No. 7.
Woensdag 24 Januari 1906.
3e Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees UZelf!
Een belangrijke
kwestie.
Van particuliere
liefdadigheid.
FEUILLETON.
Dolende Ridder.
DE EEMLANDER.
Verschijnt:?
Woensdags en Zaterdags.
j
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28..
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden - 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der udvertentiëu
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
O, die partikuliere liefdadig
heid door a, M. Kollewijn Nz.,
Voorzitter van de Vereeniging
Liefdadigheid.
„Wie belde daar, Truitje!"
„Och Mevrouw, een arme man. Ik
heb 'm een cent gegeven."
„Trui, Trui, nu heb ik je al zoo
dikwijls verboden om aan de deur te
geven, dat is nu al de vijlde van de
week. Je weet nooit aan wie je je geld
geelt en als 't nu niet uit is, dan
moet je 't zeil maar betalen. Ik bedauk
er voor."
Truitje ai in zich zeil brommend
over de schrielheid van haar Mevrouw,
die door dien stuiver in de week toch
ook niet armer zal worden.
En misschien heelt Truitje gelijk.
Misschien.
Als „ik geel niet aan de deur",
tenminste niet de beteekenis heeft vau
„maar wèl op andere wijze".
Want helaas we hebben van
die heel verstandige menschen, die „niet
aan de deur geven" en die heel aardig
en zeer logisch kunnen uiteenzetten,
waarom het zoo verkeerd is „aan de
deur te geven" doch, die het bij
deze logica laten en in 't geheel niet
geven.
Geven aan bedelaars aan beroeps
bedelaars is een sociaal kwaad de
heer Kollewijn zet dit op heldere wijze
uiteen in de kleine net-gedrukto bro-
chtlre, waarvan we den titel afschreven.
Maar in allen gevalle pleit „geven
aan do deur" voor de milddadigheidszin
van gever of geefster.
Onberedeneord?
Toegegeven.
Van A. tot Z. zijn we het eens met
den bekwamen schrijver van de genoemde
brochure.
Doch hoe goed dit pleidooi ook
is,'we wdlen er dit aan toevoegen:
Een der ken teekenen ran middelmatigheid
van geest ligt in het onojihondelgk verhalen
doen.
LJit het Engelsch
van:.
EDNA LYALL.
5.
DERDE HOOFDSTUK.
Francesca.
Terwijl Carlo huiswaarts reed en
Signor Morlino met zijn gezelschap door
Zuilen van Hercules de Middellandsche
zee binnenstoomde, zat Francesca Britton
in een kleinen steenen belvedère in den
tuin van Casa Bella, van tijd tot tijd
de oogen van haar handwerkje opslaand,
en ze latende weiden over die zelfde
blauwe Middellandsche zee of over de
vriendelijke heuvels van Ischia, die door
de boogdeur gemakkelijk te zien waren.
Schoon reeds als kind, was zij nog
Niet geven aan de deur, hoe goed
ook, is niet voldoende.
Meldt U aan bij „Liefdadigheid", die
altijd geld gebruiken kan en wordt lid
voor een rijksdaalder, als 't U niet
convenieert er twee of drie of meer te
geven.
Nog iets.
„Maar kunt U ons verzekeren, dat
het onderzoek van de zijde van L. altijd
zoodanig geschiedt, dat er van bedrog
van de zijde der bedeelden geen spreker
kan zijn?"
Worden daar alleen zij ondersteund,
die het werdienen?
Natuurlijk zal er niemand zijn, die
deze vraag bevestigend durft te beant
woorden.
Hoofden van Liefdadigheid zijn ook
wel eens de dupe van gebrek aan nten-
schonkennis en misleiding.
Doch, een-nict-te-bereiken-absoluut-on-
feilhaar-onderzoek is toch nog verre te
prefereeren boven in 't geheel geen
onderzoek.
Eu als 'tdc vrager nu niet
per sé te doen is om zich door
praatjes van 't offeren van zijn rijks
daalder^) af te maken dan geven
we hem in overweging zich eens te
wenden of tot een der districtshoofden
óf tot een der bestuursleden van „L."
en dan zal hij de overtuiging krijgen
van den zegenrijken arbeid steun
verlecnende aan hen, die het waard zijn
die door deze philantropische ver
eeniging wordt verricht.
We onderschrijven het pleidooi van
den voorzitter van Liefdadigheid volko
men:
Geeft niet aan de deur, maar geeft.
De in de nieuwe spelling geschreven
brochure van den heer Kollewijn bevelen
wij U ter lezing aan.
