No. 31. Woensdag 18 April 1906. 3e Jaargang. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Wees U Zelf! Gevaarlijke bouwval. Vaccinedwang. FEUILLETON. Dolende Ridder. DE EEMLANDER. Verschijut Wéensdags en Zaterdags. Bureau Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3-50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentlën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Tot onze blijdschap zagen we, dat de gymnastiekgelegenheid in de Hellestraat, waarover wij in ons nummer van Zater dag 7 April schreven is verdwenen. Niet alleen verheugt het ons, dat men thans het lokmiddel heeft verwijderd, zoodat de kinderen groot en klein, niet meer zoo in de onmiddellijke nabijheid 1 van den werkelijk gevaarlijken bouwval worden getrokken, maar ook hierom, dat we goed zagen, toen we schreven dat het geheel een Aprilmop was, een parodie op een werkelijk goede, dege lijke afrastering. Toch hopen we, dat op de afdeeling Publieke Werken, voortaan niet meer zulke grappen zullen worden uitgedacht, want, al zal het nier veel zijn, er is toch altijd weer geld mode gemoeid, en hoe weinig dan ook, geld weggooien blijft altijd zonde. Dat zal men op Publieke Werken wel met ons eens zijn. Thans schijnt men de overblijfselen van de daar gestaan hebbende huisjes, te gaan afbreken. Het dak was ten minste, toen we het Zondag zagen, reeds geheel verwijderd. Dat is dan ook de aangewezen weg en we hopen, dat er spoedig een paar P aardige huisjes zullen verrijzen. Voor de straat en voor de omgeving zal dat een geheele verfrissching zijn. In de vergadering der Tweede Kamer van 4 dezer bracht de heer Van Vliet namens de commissie voor de verzoek schriften rapport uit over het Walcherschc adres tegen den „vaccinedwang," zooals men van zekere zijde gewoon is het te noemen. Adressanten (1957 in getal) geven daarin te kennen, dat zij tegen art. 17 der wet op de besmettelijke ziekten ernstige bezwaren hebben, „hetzij (aldus Het ongeloof heeft evengoed zijn geest drijvers als het bijgeloof. Uit het Engelscli van EDNA LYALL. 29. De kapitein stond vlugger op dan hij gewoon was, ontsloot zijn deur en nam zijn warm water naar binnen, op 't dek sel lag een enveloppe aan hem gericht in Carlo's schrift. Hij scheurde ze open met een ziekelijk gevoel van angst. Wat was het dat zoo'n soort nevel voor zijne oogen bracht. Alleen een korto mannelijke brief een brief om excuus aan den man, dien hij had verongelijkt. Carlo was hem vóór geweest n de brief, die den schrijver zóó veel ad gekost, kostte den lezer nog meer. Ir stond maar weinig in, met zijn zorg- uldig Engelsch en mooi vreemd schrift, resumeerde de rapporteur) dat zij meenen dat Gods Woord hun de vaccinatie ver biedt, hetzij dat zij terugdeinzen voor de gevaren, die de inenting met zich brengen kan voor de gezondheid en het leven hunner kmderen, hetzij dat zij de vaccinatie in strijd achten te zijn met een natuurlijke, d. i. de meest hygiënische leefwijze, hetzij eindelijk dat zij iu be ginsel den staat het recht betwisten hen tot de inenting te dwingen op straffe van de school voor hun kinderen ge sloten te vinden." Op deze gronden verzoeken de adressanten de Ivamer „een wijziging te willeu brengen injde wet op de besmettelijke ziekten (art. 17), opdat voor liet bezoeken der school voorafgenoemde vaccinatie niet langer verplichtend zij." De commissie voor de verzoekschriften stelde voor het adres ter griffie te leggen ter inzage van de leden, doch daartegen kwam de heer Lohman op. Had de rapporteur gezegd dat het onderwerp, in het adres behandeld, „ongetwijfeld ook in de Kamer veel belangstelling