Varia.
Handel in Blanke Slavinnen.
Allerlei.
liet gaat met de kerstening van Amers
foort niet zooals ik dat wel wenschtc.
Goossens is een brave man, juist
geknipt voor mijn beginselen. Hij
handeld in margarine en neemt het dus
met de natulir der boter niet zoo ernstig
op. En zooals hij op zakcnterrein
handelt, gaat het ook in de politiek.
Een groote scheiding tusschen natuur
en margarine oftewel tusschen eerlijke
en „christelijke" politiek bestaat bij hem
niet. En zoo'u man bewijst mij natuur
lijk onschatbare diensten. En clan heb
je nog meester Wijuia, ook een bovenste
beste. Vroeger was hij een door do
goddeloosheid heengevallcn pagauist.
Maar gelukkig hij is vau de dwalingen
zijns weegs bekeerd. En verder nog
maar waar zou ik eindigen. Neen aan
actieve werkkrachten ontbreekt het in
Amersfoort voor mijn partij niet. Maai
er is geen blad, geen anti-revolutionair
blad. De Oude Amersfoortsche van
Van Cleeff is uitstekend, ik zal er niets
van zeggen, maar voor de positieve
politiek voor mij toch van geen be-
teekenis. En dan de Ecmbode, nou ik
zal er maar over zwijgen, want ieder
merkt al wel, dat bij de Eoomschcn
de wind een beetje anders gaat waaien.
En dan de andere bladen niets en
nog eens niets voor mijn partij.
Men zal begrijpen dat ik verplicht
ben, door te gaan met het schrijven in
De Ecmlander, al was het alleen maar
om zoo nu en dan eens wat tegengif
toe te dienen bij al te liberale beschou
wingen.
En dat dit noodig is behoeft geen
betoog. Daar heb je nu dat gevalletje
met mijn vriend Leysen uit Beverwijk.
Men zal zich herinneren, dat hij een
onderwijzer aanwees, die het berucht
geworden socialistische rekensommetje
zou hebben opgegeven. Voor de recht
bank bleek die onderwijzer er geheel
onschuldig aan te zijn en werd Leysen
veroordeeld tot f 300 boete. Is dat niet
een schandaal. Want feitelijk heeft
Leysen zich toch maar niet juist uit
gedrukt. Op verschillende plaatsen
is hetzelfde spelletje gespeeld, ook naar
ik verneem in Amersfoort. Maar dan
zei men steedszou die of die onder
wijzer, (gewoonlijk een erge „rooie")
het niet hebben gedaan? Zie je eu dat
heeft Leysen ook willen doen, maar in
zijn ijver voor de goeie zaak heeft hij
zich vergalloppeerd.
Dat is nu alles en de liberalistische
pers blaast dat nu op, alsof het heel
wat is, ja of er een tweede Sybrandy
is ontdekt. Ik heb er in de Eemlander
gelukkig nog niets van gelezen, maar
de lezers weten nu hoe de zaak eigen
lijk in mekaar zit. En Leysen mag men
nu veroordeelen, in ieder geval heeft
het mooie sommetje uitstekende diensten
bewezen in de campagne tegen de
openbare school. Waar of niet waar
doet minder ter zake, op de winste
komt het bij slot van rekening maar op
aan.
BEAM I.
Beliring over (le Tuberculose.
Behring's mededceling op hetParijsche
congres kon in een kwartier voorgelezen
worden: ze was dus veel korter dan
men voorspeld had. Over enkele belang
rijke punten is de geleerde opzettelijk
heengeglcden een omstandigheid die
de uiteenzetting niet duidelijker maakt
en daai overigens het stuk gesteld
is in den gewrongen abstracten stijl van
veel andere geleerde verhandelingen
van Duitschors, is het bijna onmogelijk,
een kort en voor het publiek begrijpelijk
overzicht ervan te geven.
De tuberculose, die alslongteeiing de
grootste verwoestingen aanricht, wordt
teweeggebracht, gelijk men weet door
tuberkelbacillen. Deze microscopische
organismen hebben een zeer iugewik-
kelden bouw; zij herbergen, in zichzelf
en in hun stofwikkelingsproducten, stof
fen die schadelijk kunnen worden voor
henzelf. Worden deze stoffen in aan
raking gebracht met den inhoud van
het celweefsel van nienscli of dier, dan
kunnen ze op bepaalde wijzen veran
derd, gemetamorfoseerd worden.
