No. 84. Zaterdag 21 October 1905. 2e Jaargang (Bijvoegsel). Wees U %elf! Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Allerlei. Stadsnieuws. DE EEMLANDER. Vcrsicli^jutLiberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Woensdags en Zaterdags. Bureau jHendrik van Viandenstraat 28 Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 France per post- 0.90 Prijs der advertentiëu Van 1 tot 5 regels0.40 rooi iederen regel meer0.08 (By abonnement aanmerkelijke korting.) We leven snel tegenwoordig. Als iets niet gauw gaat, gaat het niet goed. Zelfs de ouwerwetschc kalme, bezadigde Duitsche „blaaspoepens", met hun dik bespijkerde wandelschoenen, schijnen aan de haastigheids-koorts te lijden. Zoo reizen thans twee Duitsche straatmuzikanten een pistonnist en een bassist geheel Friesland af per fiets. Tijdens de uitvoering worden de fietsen tegen een huis of boom gezet; na afloop stijgt éen op en neemt beide fietsen mede, terwijl de ander langs de huizen centen ophaalt. Nummer éen heeft dan reeds weer een ander plaatsje voor een tweede uitvoering uitgezocht en de fietsen alweer neergezet. Wel een aardig idee overigens, en even oorspronkelijk als dat van mejuf frouw Susuki, een Japansche jonge dame, die, om den Europeescheu win- kelhandel te leeren kennen sedert Maandag jl. in dienst is als winkeljuf frouw bij de firma de Gruijter eu zoon iu den Bosch. Zij biedt daar thee en koffie te koop aan, en trekt druk be zoek. Maar niet alleen in, ook vóór ge noemden winkel trekt do figuur van mej. Susuki, die dat trouwens volkomen waard is, de aandacht, 't Staat er altijd vol menschen, grooten zoowel als kin deren, en netgckleede dames en heeren zoowel als buitenlui, die de „Japansche prinses" maar niet genoeg kunnen be kijken, Natuurlijk, dat ouder de bedrijven door, en zoolang de postlicbbcnde agenten van politie want die zijn er noodig vanwege de belangstelling niet al te streng tot „doorloopen" aan manen, de vraag wel wordt gedaan hoe zoo'n „Japansche prinses" er toch toe zou komen om winkeljuffrouw te worden. En dan luidt het evenzeer oprecht gemeende als voor den vrager blijkbaar bevredigendeantwoord, dat alle Japansche prinsessen méér dan duizend naar Europa zijn getrokken, om daar als winkeljuffrouwen thee en en koffie te verkoopen, en dat het op die manier verdiende geld het Japauschc rijk, dat in geldnood is door den oorlog met Rusland, er weer boven op te kelpeu. Hoeveel Russische grootvorstinnen zullen dan onder de hand niet in be trekking gaan, om het Russenrijk er boven op te helpen. Berenleidster zou al een heel goed baantje voor haar zijn, al is het dierentemmen niet altijd zon der gevaar. Dit ondervond dezer dagen nog een Belgische amateur-dierentemmer van wiens lotgevallen het Hbl. v. Antw. ons 't volgende verhaalt: Een olifant, die dagelijks in een Brusselscheu schouwburg optreedt, is op logement in eeue herberg aan den Gentschen steenweg, te St. Jans-Molen- beek. Het beest is zeer tam en het is wonderlijk hoe de kolossus gehoorzaamt. Een Brusselaar was daar zoo jaloersch over dat hij zich voorstelde den olifant ook wel te kuunen doen „werken". Vrijdag dan, trok hij ongezien den stal binnen en met eenige slagen van een rietje op de knieën van Betsy toe gebracht, noodigde hij het dier uit te knielen Gnroec! deed eertt deze. Maar daar de pseudo-temmer aandrong, nam Betsy hem met haar smut op alsof het beest een amandclnootje zou hebben opgenomen en stootte hem eenige malen tegen de