En aan de vereeniging Liefdadig
heid zouden wij ook iets wcnschen aan
te hevelen.
En wel eens iets te publiceeren
schooner als jonge vrouw zij was
beminnenswaardig. Niet alleen dat de
lijnen van wangen en kin volmaakt
waren, dat de neus fijn gevormd was,
dat de massa donker haar, teruggekamd
van 't blanke voorhoofd, dik en krullend
was, dat alles kan zwart op wit be
schreven worden, zonder 't minste denk
beeld van haar te kunnen vormen. En
dit was waarlijk reeds meermalen ge
schied, photografen hadden hun uiterste
best gedaan, doch zij hadden jammerlijk
gefaald. De photografie kon de onuit-
wischbare bekoorlijkheid van hare, telkens
van uitdrukking veranderende, diepe,
zachte, donker grijze oogen niet weer
geven. Het kon haar niet geven die
bescheiden bevalligheid van haar heer
lijke reinheid en dat zuivere gevoel voor
humor, die zoo uitmuntend in haar huis
houdelijke kring uitkwamen. Opper
vlakkige kennissen noemden het Engel-
sche meisje soms koel en trots en het
landleven had er 't zijne toe bijgedragen
om hare aangeboren bedeesdheid te ver-
grooten, maar, al had zij midden in de
groote wereld geleofd dun nog zou men
Francesca Britton niet hebben leeren
kennen, zooals zij was in haar familie
leven zij was een van diegenen, die
't beste voor zich zelf behouden.
Zij weid uit haar gepeins opgeschrikt
door 't zien van een miniatuurtje van
haarzelve, dat hard kwam aanloopeu,
langs 't zonnige pad, dat door azalea's
van de resultaten van haar arbeid. Eens
éeu tip op te lichten van den sluier,
waarachter voor velen en dat moet
haar methode van weldoen verbor
gen is.
Natuurlijk zóó, dat de ondersteunden
niet met naam en toenaam worden
bekend gemaakt, maar op deze wijze
bijvoorbeeld:
„Ondersteund metII.L. steenkolen
en erwten en f 2.50 per week
gedurende 6 weken, de wed. A., die
door eene tijdelijke oorzaak niet in
staat was haar werkhuizen waar te
nomen".
„Een mangel en eenige geldelijken
steun voorTevens getracht haar
eenige klanten te bezorgen", enz.
Misschien zijn de onderstelde gevallen
en getallen niet met practischen blik
gekozen, maar ze verduidelijken vol-
doeude onze bedoeling.
En ze zullen «en e7en goede propa
ganda zijn voor Liefdadigheid, als de
aardige brochure, die wij aankondigden.
Onze lezers zullen zich herinneren, dat
in de Raadsvergadering van 28 Dec. 1905
een adres was ingekomen van de leeraren
aan Gymnasium en H. B. School, inzake
hun pensioenregeling, van don volgenden
inhoud:
„Ondergcteekenden, vernomen heb
bende dat Burgemeester en Wethouders
op het adres van Leeraren, inzake hun
Pensioen, in anderen geest advisceren
dan door adressanten is voorgesteld,
geven U eerbiedig in overweging het
verzoek der Leeraren in te willigen,
zooals het is gedaan, waardoor de Ge
meente zekerheid heeft dat alle adres
santen de Gemeente-regeling zullen ver
laten, of wel, de behandeling van het
bedoelde rekest te willen uitstellen tot
eene volgende vergadering, opdat de
publieke opinie of eventueel de Leeraren
zich kunnen uitspreken over het voorstel
van B. en W., hetgeen niet overbodig
mag geacht worden, daar ondergeteeken-
en witte oleanders bezoomd was.
„Dino zend mij," riep 't kind. „Dino
zend mij hiermede naar vader. Waar
is vader? Zij dachten dat hij hier was.
Eu stel je eens voor? Dino zegt, dat
Carlo op bezoek is, hij schelde en gaf
zijn kaartje af juist als een vreemdeling.
Denk eens aan Carlo, die zijn kaartje
afgeeft."
En Sibyl barste in een schaterlach uit,
terwijl zij door het zomerhuisje huppelde.
Haar zuster liet haar borduurwerk val
len en 't kaartje aannemend, keek zij
er op, glimlachend en blozend op een
wijs, die ieder ander dan de onoplettende
Sibyl zou verrukt hebben.
„Dino doet niets dan knikken en
glimlachen, en dan kijkt hij zoo koddig,"
ging het kind voort; „en hij zegt, dat
Carlo wellicht 't hof komt maken, maar
hij wil mij niet zeggen, wat dat be-
teekent. Wat is het hof maken, Fran!
