Stadsnieuws.
Varia
Gemengd.
Allerlei.
bloote citaat dc qualificatie van het
Maasbod e-artikel kan worden overge
laten, welke qualificatie, zeker ook in de
oogen van het overgroote deel onzer
Roomschc landgenooten, over het hoofd
artikel in het Rooinsche blad, afdoend
vonnis vellen zal.
Deze laatste opmerking van het Vader
land wordt niet door den Van Dag tot
Dagschrijver gedeeld. Hij laat tenminste
deze verdediging van het katholieke blad
niet onaangevochten en merkt op:
„Laat ons aannemen, dat Balthasar
Geriuds ten volle overtuigd was, dat
de graaf der Hollanders, wonende daar
verre in Madrid, het goddelijk recht
had een prijs te zetten op het hoofd
van den Vader des Vaderlands, dien
hij met zijn Spaanschc troepen niet
overwinnen kon.
Maakt die overtuiging dan dat moord
geen moord is?
Ja, zegt ge.
Maar luistert dan eens naar wat
nihilisten, anarchisten, revolutionnairen
zeggen tot verontschuldiging, neen, tot
lof van hun helden en martelaren, die
ik gewoonweg ellendige moordenaars
noem.
Gelijk Balthasar Gerarda geloofde
in het goddelijk recht van den graaf
om moordenaars uit te zenden op den
Prins van Oranje, gelooven de anar
chisten, niet minder overtuigd, niet
minder dweepziek, in het souvereine
recht van het volk om dwingelanden
te laten dooden.
Als geloof in eenig recht den ge
loovige ontslaat gelijk De Maasbode
zich zeer bedenkelijk uitdrukt„van
te vragen of de daarop consequent
volgende daad geoorloofd is", dan is
de anarchistische moordenaar even
onschuldig als Balthasar Gerards, wan
neer hij uit moorden gaat. Zijne over
tuiging dat hij goed doet, zijn geloof
in het recht, het souvereine volksrecht
door zijn partijbestuur hem verklaard,
maken hem onschuldig!
Daarom acht ik het verstandiger,
wijzer en meer overeenkomstig ons
aller plicht en geweten 0111 een moor
denaar maar een moordenaar te blijven
noemen, daarbij deu moordenaar, die
slechts één slachtoffer treft, verkiezende
boven hem, die een honderd menschen
dood en verminkt in de hoop van er
éen te treffen."
Als scheidsrechter in dezen beginsel
strijd om den moordaanslag door Bal
thasar Gerards op Willem van Oranje
al of niet tot een geoorloofde daad
te rekenen, stelt de schrijver van be
doeld artikel in het A1 g em. Han
delsblad voor te benoemen dr. Kuyper,
„het hoofd der verbonden partijen van
Rome en Calvjjn."
Waar nu dr. Kuyper in het buiten
land vertoeft, zou het wellicht aanbe
voling verdienen dit arbiterschap aan
diens schildknaap, den heer H. de Wilde,
over te dragen, daar deze toch zooveel
als generaal ad interim optreedt nu
de hoofdbcvelhebber met groot verlof
is, en deze quaestie is werkelijk urgent
te noemen.
Temeer durven wij den heer De
Wilde hier als arbiter-plaatsvervanger
noemen, daar ons nog de levendige
herinnering aan diens beoefening der
vaderlandsche geschiedenis is bijgebleven
uit de dagen, toen wij beiden nog eenes
geestes waren zoo in godsdienst als
politiek, vóór hij zouden wij
geneigd zijn te zeggen met zijne
vrijzinnige beginselen stuivertje gewis
seld had.
Vrouwen nis uitvindsters.
In Duitschland zijn van de 5540 bre
vetten voor uitvindingen nog maar 40
toegekend aan vrouwen, en de meesten
daarvan hadden betrekking op toilet-
of huishoudelijke artikelen. In Oosten
rijk was het cijfer van 1896 tot 98 maar
140; in Engeland echter vroegen in'97
70'2 vrouwen octrooi voor uitvindingen
aan.
