geheel onaannemelijk wordt verworpen (advies p. 304 al. 7). Dit betoog van B. en W. richt zich tegen het begrip pensioen-aanspraak, dat in het verzoek der adressanten voorkomt. B. en \V. mecnen, dat adressanten de inwilliging van een wettelijk recht vroegen, waar adressanten slechts be doelden de erkenning van een redelijk- heidsbcginsel. Evenmin als adressanten recht op teruggave der premiën kunnen doen gelden, doch wel eene zekere aanspraak, (die door B. en W. gesanctionneerd wordt, daar zij zeil de teruggave voor stellen) evenmin beweren zij recht, maar wel ecnige aanspraak te hebben op erkenning van het reeds verdiende pensioen. Tusschen B. en W. en adressanten bestaat te dien aanzien geen principieel, maar wel een practisch ver schil omtrent de meest rechtvaardige regeling van de te verleenen tegemoet koming. Dat het verzoek van adressanten niet onbillijk of veeleischend mag heeten, blijkt uit het volgende voorstel door eenige Rotterdamsche Raadsleden in de pensioenkwestie gedaan; een voorstel, dat op hetzelfde neerkomt als wat door adressanten is gevraagd: De leden van den raad der ge meente Rotterdam, de heeren P. Havelaar Jzn., W. J. Droogleever Fortuiju, J. Ferares Jr., B. J. Gcrret- son, C. van Dorp en mr. J. H. D. Schonkenbcrg van Mierop, zich niet kunnende vereenigen met het voorstel van B. en "W. tot tegemoetkoming van de fungeerende titularissen der hoogere burgerscholen iu de voor hun pensionneering gevorderde storting, stellen subsidair, in geval van ver werping van dat voorstel, het volgende voor: „De Gemeenteraad besluit: dat de gemeente op zich neemt om ten behoeve van de op 1 Januari 1906 bij haar in dienst zijnde leeraren en leeraressen aan de hoogere burger scholen en de burgeravondschool, zoo lang dezen bij haar in dienst zullen zijn, aan het rijk te voldoen een op den volgenden voet berekend bedrag van de bijdragen, die zij als burger lijke ambtenaren tor het bekomen van hun eigen pensioenen aan het Rijk zullen hebben te voldoen volgens art. 10 en art. 11 der wet tot regeling van de pensioenen der burgerlijke ambtenaren, zooals die laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 5 Juni 1905. Dat bedrag wordt voor elk hunner, tot het maximum van het totaal dier bijdragen van hem/haar bepaald op de contante waarde op 1 Januari 1906 van het pensioen, dat hij/zij eventueel in zijn/haar tegenwoordige betrekking volgens de verordening op depensioenen en wachtgelden van 1904 zoude hebben gekregen, ingeval de wet van 5 Juni 1905 niet ware tot stand gekomen, het pensioen berekend over den tijd, dien elk hunner vóór 1 Januari 1906 in dienst der gemeente Sb geweest." Op pag. 3.03 al. 4 vh advies wordt door B. en W. beweerd dat door adressanten de factor wordt verwaarloosd, dat de gemeente van af de instelling der peti- sionticering ook reeds risico geloopea heeft even- iuecle pensioenen te moeten betalen en dat het moeielyk is deze gedragen risico onder cijfers te brengen, maar dat ze bestaat en waarde heeft, is naar hunne meening voor geen tegenspraak vatbaar. Waar B. en W. zich zoo afkeerig toonen van levensverzekering-wetenschap moeten adressanten toch opmerken, dat de meest bedenkelijke wijze om van die Telkens heb ik mij moeten inspannen, om mijn woord te kunnen houden, maar nu geeft je vader mij verlof, je mijn liefde te openbaren. Mijne lieveling, zie mij aan, spreek tot mij." Zij keerde zich om en keek hem lang en vast aan, toen begonnen hare lippen een weinig te beven, maar zij beheerschte zich en begon te glimlachen. „Wat moet ik tot je zeggen." „Zeg," riep hij haastig, „zeg, ik wil trachten van je te houden." Zij schudde haar hoofd. „Dat kan ik nooit