Beliring heeft nu in den loop van
zijn onderzoekingen de gewichtige ont
dekking gedaan, dat hot mogclijkps, de
hier bedoelde stoffen (of het werkzame
bestanddeel daarvan) af te zonderen, en
ze in liet laboratorium zoo te behande
len, dat hun schadelijke werking op de
vernielende bacillen m.a.w. hun
gunstige werking op het aangetaste
dier aanzienlijk versterkt wordt. Hoe
deze stof afgezonderd (T.C.) gewijzigd
(T.X.) wordt, dienaangaande heeft
Behring geen bijzonderheden medege
deeld. Maar zeker is 't, dat Behring
geen levende of doode bacillen in het
lichaam wil brengen, gelijk men vroe
ger beproefd heeft; hij acht dat in elk
geval gevaarlijk: zijn preparaat is in
het laboratorium bereid, op den hier
boven aangeduiden grondslag. Met de
cellen van het aangetaste dier in aan
raking gebracht, wordt het preparaat
door het levende organisme weder op
zulk een wijze veranderd, dat 't in staat
is, het organisme te immunisccrcn; on
vatbaar te maken voor de meststof der
tuberculose. Bhering volgt daarbij de
methode van de natuur zelf op den
voet. Het is bekend dat een zeer groot
aantal menschen we mogen wel
zeggen de overgroote meerderheid der
menschen op het een of ander tijd
stip van hun leven door de tuberkel
bacillen worden aangevallen; de aan
getaste plaats weet dan echter als het
individu sterk genoeg is, zichzelf te
verdedigen, stoffen af te scheiden die
verspreiding der ziekte tegengaan, en
de aanval geneest spontaan, zoodat
meestal pas bij lijkopening of door een
ander toeval het proces aan het licht
komt. Het is merkwaardig dat Behring's
1'. C. in staat is, granulaties teweeg te
brengen, die nooit tot verkazing of
verettering overgaan, en die vermoede
lijk van dezelfde soort zijn als de veel
vroeger door Bayle gevonden granu
latie, die in de longen voorkomt naast
den ziekteverwekkenden vorm van
tuberkels.
Behring legde er nadruk op, dat er
tot dusver nog slechts proeven genomen
zijn, en acht het noodig dat zijn uit
komsten door andere deskundigen wor
den nagegaan. Eerst nadat gebleken is
dat zijn methode ongevaarlijk en nuttig
is voor den mensch, zal hij nadere
bijzonderheden over zijn methode bekend
maken.
Wij laten hier nu nog een gedeelte
uit Behring's mededeeling volgen. De
nieuwe geneeswijze berust zoo legde
de Duitsche geleerde uit in beginsel
hierop, dat de cellen van het levend
organisme doordrongen worden meteen
bepaald bestanddeel van de ziektekiem
(welk bestauddeel onschadelijk gemaakt
moet worden). Bij de tuberculose noemt
Behring dit ziekteverwekkende bestand
deel der bacillen: T. C. (Tuberculose-
Contagium). In de levende cel ondergaat
dit C. een aanzienlijke wijziging, en in
dezen introcellulairen gemetamorphoseer-
deu toestand noem ik het werkzame
agens X, omdat ik nog niet zeker ben
of het ten slotte wel een weegbare stof
zal blijken te zijn. Het T. C. vertegen
woordigt in tuberkelbacillen naar mijn
waarneming de vormgevende, absor-
becrcnde en assimileerendc kracht. Ook
in de ermede besmette cellen van het
dierlijk organisme leidt het specifieke
derivaat in zekere mate een zelfstandig
bestaan, en men kan met recht spreken
van symbiose van het T. X. met een
analogon van de dierlijke cel. Het in
tracellulaire T. X. is eenerzijds de
oorzaak van bijzondere vatbaarheid voor
de werking van tuberculine bij indivi
duen, met tuberculose besmet; aan den
anderen kant de oorzaak van de ge
nezende reactie der cellen tegenover
het tuberculose-virus."
