerst nadat gebleken is dat zijn methode ongevaarlijk en nuttig is voor den mensch, zal hij nadere bijzonderheden over zijn methode bekend maken. Wij laten hier nu nog een gedeelte uit Behring's mededeeling volgen. De nieuwe geneeswijze berust zoo legde de Duitsche geleerde uit in beginsel hierop, dat de cellen van het levend organisme doordrongen worden meteen bepaald bestanddeel van de ziektekiem (welk bestauddeel onschadelijk gemaakt moet worden). Bij de tuberculose noemt Behring dit ziekteverwekkende bestand deel der bacillen: T. C. (Tuberculose- Contagium). In de levende cel ondergaat dit C. een aanzienlijke wijziging, en in dezen introcellulairen gemetamorphoseer- deu toestand noem ik het werkzame agens X, omdat ik nog niet zeker ben of het ten slotte wel een weegbare stof zal blijken te zijn. Het T. C. vertegen woordigt in tuberkelbacillen naar mijn waarneming de vormgevende, absor- becrcnde en assimileerendc kracht. Ook in de ermede besmette cellen van het dierlijk organisme leidt het specifieke derivaat in zekere mate een zelfstandig bestaan, en men kan met recht spreken van symbiose van het T. X. met een analogon van de dierlijke cel. Het in tracellulaire T. X. is eenerzijds de oorzaak van bijzondere vatbaarheid voor de werking van tuberculine bij indivi duen, met tuberculose besmet; aan den anderen kant de oorzaak van de ge nezende reactie der cellen tegenover het tuberculose-virus." Behring brengt dan hulde aan Metsj- nikof, wiens onderzoekingen over phagocytose hem van zooveel nut ge weest zijn; zegt dat het lang duurde voordat hij deze opvatting verkreeg van den aard der immuniteit, langs kunstmatigen weg bij runderen, schapen, cavia's enz. teweeggebracht; vermeldt zijn bezwaar tegen het aanwenden van levende en zich voortplantende tuber kelbacillen bij den mensch, en gaat dan voort: „Ik ben pas ernstig gaan zoeken naai' een middel dat de tuberculose bij den mensch zou kunnen bestrijden, toen ik in het T. C. een stof gevonden had, die zich niet vermenigvuldigt, en die niettemin een veel grooter beschermend en genezend vermogen verkrijgen kan dan de levende bacil, als ze langzamer hand gemetamorfoseerd wordt in T. X. De bereiding van T. C. begint met dc losmaking van drieërlei zelfstandigheden uit de tuberkels (door oplossing) ten slotte blijft van don tuberkelbacil een „Rcstbacillus" over, die mechanisch tot een vormlooze massa gemaakt wordt. Deze wordt in het onderhuidsche weefsel van dieren, vatbaar voor tuberculose, door cellen opgenomen, die uit lym- phatische kiemcentra voortkomen. Onder zekere omstandigheden neemt men waar, dat de cellen, met T. C. gedrenkt, zoo genaamd ovophile of resiuophile cellen wordeu. Van bijzonder belang voor het inzicht in de therapeutische werkzaam heid van het T. C. is voor mij de waar neming geweest, dat dit T. C. hoe wel niet in staat, zich te vermenigvuldi gen, toch bij machte is, tuberkels voort te brengen. De T. C. tuberkels verkazen of verwecken echter nooit. Ze genezen vanzelf, en op zulk een wijze dat hiui weefsel zich geheel oplossen in het weefsel waaruit ze ontstaan zijn, zonder een overblijfsel achter te laten". Behring geeft dan te verstaan, dat de langdurige en moeilijke vervorming van de T. C. tot T. X. in het levend or ganisme aanzienlijk verlicht wordt door een bepaalde bereidingswijze in vitro, zoodat ten slotte een dergelijke onder scheiding in de inimuniseering tegen tuberculose ontstaat, als door Ehrlich aangeduid werd met de woorden actieve en passieve immuniseering. Het volgende geschrift van Behring over zijn onderzoek en methode dat dus eerst verschijnen zal nadat zijn onderzoekingen behoorlijk door anderen bevestigd zijn zal tot titel dragen: Meine physiogenetischen und physio- therapeutischeu Probleme in historisclier Bedeutung." Behring brengt in her innering dat men ook na Roux' mede werking bij de toepassing van het diphtherie-serum ecnige jaren heeft moeten wachten voordat dit algemeen werd toegepast, maar hij is zelf toch vol hoop en vindt overeenkomst tusschen den stand van de onderzoekingen op het tijdstip