zeggen," zeide zij en blikte weer zeewaarts. Maar de heftigheid, het vuur van zijn Italiaansche natuur deed haar schrikken. Wanhoop lag op zijn gelaat, wanhoop klonk in zijn stem, hij wachtte geen oogenblik om na te denken. Franceses! Franceses! riep hij, „zeg niet dat ik te laat kom! Mijn liefste! mijn liefste! Ik kan niet leven zonder je. Trek dat „nooit" terug. Bovenmate bedroefd, dat de woorden, die zij zoo schalks bedoelde, zoo'n hevige uitbarsting hadden veroorzaakt, sloeg zij hem de armen om den hals, drukte haar gelaat tegen het zijne en snikte: „Carlo mio! breek mij 't hart niet, door mij verkeerd te versiaau; ik kan nooit trachten veel van je te hou den, omdat omdat ik reeds veel van je houd". De diepe liefde en teederheid die uit wetenschap gebruik te maken wel is: waarden toe te kennen aan geloopen of nog te loopen risico's, of daarop con clusion te bouwen, zonder deze risico's op statistische gegevens te berekenen. En deze methode volgden B. en W. De zinsnede uit de Memorie van Toelichting op de Pensioenverordening, waarin ver band wordt gebracht tusschen het niet restitueeren van premiën en geloopen risico, kan dan ook alleen dienst doen om te bewijzen, dat die pensioen-ver ordening zonder raadpleging van een deskundige tot stand gekomen is. Geen deskundige toch kan die zinsnede zonder hoofdschudden lezen, laat staan dat hij haar zou willen bezegelen. Plet komt adressanten voor, dat er minder verschil van opvatting tusschen B. en W. en adressanten zou bestaan, indien ook de Gemeente harerzijds zich tot een des kundige had gewend. Dan zou het niet naodig zijn om tegenover de meening van B. en W.„Adressanten hebben hier naar onze meening „te veelgelet op de eigenlijke pensioenver- zekering en op de gegevens, waarop de verzekering- maatschappijen Imrc berekeningen doen steunen,'' te plaatsen: dat B. en W. naar meening van adressanten te weinig hebben gelet op de pensioenverzekering en hare ge gevens. Wat overigens de door de gemeente voor adressanten geloopen risico betreft, deze kan alleen hebben bestaan in het eventueel hebben moeten verleenen van een invaliditeitspensioen. Do kans op invaliditeit in en door den dienst ver kregen, plotselinge gewelds-invaliditeit zou men haar kunnen noemen, is voor leeraren vrijwel nihil. Ook met betrek king tot gewone invaliditeit moet men het risico voor de Gemeente niet met te zwarte kool teekenen. In dit verband moeten adressanten opmerken: 1. dat voor 9 der 17 adressanten de kans, dat de Gemeente aan hen een invaliditeits-ponsiocntje zou hebben moe ten toekennen, totaal afwezig was, daar zij minder dan tien jaren in dienst der Gemeente waren. 2. dat de invaliditeitspensioenen be rekend worden naar den diensttijd, dus opklimmen naar eene rekenkundige reeks. Indien dus reeds in hot oog van B. en W. de risico voor een klein invaliditeitspensioen zoo zwaar weegt, dan kan deze opblazing van het geloo pen risico niet anders bewerken, dan dat B. en W. daardoor zelf een des te krachtiger argument in het leven roepen om de tegemoetkoming aan de oudere leeraren aanmerkelijk hooger te stellen. Want bij het nog te loopen risico ver geleken, waarbij hoe langer zoo grooter aantal dienstjaren in berekening komen, is bet rectls geloopen risico nog maar kinderspel. Na hunne bezwaren tegen het verzoek der Leeraren te hebben in 't licht ge steld, erkennen B. en W. (advies p. 305 al. 3) dat, voorzoover dit billijk en mogelijk is aan het verzoek der Leeraren tegemoet moet gekomen worden. Toen B. en W. de redelijke basis van de vermindering op de terugbetalings premie in verband met de dienstjaren als onaannemelijk hadden veroordeeld, was het begrijpelijkerwijs