No. 17. Woensdag 28 Februari 1906. 3e Jaargang. Wees U Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". t Schijnvertoon. Stadsnieuws. FEUILLETON. Dolende Ridder. Ned. Bond van Post- en Tel. beambten. Verschijnt IVeensdags en Zaterdags. DE EEMLAHDER. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentlën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Ovei het verlof van minister Kraus I voor zijn reis naar Chili is al heel wat geschreven en gepraat, en voor zoover wij weten, heeft niemand dit verlof ver dedigd. Integendeel ook aan de linker zijde is men unaniem van oordeel, dat we hier te doen hebben met een be treurenswaardig incident, dat in onze parlementaire geschiedenis zijn weerga niet heeft en dat dan ook liever had achterwege moeten blijven. Maar de hooglceraar-ingenicur Kraus. aan wiens deskundige voorlichting de Chi- leensche regeering hooge waard hecht, had zich voor hij de ministerieele porto feuillc aannam, bij contract verbonden, en nu dc regeering van Chili niet weten wil van ontbinding daarvan, moet hij, wil hij zich niet schuldig maken aan contract breuk, zijn reis over den oceaan onder nemen. Men kan dit betreuren en zelf ernstig afkeuren, het feit is er, en de formateur yan het kabinet moet wel door ernstige overwegingen zijn geleid, want hij was op de hoogte van dc omstandigheden, om toch den heer Kraus te verzoeken eeD ministerieele portefeuille te aanvaarden. Dat dan ook hierover niet alleen buiten de Kaniers maar ook in de volks vertegenwoordiging een hartig woordje zou gezegd worden was te verwachten. De clericalc propagandisten hebben, met de hun eigene kieskeurigheid, dit vijf- uiaandsche verlof al zooveel mogelijk gebruikt en misbruikt om het huidige kabinet te bestrijden, en ook in komende propagandavergaderingen zal het wel een dingetje blijven, dat opgeld doet. In de Eerste Kamer heeft men er ernstig over getoornd, maar verder is men niet gegaan. Minister de Meester heeft daar erkend dat er zeer zeker bezwaren verbonden zijn aan het verlof, maar de bijzondere geschiktheid en be kwaamheid van den heer Kraus voor Wie geboren is om te gehoorzamen, zon gehoorzamen tot op den troon. üit hot Engelsch van EDNA LYALL. 15. Het verkeer met Enrico's wijsgeerig scepticisme was niet in staat geweest dat wonderlijke hinderlijke geloot, dat allen Italianen eigen is aan 't wankelen te brengen. E volete di Dio. De woorden werden met een ernstige eenvoud uitge sproken, die een Eugelschman in ver warring zou hebben gebracht. Hij dacht er niet aan welke woorden passend waren of hoe zij anderen zouden aan doen, hij sprak ze uit met dc volmaakte overtuiging, die hem in zijn groote smart tot steun was geweest. „Ge moet weten Nita," hervatte hij toen zij wat bedaarder werd, „dat zij mij alles heeft verteld eu zij stierf, gelukkig het ministerschap wogen zwaarder dan de bezwaren. Zooals we zeiden, verder dan toornen is men iu de Eerste Kamer, waarin een clericale meerderheid zit, niet gegaan. Eeu motie van afkeuring zou waar schijnlijk in de Eerste Kamer zijn aan genomen maar men heeft die niet ge steld. Te verwachten was het nu, dat ook in de Tweede Kamer, waar de clericalen geen meerderheid zijn, geen motie zou worden ingediend. Toch heeft de heer Kolkman dat gedaan. De voorzitter van de katholieke kamerclub heeft een interpellatie gehouden over het verlof, aan 't slot waarvan hij deze motie stelde: „De Kamer, van oordeel, dat het aan den minister Kraus verleende verlof door geen enkel landsbelang wordt gerecht vaardigd, gaat over tot de orde van den dag." Slapheid is voorzeker het kenmerk dezer motie. Onder het vorige ministerie had men zeker meermalen een dergelijke motie kunnen stellen, maar dat dit dooi de vrijzinnigen nimmer is gebeurd, wijst er op, dat zij eeu hoogere opvatting van den parlementairen arbeid hebben dan dc katholieken. Blijkbaar