Heeft 't iets te maken met de nieuwe
ter.nishof?"
't Is een spel dat uit liefde gespeeld
wordt, lieve Sibyl, daar breng 't kaartje
gauw bij vader, hij is in de oranjerie."
De kleine boodschapster vloog weg,
en Fraucesca zat peiuzend en nu en
dan bij zichzelf glimlachend, als zij aan
den beminden naam met zijn nieuwen
titel dacht. Carlo een „avvocato" 't was
te grappig en juist iets voor hem om
een statig bezoek te komen brengen in
plaats van over den doornheg te springen,
den, reeds hij oppervlakkige beschou
wingen, onbillijkheden en weerlegbare
opvattingen in dat voorstel hebben ge
vonden, terwijl de aanneming er
van niet alle leeraren zal doen
besluiten de Gemeen ter eg e-
1 i ng te verlaten."
Naar aanleidingvan de daarop gevolgde
discussie hebben die leeraren nu aan den
Raad de volgende Toelichting gezonden.
Aan den Raad der Gemeente
Amersfoort.
Ondergcteekenden nemen de vrijheid
U hierbij eene Toehchliug te doen toe
komen op het Rekest van 27 Dec. j.l.
waarbij U verzocht werd de behandeling
van het Voorstel van B. en W. in zake
hun pensioen uit te stellen, benevens eene
wijziging van hun verzoek van 22 Sept.
1905, voor het geval dat dit niet voor
inwilliging vatbaar is,
Alvorens hunne bezwaren togen het
Voorstel van B. en W. uiteen te zetten,
gevoelen zij zich gedrongen hunne erken
telijkheid uit te drukken voor den inoree-
len bijval, welke, volgens het Advies van
B. en W., hun deelachtig is geworden,
ten opzichte van het niet gemakkelijk
alternatief, waarvoor de Rijkspensioenwet
van 5 Juni 1905 hen heeft geplaatst.
Ondergetcekenden betreuren het echter,
dat in het Advies van B. en W. weer
legbare opvattingen en in de practische
uitvoering hunner stelregels onbillijkheden
en bovendien foutieve becijferingen zijn
te constateeren, alle welke, het zij hier
voorshands reeds aangeduid, in hoofdzaak
het doel van het Voorstel van B. en \Y.
(u.l. uittreding van alle Leeraren)
ten eenenmale voorbij streven.
Op pag. 302 al. 4 drukken B. en W.
hunne meening uil, dat de onderwerpe-
lijke kwestievoor de Gemeente van
zeer groot belang (is) voor de Gemeente
vooral oolcwegenshet te scheppen precedent.
Ondergcteekenden zijn overtuigd dat
tenzij men de zaak zou willen oplossen
alleen volgens een zuinigheidsbeginsel,
met terzijdestelling van alle billijkheid,
in deze kwestie geen sprake kan zijn van
een (gevaarlijk) precedent, want erkend
moet toch worden, dat het uittreden van
elk Gemeente-ambtenaar uit eene Ge
meentelijke Pensioenregeling voor do
Gemeente als winst geboekt inoet worden.
Wanneer dus eventueel „eenmaal ook
andere Gemeente-ambtenaren tot het
Rijks-pensioen over zullen kunnen gaan
die de tuinen van Casa Bella en villa
Bruno van elkander scheiden. Toen
kreeg zij aangename rillingen, die noch
hoop noch vrees verrieden, doch haar
hart luider deden kloppen. Zij kou het
niet langer uithouden stil te zitten en
begon 't pad tusschen de oleanders op
en neer te loopen. Op eens troffen
vlugge voetstukken haar oor. en tusschen
de boomen door kon zij de welbekende
gestalte reeds zien. Ach wat was zij
dwaas! Waren zij niet reeds jaren lang
vrienden geweest, en waarom kon zij
hem juist heden niet tegemoet komen.
Morrend op zichzelf, bleef zij staan
omdat hare voeten weigerden verder te
gaan en met zichtbaar bevende vingers
trachtte zij een tak roode bloemen af
te plukken.
„Het is te sterk voor je," riep Carlo
uit, dan hoek omkomend en zich naar
haar toe haastend.
„Neen, neen," weersprak zij lachend,
„gij onderschat altijd mijne krachten,"
en hare vingers bedwingend, brak zij
den stengel door. „Hier is een knoops
gat versiersel voor den „Avvocato" met
do hartelijke gelukwenschen van zijne
vriendin."