dat hij zijn mededeeling deed over het diphtherie-serum, en het tegen woordige oogenblik. Duneail in haar clement. Miss Isadora Duncan heeft zich d.d. en met goed gevolg aan de dansende vertolking van Glück's Ipliigenia in Aulis gewaagd. Verwondering mag het wekken dat Isadora, met haar voorliefde voor klas sieke gewaden en spartaansche natuur lijkheid, niet eerder op dien inval ge komen is. De voorstelling bcgou met een be groeting van Ipliigenia, als ze in Aulis komt. Dan volgden dansen van meisjes ter cere van Achilles, bruid, bal- en strijddansen, Iphigenia-zelf, haar besluit om zich voor het leger te offeren, en eindelijk rouw over de ten doode ge wijde. Al deze sensaties eu emoties werden alle dansende door de fantasie rijke Isadora vertolkt. De Duitsche bladen, die van deze proefneming op uitgebreider terrein molding maken, beoordeelen het geval gunstig en roe men ook nu weer de gratie van de danseres. De Frankf. Ztg. merkt op dat de dansen van Duncan de illusie wak ker riepen als waren de jongelieden en meisjes van de klassieke friesen levend geworden. Achenbach. Zooals aangekondigd, heeft men Achenbach zelf op zijn 90sten jaardag met rust gelaten, doch de dag is te Dusseldorf gemaakt tot een communa- len feestdag, waaraan zoowat de ganschc burgerij heeft meegedaan. Volgens een ontwerp van den architect Georg Hac ker was de Schadowstrasse veranderd in een triomfweg en toen 's avonds de buren van Achenbach den lichtstroom van een schitterende illuminatie ont boeiden was heel Dusseldorf erbij en wandelden duizenden als een stille hulde de woning van den grijsaard voorbij. Zoo groot was het publiek dat het verkeer met rijtuigen verboden moest worden. 's Middags had Achenbach in jeen rijtuig gezeten al het moois bekeken en 's avonds zat de negentigjarige voor ziju raam het difilé van zijn medebur gers aan te kijken. Natuurlijk regende het felicitaties, waaronder een eigenhan dige brief van den keizer, die hem tevens een fraai doek van Herman ten geschenke aanbood. In de „Malkasten", het vereenigings- gebouw van de Dusseldorfer kunste naars, kwamen 's avonds de plaatselijke autoriteiten met vrienden van Achenbach bijeen aan een feestmaal. De Malkasten, zegt een verslaggever, was dien avond het ventiel, waardoor het enthousiasme zich baanbrak. Deze beeldspraak zegt genoeg. Dam-novitdt. Een jeugdige volgelinge van Isadora Duncan uit Boedapest zal eerstdaags op een daar te houden weldadigheidsfeest optreden als „dans-improvisatrice," zoo als de langademige vertaling van de Duitsche uitdrukking luidt. Het kind is 10 jaar en ze wil het Pelgrimskoor uit de Tannhauser, en het Ave Maria van Schubert-rLauscn. Deze in het spoor van Duncan huppe lende onmondige zal natuurlijk spoedig andere navolgsters vinden, en den alge mecne danslust eindigt dan ten slotte in den klassieken St. Vitusdans, waar mee dan aangetoond zal zijn, dat er ook ten deze nog niets nieuws onder de zon is. UIT Dfc PERS. In dc bladen kwam dezer dagen het volgende bericht voor: Bestrijding handel in vrouwen. Itet Nationale Comité tot bestrijding van den handel in vrouwen heeft een adres tot de regccring gezonden, waarin het verzoekt ten behoeve van het door het comité opgerichte bureau van informatie jaarlijks een subsidie, groot f 2000, te mogen ontvangen, terwijl voorts wordt verzocht op den zedelijken steun der regeering te mogen rekenen. Het bestaan van deze vereeniging, wier statuten den 7 Sept. j.l. werden goedgekeurd, zal waarschijnlijk velen onbekend zijn. Opgericht in 1900, heeft het comité evenwel reeds een belangrijk aandeel genomen aan de voorbereidende werkzaamheden, welke, in vereeniging en samenwerking met dergelijke ver- cenigingen in het buitenland, ten doel hebben te komen tot eene internationale bestrijding van den schandelijken mensch- onteerenden handel in vrouwen en meisjes, welke allerwege en op groote schaal wordt gedreven. De overtuiging toch vestigde zich dra, dat doelmatige bestrijding van dien handel en bestraffing van hen, die zich daaraan schuldig maken, alleen mogelijk is als er eenheid wordt