Gemengd.
Stadsnieuws.
TOELICHTING.
den Haarlemmer apotheker Loomeijer.
Zaterdagavond zou deze man medicijnen
wegbrengen naar een familie in den
Aerdenkout. Hij had de medicijnen in
een mand aan zijn rijwiel. Bij den
Acrdenhout werd hij aangehouden door
vier personen, die geld eischte», doch
toen bleek, dat hij dit niet had, onder
zochten zij, denkende een bediende van
een comestiblcxwinkel voor te hebben,
zijn mand en toen het bleek, dat daarin
aÜcen potten met zalf aanwezig waren,
werden zij zóó boos, dat zij met den
inhoud den man van boven tot onder
insmeerden. Zoo kon hij, naar den heer
Loomeijer teruggaan, die heel wat
moeite had om den man schoon te
krijgen.
Dat was zeker nog een minder aan
gename ontmoeting, dan die van de twee
80c.-dem.-leden van den Veendamscheu
raad.
Ze hadden besloten in hun qualiteit
van raadsleden een bezoek te brengen
aan de electrische lichtfabriek, waarin
de gemeente de grootste aandeelhoud
ster is.
In de fabriek gekomen, werden ze
door het aanwezige personeel niet ge
weerd en nergens vonden ze „verboden
toegang" Op eens echter verscheen de
beer O. Hisgen. De heeren maakten
zich bekend.
De directeur echter ontving de leden
van den Raad op zeer onheusche wijze
en diende hun een flinke reprimande
toe. Hij ging zelfs zoo ver, dat hij hun
de deur wees. De hoeren hebben daar
aan voldaan, maar kwamen hedenavond
in den Raad hun beklag doen over die
onheusche behandeling.
Zij vroegen verder aan den voorzitter
explicatie van art. 21 van concessie
voorwaarden, waarin staat, dat de Raad
ten allen tijde toegang heeft tot de
centrale.
Aan B. en W. is nu een onderzoek
opgedragen in deze kwestie, die bepaald
interessant kan worden.
Interessant i6 ook het onophoudelijk
zoeken van Duitschepolitie naar den
voortvluchtigen misdadiger Hennig. Tal
van leuke vergissingen hebben er reeds
plaats gehad.
Eens meende men hem te hebben,
maar op het bureau bleek het zijn dub
belganger te zijn, met wien de politie
ook nog wat te verzekeren had, zoodat
ze hem maar „hielden? Nu deelt de
N. Rt. Crt. ons weer een en ander om
trent deze „boevenvangerij" mee.
Van een huiszoeking die de politie
hield, om den moordenaar in handen
te krijgen, maakten dieven, die zich ook
voor ambtenaren van de politie uitgaven,
gebruik om tezelfdertijd den kelder
van het huis leeg te halen. Een huis
knecht te Charlottenburg, die voor zijn
meester een groot bedrag in geld geïnd
had, deed een poging om dat bedrag
te verduisteren, door voor te wenden
dat Hennig hem het geld had afgepakt.
Men hechtte echter geen geloof aan
zijne bewering en hij werd ingerekend.
Aan het station Eichkamp in hetGrune-
wald vonden spoorwegarbeiders in een
leegen trein een slapenden man, die
gebelgd was, dat men hem wakker had
gemaakt. Hij zwaaide met een langen
hamer en maakte ten slotte beenen.
Toen kwam men op het denkbeeld,
dat hij Hennig was en 20 menschen
zetten hem na. Hij werd gegrepen,
mishandeld en in zware ketens geslagen.
Maar op de politic-wacht bleek spoedig,
dat men zich weer eens vergist had.
De gevangene was een onschuldig smids
gezel.
't Wordt daar een gevaarlijke boel!