ontzettend moeiclijk in dien chaos van belangen der verschillende adressanten .Advies p. 304 al. 4) langs lijnen van billijkheid en mogelijkheid een weg te vinden, dieD beide belanghebbenden (Gemeente en Leeraren) zouden kunnen of willen betreden. B. en W. meenen dien te bebben moeten vinden in de scheiding van adressanten in twee rubrieken, zoo als te Uwer kennis is gebracht op pag. 305 en 306. hare stem sprak en de zachte wijze van doen, meer jonkvrouwelijk dan ecnige twijfel of aarzeling zou geweest zijn, alles verhoogde Carlo's zaligheid. De misvatting van 't oogenblik, de donkere schaduw, die zijn geluk had pogen te verduisteren, maakte de zonneschijn des te verrukkelijker. Hij kon geen woord spreken, maar sloot haar lang en zacht in zijne armen, welke omarming hunue verloving bezegelde. „Mijne lieveling" mompelde hij ein delijk, „mijne lieveling! gij liet mij een vrcesclijk oogenblik doorleven. Te leven zonder U, is voor mij 't zelfde als ge kruisigd te zijn", Hij dacht niet bepaald aan 't gesprek van de twee Engelschen, maar de gedachte, dien middag uitgespioken, had hem diep getroffen en de smart van die korte vergissing gaf aan de krachtige uiting- van dat laatste woord een tienvoudige kracht. Francesca's adem ging snel. De liefde onthulde voor haar zijn wonderlijk ge laat, tot nog toe gesluierd. Zij was be vreesd bij de gedachte aan die niet te dooden hartstocht, en onvergankelijke toewijding van haar minnaar. De kracht en heiligheid van 't laatste woord, dat hij geuit had, vervulde haar hart met eene vurige liefde en diepe nederigheid. Zijn geluk, zijn leven lag in haar hand en het hare in de zijne. Een sterfelijk wezen kon nooit den gedachtengang Zelfs al ware het criterium van B. en W. principieel te verdedigen, wat onder- geteekenden ontkennen, dan nog kleeft aan de uitvoering de onverklaarbare fout, dat B. en W. de uit te keeren sommen (kolom E. der bijlage) hebben verkregen uit de nominale in plaats van de contante waarden der betreffende posten in de kolommen C. en D. dei- bijlage. De waarden voorkomende in kolom C. zijn in zoo grove mate onjuist, dat zij totaal ongeschikt moeten worden verkaard om er eenige conclusie uit te trekken, of wel er eenige tegemoetkoming uit af te leiden. "Waar toch de getallen in kolom D. betrekking hebben op den tegenwoordigen pensioengrondslag van den lecraar, had kolom C., om consequent te blijven (wat voor het maken van een aftreksom toch nood zakelijk is), ook op dienzelfden grondslag en niet op den maximum-grondslag moe ten gebaseerd zijn. Om de onjuist heid van kolom C. met éen voorbeeld op te helderen: Yoor den jongsten adressant Dr. II'. v. Schothorst is de tegenwoordige pensioens-grondslag f 1900, Zijn jaarpremie bij de Gemeente wordt -lus f 76 Yolgens tarief B, van de Levens verzekering M(j. v. h. Ned, Oud. Genoot schap kan Dr. v. S. een lijfrente koopen van f76 voor 100 X 1836 f 1395. Door dit bedrag te betalen, koopt hij niet alleen zijn verplichte stortingen bij de Gemeente, maar krijgt op 65-jarigen leeftijd de f 76 vrij, bij wijze van extra pensioen. "Wij hebben dus niet te nemen, zooals B en "W. doen: f4043.10 f 950 d.i. „zelfs meer dan 3000" maar f 1350 f950 d.i. zelfs minder dan f450; want, moge door B. en W. de Levensv.