gebracht in de wetgeving op dit punt in de verschil lende lauden. Vrucht dier werkzaamheid, waaraan het Comité een zeer werkdadig aandeel nam, niet het minst door dc enquête op zijn initiatief gehouden door den heer J. Balkestein, inspecteur van politie te Haarlem, was de Internationale Confe rentie, op uitnoodiging der Fransche Regecring. den 15 Juli 1902 te Parijs saamgekomen ter beraming van maat regelen tot bestrijding van den handel in blanke slavinnen, waaraan namens dc Nederlandsche Regeering werd deelgenomen door de heereu jhr. mr. A. F. de Savorniu Lobman, ds. H. Pierson en jhr. mr. A. J. Rotbaan Macaré. Door deze Conferentie werd aange nomen een slotprotocol, behelzende een ontwerp-tractaat en een ontwerp-regeling, welke ter goedkeuring aan de respec tieve regeeringen werden aangeboden. Art. 1 nu dezer regeling luidt: „Ieder der contracteorenden regee ringen verbindt zich in haar gebied eene autoriteit in het leven te roepen of aan te wijzen, belast met het bij eenbrengen van alleinlichtingen omtrent ronzelarij van meisjes en vrouwenten dienste van de prostitutie in het buiten land; deze autoriteit zal de bevoegdheid hebben" enz. In de Toelichting wordt daarover nog nader gezegd: „Dit artikel heeft ten doel in ieder der contracteercudc Staten een cen- traal-bureau in het leven te roepen, waar alle gegevens omtrent den handel in meisjes en vrouwen bijeen gebracht worden, zoodat men daar steeds volledig is ingelicht omtrent al wat op dit gebied ter kennisse van de justitie en politie gekomen is en daaromtrent aan hot buitenland des gevraagd, alle dienstige inlichtingen kan geven. Verondersteld wordt, dat deze in ieder land te vestigen centraal bureaux ook onderling met elkander zullen correspondeeren, zoodat langs dien weg het oog der politie steeds en overal zal gevestigd blijven op hen, die onder de verdenking staan van zich aan den te fnuiken handel schul dig te maken. Tot lieden bleef de Nederlandsche Regeering in gebreke uitvoering te geven aan besluiten der conferentie, door de bedoelde autoriteit in het leven roepen of aan te wijzen. Doch wat zij naliet, geschiedde door het bg. comité. De thans Kon. goed gekeurde Vereeniging stichtte te Amster dam een Nationaal Bureau van Infor matie, dat zich o.a. tot taak stelt, inlichtingen te verzamelen, onderzoek in te stellen naar toestanden of bepaalde feiten, kennis te verbreiden omtrent alles wat ter bestrijding noodig is te weten en samen te werken met derge lijke bureaux in het buitenland. Een centraal punt van actie dus, van waar uit de strijd met kennis van zaken kan worden gevoerd; voor de Regeering een onmisbaren steun, zoodra zij mocht overgaan tot de benoeming van een ambtenaar, wiens taak het zal zijn namens haar uitvoering te geven aan de bepalingen van het Farijsche Potocol en daarbij zal kunnen beschikken over de door het Bureau verzamelde gegevens, zooals thans reeds in Engeland geschiedt, waar deze samenwerking zeer gunstige uitkomsten oplevert. De voet waarop dit Bureau is en wordt ingericht is zeer bescheiden. De jaarlijksche begrooting bedraagt slechts f 3500, waarvan door de Ycreenigiug f 1500 wordt bijgedragen. De resteerende f 2000 hoopte men als subsidie van het Pijk te ontvangen. Waarlijk een geringe som, als men rekening houdt met het doel en tevens met dc omstandigheid, dat het bestaan van dit Nationaal Bureau de oprichting van een dergelijke inrichting van de zijde der Regeering onnoodig maakt. Op dit laatste dient in 't bijzonder gelet. Immers, wil dc Regeering hare verplichting, voortspruitend ui; het Protocol, nakomen, dan kan zij niet volstaan met de benoeming van een ambtenaar, maar zal zij vroeger of later moeten overgaan tot de oprichting van een dergelijk Bureau. En nu behoeft er toch waai lijk geen nadruk op gelegd, dat eene inrichting als de reeds bestaande, uitgaande van het Comité, waarbij reeds tal van ver- eenigingen zijn aangesloten en in welks bestuur allerlei richtingen vertegenwoor digd zijn, verre de voorkeur verdient boven een Rijksbureau, dat slechts be schikken kan over de langs