De club internationale sportique
Op het Voorhout te 's Gravenbage
(tegenover het gerechtshof) bevindt zich
de „club internationale sportique.' De
schrijver van de Haagsche Kiekjes in
het Nbl. v. h. Noorden deelt daarover
het volgende mede:
„De eigenaar, stille vennoot, belang
hebbende of hoe men het ook noemen
wil van wat ik maar gemakshalve zal
noemen: de bank, is een zekere Tour-
neur, gewezen pédicure oftewel likdoorn
snijder. De man is een Franschman of
Belg, wat bij dergelijke lieden altijd
lastig is om uit te maken. Croupier
van de bunk is een zekere Mouton, ook
van zuidelijke origine, evenals de man
van de likdoorn, overigens een bekende
figuur in de Haagsche wereld der
spelers. Eenigen tijd geleden is hij,
tot groote hilariteit van de „intimi,"
failliet verklaard geweest of zooals wij
dat hier onder nette menschen zeggen:
heeft hij een annonce in de courant
geplaatst.
Welnu, deze beide heeren zijn de
drijvende krachten van de „club" of de
bank. Het behoeft echter geen nader
betoog, dat deze personen niet in kringen
verkecren, waar de klanten voor de bank
worden gevonden. Daarvoor zijn per
sonen van beter en hooger „standing"
noodig en dezen, die als lokvinken
werken, hebben zij dan ook in hun
dienst. Mij zijn namen genoemd van
„leden," die in het bezit van een klin
kenden naam en van een gevestigde
spelersreputatie, reeds heel wat nieuwe
leden voor de Tourneursche of Mou-
tonsche affaire of te wel „club' hebben
gewonnen.
Maar behalve met deze „lokvinken"
wordt er nog met andere middelen „ge
werkt". Zoo b.v. worden er door de
„bank" of „club" "soirees artistiques"
georganiseerd. Op prachtige circulaires
wordt dat aangekondigd; circulaires die
men thuis gestuurd krijgt. Wat de ver
lokking tot het spel alleen niet -vermag
is vooral bij de jo.igcren te bereiken door
ook Yenus op het appél te laten ver
schijnen, hetgeen gewoonlijk zijn uitwer
king niet mist. Vroolijke studenten en
jongelui, die van uitgaan houden, worden
op die manier „lid' gemaakt. De ouderen
maken natuurlijk van Venus minder werk
en komen er om zaken te doen. Maar
dit daargelaten, is het geheelo systeem,
waarmede deze bank werkt, zelfs al stelt
men zich op het standpunt, dat ieder
voor zichzelf moet uitmaken of hij dob
belen wil of niet een allerverderfelijkst
en bedenkelijk bedrijf. Want wat is het
geval?
Gesteld: een van de „lokvinken"heeft
u als a.s. lid ontdekt. Hetzij gij als lief
hebber van de „soiree" of van een spel
letje gaat of om van beide geneuohten
te zamen te genieten, ge wordt, na vol
daan te hebben aan de formaliteiten,
als lid aangenomen en neemt plaats aan
de speeltafel. De heer croupier heeft u
vooraf tegen klinkende munt de noodige
fiches gegeven, want geld ziet ge niet.
Er wordt alleen met fiches a 20 frs. per
stuk gespeeld. Nu speelt ge en verliest.
Ge verliest weder en uw fiches zijn op.
Maar geen nood, zoolang er nog bank
papier in de portefeuille is, waakt Mouton,
Hij blijft u zijn fiches verkoopen.
Maar is nu de laatste cent verspeeld
en wilt ge toch doorgaan, ook dón nog
waakt de croupier. Indien ge er goed
voor zijt, kunt ge van den edelen man
fiches op de pof krijgen en zoo wordt
er doorgespeeld, uren en uren achtereen,
soms onder de vroolijke tonen van de
muziek, tot het uur van scheiden daar
is en het oogenblik gekomen is dat do
verliezer, die in de hitte van het spel,
als vreemde eend in de bijt, in één roes
maar doorgespeeld heeft, door den crou
pier juridisch „gevild" wordt.
Want nu wordt hem een wisseltje voor
gelegd voor het bedrag door hem verlo
ren, met blanco datum en dat hij aan
de andere zijde voor accept moot teeke-
ncn. Hierdoor wordt de speelschuld,
die niet inbaar is, uitgeschakeld en krijgt
de transactie tusschcn den verliezer en
de croupier of de bank het karakter van
een daad van koopmanschap, en is de
man er gloeiend bij. Maar dit is nog
niet het meest ergerlijke in de zaak.
Het fijne zetje zit in den blanco-datum.