vindt," de heer Lohman meende daar aan te mogen twijfelen; tot dusverre was hem dat nooit gebleken; „maar" voegde hij er bij „het kan zijn dat het nu anders is," en dan zou dit voor hem eene reden te meer zijn om te vragen of het niet wenschclijk was het adres te zenden aan den minister van binnenlandsche zaken. „Immers" zoo motiveerde hij de vraag „is door den vorigen minister van binnen landsche zaken een ontwerp hieromtrent ingediend; dit is ingetrokken door deze regeering; maar het is nier bekend om welke redenen de regeering het heeft gedaan; of zij het heeft gedaan omdat zijzelf overtuigd is dat de zaak boter behoort te worden geregeld dan thans geschiedt en zelf van plan is op dit punt een voorstel in te dienen, dan wel of zij meent dat de zaak kau blijven zooals zij is." En daarop liet hij volgen: „In het laatste geval zou er reden kunnen zijn voor enkele loden maar de woorden waren hom recht uit 't hart gekomen en als een pijl drongen zij recht in 't hart van den kapitein. Ofschoon de Brittons al lang in Italië woonden, hadden zij Eugelsche gewoon ten en ontbeten allen te samen om acht uur. Die morgen kwam de kapitein bene den met een eigenaardig gevoel van schuld. Francesca was reeds in de eetkamer, klaarblijkelijk geheel verdiept in 't koffie zetten. Hij keek angstig naar haar en bemerkte dat zij er bleek en vervallen uitzag en dat 't scheen dat zij gehuild had tot zij niet meer huilen kon. Zij gevoelde dien angstigen blik van haar vader en kromp er onder ineen. Oom George deed vol takt alsof hij niets merkte en hield behendig het gesprek gaande terwijl Sibyl gelukkig nog op dien leeftijd was, dat zij geen acht sloeg op de gezichten waaraan zij gewoon was. Het was een ongezellige maaltijd en zij begroetten het allen als een verlossing toen de kapitein van de Pelgrim verscheen, die oen telegram voor mr. Britton kwam brengen. Kapitein Britton was nooit verheugder geweest iemand te hebben wien h(j gastvrijheid kon aanbieden, „Kom kapitein, ge moet met ons mee ontbijten na uw langen rit!" riep hij met hartelijke stem. „Sibyl, loop eens gauw om een bord." van de Kamer, die wel in de zaak be langstelleu, om gebruik te maken van hun recht van initiatief." De heer Van Vliet verklaarde, dat het denkbeeld van den beer Lohman (verzending aan den minister) ook dooi de commissie overwogen was, doch dat er geen meerderheid voor te vinden was geweest, Intusschen meende de com missie, dat ook door nederlegging ter griffie de zaak kon worden bevorderd en de aandacht op liet daarbij bedoelde belang kon gevestigd worden. „De leden kunnen dan zelf doen, wat zij meenen te moeten doen." Het adres gaat dus niet eenvoudig in den doofpot, maar zal gevolgen hebben Uit de woorden van den heer Lohman zou zelfs op te maken zijn, dat er een wetsontwerp te dezer zake, van het initiatief der Kamer uitgaande, in aan tocht is. Daarom kunnen enkele her inneriugen van nut zijn. In de Troonrede van 1902 werd een wetsvoorstel tot „inperking van den vaccinedwang" aangekondigd en spoedig daarop is het wetsvoorstel ook werkelijk bij de Kamer ingekomen. De Stand aard heeft later (in het voorjaar van 1905) in een kennelijk geïnspireerd artikeltje (misschien wel van de hand van dr. Kuyper, toen nog minister, zelf) uitgelegd, wat met dit wetsontwerpje beoogd werd, niets anders namelijk dan „eene zeer kleine wijziging van de regeling in zake de pokkenbriefjes." De oplossing van de eigenlijke vaccine- quaestie zou veel langer tijd vorderen, maar daar was het niet om te doen. Hen wilde alleen door een kleine voor- loopigen maatregel het gewetensbezwaar wegnemen voor de