Behring brengt dan hulde aan Metsj-
nikof, wiens onderzoekingen over
phagocytose hem van zooveel nut ge
weest zijn; zegt dat het lang duurde
voordat hij deze opvatting verkreeg
van den aard der immuniteit, langs
kunstmatigen weg bij runderen, schapen,
cavia's enz. teweeggebracht; vermeldt
zijn bezwaar tegen het aanwenden van
levende en zich voortplantende tuber
kelbacillen bij den mensch, en gaat
dan voort:
„Ik ben pas ernstig gaan zoeken naai'
een middel dat de tuberculose bij den
mensch zou kunnen bestrijden, toen ik
in het T. C. een stof gevonden had,
die zich niet vermenigvuldigt, en die
niettemin een veel grooter beschermend
en genezend vermogen verkrijgen kan
dan de levende bacil, als ze langzamer
hand gemetamorfoseerd wordt in T. X.
De bereiding van T. C. begint met dc
losmaking van drieërlei zelfstandigheden
uit de tuberkels (door oplossing)
ten slotte blijft van don tuberkelbacil
een „Rcstbacillus" over, die mechanisch
tot een vormlooze massa gemaakt wordt.
Deze wordt in het onderhuidsche weefsel
van dieren, vatbaar voor tuberculose,
door cellen opgenomen, die uit lym-
phatische kiemcentra voortkomen. Onder
zekere omstandigheden neemt men waar,
dat de cellen, met T. C. gedrenkt, zoo
genaamd ovophile of resiuophile cellen
wordeu. Van bijzonder belang voor het
inzicht in de therapeutische werkzaam
heid van het T. C. is voor mij de waar
neming geweest, dat dit T. C. hoe
wel niet in staat, zich te vermenigvuldi
gen, toch bij machte is, tuberkels voort
te brengen. De T. C. tuberkels verkazen
of verwecken echter nooit. Ze genezen
vanzelf, en op zulk een wijze dat hiui
weefsel zich geheel oplossen in het
weefsel waaruit ze ontstaan zijn, zonder
een overblijfsel achter te laten".
Behring geeft dan te verstaan, dat de
langdurige en moeilijke vervorming van
de T. C. tot T. X. in het levend or
ganisme aanzienlijk verlicht wordt door
een bepaalde bereidingswijze in vitro,
zoodat ten slotte een dergelijke onder
scheiding in de inimuniseering tegen
tuberculose ontstaat, als door Ehrlich
aangeduid werd met de woorden actieve
en passieve immuniseering.
Het volgende geschrift van Behring
over zijn onderzoek en methode dat
dus eerst verschijnen zal nadat zijn
onderzoekingen behoorlijk door anderen
bevestigd zijn zal tot titel dragen:
Meine physiogenetischen und physio-
therapeutischeu Probleme in historisclier
Bedeutung." Behring brengt in her
innering dat men ook na Roux' mede
werking bij de toepassing van het
diphtherie-serum ecnige jaren heeft moeten
wachten voordat dit algemeen werd
toegepast, maar hij is zelf toch vol hoop
en vindt overeenkomst tusschen den
stand van de onderzoekingen op het
tijdstip dat hij zijn mededeeling deed
over het diphtherie-serum, en het tegen
woordige oogenblik.
Duneail in haar clement.
Miss Isadora Duncan heeft zich d.d.
en met goed gevolg aan de dansende
vertolking van Glück's Ipliigenia in
Aulis gewaagd.
Verwondering mag het wekken dat
Isadora, met haar voorliefde voor klas
sieke gewaden en spartaansche natuur
lijkheid, niet eerder op dien inval ge
komen is.
De voorstelling bcgou met een be
groeting van Ipliigenia, als ze in Aulis
komt. Dan volgden dansen van meisjes
ter cere van Achilles, bruid, bal- en
strijddansen, Iphigenia-zelf, haar besluit
om zich voor het leger te offeren, en
eindelijk rouw over de ten doode ge
wijde. Al deze sensaties eu emoties
werden alle dansende door de fantasie
rijke Isadora vertolkt. De Duitsche
bladen, die van deze proefneming op
uitgebreider terrein molding maken,
beoordeelen het geval gunstig en roe
men ook nu weer de gratie van de
danseres. De Frankf. Ztg. merkt op dat
de dansen van Duncan de illusie wak
ker riepen als waren de jongelieden en
meisjes van de klassieke friesen levend
geworden.
Achenbach.