In de Yereenigde Staten echter, waar
reeds sedert 1850 de vrouwen een be
tere opvoeding ontvangen dan in Europa,
maar vooral sedert de successie-oorlog
tusschen Noord-en Zuid-Anièrikana 1860,
toen dc gebeele ekonomische toestand
van het land op losse schroeven werd
gezet, zijn de vrouwen in grooten getale
het nieuwe rijk der industrie binnenge
stroomd. Van 1850 tot '60 werden nog
slechts 28 octrooien aan vrouwen ver
leend; van '61 tot '70 reed6 262 en van
'71 tot '80 1593, van '81 tot '90 1010,
en van '91 tot '94 niet minder dan 1031,
totaal dus op 1 Jan. '95 3924.
En in tegenstelling tot de Europeesche
vrouwen, hebben de Amerikaansche zich
op alle takken van industrie geworpen,
zelfs als ze schijnbaar voor haar ontoe
gankelijk waren. Zjj verwierven octrooien
voor de oorlogsmarine, voor wielen van
locomotieven en andere spoorwegzaken,
voor de koppeling der wagens, de rem
men, voor de machinale straatvegers,
de katoeubereiding enz.
Van '92 tot '94 waren de aan vrouwen
uitgereikt octrooien als volgt verdeeld:
landbouwindustrie 15, kuustuitvindingen
9, kinderwagens 6, kuiperij 4, rijwiel
industrie 2, bouwvakken 22, flesschen-
fabrikage 2, manden- en vlechtwerk 6,
horlogemakerij 31, keukengereedschap
102, bloemen, meubelen, sieraden 55,
toestellen voor spoorwegen 8, gordijnen
8, papierbewerking 9. schouwburginrich
ting 4, toileartikelen 113, kinderspeel
goed 27, brandkasten en koffers 18,
schrijfmachines 6, wach- en bleekinrich-
tingeu 52, koufekticvak 152.Enzoovoorts.
Buiten kijf zal die ekonomische eman
cipatie van de vrouw door haar wet
telijke emancipatie worden gevolgd.
Als wij hetzelfde van Nederland konden
mededeelen, zoujmevr. Versluys misschien
nog eens in de Kamer voor het alge
meen kiesrecht agiteeren!
Dure slaapkamers.
Het kostbaarste slaapvertrek, waarin
een sterveling zijn moede hoofd ter ruste
gelegd heeft, is zeker wel de „ehambre
a coucher" van den Amerikaanschen
millionair Stephen Harchand. Li den
stijl van Lodcwijk XV ingericht, is zij
15 M. lang en half zoo breed, terwijl
niet minder dan vijf vensters haar ver
lichten. De wanden zijn te halver hoogte
van kostbare lambrisecringen voorzien,
welker versiering bestaat in goud on
email, terwijl hot houtwerk rijk gebeeld
houwd is. Hot overblijvende deel der
wanden is bekleed met een geweven
behangsel in purper en goud en het
plafond, waarvan het schilderwerk is
uitgevoerd door een Fransch kunstenaar,
heeft alleen 50000 gulden gekost. De
gordijnen voor de vensters vinden hun
weerga niet, zij zijn dan ook, naar
speciaal voor dat doel vervaardigde
dessins, door een der beioemdste Briis-
selsehe firma's gemaakt, terwijl van het
zelfde fluweel, dat de plaats van behang
sel inneemt, ook de draperieën zijn.
Aan de vervaardiging van het ledi
kant, dat eene waarde van bijna 500.000
gulden vertegenwoordigt, is een treurige
geschiedenis verbonden. Een der ivoor-
suijders namelijk, die belast waren met
het bewerken der versiering, welke het
onderste raamwerk omgeeft, is door den
ingewikkelden aard van dezen arbeid
krankzinnig geworden. Daar er in
Amerika geen stuk ivoor te vinden was,
groot genoeg voor de versiering van
het hoofdeinde, zond onze Amerikaan
onmiddellijk iemand naar Afrika om het
begeerde te halen, een aardigheid, die
de kosten van het meubel met ruim
60.000 gulden verhoogde. De draperieën
voor den hemel van dit ledjkant zijn
van purperkleurig damast, met goud
draad doorweven, dat per el 100 gulden
kostte. Terwijl zoowel de kunstig be
sneden kleerkast, als de rijke toilettafel,
beiden evenals alje overige meubelen, in
ebbenhout uitgevoerd en met goud en
ivoor geïncrusteerd, en de laatste nog
versierd met een servies van het heer
lijkst Oostorsch albast, iu kostbaarheid
het ledikant bijna evenaren.