ouders, die om het pokkenbriefje hunne kinderen van de school hielden. Juist dus wat de adressanten uit Walcheren vragen, niets meer en niets minder. En over dezen kleinen voorloopigen maatregel had gauw genoeg beslist „Dank je, sir," zeidc de kapitein een stoel aan de tafel trekkend. „Ik heb op het yacht ontbeten, maar ik zal blij zijn met een kop koffie als Miss Britton er één heeft voor een laatkomer. Ik dacht 't beter u het telegram even te brengen sir," vervolgde hij, zich met een buiging tot den eigenaar van de Pelgrim wendend, „wijl ik er een voor gevoel van had, dat het uwe plannen mocht wijzigen." „Goed van u ingezien, kapitein," zeide mr. Britton opkijkend. Het spijt mij wel dat het een verandering maakt en mijne vacantie doet eindigen. Ik moet dadelijk naar huis." „Er is toch niets verkeerds te Mer- lebank, hoop ik?" zeide zjjn broeder, terwijl Francesca en Sibyl angstig luis terden. „Wel neen, 't zijn zaken, doch ik moet Vrijdag thuis zijn. Dat zal de Pelgrim niet kunnen, dunkt u wel, kapitein?" Er was algemeen gelach. „Dat zou van een zeiljacht wel wat heel veel gevergd zijn," zeide kapitein Graham, 't Spijt mij dat ge naar En geland wordt teruggeroepen, Sir. We hadden op zoo'n aangenaam tochtje ge rekend." Mr. Britton zuchtte. „Voor slechtaards is er geen rust, eh Francesca In deze wereld is 't altijd, dat sommige monschen meer werk heb- kunnen zijn. Als het van de regeering afgehangen had schreef de Stan daard in April 1905 dan was reeds twee jaar geleden (dat is dus in 1903 die beslissing gevallen. Haar de Kamer wilde niet, altijd volgens De Stan daard. Zij verkoos de zaak „in al haren omvang en principieel" te kunnen behandelen, en zelfs benoemde zij voor dit eenvoudige wetje een commissie van voorbereiding: „iets wat nooit ander dan bij groote wetten van principieelen aard geschiedt." Daaraan alleen lag het, volgens het antirevolutionaire hoofdorgaan, dat er van den maatregel, door de 1957 adres santen uit Walcheren zoo dringend af gesmeekt, onder het ministerie-Kuyper niets gekomen is. Tot recht verstand van zaken, en met het oog op hetgeen de heer Lohman naar aanleiding van dat Zeeuwsche adres in het midden bracht, zij aangeteekend, dat het de afgevaardigde uit Goes was, die de benoeming eener commissie van voorbereiding doordreef, volgens D e Standaard de oorzaak der vertraging. En hoe is het nu met het wetje, nadat het in handen dezer commissie gesteld was, geloopen? Het is gebleken uit het antwoord, dat de heer Lohman als president dezer commissie aan den heer De Vries gaf, toen deze in April van het vorige jaar in de Kamer be langstellend naar den stand van zaken informeerde. In Juni 1903 was de Kamer met haar sectie-onderzoek gereed ge komen, en in Juni van het daaropvol gend jaar had de commissie van voor bereiding haar verslag ann den minister van binnenlandsche zaken toegezonden. En nu, weder tien maanden later, wachtte de commissie „het verder verloop van zaken af"; met andere woorden: het regeeringsantwoord was er nog niet. D e Standaard zei er van„Als de Kamer voor haar commissie een vol jaar neemt om haar eerste woord te spreken, niet uit traagheid, maar omdat zij do zaak ben, dan zij wenschen en andere niet zoo veel. Ik zou je wel even willen spreken John, in de studeerkamer". De broeders gingen weg en de oude Schot wendde zich tot Sibyl. „Vat zoudt gij wel van een tochtje zeggen, Miss Sibyl? Mij dunkt dat zou juist iets voor je zijn. Ge zoudt een flinke kleine zeeman zijn." „Oh beste kapitein Graham, bepraat u oom George eens om dat te doen," riep Sibyl in extase. „Oh Fran, zou 't niet heerlijk