Hierdoor is de verliezer geheel in de
macht van zijn debiteur geraakt, die nu
naar willekeur hem, als hij niet betalen
kan, elk oogenblik kan dagvaarden met
de gevolgen van dien. Laat ik er bij
voegen, dat faillietverklaren een minder
afdoend middel is om het geld binnen
te krijgen, dan het dreigement van te
zullen gijzelen. Dat „werkt" perfekt.
Bezit echter de verliezer qualiteiten om
als „lokvink" op te treden, welnu, dan
is het belang van de bank om de schuld
voorloopig maar te laten loopen. Van
daar dat die blanco datum van zooveel
gewicht i6.
Maar nu komt er nog iets bij. Even
bedenkelijk als het wisseltje teekenen.
De vreemdeling, niet bekend met het
personeel van deze club, d. w. b. de
stamgasten, weet niet, dat deze heeren
met goede Hollandsche namen, voor
het meerendeel van vroeger ook geld
schuldig zjjn aan de bank, zoodat als
zij winnen, dat niet in hun zak gaat,
maar eenvoudig van de „schuld" aan
de bank wordt afgehouden. Ergo wint
de bank altijd, als er nieuwe leden, die
verliezen, in de „cercle sportique" worden
opgenomen.
De 10 procent, die de „verkoop"
van de bank opbrengt, is maar een
consolatieprijs voor den oppersten touw
tjestrekker van dit gezelschap En wie
staat er borg voor dat de bank niet
sommige debiteuren, spelers met schuld,
omzet in gesalarieerde agenten? Zooiets
behoort niet tot de onmogelijkheden en
is volstrekt niet in strijd met de „sta
tuten" van „de vcrceniging". Wat be
duidt voor zoo'n inrichting om 5 k 6
agenten te hebben, die b. v. een f1200
per jaar krijgen?
Men ziet, hoe hierin een wijd perspec
tief van demoralisatie zit, dat zich tot
breede kringen kan uitbreiden. Vooral
als daar nog bij komt, dat er sommen
verloren zijn op een avond of nacht
van zulk een bedrag, dat iedereen, die
hier een beetje wegwijs is, begrijpen
kan dat er iets aan de kaarten moet
„gemankeerd" hebben. Ik hoorde van
het teekenen van verschillende wissel
tjes van f 10.000 en hooger.
Iedereen, die een klein beetje op de
hoogte is denkt daar het zijne van. De
historie van de opgedoekte speel-club,
indertijd in „Villa Regina' gehouden en
zekere figuren bekend uit het proces
van den internationalen effectendiefstal,
geven aan die cijfers een eigenaardig
cachet."
De schrijver heeft vernomen, dat
justitie en politie aan het „werken"
dezer inrichting gaarne een eind zou
maken, maar dat de moeilijkheid zit in
de statuten der club volgens welke zij
een gewone sociëteit is als een andeie.
Echter meent hij dat do politie, gesteund
door de justitie, er wel iets aan zou
kunnen doen, bijv. door te „posten".
Een politieagent voor de deur vau de
club zou, meent hij, den vreemdeling
tot nadenken stemmen, die in gezelschap
van een lokvink lit huis binnentrad.
Bovendien zou de politie wel eens een
paar invallen kunnen doen, zooals te
Vaals geschiedde, waar de speelinrich
ting een minder bedenkelijk karakter is
dan de hier bedoelde. Eu eindelijk,
acht hij publiciteit, ruime publiciteit
tegen een dergelijk kwaad het beste
middel.
Kennisgeving.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS v in
AMERSFOORT maken bekend, dat voor de
delating vau leerlingen tot de openbare
Lagere scholen of het Herhalings-onderwijs
voortaan overlegd behoort te worden eene
door den Controleur der Belastingen en van
bet Bevolkingsregister afgegeven verkla
ring, vermeldende naam, voornaam, jaar en
datum van geboorte en woonplaats van de(n)
aspirant leerling.
De verklaringen zijn te verkrijgen op de
gemeente-Secretarie, afdeeling Bevolking.
Amersfoort 15 Februari 1 DOG.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KKOF.SE.
Bij de godsdienstoefening, welke Zon
dagmorgen half elf voor den Doopsge
zinden Kring in het Logegebouw zal
worden gehouden, hoopt voor te gaan
Ds. P. J. Glasz van Alkmaar.