Zooals aangekondigd, heeft men
Achenbach zelf op zijn 90sten jaardag
met rust gelaten, doch de dag is te
Dusseldorf gemaakt tot een communa-
len feestdag, waaraan zoowat de ganschc
burgerij heeft meegedaan. Volgens een
ontwerp van den architect Georg Hac
ker was de Schadowstrasse veranderd
in een triomfweg en toen 's avonds de
buren van Achenbach den lichtstroom
van een schitterende illuminatie ont
boeiden was heel Dusseldorf erbij en
wandelden duizenden als een stille
hulde de woning van den grijsaard
voorbij. Zoo groot was het publiek dat
het verkeer met rijtuigen verboden
moest worden.
's Middags had Achenbach in jeen
rijtuig gezeten al het moois bekeken
en 's avonds zat de negentigjarige voor
ziju raam het difilé van zijn medebur
gers aan te kijken. Natuurlijk regende
het felicitaties, waaronder een eigenhan
dige brief van den keizer, die hem
tevens een fraai doek van Herman ten
geschenke aanbood.
In de „Malkasten", het vereenigings-
gebouw van de Dusseldorfer kunste
naars, kwamen 's avonds de plaatselijke
autoriteiten met vrienden van Achenbach
bijeen aan een feestmaal.
De Malkasten, zegt een verslaggever,
was dien avond het ventiel, waardoor
het enthousiasme zich baanbrak. Deze
beeldspraak zegt genoeg.
Dam-novitdt.
Een jeugdige volgelinge van Isadora
Duncan uit Boedapest zal eerstdaags op
een daar te houden weldadigheidsfeest
optreden als „dans-improvisatrice," zoo
als de langademige vertaling van de
Duitsche uitdrukking luidt. Het kind
is 10 jaar en ze wil het Pelgrimskoor
uit de Tannhauser, en het Ave Maria
van Schubert-rLauscn.
Deze in het spoor van Duncan huppe
lende onmondige zal natuurlijk spoedig
andere navolgsters vinden, en den alge
mecne danslust eindigt dan ten slotte
in den klassieken St. Vitusdans, waar
mee dan aangetoond zal zijn, dat er
ook ten deze nog niets nieuws onder
de zon is.
UIT Dfc PERS.
In dc bladen kwam dezer dagen het
volgende bericht voor:
Bestrijding handel in vrouwen.
Itet Nationale Comité tot bestrijding
van den handel in vrouwen heeft een
adres tot de regccring gezonden,
waarin het verzoekt ten behoeve van
het door het comité opgerichte bureau
van informatie jaarlijks een subsidie,
groot f 2000, te mogen ontvangen,
terwijl voorts wordt verzocht op den
zedelijken steun der regeering te
mogen rekenen.
Het bestaan van deze vereeniging,
wier statuten den 7 Sept. j.l. werden
goedgekeurd, zal waarschijnlijk velen
onbekend zijn. Opgericht in 1900, heeft
het comité evenwel reeds een belangrijk
aandeel genomen aan de voorbereidende
werkzaamheden, welke, in vereeniging
en samenwerking met dergelijke ver-
cenigingen in het buitenland, ten doel
hebben te komen tot eene internationale
bestrijding van den schandelijken mensch-
onteerenden handel in vrouwen en
meisjes, welke allerwege en op groote
schaal wordt gedreven.
De overtuiging toch vestigde zich
dra, dat doelmatige bestrijding van dien
handel en bestraffing van hen, die zich
daaraan schuldig maken, alleen mogelijk
is als er eenheid wordt gebracht in de
wetgeving op dit punt in de verschil
lende lauden.
Vrucht dier werkzaamheid, waaraan
het Comité een zeer werkdadig aandeel
nam, niet het minst door dc enquête op
zijn initiatief gehouden door den heer J.
Balkestein, inspecteur van politie te
Haarlem, was de Internationale Confe
rentie, op uitnoodiging der Fransche
Regecring. den 15 Juli 1902 te Parijs
saamgekomen ter beraming van maat
regelen tot bestrijding van den handel
in blanke slavinnen, waaraan namens
dc Nederlandsche Regeering werd
deelgenomen door de heereu jhr. mr.
A. F. de Savorniu Lobman, ds. H.
Pierson en jhr. mr. A. J. Rotbaan
Macaré.
Door deze Conferentie werd aange
nomen een slotprotocol, behelzende een
ontwerp-tractaat en een ontwerp-regeling,
welke ter goedkeuring aan de respec
tieve regeeringen werden aangeboden.