was het den heer Kolkman dau ook nergers anders om te doen, dan de regeering „dwars te zitten," ofschoon ook hij bij de begrootings debatten had erkend, dat het ook zijn plicht was, met het huidige ministerie het regeeren mogelijk te maken. Geen enkel kamerlid bestreed de motie maar minister De Meester ver klaarde kortweg de motie niet anders te kunnen opvatten dan als een votum van wantrouwen in het ministerie en hij sprak dan ook het onaannemelijk uit. De heeren Tydeman en Tak ver klaarden daarop de reis naar Chili af te keuren, maar zij waren niet zoo klein zielig, dat zij daarvoor een conflict met de regeeriug wilden uitlokken. Het was te voorzien dat de motie door het denkbeeld, dat gij er uit zou worden gered. Gij zult toch niet maken dat die hoop ijdel moet zijn? „Als gij mij wilt helpen," steunde Nita. ,Dat wil ik!" riep hij haastig. Er was nu geen tijd om over bijzonderhe den of moeilijkheden te donken, hij kon slechts zijn onbepaalde belofte geven. Dan toen zij beiden de zaken wat uitgebreider hadden besproken, kwamen zij overeen dat Carlo een briefje aan Merlino zou schrijven om hem te mel den dat Anita eenige dagen op villa Bruno zou blijven. „En schrijf vooral voorzichtig," riep Nita uit. „Pas vooral op, dat ge hem niet beleedigt." Carlo schreef een beleefden brief en zond hem naar Napels door den ouden Florestano, die de slechte tijding ook aan Guido Donati en de Ritters moest mededeelen en om grooteren spoed te maken een plaatsje bekwam in 't rijtuig dat Nita dien morgen had gebracht. Aldus ging de tijd onder de nood zakelijke plichten voorbij en eindelijk kwam de nacht. Carlo sliep maar wei nig en ontwaakte den anderen morgen bijna ongeschikt voor den taak, die hem wachtte. Niets dan de levenslange ge woonte om zijne behoeften dienstig te maken aan die van anderen hield hem op de been. Ten aanzien van de be grafenis had hij weinig te beschikken, zou worden verworpen en toen kwamen de heeren Loliman en Heemskerk met deze slimmigheid: de motie behoeft niet in stemming gebracht te worden, aan gezien alle Kamerleden met den inhoud het eens schijnen te zijn. De heer Kolkman trok daarop ziju motie in met de venijnige opmerking, dat het ministerie toch „zedelijk veroordeeld" was. Maar daarmee nam het ministerie geen ge noegen. Ook een stilzwijgende ver oordeeling wees het, bij monde van minister De Meester, fier van de hand, waarop een motie van vertrouwen dooi den heer Lieftinck gesteld werd aange nomen met 47 tegen 37 stemmen. Wat leert ons nu deze interpellatie? Eenvoudig dit: de woorden der clericalen van Loliman tot Kolkman toe, dat zij in hun oppositie loyaal zouden zijn, wa ren leugens en niets anders. Want zoo ooit dan is Donderdag in de Tweede Kamer bewezen, dat de kerkdijken geen middel zullen versmaden om het vrijzin nig ministerie tegen te werken. Het kabinet te doen duikelen, die verantwoor delijkheid durven zij blijkbaar nu niet te aanvaarden. Want waarom dan niet in de Eerste Kamer, waar ze de meerdor- heid hebben een motie gesteld en wel in de Tweede, waar ze wisten, dat die verworpen zou worden? Laag bij de grondsch gemier, schijn vertoon, dat iB dc eenigstc qualificatie die we kunnen vinden voor zulk optreden, 't Is een bedroevend feit, dat zelfs een hoogstand karakter als Loliman daaraan heeft meegedaan en 't is zeker weer eens een be-wijs van de corruptie die het Kuyper regime ook over onze volks vertegenwoordigers heeft gebracht. Zondagavond werd er in de Keizers kroon een vergadering gehouden door daar alles geregeld was door één van de cougregazione, de familiebetrekkingen gingen noch naar dc kerk noch zelfs naar het graf. Maar hij moest vader Christoforo ondervragen; met kapitein Britton spreken; oom Guido ontvangen die 's middags uit Napels overkwam en zijn best doen Anita voor verwijten te vrijwaren, er goed voor zorgend, dat de oude Donati geen woord hoorde over Comerio. En bovenal deze bezigheden van dien onvergetelijken dag, rees steeds de niet te beantwoorden vraag hoe kan ik Nita redden? Eu tevens FranceBca's woorden „Niemand dan gij." 