plafondkepers van den stal. Dan bet hij 't kereltje zachtjes op het stroo gevallen, snapte hem weer vast bij den rug eu dweilde hem met het gezicht over en weer langs den stalvloer. Ten slotte deed hij zijn onge- noodigden meester een halven tuimelaar maken, zoodat hij te midden van de binnenplaats bleef liggen. Bleek vau schriken rood van bloed, maakte de verschijning van den ongelukkigen temmer nog al veel sensa tie in de herberg. Ik was zoo verschrikt, vertelde hij. dat ik niet eens kon roepen. Al lladt gij kunnen roepen, ant woordde de herbergier, ik zou toch niet hebben komen zien, uit vrees voor een zelfde lot. Dat men echter niet alleen voor groote dieren bang hoeft te zijn, maar dat zelfs uilen het den mensch lastig kunnen maken, bleek gisteren in Geldermalsem. Een horlogemaker had aan een der torenuurwerken een reparatie te ver richten en raakte uu in gevecht met de kerkuilen. Hij had 't zwaar te verantwoorden, vooral, toen hij een der aanvallers on schadelijk en daardoor de woede der overige veel grooter gemaakt had. Daar de aanvallen telkens gericht waren op het aangezicht van den „Klokkensmid" scheelde het bitter weinig ofhijhadeen of beide oogen verloren. Als hij nu maar niet gaat lijden aan „Uilenvrees" een ziekte, zeker even ongewoon als de Zwitschersche "feest- ziekte". In Zwitserland lieerscht n.l. tegenwoordig ecu feestziekte, waarvan de bladen uu weer het volgeude syinp- toon meedeelen Zondag j.l. is er in een dorpje in Aargau feest gevierd ter eere van een kip, die haar duizendste ei gelegd had. Uit vcr- schoide huizen woei de vlag, er werd een optocht met muziek gehouden, cu er is druk getoast op de wakkere kip. Pourvu qu'ou s'amuse! liet leven na «leu «lood J.l. Donderdagavond hield de heer Johan van Manen een lezing over boven staand onderwerp in de sociëteit Amicitia. Het opgekomen publiek was zoo talrijk, dat de foyer te klein was en men naar de groote zaal moest verhuizen. Na een kort inleidend woord van den voorzitter, volgde de rede van den spreker ongeveer als volgt: De theosophie leert niet alleen dat do mensch na ziju stoffelijk afsterven zal blijven voortbestaan, maar ook dat hij voor zijn geboorte reeds bestaan heeft. Zij verstaat onder het leven niet alleen, het leven in dit stoffelijk bchaam, maar onderscheidt levenskringen waar toe ook het leven in hoogere fijuere werelden gerekend wordt, dat veel langer duurt dan het leven in 't stoffe lijk bchaam. Na het beëindigen van zoo'u levenskring keert de mensch weer in een stoffelijk lichaam terug of rëincarneert Zoo kan men de Egyptische- Griekschc en Romcinsche beschavings, tijdperken, als elkander opvolgende reïncarnaties beschouwenen, zoo zal dit steeds voort blijven gaan. Elke volgende reincarnatie zal eebter een hooger stand punt innemen en zoo zal voortdurende ontwikkeling vervolmaking het geval kunnen ziju. In theosophischen zin verstaat men dus onder het menschelijk leven, het tijdperk tusschen de ecne en de volgeude geboorte. De mensch is een drievoudig wezen, men kan onderscheiden le. een lichaam van stoffelijke stof, bet lichaam in de gewonen zin des woord, 2e. een bchaam van fijnere stof, zoo fijn, dat we het niet kunnen zien; dit lichaam van astrale stof, wordt zielelichaam genoemd. Dit zielelichaam doordringt het stoffelijk bchaam evenals het water een spons 3° een bchaam van weer fijner stof, de gecBt of het geestelijk bchaam.Deze drie onderscheiden lichamen hebben hun eigen vorm van bewustzijn. Van