- wetenschap al weg worden geredeneerd, de levensverzekeringmaatschappijen be staan nu eenmaal en de tarievenboekjes geven ons op soliedcr wijze de waarde van de stortingen bij de Gemeente aan, dan in het voorstel van B. en "W. is gedaan, want waar f 1395 wordt voor- gestold door f 4043.20, spreekt dit bock- deelen voor de waarde (f) der cijfers in kolom C, voor alle leeraren. Van waar deze kolossale mistasting? B. en V*. werken met nominale getallen. Ieder weet, dat zelfs een wissel, die over drie maanden betaalbaar is, eene kleinere contante waarde heeft dan er op uitge drukt staat. Vooral wanneer de maanden, jaren en zelfs tientallen van jaren worden. Men behoeft daartoe niet eens studie te maken van de levensverzekerings-wcten- 8cliap; zelfs eene eenvoudige Disconto tafel zegt ons, dat de waarde van f 1, die over 35 jaar betaald moet worden (de laatste pensioenstorting van den Dr. v. Schothorst vervalt b.v. over dien tijd) niet is f 1.maar slechts 30 cent. Deze zaak nog verder uiteen te zetten zou hier te ver voeren, maar het laatste voorbeeld ligt toch een tipje op van den sluier en doet zien, waarom de getallen van B. en W. zoo uit den koers vallen. Deze moeten dan ook worden vervangen (als men aan het principe van het voorstel vasthoudt) door de getallen in kolom 3 van Bijlage I. Zij hebben daar bovendien betrek king op denzelfden Pensioensgrondslag als de getallen in kol. D. (Voorstel B. en \Y.) voor de Rijksstortingen. Wordt nu de aftrekking van deze verdedigbare getallen verricht, dan komt men tot ge heel andere resultaten dan B. en W. De in het advies van B. en "W. ge noemde f 3000, welke sommige leeraren (lees: éen enkel loeraar) meer aan de Gemeente dan aan het Rijk zouden moeten storten, slinkt door deze bere- vau den een volgen, zonder die van den ander te steunen. Na eenigen tijd begonnen zij lucht- kastcclen te bouwen voor de toekomst. Carlo dacht nu de eene, dan de andere plaats uit, waarvoor hij meende, dat zij voorliefde had: een ideaal hoekje, Qusisana genoemd; aan de andere zijde van Napels gelogen en waarvan zij jaren geleden had gezegd, dat zij daar eene villa zou wenschcn te bouwen als iemand haar een erfenis vermaakte; of wel eene mooie villa te Posilipo, die zij placht te bewonderen. Het roerde haar, te zien hoe hij al haar zorgeloos meisjes gesnap had onthouden en jaren lang bijeen had gegaard. „Ah", zeide zij glimlachend, „ik dacht altijd dat er zoo'n groot verschil tus schen twee plaatsen was, maar nu geef ik er niets om, Carlo mio. Bouw mij een huis in de woestijn of laat mij wonen in een vleugel van een oud palcis te Napels, 't is mij hetzelfde, als wij maar samen zijn". Hij trok haar dichter tot zich en zij gingen voort met plannen te maken, onbewust van het kleine spookje, dat 't zomerhuisje naderde. Op zeker oogen blik stond Sibyl in den deurpost, niet opgemerkt door de mituicnden. „Ab! is dat 't spelletje", zooverbrak zij eindelijk de stilte. Hare verslagen en ccnigzinds teleurgestelde blik was zeer komisch om aan te zien. kening tot f 500, terwijl de adressanten I. H. J. Hoog en Dr. Ph. H. Pcyrot, zoolals te verwachten was, op grond van hun 2 percents-storting naar de le rubriek verhuizen, d. w. z. naar hen voor wie de Rijks-storting bezwarender is dan die voor de gemeente. Uit het bovenstaande blijkt dus ook, dat B. en "W. met hun voorgestelde vergoeding voor de eerste rubriek leer aren veel te laag waren. Indien de Gemeente dan ook wil bijpassen wat die leeraren voor het Rijk meer zouden hebben te betalen dan voor do Gemeente dan mogen daarvoor beslist niet worden genomen de bedragen van Kolom E van den staat van B. en "W., maar dient men te nemen de bedragen in de laatste kolom van de hier bijgevoegde Bijlage I. Ten slotte zij hier tevens terloops opgemerkt, dat de pensioengrondslag van den adressant W. N. Coenen is f 2610.en dat hij op 65-jarigen leef tijd (dat is in 1918 en niet iu 1919, zooals de tabel van B. en W. aangeeft) 39 dienstjaren heeft, dus een pensioen zal kunnen genieten van co X 2610 f 1696.50. Ook zijn o. a. de getallen