's Avonds toen alles voorbij was en het droevige komen en gaan ophield, dedeu zijn smart en bedruktheid hem zich tot Enrico Ritter wenden, opdat hij zijn bezwaard gemoed eens kon uitstorten. Het was waar, dat Francesca gedeeltelijk zijn zorg raadde, maar met haar kou hij zoo'n donkere bladzij in 't levens boek niet bespreken; Sardoni, die hem had ingelicht, was hem geheel vreemd; kapitein Britton was de laatste man tot wien hij zich kon wenden; terwijl oom Guido met zijn driftigcu aard en zijne boosheid over de blaam, die Anita reeds op hunnen familienaam geworpen had wel niet zeer bereid zou zijn hulp te verleenen. Enrico had „zuiver voor zijn eigen genoegen" zich naar villa Bruno gehaast en nu wendde Carlo zich naar de vereeniging „Eendracht", afdeeling Amersfoort e.o. van don Ned. Bond van Post- en Telegr. beambten, waarin als spreker optrad de heer P. Nolting, lid van de Tweede Kamer. Behalve van uit de onder Amersfoort ressorteerende plaatsen waren afgevaar digden tegenwoordig van het Hoofdbe stuur, uit Zeist, de Bild, Utrecht, Baarn, Nijkerk, Putten, Harderwijk, Elburg, en Bameveld. Tc kwart over zos opent de voorzitter de vergadering met een woord van wel kom. Hij wijst er op, dat er in den laat sten tijd vele verbeteringen zijn verkregen door het werken der organisatie, maar nu wordt dezelfde organisatie bedreigt door een geest van lauwheid en laksheid die het vereenigingsleveu ondermijnt. Men is zich nog te weinig bewust van de groote innerlijke kracht, die er schuilt in het doel en streven vau den Bond, de bevordering van het zedelijk en stof felijk welzijn der leden. De voorzit ter hoopt, dat deze avond een ieder de overtuiging zal schenken, dat alleen in vereeniging kracht schuilt. Hierna zingt de vergadering staande het Bondslied, waarna de heer Nolting hot woord verkrijgt, en ongeveer spreekt als volgt: Toen ik voor enkele weken uw uit- uooding kreeg om hier een opwekkend woord te spreken, vooral tot hen, die nog buiten dc organisatie staan, meende ik dadelijk daaraan gehoor te moeten geven en hedenavond hoop ik mij van die taak te kwijten. Ik doe dat met zeer veel opgewektheid en met zeer veel liefde voor de zaak. Meermalen toch heb ik reeds vergaderingen bijge woond van den Bond „de Post", waar ook zooveel enthousiasme heerschte als dat hedenavond hier het geval is. Toen het vorig jaar dc supplotoire bcgrooting was ingediend en aangeno men heerschte er voel opgewektheid onder de beambten. En geen wonder. Want na veel moeite en veel strijd was er eindelijk eenige verbetering iu de positie gekomen. En ook bij zeer velen in dc Kamer werd die verbetering met instemming begroet. De Bond bestaat nu ongeveer 13 jaar en in den tijd van zijn bestaan heeft hij al veel teckcnen van leven gegeven. Het optreden in liet openbaar was noodzakelijk geworden, opdat het pu bliek eens kou zien, in wolk een toe- hem, een belofte vau geheimhouding vragend, eu vertelde hem daarna alles wat gebeurd was sedert hunne laatste ontmoeting. Hij had een goede vertrouweling ge kozen. Op Enrico's stilzwijgendheid kon worden gerekend; zijn gezond oordeel zijne koele, kalme, praktische wijs om de zaken te bezien was juist wat Carlo behoefde. Zijne eigen hersenen waren zoo overwerkt en zoo verward door de plotselinge ramp, die hem overvallen was, dat hij de zaken niet in hun ware licht kon bekijken. En dan om zijne zorgen met een ander te kunnen deelen gaf hem eeu groote verlichting. Niet dat Enrico veel raad had te geven, hij luisterde meest zwijgend toe. Maar er zijn tijden in het leven, waarin wij haken naar een vriend, die onsstilzwijgeud aanhoort, en Carlo wendde zich tot den man