het stoffelijk lichaam is dit, vitaliteit, het vegetatieve leven (met plauten en dieren gemeen). Van het zielelichaam is dit het gevoel het gemoed met zijn uitingen van vreugde droefheid enz. (gemeen met het dier) Van het geestelijk lichaam is de bewust zijnsvorm de rede, het denkvermogon (in onderscheiding van do dieren). Er zijn nog hoogere vormen van bewustzijn maar deze liggen buiten menschelijke nasporingen. Deze drie bewustzijnsvormen zijn geheel met elkaar vergroeid. W kunnen niet iets gevoelen, zonder t een gedachte aan vast te knoopen. evenzeer zal een gedachte invloed heb ben op ons gevoelsleven. Evenzeer als wij ons lichaam kunnen bedwingen, het kunnen doen rusten evenzeer zal het in latere ontwikkclings phasen mogelijk zijn, dit te doen met ons ziele- en ons geestelijk bchaam, zoodat wij iets zullen kunnen gevoelen zonder er bij te denken en omgekeerd Daarin is echter een verbazende mate van oefening noodig b.v. om zijn denk vermogen op een bepaald punt te kun nen concentreeren. Wat gebeurt in den slaap. Dan ont trekken de twee fijnere lichamen zich aan 't grof stoffelijke dat op de leger stede achterblijft. Het verband tusschen deze is dan ontschakeld, om bij het ontwaken weer hersteld te worden. Bij den dood echter heeft deze ontschake ling plaats zonder herstel en blijft het stoffelijk omhulsel voor goed achter De mensch echter blijft voortbestaan in een astrale sfeer die aan geheel andere wetten onderworpen is. De mensch is eohter dan nog geheel aan de stof felijke wereld gebonden. Hij weet van de wetten der astrale sfeer niets en zijn neigingen en behoeften zijn nog geheel die der vorige sfeer. Dit zal hem beletten in de nieuwe sfeer naar hooger te streven. Zulk een mensch zal iu de nabijheid der stoffelijke sfeer blijven en doet zich dikwijls aan dc stoffelijke wereld kennen (spiritisme). Hij kan ons echter niets mee deelen, omtrent die hoogere sfeer omdat hij zel\e de wetten daarvan niet kent, nog maar steeds aan de stoflelijke sfeer ge bonden is. Hij zal zich daarvan moeten f- wenden, om een sfeer te bereiken waar zuivere wetten van astraal leven heer- schen. Deze wetten zullen zuiver het gevoelsleven betreffen. Van al wat met hebben, bezitten (eigenschap van stoffelijk leven) in ver band staat zal daar geen sprake zijn. Dc begeerten, de behoeften, dc harts tochten, die daaruit voortvloeien, zullen daar zij niet meer gevoed worden in de astrale sfeer uitslijten. De kiemen echter van die dingen blijven bestaan. In dit leven moeten wij dus ons gevoel verfijnen, opdat wij ons voorbereiden voor 't leven in de volgende sfeer en spoediger hare wetten leeren kenneu en zoo ver naar volmaking streven. Het leven na den dood, nog gebonden door aard6che begeerten, waarvan men zich los moet maken en die ons beletten om hooger te stijgen, zou men een reini gingsperiode een purgatorium kunnen noemen. Een dergelijk purgatorium komt ook in den Kath. godsdienst voor onder den naam van vagevuur. In deze sfeer, die wij de zielesfeer kunnen noemen, moet de mensch weer sterven, door het verües van zijn ziele lichaam en zal de 3e sfeer, die van geestelijk leven aanvangen. In die nog weer fijnere, hoogere wereld, zullen de bewustzijnsvormen der vorige sferen, vitaliteit en gevoel weggevallen zijn. De mensch zal in deze wereld al zijn begeerten verloren hebben, alleen schoonc en edele dingen denken en deze tot stand te brengen. Dat zal zijn dc verwezenlijking van het idiaal, hemelsche