Op den vloer ligt een Smyrna-tapijt
niet donkerroode rozen op geelachtigcn
grond, waarop tijger en [leeuwenhuiden
overal verspreid zijn.
Dc oudste kranten. Alle landen
mecnen zich te kunnen beroepen op het
feit, dat zij het eerste blad opgericht
hebben. Het schijnt echter, dat China
die eer toekomt. Dc maandelijksche
Tsing Tsaodie in in Peking verschijnt,
is 1400 jaren oud en de King Paa be
staat reeds langer dan 11 eeuwen. Het
eerste blad bezit 6lechts een beperkten
kring van lezers; het laatste daarentegen
heeft een groote oplaag en verschijnt
drie maal daags: 's morgens op geel,
's middags op wit 's avond op grijs papier.
Hoe hel geduld op een zware proef
gesteld kan worden. Voor ecu plaats-
kaartenloket van een groot spoorweg
station: 7 minuten voor het vertrek van
den trein.
Dramatis Personae.
'n Dikke, schommelende juffrouw in
omslagdoek, 'n 17 eeuwsch kapothoedje
boven haar kalm, doch lang niet goedig
gezicht, 'n groote parapluie onder den
linkcraun, in de rechterhand'n maandje
met twee openslaande deksels.
De parapluie steekt dreigend achteruit.
Het mensch wringt zich tusschen het
ijzeren afsluithek en de muur tot voor
liet loket.
Achter haar volgen:
Een meneer, met veel pakken eu
koffers, gelijkende op een marktschreeu
wer, die alles voor 'n dubbelje verkoopt
cn tocli de boeren nog te pakken neemt.
Dan een koopman in paarden, 'n deken
over deu arm, 'n lange zweep in de hand,
gevolgd door 'n jonge vrouw, die 'n
schreeuwend kind mee zeult. Achter het
loket 'n ambtenaar met 'n zeer geduldig
uiterlijk, de dienstpet 'n weinig naar
achteren geschoven, 'n pen achter het
oor.
De schommelende juffrouw:
„Ik mot naor C. meneer; gaot'r gauw
'n trein!"
„Die is net weg! Over 'n uur gaat de
volgende."
„Wa-bl-i-e-f! Net weg? En ik most
nog mee!"
„Ja, dan had u eerder hier moeten
zijn. Wilt tl 'n kaartje? Retour?"
„Wat kaortje? Ik most méé, meneer,
méé
„Ja, goed! Moet u'n kaart, ja of nee?"
„Bedaord maor is. Bedaord, man!
Oaver 'n uur gaot de volgende zeit u
Oaver 'n uur? Precies 'n uur?
Nao, schiet 'n bheetje op, juffrouw;
whij mhoeten óók nhog méé. U hebt
nhog thijd genoeg!" zegt de meneer
met al de koffers.
De juffrouw keert zich om: Tijd ge-
nog? Tijd genog? Ik zal je danke ik
mot eerst m'n kaort. Straks had ik óók
tijd genog e.n toen kwam ik telaot. Nee,
dankje hour!" Tot deu ambtenaar „Eerst
mijn 'n kaort!"
„Retour!"
„Iloeveul kost dat!"
„66 cent".
„Zoo, maor ik ken 'r toch ook een
krijgc veur
„Bewharc me juffrouw! We mhotten
mhéé!"
„Ja, ja, goed heur! Ik ken 'r toch
eentje krijgc veur acht stuivers?"
„Ja, maar dan moet u vandaag terug?"
Van daog? Och man dan ben 'r nog
niet, ha-hé!"
Ze draait zich even om:
„Wat schreeuwt dat jong daor, je ken
je eigen woordc niet verstaon. Geef èm
veur z'n billc!"
„Wat bi... is dat" schreeuwt ineens
de paardenkoopman, „jij mot voor je
bille hebbe, ouwe kletskous! Als jij niet
vortmaakt, betrek ik je hiermee!"
