tAmersf. Schoolvereeniging,
Ingezonden.
Schoolartsen.
Paulus Buyslaan 3 en 5.
Bfiagelhout en de heer Reynders slaan
Bmej- Daners en den heer Iloldanus met
■6—3, 5-7, 6-4.
I De wedstrijden zijn hiermede afgc-
lloopen.
I Het Hbld. Terneemt uit Amersfoort:
I Verleden jaar werd door de vereeni-
I ging Handel en Nijverheid de 9 uurs-
I sluiting in liet leven geroepen. Wel
I was zij een partiëele, omdat onder meer
I allerlei neringen, waarin eetwaren werden
I verkocht, al aanstonds werden buiten-
I gesloten, maar toch trad het overgroote
I deel der winkeliers toe tot de vervroegde
1 sluiting. En hield daaraan stipt de hand.
Van Paschen tot Pinksteren echter
bleven de verschillende magazijnen,
overeenksmstig het reglement, ook na
negen uur geopend.
Het publiek dat uit don aard der
zaak in dit jaargetijde ook later zich op
straat beweegt, schijnt daardoor ver
wend. Althans van verschillende bran
ches komen nu klachten in, dat vak-
genooten, die door onderteekening van
hot reglement .zich moreel verbonden,
volgens plicht, eer en gewoten dit
reglement na te komen", afvallig werden
en door het openhouden hunner winkels
lien, die hun woord gestand doen, zeer
benadeelen.
Nu zal worden getracht de afvalligen
tot inkeer te brengen; zij zullen er op
worden gewezen dat zij door de geheel
vrijwillige onderteekening van het reg
lement zich moreel verbonden en niet
het recht hebben, zij het ook onder
zekere pressie van het publiek, hun
belofte niet gestand te doen.
Konkurreutievrecs bedierf dus ook hier
de beweging."
Belanghebbenden verwijzen we naar
de in dit nummer voorkomende adver
tentie van de Amersfoortsche schoolver-
eeniging.
Vergadering van de vereen. „Handel
en Nijverheid" op Vrijdag 15 Juni,
s' avonds te 8 uur, in het hotel „De
Zwaan".
Na opening te half negen leest de
secretaris de notulen der vorige verga
dering, d.d. 14 Mei, die onveranderd
worden goedgekeurd.
Aan de orde is de agenda.
Punt 1 Voorstel van het bestuur tot
benoeming eener commissie tot verbete
ring van hel marktwezen alhier.
Het bestuur stelt voor hiertoe te be
noemen de heeren: J. v. d. Wal Kzn.,
J. M. Reuten en A. Schimmel.
Voorts worden tot adviseerende leden
benoemd do heeren M. R. N. Oostervecu
en S. J. van Duinen. Alle heeren, tegen
woordig ter vergadering, nemen hunne
benoeming aan.
Ten slotte wordt aan de commissie
leden ook het recht verleend, om, wan
neer zij dit noodig oordeelen, zich nog
eenige heeren te assumeeren. Dezelaatsten
behoeven echter geen leden der vereeni-
ging te zijn.
Punt II. Ballotage. Drie nieuwe
leden worden met algemeene stemmen
aangenomen.
Punt III. Ingekomen stukken.
Behalve eenige praeadviezen van den
Bond van Handelsvereenigingeu, die in
een volgende vergadering zullen worden
behandeld zijn voorts ingekomen 3
brieven, houdende bericht van eenige
heeren, dat zij zich niet aan hun gege
ven woord kunnen houden, om te negen
uur 's avonds te sluiten, daar winkels
van concurrenten (ook aangeslotenen)
toch opeu blijven en zij daardoor te
veel schade ondervinden.
Na zeer breedvoerige discussie wordt
besloten een circulaire te zeirden aan die
leden, welke, op zulk een eigenaardige
manier", hun eens gegeven woord „naar
eer, plicht en geweten" (zooals dat in
de voorwaarden staat omschreven) na
leven.
Punt IV. Mededeelingen.
Betreffende het congres te Leeuwar
den, deelt de voorzitter mede, dat
toegangsbewijzen voor het congres en
de tentoonstelling kosteloos verkrijgbaar
zijn bij den heer Nieuwenhuizen, Slicli-
tenhorststraat, Nijmegen, mits men op
geeft van welke vereeniging men lid is.
Daarna wordt de vergadering te ruim
10 uur gesloten.