toestand. In elk der dr sferen zal de mensch zich kunnen ver volmaken. Wanneer de mensch iu de stoffelijke sfeer eeuwig bleef leven, zou hij voort durend zijn neigingen, hartstochten, zwakheden kunnen bevredigen; hij zou daarin vastroesten. Dat dit nu reeds gedurende ons korte aardsche leven het geval is, behoeft geen betoog. Een mensch, die verslaafd is aan den drank, zal, omdat hij dezen hartstocht bevredigen kan, voortdureud dieper zin ken. Iemand, wiens karakter in een be paalde richting ontwikkeld is, zul daar voortdurend meer en meer vastroesten. Iloe ouder een mensch is, hoe meer zijn geestesrichting een vasteren vori aanneemt en zijn geest elasticiteit ver liest om andere vormen of denkbeelden op te nemen. Door het afleggen van zij stoffelijk lichaam door den dood, zal hij de gelegenheid verliezen, om do harts tochten, begeerten, denkwijzen, ideeën gebaseerd op de stoffelijke dingen bevredigen. Evenals bij ons een neiging, die wij in langen tijd niet kunnen be vredigen, zal uitslijteu; zullen in't leven na den dood de met meer te bevredigd behoeften, begeerten en alles wat met het stoffelijke verband houdt, uitslijten Wel blijven de kiemen bestaan er kunnen bij reincarnatie weer tot uiting komen; maar toch zal de mensch in die hoogere werelden een hooger standpunt kunnen bereiken. Doordat de mensch uu in elke vol ende sfeer de concrete vormen der vorige verliest, zal hij in innerlijke kracht groeien. Na het 'beëindigen der derde sfeer materialiseert de mensch zich weer. Zij verstans- den zieleleven groeien samen en worden gelegd in een pasgeboren kind Hetzelfde ik komt weer op de stoffelijke wereld, dit is de reincarnatie. De nieuwe lichamen zijn echter ster ker cu ontwikkelder dan iu een vroegere incarnatie. De mensch is een stap verder op den weg der evolutie. De mensch herinner zich echter zijn vroegere incarnatie niet, Hij kan zich slechts herinneren, wat hij ondervonden heeft in één stoffelijk lichaam. Hij is er zich niet van bewust, wat zijn geestelijk lichaam reeds weet. Er zijn echter menschen, die zich hun vroegere levens wel herinneren, die ons mededeelcn wat zij iu vroegere levens- kringen ondervonden hebben. Om nu in het leven na den dood wakker te zijn, moeten we er naar stroven meester te worden van de be- wustzijnvorinen van onze drie lichamen. We moeten ze elk afzonderlijk leeren beheerschen. Dat dit hoogst moeilijk is, springt in 't oog. Hoe dikwijls is men neerslachtig zonder reden, buiten zijn il. Hoe dikwijls dringt zich iets, dat wij willen vergeten, tegen onzen wil aan ons denken op. Onze wil blijkt dus nog niet machtig genoeg om ons gevoels- en ver- standsleveu, gelijk dit met ons lichaam het geval is, te beheerschen. Wanneer de menschen niet naar ont wikkeling van gevoels- en verstandsleven streven, dan zullen zij in de astrale wereld hulpeloos zijn evenals iemand, die niet zwemmen kan in het water hulpeloos zal zijn. Hij kan in de hoogere wereld de gevoelens der vorige niet vat t. houden, niet meer concreet beschouwen terwijl hij de wetten der nieuwere sfeer niet kent. De mensch moet dus streven naar objectiviteit van gevoelsleven, om later zich thuis te gevoelen in de tweede sfeer. Ecu mensch zal anders gebonden blijven aan stoffelijke dingen. Hij zal willen eten, wat niet noodig meer is voor zijn bestaan, hij zal zich kleeden en vele audere dingen doen, die geen voor waarden meer zijn voor zijn voortbestaan en hem dus zullen kwellen. Hij zal dus dingen doen in