Tikt haar met de zweep.
„Van mijn afblijve, zeg! Wie 't eerst
komt, eerst maolt, hè?" Tot den ambte
naar: „Nou geef me 'r dan maor eentje
van 60 cent."
't Kaartje is klaar, de ambtenaar wacht
tot er geld komt. 'n Gebreid beursje
bevat maar 40 cent.
„Zie je, dat had ik al afgeteld! Nou
zal 'k er nog twee dubbeltjes bie zoe
ken."
Ik de beurs zijn ze niet; in het mandje
ook niet.
„Dan mot ik maor grooter geve."
Aan een rooden doek, opgediept uit
het diepste van haar zak ontknoopt ze
een rijksdaalder.
„Nou komme we vooruit hé!"
'n Zucht, die meer zegt dan 'n vloed
van scheldwoorden, ontsnapt bijna gelijk
tijdig aan de andere wachtenden.
Eindelijk, eindelijk wringt de juffrouw
zich verder van het loket weg.
„Nou mag u, meneer! Zie je wel dat
't gauwer gaat, als je denkt!"
'n Yerwensching is het antwoord.
Het slot van de scène:
Dc paardenkoopman alleen komt mee
omdat ie in de wachtkamer den meneer
met koffers omver liep. De laatste
staat te schelden en te vloeken bij den
portier die hem tracht te kalmeeren.
Het vrouwtje met 'r kind moet met
haar schoonen witten zakdoek het
blocdneusje van het schreeuwend jochie
stelpen.
En in den hoek van de wachtkamer
zit de schommelende juffrouw het terug
ontvangen geld te tellen.
„Je kent nooit wetc, met zoo'd drukte.
Tijd om je geld na te zien hei je niet?
En waor is die drukte goed veur. Hij
daor schreeuwt of ie gek is en 'n stum
per van 'n kind sleupen ze oaver de
grond mee! Bedaord mot je altijd
blij ve(Historisch).
A'. v. d. D.
Ieder kent de oude legende van den
Phoenix, deu wondervogel, die om de
honderd jaar zich op een nest van geurige
kruiden neerzette, en dan met zijn nest,
door do zon ontstoken, verbrandde. Uit
de asch herrees hij dan, met nog veel
schooner veeren en kleuren gesierd, en
begon zoo een nieuw bestaan.
In het Dgbl. van Gouda lezen we nu
een bericht, dat ons onwillekeurig aan
den Phoenix deed denken, al zijn de
omstandigheden waaronder het Goudsche
wonderdier verbrandde en herrees, eenigs-
zins anders.
We lezen daar nl. het volgende:
„Zoo tegen deu middag en avond wil
het nog wel eens koud, worden, daarom
had ze maar besloten, de kachel aan
te leggen. Vuurmakers, hout, turven,
alles had ze bij de hand en spoedig
brandde in het vulkaclieltje een lekker
knappend vuur. Nog had ze het ijzeren
dekseltje niet op de kachel gelegd, toen
plotseling een somber, grauw wezen als
uit het vuur opsteeg en tegen het gelaat
der aanlegster vloog; daarop fladderde
liet de kamer rond, angstwekkend klap
perend.
De verschrikte aanlegster gaf een gil,
wilde de kamer uit, wist niet wat een
bovenaardsch wezen daar uit het vuur
verrees.
Eenige oogcnblikken later ontdekten
de huisgenooten echter, dat het een
doodgewone musch was, die door den
schoorsteen in de kachel was geraakt
en bij het vuur 't wel een weinig be
nauwd had gekregen. Door een open
geschoven raam wist ze spoedig deerlijk
toegetakeld te ontsnappen, op plafond
en gordijnen evenwel leelijkc kenteeke-
nen achterlatend van haar even zonder
ling als onverwacht bezoek.
Wie van onze moderne dichters waagt
er zich nu eens aan dezen Goudschen
phoenix te bezingen? Het onderwerp is
zeker aanlokkelijk, en heel wat nieuwer
dan het zingen der vogels in de boomen
waaraan zoo menig dichter reeds zoo
menigen versregel heeft gewijd.