officoelen weg verkregen inlichlingen. Om naar weusch krachtig te kunnen optreden, is eene Rijkssubsidie van f 2000 beslist noodig. Dc Regeering evenwel heeft daarvoor geen post uit- gctiokken op de begrootiug voor 1906, Zal zij alsnog daartoe overgaan? Wij zouden het, in 't belang der zaak, zeer gewenscht achten. Zoo niet, dan hopen en vertrouwen wij dat er uit den boezem der Kamer een voorstel daartoe zal worden gedaan, dat, hiervan zijn wij overtuigd, warmen steun zal vinden bij alle partijen. In den strijd tegen den afschuwelijken vrouwenhandel, die iederen dag tal van slachtoffers maakt, tegen den handel iu Blanke Slavinnen mag Nederland niet achterblijven. En men vergete niet, elk jaar uitstel beteekent den ondergang van tal van vrouwen en meisjes. N. A. Ct. „Vrienden in den nood Honderd in een lood", zegt het spreekwoord, dat helaas maar al te vaak een waar woord blijkt te zijn. De voorbeelden van oprechte vrien dentrouw zijn inderdaad zeer zeldzaam, en het doet ons weldadig aan uit het land van drukte en humbug van spoorweg- koningen en varkensslachtcrs, van egoïsme in den brutaalsten vorm, een geval te kunnen melden van een vriendentrouw, zoo edel eu zelfopofferend, dat menig klassiek voorbeeld er bij in het niet zinkt. Te Baltimore is nl. een zekere Hughes zes weken geleden in een bak met kokend water gevallen, zoodat van een zijner boenen het vel geheel verschroeid was. Alle pogingen tot genezing faalden echter, en nu beproefde men een laatste red middel. Vijftien vrienden van don onge- f lukkige lieten zich, d. w. z. een gedeelte a hunner beenen, levend villen, om lappen vel te krijgen, waarmee het verschroeide been zou worden „gerepareerd". Auderhalf uur lang duurde de operatie en geen der mannen werd in staat van bedwelming gebracht. De operatie slaagde schitterend en de geneesheeren verklaren, dat het leven van Hughes thans gered is. De vijftien vrienden, aan wie hij zijn genezing a| dankt, zullen gedurende een dag of tien het bed moeten houden. De arme Hughes is nu gedoemd ziju j heele leven met een stuk in den kra pardon, met eenige stukken iu zijn been rond te loopen. Van stuk in den kraag gesproken, cergistercnnacht liep te Breda een man op straat, die een „sprekende" uitzonde- le ring was op den regel, dat iemand, die e alleen is, nooit ruzie krijgt. Hij liep e langs den Tramsingel, eii de Singelbe- 115 wonere konden'wel degelijk goed liooren, 111 dat hij ruzie had, ruzie met zichzelf en niet zoo weinig ook. Hij vloekte met rollende r's, schold verwoed en murmelde 'e dan weer zachtjes bedekte [verwijten. 0 Toen hij een buurman achterop liep, greep hij dien bij den schouder en stot- terde met een dronkemanslachje: „A-h Jan!" En toen in eens diep ernstig: „Jan, ik ga me verzuipen, 't Kan me 10 niet bommc wa je zegt, maar ik verzuip ft m'n eigen". 'e „Doe wat je niet laten kan", ant- woordde Jan flegmatiek. „Ginder heb c je een mooi plekje om er in te springen. Salut". 111 Jan stapte zijn woning binnen, en dc !U andere zwaaide verder. Maar nog voor ,a Jan zijn avondboterham geheel genoten had, hoorde hij buiten een brullend schreeuwen. Hij stormde de deur uit en zag zijn beschonken buurman bezig van l°' uit het water op deu wal te kruipen, terwijl hij brulde als een voorwereldlijk dier. Andere bewoners van den Tramsingel renden toe, ramen werden opengerukt, stemmen vroegen en antwoordden en rj onderwijl lag de zelfmoordenaar op den 1 met gras begroeiden wal en schreeuwde: la' „M'n petje ligt er nog in, m'n petje'. De luidruchtige dronkaard werd naar zijn woning geloodst eu de rust aan den Tramsingel was hersteld. En het petje? Och lezer, als gij er nieuwsgierig naar 111 zijt, koop dan een retourtje naar Breda, dreg den Singel af, en als ge het vindt breng het dan naar het politicbureau, daar zal men het wel aan zijn adres bezorgen. Pas echter op, dat men u geen ver- rc keerd kaartje in de handen stopt, want 1 zelfs aan de stations kan men zich ver gissen, althans aan de Duitsche, zooali het volgende verhaal ons leert.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2