Het Algemeen Ned. Politieblad ver
zoekt overname van het volgende:
Den 17 Mei jl. is door de Amster-
darasche Bank aangeteekend por post
verzonden naar Parijs, doch tot dusver
niet in handen van den geadresseerde
gekomen
1 pakket, in wit linnen papier, geslo
ten met 10 roode lakken, waarin de
letters A. B., inhoudende recepissen van
468 oblig. van de Keiz. Russische 5%
Staatsleening 1906, waaraan bevestigd
2 coupons, betaalbaar 1 November 1906
en 1 Mei 1907, uitgegeven door ban-
kiersfirka Van Loon en Co., Keizers
gracht 579/581, Amsterdam, en be
staande uit:
3 recipisBen a 500 frc. elk, dos. 75,
86/87, 83, 38; 75 recipissen a 2500 frs.
elk, nos. 25155, 25266, 25597, 25604/5.
25629, 26191, 26576/7, 26586/7,26S30,
26893/4,27654,28786,28916:7,2921S 28,
29253, 29874/5, 30174/81, 30226,
30238 40, 30477/9, 32058-63, 33251/5,
33273/7, 34389 92, 35085/0, 36345/6,
36449/50, 39327/8;
9 recepissen a 5000 frs. elk, nos.
45137/8, 45148/51, 45532, 45737/8.
De commissaris van politie in de le
sectie te Amsterdam verzoekt opsporing,
aanhouding en bij ontdekking bericht.
In de zitting der arrondissements
rechtbank van Utrecht van Maandag 18
Juni 1906 werd o. a, de volgende uit
spraak gedaan:
G. v. d. H., 20 j., koopman te Amers
foort, beklaagd van beleediging van E. A.
veroordeeld tot f 5 boete subs. 8 dagen
hechtenis.
Lijst van onbekende brieven en
briefkaarten, verzonden van het Post
kantoor te Amersfoort gedurende de le
helft der maand Juni 1906.
(Brieven binnenland).
J. van Koot Groningen.
J. van Koot
H. Dokhorst Huizen.
(Brieven buitenland).
Miss. M. E. Cook Drusbury Suffolk.
J. Kuit Mülhem.
G. J. vau Olst Nieuw Serry.
(Briefkaarten binnenland).
H. Faninga Amsterdam.
L. Krak
(Buiten verantwoordelijkheid der Red.)
M. de Redacteur
i.
Over bovenstaand onderwerp wil ik
schrijven. Vóór ik echter op het onder
werp zelf inga, maakte ik gaarne een
kleine inleiding. In de laatste jaren
doet zich het verschijnsel voor, dat er
(m. i. wel wat laat), meer en meer aan
dacht wordt geschonken aan de volksge
zondheid.
De oorzaken voor dit verschijnsel
op te sporen ligt niet in mijne bedoe
ling, zou trouwens buiten het bestek
van dit opstel liggen. Het te constatee-
ren zij dus genoeg. Men behoeft slechts
de debatten over de woningwet in de
Tweede Kamer te bestudeeren, men
behoeft slechts de pogingen gade te
slaan, die worden gedaan in het belang van
beperking van den kinderarbeid, men
behoeft de gemeentelijke progamma's
der S. D. A. P. en der Vrijz.-Demo-
craten na te gaan om overtuigd te zijn
van het feit, dat al wordt het streven
nog niet altijd in daden omgezet, de
belangstelling voor eene goede volks
gezondheid aanwezig is. En wanneer
men spreekt van een goede volksge
zondheid, dan valt onder dit begrip ook
de hygiëne van het kind en als onder
deel daarvan weer de schoolhygiëno
schoolhijgiën behoort tot de volksge
zondheid. Immers, wat men aan het
kind te n goede doet komen, is besteed
aan het volk en komt, verder doorrede-
necrende, den Staat zelve ten goede,
daar het kind eenmaal zijn aandeel in de
werkzaamheden van den Staat zal nemen.
Het streven naar een goede school-
hygiène vindt men, behalve in een paar
artikelen der wet op het L. O. en
in enkele verordeningen belichaamd in
de meer uitgebreide programma's van
onderwijs-vereenigingeu, in het bijzonder
in het programma van den Bond van
Ned. Onderwijzers. Eu geen wonder,
want het zijn toch voor een groot deel
in de eerste en voornaamste plaats de
onderwijzers, die dag in dag uit het goede
van de tegenwoordige schoolhygiëno,
ondervinden maar ook in de gelegenheid
zijn het ontbrekende |met al den aan
kleve van dien op te werken.
Het ontbrekende met al den aan
kleve van dieD, zeg ik. Dat er nog
heel wat ontbreekt, het wordt bewezen
door de adressen, die af en toe den
Gemeenteraad bereiken. Ik wijs slechts
op de groote klassen, waarvoor de on
derwijzers der z.g.n. kostelooze scholen
werken, terwijl we nog steeds de schan
delijke onbillijkheid beleven, dat in de
scholen, waar kindoren van ineergegoe-
den onderwijs genieten, de onderwijzers
soms voor 8 of 10 leerlingen staan.