Stellig ook interessanter is dit onder
werp dan de prozaïsche dingen, die
onlangs een poëtische» stationschef
inspireerden tot dichterlijke ontboeze
mingen.
Hij had nl. dekkleeden noodig, die
hij aan 't Btation Tilburg moest vragen.
Hij deed dit telegrafeerend-dichtend op
de volgende wijze:
O! Tilburgsch personeel,
Belast niet het materieel,
Zend mij met grooten spoed
Kleeden tot dekking van het goed.
Van zijn station werden veel steenen
vervoerd, doch het meest daarvoor
geëigend materieel (g. wagens) waren
wel eens niet disponibel, waarom hem
was aangezegd maar eens een ander
soort (h. wagens) te bezigen en daar
van den uitslag te melden.
Gevolg gevende aan deze opdracht
seinde hij:
De eerste II. met steen belaan,
Is lieden van mijn station gegaan,
Ze heeft de reis perfect gemaakt,
Geen steen is van zijn plaats geraakt.
En mocht het weer aan G's mankeeren,
Dan zullen wij 't weer met U's probeeren.
't Spreekt vanzelf, dat de deftige
Spoorweg directie niet kan dulden, dat
men zijn dienst zoo „vrij" cn „poëtisch"
opvat als deze dichterlijke chef. En
zoo moet dit talent misschien ook al
weer ondergaan in de alledaagschhedcn
van den dienst.
Dubbel jammer is het, daar men in
Brabant over 't gemeen zoo weinig
poëtisch is, cn de behartiging der
lichamelijke belangen er zoo'n voorname
rol speelt. Heel duidelijk blijkt dit uit
't volgende berichtje dat de 's Hcrt.b.
Crt. meedeelt:
„Te Bavel bij Breda zou een alge-
meene vergadering gehouden worden
van loden der coöperatieve stoomboter-
fabriek St. Brigida. Aan het eind der
agenda stond te lezen aanbieding van
worstenbrood.
Van dc 150 leden ontbrak er slechts
één!"
Zou dat soms de worstfabrikant zijn?
Men zou er toe komen een dergelijke
gissing te wagen wanneer men hoort
hoe juist de worstfabrikanten over 't
algemeen weinig met hun produkt in
genomen zijn, cn er gansch anders over
deuken dan een zekere Kohier, dc waard
van een logement te Straatsburg, die
dezer dagen door de rechtbank ter ver
antwoording werd geroepen. Ter terecht
zitting moest hij, wegens zijn „zwaar
wichtigheid," hij weegt 420 pond
schoon op een dubbelen stoel plaats
nemen, die bovendien met ijzeren bouten
geschoord werd.
Zooals men uit zijn gewicht kon
nagaan is hij een levende reclame voor
zijn keuken. Algemeen is hij te Straats
burg bekend als „dc vetslak." 's Zomers
pleegt hij naar Mariënbad te gaan en
daar 50 pond af te vallen, welk verlies
hij dra weer dubbel en dwars inhaalt,
't Is te hopen, dat de cel een plaats
van duurzamer vermagering zal zijn
voor den schelm, die zich herhaaldelijk
aan koppelarij schuldig maakte.
Wellicht, dat hij daar tevens tot inkeer
komt, en zich even plotseling gaat beteren
als de student, van wien de N. C.
het volgende weet te vertellen, dat tevens
dienst doet als herinnering aan prof.
Rosenstein. De inzender schrijft dan
aldus:
Te Leiden waren iu mijn studententijd,
gelijk dat trouwens aan iedere hooge-
school het geval is, eenige oudgasten onder
de studenten, die reeds eenige lustrum
feesten als student mede hadden gevierd.
Een hunner, een medicus, had in zijn
„jonge jaren", gelijk hij het uitdrukte,
het zoover gebracht, dat hij zijn caudi-
daatsbul had verworen. Toen echter was
hij aan het sukkelen geraakt met de
studie en spoedig was het zoover ge
komen, dat hij nooit meer op het zieken
huis kwam, en ging behooren tot de
stamgasten van een bierhuis, waar hij
zijn meesten tijd doorbracht, dag in dag
uit, jaren achtereen. De professoren van
het ziekenhuis kenden hem niet, behalve
een hunner, nu een wereldberoemd ge
leerde, die nog bij hem groen geloopen
had en wien hij als hij hem een enkele
maal alleen tegenkwam, uit oude relatie
altoos heel familiaar bij den naam noemde.