strijd met het leven aan die sfeer eigen, zijn ont wikkelingsgang tegenhouden en bij volgende réincarnaties zijn vorig leven repeteeren. Do theosophie wekt ons op om studie te maken van de voor bereiding om bij opstijging in de volgen de sfeer ons naar de wetten dier wereld te richten. Zij leert ons, dat het leven na den dood is een volkomen voortzetting van dit leven en dat dit leven door ons ge kend en bestudeerd kan worden. In die wereld is een gelijkmatig licht, alles is doorzichtig. Er zijn ook astrale planten en dieren, geen voortzettingen van hier bestaande planten en dieren, maar alleen voorkomende in die wereld. Om de kennis van dit alles te be vorderen en te verspreiden bestaat do theosophischo vereeniging. De spreker eindigde hierop en ver klaarde zich bereid om desverlangd nadere inlichtingen te geven. Hiervoor gaf zich op professor Kcu- ninck. Daar dit debat nog al diep op de kwestie inging, te diep voor een populaire voordracht, er kwamen zelfs Grieksche aanhalingen bij te pas, geven wij uit de aard der zaak dit theologische deel beknopt weer. De debater zette op den voorgrond, dat de theosophie poogt te overbruggen de kloof tusschen geest en stof, wat hij niet mogelijk acht. De inleider had betoogd, dat elke réincarnatie op hooger standpunt staat dan de vorige. Dit zou dan toch in strijd zijn met de historie, die ons leert dat de oude Grieksche wijsgeeren b. v. Socrates en Plato in denkkracht zoo niet te meerderen, toch zeker niet de minderen zijn van onze; denkers. M.i. lijkt dit meer op achteruitgang in onzo ontwikkelingsgang. Ook heeft spreker nog eei. groot bezwaar tegen de reincar natie of eenvoudig gezegd zielsverhuizing. In 1905 zijn er meer menschen dan het geval was in 1805, waar komen deze nieuwe wezens van daan. Bovendien is deze mistieke godsdienst- beschouwing niet nieuw. Reeds in 't begin van 't christendom, bestond de secte der gnostici, die het christendom gaarne huldigden, maar het in overeenstemming poogden te brengen met hun mistieke beschouwingen. Deze beweging is echter geheel verloren ge gaan. De debater bracht nog meer theologische bezwaren te berde, die echter moeilijk door een leek zijn weer te geven. De spreker beantwoordde hem uit voerig en wees er op dat voel misver stand voortvloeide uit de verschillende definieeriug van begrippen. Wanneer debater b.v. sprak van geest als theoloog, dan hechtte hij daaraan een geheel andere beteekenis dan spr. deed, toen hij sprak van geesteslichaam. Verder wees spr. er op dat do Griek sche beschaving met hare groote wijs geeren een tijdsverloop omvat van meer dan 600 jaren en nu valt niet te ontken nen, dat er in de laatste zeshonderd jaren groote genieën zijn geweest, die misschien rëincarnaties waren van die Grieksche wijzen, eu kunstenaars. Spr. noemde b.v. Kant, Voltaire, Shakespeare enz. Als merkwaardig noemde spr. dat onlangs door een schrijver een parallel was getrokken tusschen het moderne Engeland eu het oude Romcinsche Rijk en dat deze parallel veel overeenkomst in toestand, zeden en denkbeelden aan toonde, zelfs tusschen het Oude Rome en het tegenwoordige Londen. Ook noemt spr. een Eugelsch schrijver, die herinneringen geeft over de Grieksche mysteriën, waarin hij tijdens een vroegere incarnatie, werd ingewijd. De theosophie neemt aan dat tusschen 2 op een volgende reïncarnaties ongeveer 15U0 jaren ver kropen. Wat het 2c bezwaar betreft, wijst spr.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 5