In de Remonstrantsche kerk treedt
a.s. Zondagmorgen als spreker op Prof.
Ds. T. Cannegieter van Utrecht.
In de vitrine van Valkhoff's boekhan
del zijn acht aquarellen geëxposeerd van
onze stadgenoote Jacoba L. van Essen.
Door tusschenkomst der Yrijz. Pro-
paganda-club alhier, werden 64 Kiezers
op de Kiezerslijst voor 1906/7 gebracht.
Bij de oefeningen van de laudweer-
infanterie, in Mei en Juni a.s. te houden,
zijn o.m. ingedeeld de majoor-districts
commandant D. J. Ileinsius, de reserve
kapitein J. A. T. II. T. van Rijswijk de
Jong en de reserve-luitenants W. A.
Uijleuberg, A. van Ackooy, J. C. van
Aken en G. P. Piersma, benevens de
reseive-kapitoin-kwartiermeester P. M.
van Ileycop ten Ham.
De 2c luitenant L. M. M. Ottenhof,
die aan de werkplaatsen voor draagbare
wapenen aan do Hembrng een wapen
cursus volgde, is bij het korps terugge
keerd.
In de Valkenstraat waren gisteren op
een zolder van een pakhuis twee jongens
aan 't stoeien, toen ze tegen het luik
vielen dat opensprong, zoodat beide
knapen er uit tuimelden en op de sraat-
steenen terecht kwamen. Arts Kamerling
verleende de eerste geneeskundige hulp.
Ter gelegenheid van de feestelijke
opening der nieuwe zaal van de sociteit
„Vcrceniging" op Zondag 18 Februari
des avonds te zeven uur, wordt een
soirée amusante gegeven, met welwil
lende medewerking der Tooneel- en
Reciteervereeniging „Thalia".
Het programma luidt als volgt:
1Marsch. Orkest.
2. Verslag van den secretaris, behelzende
een kort overzicht van de geschiedenis
der sociëteit „Vereeniging".
3. Openingsrede door den voorzitter.
4. De Goochelaar, voordracht voor Heer.
5. De verloving op een zolderkamertje,
duet voor Heer en Dame.
b. Agent en werkman, voordracht voor 2
Heeren.
7. Candidaat voor de 2de Kamer, blijspel
in een bedrijf van G. von Moser.
8. Ouverture. Orkest.
9. Roode Sander, blijspel in een bedrijf
van Justus van Maurik.
10. Veriapen of te laat en te vroeg, duet
voor Heer en Dame.
11. Een lastige schoonpapa, kluehtspel in
een bedrijf.
Na afloop BAL.
De Vcrceniging „Ons Belang" houdt
Woensdag 21 Februari des avonds 8
uur in „de Arend" een ledenvergadering,
waarin een lezing zal worden gehouden
door Jhr. Graafland, gepensionneerd
kolonel van het Oost-Indisch leger, ridder
M. W. O. 3c klas, over het onderwerp
Opleiding en aanvoering.
Wij wijzen de leden der Yrijz. Propa-
ganda-club op de zeer belangrijke ver
gadering van Dinsdag a.s. om 8l/s uur
te houden in „De Zwaan",
Niemand blijve weg.
Ds. J. L. F. de Meijere Joh. Cz.,
komt voor op het alpliabetisch zestal
voor predikant bij de Evang. Lutli. ge
meente te Beverwijk.
Donderdag 22 Febr. wordt in de Arend
het jaarfeest herdacht der afdeeling
Amersfoort van den Chr. Nat. Werk
mansbond.
In de Keizerskroon spreekt a.s. Don
derdag de heer G. Oostcrbaan van Does
burg voor de anti-rev. propaganda-club
„Groen van Prinstercr' over: Uit en
in het moeras.