Door welke omstandigheid dan ook,
voor het oog der wereld plotseling, be
keert onze oud-gast zich van de dwaling
zijns weegs, en met het begin van een
nieuwen cursus begint hij zeer ijverig en
trouw college te loopen cn hij houdt
dit vol ook. Geen enkel college op
het ziekenhuis slaat hij over, tweegansche
cursussen lang. En ziet, de mare ver
spreidt zich, dat onze oud-gast zijn
doctoraal zal doen en waarlijk het staat
aangeplakt en het examen heeft plaats.
Groot is de belangstelling bij oud en
jong. Bij den uitslag is de faculteits
kamer bij lange na niet groot genoeg,
om al de belangstellenden te kunnen
bevatten; velen moeten zich tevreden
stellen met een plaatsje in of buiten de
deur.
Prof. Rosenstein neemt Hls voorzitter
der faculteit het woord en spreekt deu
examinandus onder ademlooze stilte
allerhartelijkst toe. Zonder te roemen
in zijn kennis (dit kon stellig niet be
staan) voelde de H. Gel. zich blijkbaar
gelukkig dezen oud-gast zijn bul te
kunnen overhandigen en hij, de Israëliet,
deed het o. a. met de onder groote in
stemming der talrijke aanwezigen aan
gehaalde woorden van Jezus uit Lukas
XV7„Ik zeg ulieden, dat er alzoo
blijdschap zal zijn in den hemel over
één zondaar, die zich bekeert, meer dan
over negen en negentig rechtvaardigen,
die de bekeering niet noodig hebben."
lsraëlietische lotelingen, die daartoe
hun verlangen te kennen geven, worden,
voor zooveel zulks is overeen te bren
gen met de belangen van den dienst,
toegewezen aan korpsen of onderdeelen
van korpsen in de grootere garnizoenen
of in groote garnizoensplaatsen, zooals
Leeuwarden, Groningen, Assen, Amster
dam, Utrecht, Amersfoort, Arnhem, Lei
den, 's-Gravenhage, Middelburg, Bergen
op Zoom en Breda.
Thans is definitieUvastgesteld dat de
volgende leerlingen van de hooger krijgs
school van 1 Mei tot 1 Oct. alhier zullen
gedetacheerd worden: le luit. der inf.
H. Zeeman, bij het le regiment huzaren;
I. luits. der inf. J. Kooiman en E. H.
van den Akker bij het le regiment
veld-artillerie.
Dit jaar zullen de voor verkorte oefe
ning ingelijfden (viermaanders) van de
lichting 1906, bij het 5e regiment in
fanterie worden ingedeeld bij de oneven
compagnieën en de achtmaanders bij de
even compagnieën.
De heer Gijsb. de Jager is gekozen
tot voorzitter van de Vrijwillige Brand
weer". Tot vice-president werd benoemd
dc heer H. G. Eosselaar.
Op het Volksconcert afgewisseld door
komische voordrachten, Woensdag 14
Februari a.s. door het Symphonieorkest
„Jubal" in „de Arend" te geven zal
het navolgend programma worden uit
gevoerd:
1. Hochzeitsmnrsch a. d.
Soiumernachtstrauin Mendelsohn
2. Onverture ,L.1ndliche
BilderE }Veissenborn.
3. Hulde aan de nieuwe drankwet. Voor
dracht.
4. Idolhtre. Wals Pedro Clignet
5. Andante nit de de Sym
phonic Haydn
PAUZE
6. De bruiloft van neef Janns. Cotnisch
dnet.
7. „Das liegt uns im Blut" Ziehrer.
8. SthudchenSchubert.
9. De brillenkoopman. Voordracht.
10. Lustschwhrmer. Wals Jos. Hixner.
De toegang kost evenals vroeger we
derom lü cents, tot dekking der kosten.
Programma's tevens toegangsbewijzen
zijn verkrijgbaar bij de heeren G. Th.
Brandsen, J. A. Schoterman, G. J. Slot
houwer en H. J. Vierdag.