Ik wijs om zoo tot mijn onderwerp
te komen op de adressen, waarin om
schoolartsen wordt gevraagd, waarvan
er een, nog steeds, naar ik meen, op
de secretarie ligt, ingezonden door de
afd. Amersfoort van den Bond van Ned.
Ond., die zeer zeker daarmede een goed
werk verrichtte. Ik zou zeker te onbe
scheiden zijn, als ik zei: „het verwon
dert me, dat dit adres nog- niet in
behandeling is gekomen".
Immers het feit, dat onze Raad in den
laatsten tijd voor een berg van werk
zaamheden is geplaatst geworden, kan
voor het niet in behandeling nemen tot
heden een excuus zijn.
Ik druk nu alleen als mijne meening
uit: „de afd. kan gerust zijn. Het feit,
dat zich in onzen Raad 2 medici bevin
den, zal zeker medewerken, dat aan het
adres de noodige aandacht niet zal
worden onthouden. Voor deze meening
pleit ook nog iets anders. Al zijn het
in sommige gevallen de onderwijzers,
bij wie men het liefst niet om inlich
tingen gaat, in eene zaak als deze,
waarbij van eenzijdigheid van opvatting,
zelfs van eene vermeende eenzijdig
heid geen sprake kan zijn, zullen
autoriteiten toch wel het oor leenen, aan
wat de onderwijzers in deze zaak in
het midden meenden te moeten bren
gen. Het is ook deze overtuiging, die
me er toe doet besluiten om nog eens
te trachten een steentje bij te dragen
tot het vestigen der overtuiging, dat het
aanstellen van schoolartsen (liever school-
hijgiënistcn) een zaak van urgentie is.
Ik meen niet, dat de opmerking ge
waagd is, als ik zeg: De invoering dor
Leerplichtwet heeft; de aanstelling van
schoolartsen noodzakelijk gemaakt.
Laat zien! De Staat noodzaakt de
ouders hunne kinderen ter school te
zenden; de school bewerkt vaak schade
lijke inwerkingen derhalve moeten maat
regelen worden getroffen, die de schade
lijke inwerkingen, tegen gaan. Ik meen,
dat als men bewijs voor deze stelling
vraagt, dit alleenbehoeft gegeven te worden
voor het tweede gedeelte ervan: de
school bewerkt vaak schadelijke in
vloeden.
Welnu, èn in Duitschland, èn in
Zweden en Zwitserland, alsook in Neder
land is door deskundigen (Cohn-Hertel-
Schenk-Straub) aangetoond, dat de
school vaak schadelijk inwerkt. Men
lette bv. op het constateeren van de
oorzaken der bijziendheid. Reeds een
negental jaren terug, toonde Prof.
Straub in ons land aan, dat de oorzaken
der myopie voor het grootste gedeelte
liggen in het schoolgaan.
En Dr. W. de Jong, die de Leidsche
schooljeugd onderzocht, toonde aan, dat
aan bijziendheid leden:
4'/a der leerlingen van 6 jaar.
9% „10 jaar.
16% „13 jaar.
22% „14 jaar.
257a 17 jaar.
Men ziet hier eene stijging bij langer
schoolgaan.
De heer G. Oosterbaan, een bekende
persoonlijkheid op het gebied der
hygiëne zegt: „de feiten dwingen tot
de conclusie, dat in het schoolgaan ecu
oorzaak voor het ontstaan dier ziekte
(myopie) moet worden gezocht.
Men lette verder op de verspreiding
van besmettelijke ziekten door de
school: roodvonk, typhus en februs
typhoïdca, en op bof, waterpokken,
influenza, kinkhoest, huidziekte, oogont
stekingen.
Men lette eens op de inrichting van
scholen.
Hoe vaak worden er zelfs in dezen
tijd nog scholen gebouwd tegen eene
goede hygiene in. In vele gevallen is
op plaatsing der ramen (zie de Amers
foortsche scholen), luchtverversching, in
richting de privaten, nog al wat aan te
merken.
(Hoe lang heeft Schoonhoven het niet
volgehouden zie de bladen.)
Aannemers (die wellicht aanstelling
van schoolartsen het meest vreezen)
passen op den schoolbouw ook vaak
revolutiebouw toe. Groote gapingen
tusschen deuren en posten zijn niet
zeldzaam. Slecht sluitende ramen komen
vaak voor, naden en reten in de vloereu
vormen een waar eldorado voor vele
en velerlei insecten.
Stofwerendo olie is voor vele scholen
een luxeartikel.
Ik meen, dat het bovenstaande vol
doende is voor het bewijs van de stel
ling: „de school bewerkt vaak schadelijke
inwerking".