„De „Avvocato" is niet tevreden, hij
verlangt meer," zeide Carlo lachend.
„Heel goed, oude kameraden moeten
geen plichtsplegingen maken," zeide zij
vroolijk, en zeer in haar schik dut zij
hare zelfbeheersching had herwonnen,
(Advies B. en W. pag. 305 al. 1), dan
zal de Gemeente niet voor uitgaven komen
te staan, die niet te voorzien zijn (Advies
B. en W. pag. 305, al. 2), neen, dan zal
de Gemeente ontslagen worden van veel
aanzienlijker verplichte pensiocn-uitkee-
ringen.
Waar het nu de aandacht van B en
W. heeft getroffen, dat het adres van
ondergetcekenden met bijlagen zeer weinig
mededeelt over de voordeden, die voor
belanghebbenden aan het Rijks-Pensioen
verbonden zijn, daar meenen onderge-
teekenden te mogen releveeren, dat zij
indirect hierop hebben gewezen, dat eene
directe opsomming dier voordeden hun
onnoodig voorkwam en ook dat niet alle
leeraren grooter pensioenen bij het Rijk
zouden krijgen dan bij de Gemeente, ten
slotte: dat niet voor alle leeraren het
Weduwen en Weczcn pensioen aan de
Rijksregeling verbonden een voordeel
kan genoemd worden, daar sommigen
reeds op andere wijze voor hunne even-
tueele weduwe en weezen hebben gezorgd.
Wanneer nu B. en W. in hun advies
gewagen van een gevaarlijk precedent
en hiermede in hun voorstel rekening
houden, dan komt het ondergetcekenden
voor, dat men door eene dergelijke
voorstelling te veel op den achtergrond
schuift de voordeden van do Gemeente
aan het uittreden der Leeraren uit de
Gemeente-regeling verbonden.
Waar toch volgens zuiver berekende
getallen (Zie Memorie van Toelichting
bij het adres van 22 Sept. en Bijlagen)
de Gemeente bij het uittreden van alle
leeraren eene winst kan noteeren van
f 39.459 (contant), stellen B. en W. voor,
de verplichtingen van do Gemeente ten
opzichte van de adressanten af te koopen
met 4 X f 823' 4 X f 542.02'
f5462.10 (nominaal).
Aangezien het zeker is, dat dit voor
stel bij aanneming niet alle adressanten
tot uittreding zal bewegen, zou de
Gemeente daardoor een groot deel van
haar winst moeten derven voor de
pensioenen later uit te keercu aan de
„blijvers." Voor drie hunner b.v. zou
dit aan de Gemeente reeds een verlies
berokkeuen, waarvan de contante waarde
op dit oogenblik bedraagt f 12456.
Het zwaartepunt van hot advies van
B. en W. tegen het verzoek der Leeraren
ligt in het feit, dat, wat aan dit verzoek
ten grondslag ligt (n.l. de tertlgbe-
talingspremie), door B. en W. als
„ga mee naar de belvedère dan zal ik
er wat chevelurc bijvoegen."
Zij gingen samen 't pad langs;
Francesca van tijd tot tijd stilstaand om
wat chtvelurc te plukken, dat tusschen
oude steenen groeide.
„Daar," zeide ze, toen ze in 't koele
kamertje zaten, „zijt ge nu tevreden."
„Niet geheel, ik had graag dat ge ze
in mijn knoopsgat staakt."
Zij bevestigde de bloemen op zijn
jas en weer begonnen hare vingers te
beven. Carlo zag het, greep haar hand
en kuste die hartstochtelijk.
„Francesca, vergeef 't mij," riep hij
uit. „Ik kon niet langer wachten, en
gij zult niet boos zijn om die eene kus.
Mijn liefste, mijn lieveling, ik heb zoo
veel jaren op je gewacht."
Zijn gelaat straalde van liefde en toe
wijding en van blijde hoop.
Zij zag 'teen oogenblik, want 'teen
of ander deed haar gezicht verduisteren,
en toen zij weer goed zien kon, durfde
zij niet naar hem te kijken en staarde
naar de Middellandsche zee.
„Ik beminde je, Francesca, al van
toen ge uit Engeland terug kwaamt,
sedert ge licht en geluk tot ons bracht
na dien donkeren tijd. Ik vertelde hot
aan je vader verzocht hem mij met
je te laten spreken, maar hij weuschte
dat ik wachten zou. Ik heb bijna vijf
jaar gewacht, Francesca, en somtijds
dorst ik mijzelven haast niet te vertrouwen.