Art. 1 nu dezer regeling luidt:
„Ieder der contracteorenden regee
ringen verbindt zich in haar gebied
eene autoriteit in het leven te roepen
of aan te wijzen, belast met het bij
eenbrengen van alleinlichtingen omtrent
ronzelarij van meisjes en vrouwenten
dienste van de prostitutie in het buiten
land; deze autoriteit zal de bevoegdheid
hebben" enz.
In de Toelichting wordt daarover
nog nader gezegd:
„Dit artikel heeft ten doel in ieder
der contracteercudc Staten een cen-
traal-bureau in het leven te roepen,
waar alle gegevens omtrent den
handel in meisjes en vrouwen bijeen
gebracht worden, zoodat men daar
steeds volledig is ingelicht omtrent al
wat op dit gebied ter kennisse van
de justitie en politie gekomen is en
daaromtrent aan hot buitenland des
gevraagd, alle dienstige inlichtingen
kan geven.
Verondersteld wordt, dat deze in
ieder land te vestigen centraal bureaux
ook onderling met elkander zullen
correspondeeren, zoodat langs dien
weg het oog der politie steeds en
overal zal gevestigd blijven op hen,
die onder de verdenking staan van
zich aan den te fnuiken handel schul
dig te maken.
Tot lieden bleef de Nederlandsche
Regeering in gebreke uitvoering te
geven aan besluiten der conferentie,
door de bedoelde autoriteit in het leven
roepen of aan te wijzen.
Doch wat zij naliet, geschiedde door
het bg. comité. De thans Kon. goed
gekeurde Vereeniging stichtte te Amster
dam een Nationaal Bureau van Infor
matie, dat zich o.a. tot taak stelt,
inlichtingen te verzamelen, onderzoek
in te stellen naar toestanden of bepaalde
feiten, kennis te verbreiden omtrent
alles wat ter bestrijding noodig is te
weten en samen te werken met derge
lijke bureaux in het buitenland. Een
centraal punt van actie dus, van waar
uit de strijd met kennis van zaken kan
worden gevoerd; voor de Regeering
een onmisbaren steun, zoodra zij mocht
overgaan tot de benoeming van een
ambtenaar, wiens taak het zal zijn
namens haar uitvoering te geven aan
de bepalingen van het Farijsche Potocol
en daarbij zal kunnen beschikken over
de door het Bureau verzamelde gegevens,
zooals thans reeds in Engeland geschiedt,
waar deze samenwerking zeer gunstige
uitkomsten oplevert.
De voet waarop dit Bureau is en
wordt ingericht is zeer bescheiden. De
jaarlijksche begrooting bedraagt slechts
f 3500, waarvan door de Ycreenigiug
f 1500 wordt bijgedragen.
De resteerende f 2000 hoopte men
als subsidie van het Pijk te ontvangen.
Waarlijk een geringe som, als men
rekening houdt met het doel en tevens
met dc omstandigheid, dat het bestaan
van dit Nationaal Bureau de oprichting
van een dergelijke inrichting van de
zijde der Regeering onnoodig maakt.
Op dit laatste dient in 't bijzonder
gelet. Immers, wil dc Regeering hare
verplichting, voortspruitend ui; het
Protocol, nakomen, dan kan zij niet
volstaan met de benoeming van een
ambtenaar, maar zal zij vroeger of
later moeten overgaan tot de oprichting
van een dergelijk Bureau.
En nu behoeft er toch waai lijk geen
nadruk op gelegd, dat eene inrichting
als de reeds bestaande, uitgaande van
het Comité, waarbij reeds tal van ver-
eenigingen zijn aangesloten en in welks
bestuur allerlei richtingen vertegenwoor
digd zijn, verre de voorkeur verdient
boven een Rijksbureau, dat slechts be
schikken kan over de langs officoelen
weg verkregen inlichlingen.
Om naar weusch krachtig te kunnen
optreden, is eene Rijkssubsidie van
f 2000 beslist noodig. Dc Regeering
evenwel heeft daarvoor geen post uit-
gctiokken op de begrootiug voor 1906,
Zal zij alsnog daartoe overgaan? Wij
zouden het, in 't belang der zaak, zeer
gewenscht achten. Zoo niet, dan hopen
en vertrouwen wij dat er uit den boezem
der Kamer een voorstel daartoe zal
worden gedaan, dat, hiervan zijn wij
overtuigd, warmen steun zal vinden bij
alle partijen.