die werkelijk iets voor hem ge voelde toen hij de deelneming van vreemden moede was. Guido Donati had er over gesproken den volgenden dag terug te komen om over de toe komst te spreken, maar de werkelijke duistere toekomst werd met den Duitsclien pessimist besproken. „Er is maar een ding, dat ik je kan aanraden, treed niet in persoonlijk ver keer met Comerio," zeidc Enrico einde lijk. „Ik heb hem gezien en weet bovendien nog heel wat van hem, en hij is de duivel in eigen persoon. Betaal stand de postbeambten verkoerden. Ja voor enkele jaren waren er nog, die met 7, 8, 9, of f 10 naar huis gingen. Ambtenaren met een koninklijk pak aan moesten daarvan huishouden. Nu is er verbetering gekomen en ik kan me begrijpen, dat men daarover verheugd is. Gjj herinnert U de geschiedenis. Eerst werd de som op de begrooting gebracht en toen ging ze er weer af; toen er weer op, maar ze werd niet uitgekeerd. Daar is men iu de Kamer krachtig tegen opgekomen en eindelijk zijn de verhoogingen uitgekeerd. Maar nu dat er is, is nog niet alles verkregen. Er zullen er onder U wel zijn die denken, nu we eenmaal die ver betering hebben is het niet meer noodig lid van dcu Bond te zijn. Zij denken, nu zijn we er en het zaakje zal nu verder wel loopen. Maar dat is glad verkeerd. Zeker er is verbetering gekomen. In dc negen jaar, die ik nu in de Kamer zit, heb ik er ook negenmaal bij elke be grooting op aangedrongen. En nu na 9 jaar strijd ook van uw Bond is eindelijk de verbetering gekomen, waar ge ook voor jaren achtereen aan vastzit. In het gewone maatschappelijke leven, kan men, door van baas te veranderen soms zijn positie verbeteren. Maar dat kunt gij niet doen. Gij hebt een vaste betrekking en bovendien zult gij latei- pensioen krijgen. Maar terwijl de toe standen in de particuliere maatschappij over hot algemeen steeds beter werden, bleven die toestanden vooral bij het lagere postpersoneel, dezelfde. Men heeft nimmer rekening gehouden met den vooruitgang in het gewone leven. En nu is dc tevreden heid van het oogenblik te billijken, maal ais ge cenigen tijd dit traktement hebt gehad, zult ge er ook wel weer aan gaan denken, verbetering van positie te vragen, als ge hoogere eischen stelt aan 't leven. Nu is deze vergadering juist belegd voor degoncn, die altijd hebben toegezien. Tot hen, die anderen de kastanjes uit het vuur laten halen; tot hen, die nu wel mee profiteeren van het werken aan den Bond, hebben we dus het woord te richten. Zij hebben 't aangezien, hoe mannen worden achteruitgezet omdat ze den moed der overtuiging bezitten, zij ziju de klaploopers, die thans profiteeren van hetgeen de Bond tot btand heeft gebracht. Wanneer zij zich vroeger ook hem het geld terug, maar door tusachen- komst van een derden." „Ik verlang ook in 't geheel niet 0:11 hem te zien, dat verzeker ik je. Als ik maar een middel wist, om van hem af te komen", zeide Carlo zuchtend. Dat er ccuige moeite zou zijn om over het geld te beschikken, was nog niet bij Carlo opgekomen. Ilij was zijn geheele leven zeer zorgeloos geweeBt op geldzaken en ofschoon hij een te afgezonderd leven leiddo om overdadig te zijn, had hij de zaken op zijn beloop gelaten, heel tevreden zoolang hij zijn klein jaargeld van zijn moeder ontving, en zich nooit verder om hun inkomen bekommerend. Hij wist dat hij erfge naam waB van zijn oom en een ruime toelage van hem zou krijgen als hij trouwde, en dus liet hij alles aan zijne moeder over, nam wat men hem aanbood en leefde een gemakkelijk leven. Gedwongen om ziju toestand nauw keuriger te bekijken, was hij verbaasd te zien dat hij geheel van zijn oom afhankelijk was, zij hadden geleefd van een lijfrente, die bij zijn moeders dood ophield, villa Bruno was per jaar ge huurd, en hoewel de meubelen hem toebehoorden, was hunne waarde gering. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 1