in de tabel van B. en "W. welke den adressant S. de Vries betreffen, abusie velijk berekend naar een te lagen grondslag. Verder, dat volgens Mini- strieele beschikking van 10 Jan. 1.1. de dienstjaren bij het bijzonder Onder wijs niet medetellen. Wat nu de tegemoetkomingen aan gaat, welke B. en W. U voorstellen aan de adressanten van _2 Sept. 1905 te doen toekomen, verklaren de onder- getcckenden, dat teruggave van premiën voor de jongere leeraren (die 4% be taalden) niet onbillijk en zelfs ongeveer even aannemelijk moet geacht worden, als hetgeen door hen zelf gevraagd werd. De onbillijkheid waarop adres santen doelden, schuilt dan ook in de door B. en W. voorgestelde tegemoet koming voor de oudere leeraren, voor wie ze wordt gevonden door aftrekking der kolommen C. en D, en in de om standigheid dat de adressanten 1. M. J. Hoog en Dr. Ph. II. Peyrot geplaatst zijn in de 2e rubriek. Waar de getallen in kolom C. veel en veel te hoog zijn voorgesteld, wordt die tegemoetkoming daardoor zeer gedrukt, zelfs met hou derden guldens. Zoo zelfs, dat een paar leeraren, die, zooals B. en W. zeggen, begunstigd zullen worden boven de jon geren, beter af zouden zijn, indien hun die begunstiging niet ware ten deel gevallen, d. w. z. indien zij hun ge storte premiën. evenals de jongeren terug zouden ontvangen. Toch zou teruggave der premiën, ook aan de ouderen, het kwaad niet verhelpen: het kwaad n.l. dat er voor de ouderen eer een prikkel is om de Gemeentelijke regeling niet dan om haar wel te verlaten. In verband biermede zij het adressanten vergund te citeeren wat in het Weekblad voor het Gymnasiaal en Middelbaar onderwijs van 7 September werd geschreven (dus vóór- het Voorstel van B. en W. bekend kon zijn): De onmiskenbare voordeelen van dit systeem zijn a. dat de last der premiebetaling voor den lecraar over een grooter aantal jaren wordt verdeeld, terwijl de Gemeente zich door een kleine, volkomen gemoti veerde geldleening (desnoods) de noodige middelen kan verschaffen; b. dat de tegemoetkoming verband d.i. het systeem waarop het adres der Amersfoortsche leeraren berust. „Welkspel"? vroeg Francesca, lachend en blozend. „Het spel, dat uit liefde wordt ge speeld, zooals gij zeidet." „Ja; dat is het" zeide Carlo, hartelijk lachten. „En is dat nu alles" riep 't kleine ding op zeer teleurgesteldeu toon. Zij lachend. „Nu voor mijn part," zeide Sibyl, die veel onderwetsche spreekwijzen had aangenomen, doordat zij altijd met vol wassen personen had verkeerd. „Nu voor mijn part, ik vind het heel saai" Zij liep weg. Carlo keek haar na tot zij uit 't gezicht was, lachend om hare volslagen afkeuring. „Die arme kleine zal je missen" zeide hij eindelijk. „Ja, dat zou eeu reden zijn om niet ver weg te gaan. En je moeder Carlo. Hoe zelfzuchtig van mij om niet aan haar te denken. Gij moet nooit van haar scheiden". „Gij zult haar een dochter zijn in Nita's plaats. Gij zult haar troosten zooals ik het uiet heb kunnen doen". En opnieuw verdiepten zij zich in den gulden toekomst. Clare moest men trachten te bewegen om terug te komen om voor Sibyl te zorgen en villa Bruno zou hun paradijs zijn. Dat plan zou alle moeielijkbeden vermijden en eene scheiding onnoodig maken, 't zou 't gelukkigste plan zijn houdt met liet aantal dienstjaren van den leeraar, m. a. w. met door hem in de Gemeente gepraesteerde diensten; c. dat de tegemoetkoming hooger wordt met den ouderdom van den leeraar en dus een gewcnschten prikkel vormt, om dc gemeentelijke pensioenregeling te verlaten, een prikkel, sterker werkend, naarmate het uittreden van den betrok ken leeraar aan de Gemeentefinanciën meer ten goede zou komen. Wel daarentegen kan