Aan den Raad dezer gemeente is
het volgende adres verzonden:
Ondergeteekenden, vertegenwoor
digende de afdeeling Amersfoort van
den Bond van Ned. Undervrijzes (goed
gekeurd bij Kon. Besluit van 22 Maart
1890 No. 28), hebben de eer U te
verzoeken, te breken met het stelsel
van ambulante Hoofden, en te begin
nen met de school le soort (jongens)
het te benoemen Hoofd het geheele
onderwijs in een vaste klasse op te
dragen. Met de meeste hoogachting,
hebben zij de eer te zijn,
Namens de afdeeling
Amersfoort van den
Bond van Ned. Onder
wijzers,
W. C. OOSTERMAN, Voorzitter.
F. FABER, Secretaris.
Waar de onderhavige kwestie reeds
zoo menigmaal in pers, brochures en
vergaderingen is besproken, meenen
wij te mogen veronderstellen, dat ze
ook voor Uw geacht college niet
geheel nieuw zalzijn. Bovendien nemen
we beleefd de vrijheid U te herin
neren aan ons adres een tweetal jaren
geleden gezonden, waarbij door ons
gevoegd was de bekende brochure
van den Heer G. H. VAN DALEN,
Hoofd eener school te Assendelft, ge
titeld: „Het Hoofdschap". Wellicht
zullen velen Uwer zich nog herin
neren, hoe daarin door een Hoofd
eener school een juiste kritiek wordt
geleverd op het ambulantisme. We
wijzen hier nog eens nadrukkelijk op,
te meer daar ook andere Hoofden op
het standpunt van den heer VAN
DALEN staan, om te doen uitkomen,
dat de strijd tegen het ambulantisme
niet louter een is van klasseonder
wijzers, maar dat ook zelfs dragers
van het hoofdschap het verkeerde van
dat stelsel inzien.
Het zij ons vergund nog even in
't kort na te gaan, welke rol het
Hoofd der school thans vervult en
welke plaats hij zou kunnen inne
men. Het is buiten kijf, dat onder de
huidige omstandigheden het Hoofd
vrij kan blijven van het geven van
onderwijs. De uitzonderingen, die
wel eens voorkomen, bewijzen niets
anders, dan dat niet alle Hoofden zich
kunnen schikken in den toestand in de
school te zijn zonder ook maar eenig
aandeel te nemen in de werkzaam
heid van de school. We ineenen dan
ook dergelijke uitzonderingen buiten
rekening te mogen laten bij de be
oordeeling van het stelsel. Wanneer
nu een Hoofd zich geheel onthoudt
van het geven van onderwijs, dan
ligt het voor de hand, dat de school
tijd moet worden doorgebracht met
andere werkzaamheden Deze bepalen
zich, zooals ook in Uw college zoo
juist is uitgedrukt, tot administratie-
en concierge diensten.
Gaarne willen we aannemen, dat
de administratie vooral bij een groote
school veel tijd in beslag neemt,
ofschoon er op dit punt veel over
dreven wordt. Waar toch de geheele
administratie welke de Leerplicht
wet oplegt aan een zeer ongunstig
gelegen dubbele school met veel
verzuim te Amsterdam niet meer dan
3 uur per week vereischt, daar meenen
wc gerust te mogen constateeren, dat
de Hoofden, die zoo hoog opgeven
van hunne administratie zich schuldig
maken aan schromelijke overdrijving.
Maar aangenomen, dat werkelijk veel
tijd in beslag wordt genomen door
administratiewerk, daar meenen wij
toch er op te moeten wijzen, dat dit
werk buiten schooltijd behoort te
geschieden. Dat men dan niets
onbillijks van het Hoofd eischt, ligt
toch voor de hand, waar het Hoofd
een zooveel hooger salaris geniet dan
de klasseonderwijzer, die trouwens
ook geen gelegenheid krijgt, onder
schooltijd, zijn noodzakelijke bezig
heden buiten het eigenlijke lesgeven,
als correctie, voorbereiding e. a. te
verrichten.
Bovendien kan het nimmer in
de bedoeling van den wetgever
hebben gelegen, den schooltijd te
bestemmen voor administratiewerk.
Dit toch zou in het geheel niet
strooken met de vrij hooge eischen,
die men aan de benoembaarheid tot
Hoofd stolt en ook niet met de groote
macht, die art. 21 het Hoofd geeft.
In het dagelijksch leven toch zoekt
men voor een dergelijk werk een
klerk en geen chef.