zijn?" Francesca glimlachte zwakjes, zij wil den de vreugde van 't kleine meisje niet dooven, maar zij gevoelde zich iets ellendiger, toen zij bedacht of haar vader het wellicht goed voor haar zou vinden haar van huis weg te zen den. „De zeelucht zou u allen goed ter wereld doen, miss," zeide kapitein Gra ham, naar haar bleek gelaat ziende, het is maar jammer dat er geen van uw nichtjes aan boord is, dan zouden we een vroolijk partijtje hebben. Miss Kate geeft niet om 't yacht, maar de andere zijn flinke zeelieden! Hiss Lucy en Miss Holly hebben op onze laatste tocht een heele wacht meegemaakt en wat de kleine Miss Flo betreft, die zou wel aan boord willen leven. Intusschen deed de eigenaar van de Pelgrim in de studeerkamer zyn bost voor zijn lief nichtje. Hij had zoowel principieel wenscht op te vatten, kan de regeering stellig met niet minder tijd toe voor haar nader onderzoek." Ziedaar de feiten, waarbij nog te voegen is, dat het regeeringsantwoord op het verslag der commissie van voor bereiding verscheen, toen het lot van het ministerie-Kuyper reeds besÜBt was. De schriftelijke gedachtenwisseling juist afgeloopen, toen de verhuiswagen al vóór de poort van het regceringkasteel stond! De adressanten uit Walcheren, die, toen er een „Christelijk" Kabinet was en eene „Christelijke" meerderheid in de Kamer, gezwegen hebben, misschien wel in de stellige verwachting, dat, zoo ooit, nu de gelegenheid zou worden aange grepen om hunne bezwaren tegen het pokkenm-iefje weg te nemen kunnen uit deze loop van zaken opmaken, waar aan het te wijten is, dat zij thans, drie en een half jaar nadat de „inperking" plechtig in de Troonrede aangekondigd was, hun nood moeten komen klagen bij de Tweede Kamer, dat zij nog al tijd gebukt gaan onder den „vaccine dwang". En nu het juist de voorzitter der voormalige commissie van voorbereiding, die de zaak „principieel" wilde opvat ten, is, die zooveel hechtte aan verzen ding aan den minister cu zelfs aan de mogelijkheid dacht dat de tegenwoordige regeering de zaak terhand neemt, nu dient er even op gewezen, dat do adres santen geen „principieele" behandeling verlangen, maar blijkbaar al heel tevre den zouden zijn geweest, wanneer de zaak behandeld ware geworden op de eenvoudige wijze, als volgens D e S t a n d- a a r d de regeering van 1901 bedoeld en gewenscht had. N. R. Ct. door haar gelaat als door zijn broeders neerslachtigheid gegist, dat er de vorige avond een twist was geweest met de jonge Donati. Hij hoopte de zaak voor zijn vertrek weer in 't reine te brengen, maar hij wist niet hoe ernstig de stand van zaken was. „Kijk een, John," zeide hij de deur sluitend, „waarom zou je niet eens een tochtje mot 't jacht maken nu 't toch hier is? Er is ruimte genoeg voor u en de meisjes, en voor den jongen Donati en een paar andere vrienden, als ge er zin in hebt. "Wat denkt ge ervan, want ik vind het bepaald jammer dat het jacht hier voor niets ligt." „Ge zijt heel goed," zeide kapitein Britton aarzelend, „ik zou niets liever wenschen, want ik moet bepaald kier een poosje vandaan, ik ben geheel ont daan door die vervelende zaak." „Welke zaak?" „Wel, ik zou 'tje van daag alles hebben verteld. De verloving van mijne arme kleine Fran is verbroken." „Mijn hemel! hoe komt dat? Ge wilt toch niet zeggen dat hij haar nu al moe is." „Neen, dat is juist het ergste; de kerel is wanhopig op haar verliefd, maar ik heb er een eind aan moeten maken. Ik was nooit zoo te leur gesteld in niemand als in' hem." „llot is een ernstige zaak," zeide mr. Britton nadenkend, want mg dunkt

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 1