van een anderen vorm van tegemoetkoming, die dezer dagen wel eens genoemd is, verklaard worden, dat zij geen aanbeveling verdient, te weten: teruggave van de door de leeraren gestorte premiën. Bij dezen vorm wordt de Gemeente beschouwd als de administrateur over de premiën. De pensioenaanspraken van den leeraar, en dit is de foutieve grond slag van deze wijze van handelen, worden niet beheerscht door hetgeen hij zelf in den vorm van contanten heeft bijgepast. Een zeer concreet voorbeeld moge dit ophelderen: de pensioenregeling te Amersfoort bestaat sedert 1899. De oudere leeraren hebben van toen af 2% moeten betalen, terwijl zij ook alle vroegere Amersfoortsche dienstjaren gel dig zagen verklaren, terwijl de jongeren 4% moeten storten. Toch heeft een leeraar met veel dienstjaren er veel grooter pensioenaanspraak dan zijn jon gere collega en moet het der Gemeente dus meer waard zijn, dat de eerste haar pensioenregeling verlaat dan de laatste. Adressanten blijven, op grond van de bovenstaande toelichtingen van meening dat in den geest van hun adres van 22 Sept. 1905 een billijker regeling der tegemoetkoming tot stand te brengen is, dan op de wijze voorgesteld door B. en W. Waar hun adres tweeërlei beoogt: 1. het voorschieten der premiën dooi de Gemeente. 2. het verleenen van een tegemoet koming, en waar het eerste punt op groote Administratieve bezwaren schijnt te stuiten, hebben adressanten gemeend in hun rekest van 22 Sept. 1905 eene wijziging te moeten aanbrengen, waarbij het eerste punt (nl. het voorschieten der premiën) vervalt en waarbij de tege moetkoming alleen behouden blijft, maar thans in gekapitalisoerden vorm. In Brjlage H van dit adres hebben zij de eer U dc volgens hun systeem berekende tegemoetkomingen mede tc deelen, zoodat het thans gevraagde vol maakt overeenstemt met het door de Rotterdamsche Raadsleden voorgestelde. Mocht hun oorspronkelijk verzoek door den Raad niet voor inwilliging vat baar worden geacht, dan zouden zij subsidiair gaarne hun voorstel tot uit-, keering van dc- gekapitaliseerde tege moetkoming U in ernstige overweging willen geven. Dit zou van de gemeente kas in vier jaar tijds f 14568.90 eischen of per jaar f 3642.23. (Zie Bijlage II). Het meerdere boven het voorstel van B. en W. zou, zooals U uit de verge lijking kan blijken, ten goede komen aan de oudere leeraren, waarvoor niet alleen de billijkheid, maar ook het ge- voor anderen zoowel als voor hen zeil. „Laten wij vooral niet zelfzuchtig zijn in ons geluk" zeide Francesca. „Neen", antwoordde hij glimlachend, om de afscheidswoorden van zijn vriend, „we zullen Enrico Bitter bewijzen, dat liefde geen zelfzucht is en dat egoisme de wereld niet regeert, zooals hij beweert". Dc klank van een gong binnenshuis, waarschuwde Carlo, dat hij gaan moest. Zij verlieten te zamen het kleine steeneu zomerhuisje en wandelden den tuin door; een lieve, doch in 't geheel geen En- gelsche tuin. De schroeiende zon maakte de aanleg van lanen onmogelijk, maar niettegenstaande dat was er eene groote bekoorlijkheid in de rechte schaduwrijke wandelingen met hier en daar een breed- getakte pijnboom of een groote sombere cypres tusschen de kastanje- en kam- ferboomen. Een lange zuilengang was van 't begin tot 't eind begroeid met kamperfoelie; moerbezieboomen schoten in de hoogte, terwijl de mais er onder groeide en over 't geheel lag die heer lijke zachtheid die alleen aan Italiaansche tuinen eigen is. Het huis was stevig cn zonder versieringen, zijne witheid werd onderbroken door de vederachtige bla doren van den peperboom en door den gloed van een roodo klimgeranium. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2