Nu dient een Hoofd ook nog andere
werkzaamheden te verrichten, als
klaar staan voor bezoeken, het in
ontvangst nemen van leermiddelen,
brandstoffen, enz. enz. Tal van bezig
heden liggen in dit enz. opgesloten,
maar wij stellen Uw college te hoog,
dan dat wij zouden meenen, dat voor
dergelijke futiliteiten een stelsel moet
in stand worden gehouden, dat voor de
gemeente kostbaar en voor de school
niet dienstbaar is. Wij meenen dan
ook op dergelijke argumenten niet
behoeven te reageeren.
Ieder verstandig mensch zal glim
lachend de schouders ophalen, wan
neer een ambulantus met dergelijke
argumenten zijn recht van bestaan
wil verdedigen.
Laten we voor een oogenblik de
kwestie der verantwoordelijkheid rus
ten, dan meenen we in het boven
staande voldoende te hebben aangege
ven den werkkring van de meeste
ambulante Hoofden.
Er zijn evenwel nog wel andere
argumenten, waarop men zich ter
verdediging van het ambulantisme
beroept. Gaan wc deze even na.
Ten eerste. „Het Hoofd moet in
vallen bij ziekte." De ondervinding in
Amersfoort leert, dat dit thans veelal
niet gebeurt. We zwijgen van 1 of 2
dagen verzuim, maar zoodra het zich
laat aanzien, dat de klasseonderwijzer
eenigen tijd niet ter school zal kunnen
komen wordt zijn plaats aanstonds
ingenomen door een tijdelijke leer
kracht. Welk een omvang deze plaats
vervanging soms aanneemt kan blijken
uit het feit, dat thans, begin Februari,
niet minder dan 5 bezoldigde tijde
lijke leerkrachten werkzaam zijn.
Ten tweede. „Het Hoofd dient op
de hoogte te zijn van het onderwijs
in elke klasse." Een leek in onder
wijszaken kan dit een zwaarwichtig
argument vinden. Een onderwijzer
die weet wat het zeggen wil met
kinderen op en neer te gaan; die
dagelijks ondervindt de groote moei
lijkheden, bij elk kind zoo verschil
lend; die zoo vaak gewaar wordt,
dat het kind, dat hij zoo goed meende
te kennen, toch eigenlijk zich geheel
anders voor hein ontpopt; die, wan
neer de tijd van overgang is gekomen,
zorgvuldig moet wikken en wegen,
welke leerlingen het best en met de
meeste vrucht het onderwijs hebben
gevolgd; de onderwijzer kan niet
indenken, hoe een Hoofd eener school
die zich zelf onthoudt van het geven
van onderwijs in de klasse ook slechts
een flauw idee kan hebben van den
toestand dier klasse. Wanneer een
Hoofd zich wendt tot den klasse-on
derwijzer, wat in de praktijk ook
gebeurt, dan zal die hem een eenigs-
zins juist beeld kunnen geven van de
vorderingen en het karakter der
leerlingen, die aan zijn zorgen waren
toevertrouwd. Een Hoofd, die dat
niet doet, komt absoluut niet op de
hoogte van het onderwijs in elke
klasse.
Ten derde: „Het Hoofd dient de
steun en hulpe te zijn van den klas
seonderwijzer! Wij willen aannemen,
dat elk Hoofd op een hoogte staat,
die hem het recht geeft zich de
meerdere te noemen van zijn klasse-
onderwijzers.
Laat hij zijn een leidsman voor
hen, die steun en hulpe behoeven,
dan nog kunnen wij ons niet begrij
pen, dat het Hoofd daarvoor ambulant
moet zijn. Een onderwijzer die steun
behoeft zal allicht zooveel zelfkennis
bezitten, dat hij dien steun niet inroept
voor de klasse, zoodat alle kinderen
getuige zijn, dat hun onderwijzer
geholpen moet worden. Hij zal, wan
neer hij zich zwak gevoelt, hierover
na schooltijd met het Hoofd willen
spieken. In verband hiermee meenen
we echter er op te moeten wyzen,
dat het Hoofd zelf zijn leerkrachten
kiest en dat dus bij voorkeur die onder
wijzers zullen komen, die hij berekend
acht voor hun taak. Voor Amers
foort kan dit alles nog zooveel minder
gewicht in de schaal werpen, omdat