No. 16. Zaterdag 24 Februari 1906. 3e Jaargang. Wees U Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". En ioch - ze agiieeren. FEUILLETON. Dolende Ridder. Verschijnt Woensdagsjen Zaterdags. DE EEMLANDER. Bureau Hendrik van Viandenntraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post - 0.90 Prijs der advertentlën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Voor de zooveelste maal zijn de Ncderlandsehc arbeiders bij trommel en bekkenslag opgecommandeerd om te protesteeren, te agiteercn, te manifes- teeren togen het ontwerp van wet tot regeling der arbeidsovereenkomst. Het ontwerp zelf is veel veranderd, veel verbeterd, z'n tegenstandqj's helaas niet. Zij hebben in den langen tijd van hun uitslaande en smeulende agitatie niets geleerd en niets vergeten. Ze blijven agiteercn. Alleen de vorm waarin hun agitatie tot uiting komt is een andere, een zachtere geworden. Wie „Het Volk" leest met zijn op roep voor de Russcn-protcst-vergadering van 18 Februari en zich herinnert de Heftigheid waarmede te keer werd ge gaan tegen Loeft Drucker, de vrijzinnig democraten, vooral de vrijzinnig-demo craten, en de heele bourgoisie, zal weten, hoe de al te schorpe punten van de redactionecle pen op de Geldersche Kade zijn afgeslepen. En 't ia te ver wachten dat de redenaars in het Paleis voor Volksvlijt, niet dat misbaar met hun tongen en longen zullen maken, dat ze verleden jaar hebben gemaakt op de zooveelste en zooveelste protest meeting. Nu men zoo dicht is komen te staan voor de openbare behandeling, is won derlijk genoeg de actie tegen „het arbeidscontract" verzwakt. Het kunst en vliegwerk zal men de groote zaal iu het Paleis vol, de vergadering geest driftig, (bleek of rood geestdriftig naar gelang van de beurt), en de onver mijdelijke motie onder het daarvan onafscheidelijk „donderend applaus" aan genomen krijgen. Slechts spaarzaam toch komen do berichten in „de krant" in, waarin een der bewusten onsterfelijk en zalig wordt gemaakt door het bericht, dat hy rot afgevaardigde naai de meeting tegen het arbeiderscon- Mm behoeft slechts oud te worden om zachter te worden in zijn oordeelik zie geen misslag begaandien ik ook niet zou kunnen begaan hebben. Goethe. Uit het Engelsch van EDNA LYALL. 14. Het fijne profiel en de warme heldere kleur waren de zelfde maar de mond stelde te leur, daar die dezelfde zwakte had, die de uitdrukking van Siguora Donati eenigszins had verminderd, terwijl de oogen, hoewel groot en schoon, geen diepte vertoonden en geleken op die van een pop, zoo weinig sprekend waren zij. Maar toch, zooals Nita daar lag in haar smart en zelfverwijt, dobberend tusschen twee kwaden en peinzend welke het beste te dragen was, was er toch iets in haar dat pleitte om medelijden. Zij was zoo jong, zoo zwak van na ture een woekerplant scheen zij geneigd zich ta hechten aan alles, zoolang dat tract door zijn afdeeling is benoemd. De agitatie, die eigenlijk nooit hevig heeft ingeslagen in het toch zoo aller- lichtst-ontvlambaar gemoed dor S. D. A. P'ers, heeft nu, nu ze eigenlijk pas haar werk moest beginnen, haar grootste kracht reeds verloren. Want och, eigenlijk, zit men wat verlegen met de heele agitatie. Waar tegen eigenlijk thans nog te agiteercn? Menige agitatioredenaar heeft reeds er kend of moeten erkennen, dat zelfs het eerste ontwerp-arbeidscontract voor den individueelen arbeider verbetering in den bc8taanden toestand zou brengen. Toegegeven wordt natuurlijk in het agitatie-kamp, dat het gewijzigde en het nader gewijzigde ontwerp op het oor spronkelijke veel voor hebben. Door de wettelijke erkenning van de burger rechtelijke bestaanbaarheid en verbind baarheid der collectieve arbeidsovereen komst moet ook thans door „het arbeidscontract" de vakvereeniging in betere conditie komen dan voorheen. Waartegen dus eigenlijk thans nog te agiteeren? Het antwoord luidt dan nu: tegen den staking-belemmerenden op zeggingstermijn, tegen de wettelijke erkenningvan het beboetingsrecht van den patroon, tegen het gemis aan leeken- reebtspraak over de geschillen uit„ Het Arbeidscontract" voortvloeiende. Billijkt de beteekenis diergrieven echter de vijandelijke houding tegen het ontwerp Ten aanzien van de laatste: het gemis aan leekenrechtspraak wordt die houding alvast stellig niet gerechtvaardigd. De scherpzinnige redacteur van „De Voor post" moge nog zulke „frissche," fikschc, vooruitstrevende beschouwingen leveren over de willekeurige ouderscheiding van publiek en privaatrecht, de grondwettig heid der leekenrechtspraak kan hij, niet op deugdelijken grond bepleiten, zoolang art. 153 der Grondwet „schuldvorderin gen", acht te behooren tot de uitslui tende kennisneming van de regterlijke macht" en de meeste vorderingen uit gene de kracht had, die zij behoefde en miste. Zij was bevreesd om te slapen in het huis, waar hare overleden moeder lag, maar nog meer beangst om aan haai man te vertellen waar zij geweest was. Zij was bang om Carlo te ontmoeten, maar nog erger zag ze op tegen eene ontmoeting met Comerio. Op eens kwam het bij haar op, wie toch wel haar met gezel was. „Ik heb uw naam vergeten, Signorina". zeide zij, in 't liefelijke schoone gelaat tegenover haar starend, „maar ik ver moed dat gij Carlo's engelsche vrien dinnetje van Casa Bella zijt?" „Ja; ik ben Franceses Britton," ant woordde deze bedaard en niet wenscheude te spreken over hare gelukkige ver loving. „Oh! wat stonden de spelletjes, die gij in vroeger dagen samen speelden mij tegen," zeide Nita droevig. „En nu, nu ben ik het, die U allen weerzin inboezemt. Maar gij hadt in dien tijd groot gelijk. Ik heb de Amerikaansche gewoonten sinds dien tijd leeren kennen en ik geloof, dat als wij, Italiaansche meisjes, iets van hunne vrijheid hadden er niet zooveel gebroken harten onder ons zouden zijn." Die woorden herinnerden haar weer aan haar smart en weer barstte zij in tranen uit. Laat mij Carlo gaan halen," zeide Francesca. „Hij zal u troosten zooals „Het Arbeidscontract" juist vallen onder dezen term. Aan 'n scheiding, met daar naar geregelde berechting, van de ar- beidscontractueele vorderingen, in al- of nict-schuldvorderingen, valt niet te denken, om de haast onoverkomelijke bezwaren aan een dergelijke splitsing verbonden. „Het Arbeidscontract" uit te stellen tot de grondwetsherziening om de leekenrechtspraak te kunnen „wettigen", aan een voorstel tot zoodanig uitstel zal niemand die de urgentie van de wettelijke regeling dei- arbeidsovereenkomst erkent, zijn stem knnnen geven. De grondwet dan maar veranderen met de invoering van „Ile' Arbeidscontract", zooals de bekende voorman uit de Rottcrdamsche arbeiders beweging wilde, zal niemand die een weinig meer weet van wet en recht, dan deze ambtenaar van een Bureau voor Arbeidsrecht, durven voorstellen. Weinig meer dan ten opzichte van deze grief wordt de vijandelijke houding gerechtvaardigd door de beteekenis van de tweede: de wettelijke erkenning van het beboetingsrecht. Op het eerste gezicht lijkt 't stellig niet minder dan bar, dat een wet die de positie van den economisch-zwakkeren arbeider tegen den gewoonlijk zooveel sterkoren patroon wil verbeteren, aan den werkgever een tucht-rechterlijke bevoegdheid durft toe kennen. Wil men echter komen tot een billijke bcoordeeling der boete-be palingen van het ontwerp, dan zal men haar inhoud moeten vergelijken met do toestanden zooals ze nu op het stuk der boete maar al te vaak voorkomen en Tcunnen