In den strijd tegen den afschuwelijken
vrouwenhandel, die iederen dag tal van
slachtoffers maakt, tegen den handel iu
Blanke Slavinnen mag Nederland niet
achterblijven. En men vergete niet, elk
jaar uitstel beteekent den ondergang
van tal van vrouwen en meisjes.
N. A. Ct.
„Vrienden in den nood
Honderd in een lood",
zegt het spreekwoord, dat helaas maar
al te vaak een waar woord blijkt te
zijn. De voorbeelden van oprechte vrien
dentrouw zijn inderdaad zeer zeldzaam,
en het doet ons weldadig aan uit het land
van drukte en humbug van spoorweg-
koningen en varkensslachtcrs, van egoïsme
in den brutaalsten vorm, een geval te
kunnen melden van een vriendentrouw,
zoo edel eu zelfopofferend, dat menig
klassiek voorbeeld er bij in het niet
zinkt.
Te Baltimore is nl. een zekere Hughes
zes weken geleden in een bak met kokend
water gevallen, zoodat van een zijner
boenen het vel geheel verschroeid was.
Alle pogingen tot genezing faalden echter,
en nu beproefde men een laatste red
middel. Vijftien vrienden van don onge- f
lukkige lieten zich, d. w. z. een gedeelte a
hunner beenen, levend villen, om lappen
vel te krijgen, waarmee het verschroeide
been zou worden „gerepareerd".
Auderhalf uur lang duurde de operatie
en geen der mannen werd in staat van
bedwelming gebracht.
De operatie slaagde schitterend en de
geneesheeren verklaren, dat het leven
van Hughes thans gered is. De vijftien
vrienden, aan wie hij zijn genezing a|
dankt, zullen gedurende een dag of tien
het bed moeten houden.
De arme Hughes is nu gedoemd ziju j
heele leven met een stuk in den kra
pardon, met eenige stukken iu zijn been
rond te loopen.
Van stuk in den kraag gesproken,
cergistercnnacht liep te Breda een man
op straat, die een „sprekende" uitzonde- le
ring was op den regel, dat iemand, die e
alleen is, nooit ruzie krijgt. Hij liep e
langs den Tramsingel, eii de Singelbe- 115
wonere konden'wel degelijk goed liooren, 111
dat hij ruzie had, ruzie met zichzelf
en niet zoo weinig ook. Hij vloekte met
rollende r's, schold verwoed en murmelde 'e
dan weer zachtjes bedekte [verwijten. 0
Toen hij een buurman achterop liep,
greep hij dien bij den schouder en stot-
terde met een dronkemanslachje: „A-h
Jan!" En toen in eens diep ernstig:
„Jan, ik ga me verzuipen, 't Kan me 10
niet bommc wa je zegt, maar ik verzuip ft
m'n eigen". 'e
„Doe wat je niet laten kan", ant-
woordde Jan flegmatiek. „Ginder heb c
je een mooi plekje om er in te springen.
Salut". 111
Jan stapte zijn woning binnen, en dc !U
andere zwaaide verder. Maar nog voor ,a
Jan zijn avondboterham geheel genoten
had, hoorde hij buiten een brullend
schreeuwen. Hij stormde de deur uit en
zag zijn beschonken buurman bezig van l°'
uit het water op deu wal te kruipen,
terwijl hij brulde als een voorwereldlijk
dier.
Andere bewoners van den Tramsingel
renden toe, ramen werden opengerukt,
stemmen vroegen en antwoordden en rj
onderwijl lag de zelfmoordenaar op den 1
met gras begroeiden wal en schreeuwde: la'
„M'n petje ligt er nog in, m'n petje'.
De luidruchtige dronkaard werd naar
zijn woning geloodst eu de rust aan den
Tramsingel was hersteld.
En het petje?
Och lezer, als gij er nieuwsgierig naar 111
zijt, koop dan een retourtje naar Breda,
dreg den Singel af, en als ge het vindt
breng het dan naar het politicbureau,
daar zal men het wel aan zijn adres
bezorgen.
Pas echter op, dat men u geen ver- rc
keerd kaartje in de handen stopt, want 1
zelfs aan de stations kan men zich ver
gissen, althans aan de Duitsche, zooali
het volgende verhaal ons leert.