voorkomen. De thans door geen stellige wetsbepaling gebreidelde zucht tot heffing van veelvuldige en zware boeten, zal in „Het Arbeidscon tract" niet dan binnen de daarin zeer eng gestelde perken kunnen worden botgevierd; misstanden, zooals op dit gebied thans voorkomen en kunnen voorkomen, zullen door de strenge be- pcrkings-bepalingen op de boetestelling niemand anders het doen kan. Oh ge moet niet zeggen, dat ge bang voor hem zijt, dat komt alleen omdat ge u hem niet herinnert. En ik mag hem wel zeggen, dat ge blijven wilt, niet waar? Gij zoudt hem niet zoo alleen kunuen laten". Nita snikte iets onverstaanbaars, dat Francesca voor eene toestemming hield, en zij haastte zich om haar beminde te gaan opzoeken. Zij vond hem iu de salotto, doch het lijk van de Signora was naar hare kamer gebracht en Carlo, die er ontroostbaar uitzag, was bezig een brief aan zijn oom te schrijven om hem het treurige nieuws te berichten. Hare arm zachtkens om zijn hals slaande en met hare koele wangen tegen zijn verhit voorhoofd stond zij eenige oogen- blikken zwijgend bij hem. „Ik moet naar huis gaan, beste," zeide zij eindelijk. „Vader zal terug gekomen zijn, en niet weten, waar ik ben. Mag ik hem vragen „je te be zoeken en je te helpen als hij kan." Carlo bedankte haar. Hij gevoelde zich verblind en verbijsterd en dacht het een troost de hulp te aanvaarden van den vriendelijken engelschman, die er behagen in schepte de zaken van anderen te behartigen. „En dan is Nita er ook nog." riep hij uit met een ontsteld gelaat. Die belofte om haar te redden keerde als een zware last tot hom terug; hij had zoo goed als onmogelijk gemaakt wor den. Kan men de enkele mogelijkheid van boete-heffing bij zoo groote ver betering niet als aannemelijk aanvaarden, kan alleen het wettelijk verbod van boete-heffing genade vinden? Meent men, dat deze vaak nuttige en noodzakelijke maatregel van orde ter beveiliging van de bedrijfsbelangen veelal, waarbij middellijk der arbeiders voordeel, en ter bescherming van andere belangen van gezondheid, zedelijkheid, fatsoen, waarbij zij rechtstreeks zijn be trokken, reeds nu geheel kan worden gemist? En zou 'n algeheele afschaffing den arbeiders wel ten goede komen, waar dan geen andere beveiligingsmaat regel overblijft dan ontslag. Het ideëel antipathieke in de wettelijke erkenning van het beboetingsrecht wordt met overwaarde vergoed door de groote practischc verbeteringen in de wijze grootte en aantal van boeteheffingen aan gebracht. De grief tegen den „staking-belem merden opzeggingstermijn" zou als juist moeten worden erkend, indien de be palingen over de opzegging werkelijk de staking belemmerden. Er zijn genoeg voorbeelden uit buitenlandsche stakingen te halen ten bewijze, dat een opzeg gingstermijn, zeker de normale van het gewijzigde ontwerp, een staking niet noodzakelijk hoeft te belemmeren. Verbetering, die in de Kamer niet op veel tegenstand zal stuiten, waarbij in geval van staking de opzeggingstermijn voor alle arbeiders in de betrokken nijverheids-onderneming gelijk wordt ge steld, zal het bezwaar stellig nog kunnen verminderen. In een duidelijke forrauleering te brengen, dat op gezonde basis rustende, door omstandigheden gerechtvaardigde stakingen, ook burgerrechtelijk bestaans. recht hebben, de wetgever daarentegen uit politieke of partij-propagandistische, of revolutionaire overwegingen voort spruitende stakingen niet kan dulden, het beloofd, doch wist niet hoe het te volbrengen. „Het is over Nita, dat ik je wilde spreken." zeide Francesca. „Zij zeide eerst, dat zij dadelijk naar Napels terug wilde koeren en zij scheen bang om je te ontmoeten. Maar ik geloof geloof stellig dat zij wel zul blijven als gij tot haar gaat en toont dat ge be lang in haar stelt. Zij is zoo vreeselijk wanhopig, en geen ander dan gij kan haar troosten, Carlo Mio." „Niemand dan gij, geen ander dan gij, geen ander dan gij De woorden verschrikten hem als hij opstond om naar Nita te gaan. Zijn moeder had alle vertrouwen in hem gesteld en Fran cesca scheen ook te denken dat bij hem de eenige kans was om zijne zuster te bereiken. Juist dat vertrouwen ver pletterde hem, hij wist in 't geheel niet wat hij doen zou of zeggen moest; hij kon niet gevoelen, de sympathie scheen dood, zijn hart kwam hem koud en ledig door het lijden voor en toch, over tuigd van de waarheid van de woorden, niemand anders dan gij, trad hij Nita's kamer binneu. Haar gelaat was in een kussen verborgen, zij snikte luid en sloeg geen acht op zijne tegenwoordigheid. Hij ging bij 't bed zitten en nam werk tuigelijk haar hand in de zijne, doch hare snikken roerden hem niet en hij vond geen troostwoorden. Maar op eeDs, terwijl hij de kleine is een vraagstuk, dat maklijker lijkt, dan de oplossing zal blijken. Weten de vertegenwoordigers van de arbeiderspartij de regeoring aan die fornnileering te helpen, dan zullen ze denkelijk ook hun bezwaard gemoed ontlast zien van deze laatste en ernstigste grief, 'n Zoo uitstekende gelegenheid om nu ook eens opbouwend werk te leveren, moesten de sociaal-democra tische parlementariërs, nu niet on „uit gebuit" laten voorbijgaan. Van de vele grieven, reeds geuit vóór tekst en toelichting dor wetsbepalingen, voldoende konden zijn doorwerkt, zijn er ten slotte slechts enkele als agitatie- geschikt overgebleven. Ook deze blijken bij nader onderzoek niet van voldoende gewicht om het vele goede, dat het ontwerp voorstelt te wijzen van de hand. Al zal de zoo goed als niets gerechtvaardige houding „van de vrien den van den arbeider" het ontwerp in de Kamer niet schaden, diürbuiten, in het maatschappelijke leven zal het de wet op het arbeidscontract, wel belem meren in haar uitstekende bedoelingen en zegenrijke bemoeiingen. Meer dan voor eenige andere sociale wet is voor haar welslagon voreischt de sympathie en do medewerking van het volk. Al beweren nu ook agitatoren, dat de wet op het arbeidscontract van hen loyale medewerking zal ondervinden, de twee jarige scheld- en sohetterveldtocht tegen „Het Arbeidscontract" zal niet zonder herinnering, noch gevolgen blijven. Zij moet hebben verwekt, antipathie, achter docht tegen de wet. De vrienden van de arbeiders hebben zich altijd erop beroemd, nooit om „Het Arbeidscontract" te hebben gevraagd. Zij beroemden er zich dus op, niet als wij in een der eerste paragrafen van ons Werkprogram, te hebben verlangd: wettelijke regeling van een arbeidsover eenkomst, waarbij de wcdcrzydsche rechten en vorplichtingcn omschreven hand bezag, die hij vasthield, trilde zijn hart. Die hand geleek zoo sprekend op zijn moeders hand, dat hij haast niet kon gcloovcn, dat het de hare niet was en hij drukte ze met liefde en eerbied aan zijno lippen, voor 't eerst in zijn leven ten volle gevoelend wat broederliefde was. Met dat gevoel en dat nieuwe visioen begon zijn hart op nieuw te leven, zijn werk lag voor hem, zijne vcrslageuheid smolt weg in een stroom van liefde en medelijden en dat vurige verlangen om te helpen, dat alle moei lijkheden verzwegen en zijn eigen gids is, ontwaakte in hem. „Nita Mia!" zeide zij, terwijl zijn tranen op de kleine, witte hand drupten, „huil niet zoo. Zy heeft nu rust, en is zeer gelukkig; wij mogen haar niet terug wenschen". „Maar ik ik heb haar gedood!" snikte Anita. „Neen, zeg dat niet denk dat nooit", riep hij. „Ge had gelijk, groot gelijk, dat ge naar huis kwaamt; het was Gods wil." Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 1