Is dit aangetoond, dan is de Conclusie
in verband met het le deel der stelling
ook niet gewaagd. Er moeten maatre
gelen worden getroffen, die dejschadelijke
inwerkingen tegen gaan.
De vraag ligt dus voor de bend of
de voorsteller der Leerplichtwet dit niet
heeft gevoeld, toen hij zijn wet voor
stelde. Gegeven de groote scherpzinnig
heid van den ex-minister Borgesius is
het bijna onmogelijk te noemen, dat hij
dit niet zou hebben gevoeld. Ik wensch
de vraag dan ook anders te stellen en
wel in dezen vorm: „Zou de wetsvoor-
steller ook soms in deze te veel op de
gemeentebesturen hebben vertrouwd,
zooals hij dat in enkele andere zaken
heeft gedaan, b. v. in zake de woning
wet en de tractementeu der onderwijzers?
Ik moet de beantwoording dezer vraag
aan den eenig-bevoegde zelf overlaten.
Voor het oogenblik laat ik dan ook
de kwestie: Schoolartsen door de Staat of
door de gemeente aan te stellen"
(ik kom in een volgend deel er op terug.)
Ik bepaal me dus alleen, tot het feit,
dat de Leerplichtwet de aanstelling van
schoolartsen noodzakelijk heeft gemaakt,
omdat die aanstelling behoort tot de
maatregelen, welke schadelijke inwerking
op de gezondheid kunnen tegengaan.
Schoolartsen zijn dus noodzakelijk.
Nu kan het niet ontkend worden,
dat het idee „schoolartsen" in die landen,
waar er met succes voor is geijverd,
in het eerst veel tegenkanting heeft ont
moet. En wel eigenaardig is het, dat
die tegenkanting voornamelijk is gekomen
van de zijde der opvoedkundigen.
Louter angst voor het verliezen van
gezag.
Anders niet. Welnu, een tegenstaud,
die daarop berust, kan wel gebroken
worden en zoo is liet ook hier gegaan.
Men heeft iugezieu, dat het optreden
van schoolartsen volstrekt geen ingrijpen
in het gezag der paedagogen was, men
heeft loeren inzien, dat de opvoedkun
digen een grooten steun aan de school
artsen zouden hebben en omgekeerd,
omdat de aaustelling slechts zou zijn en
dat alleen in het belang van het
kind.
Gevraagd mag dan worden! Waaraan
is het te wijten, dat in zoovele plaatsen
van ons land, nog geen schoolartsen
zijn aangesteld". En dan moet, behalve
het feit, dat o. a. de Leerplichtwet, een
leemte in deze bevat, het antwoord
m. i. zijn
lo. Aan het ontbreken van het besef
bij gemeentebesturen, dat hier een taak
te vervullen is.
2o. Aan onwetendheid en ook vaak
tegeningenomenheid bij de ouders.
3o. Aan de dubbeltjeskwestie. Voor
het laatste wensch ik het eerst de aan
dacht te vragen. Het is nog maar al te
zeer waar, dat vele goede verbeteringen
niet tot stand komen omdat de invoe
ring ervan stuit op een zak met wat
rijksdaalders.
Het kost zooveel geld, hoort men
roepen. Men is bevreesd voor de drei
gende gezichten der belastingplichtigen.
Ja, als dit in ernst een argument moet
heeten, dan staat mijn denken er bij stil.
Te veel geld! Wat kost de aanstelling
van een of twee schoolartsen. Laten
we eens zeggen, dat het mannen zijn,
die hun praktijk niet behoeven te laten
varen, dan willen we het bedrag eens
hoog stellen, u.l. f 3000. Een aardig bedrag.
Zeker. Maar men moet niet vergeten,
dat het hier de ijzeren noodzakelijkheid
is die aanstelling gebiedt, zoodat ver
scheidene belastingplichtigen vrij zullen
komen van het betalen eener dokters
rekening.
3o. Dat diezelfde belastingplichtigen
met heel wat meer gerustheid hunne
kinderen naar school kunneu zenden,
als zo weten, dat er tegen schoolziekten
wordt gewaakt.
4o. Dat hieruit voortvloeiende, de lust
tot leeren (nl. zonder schadelijke inwer
king van ziekteverschijnsels) grooter
zal worden, het opnemen der leerstof
gemakkelijker zal gaan, de scheiding
van achterlijke kinderen ten bate van deze
zelf en ook van de beter gedisponcerden
zal worden bewerdstelligd, en als gevolg
van een en ander het peil van het on
derwijs zal rijzen.
Me dunkt, dat men dus waar heeft
voor zijn geld en een stap in de goede
richting is toch zeker we) een paar
centen waard.
Ik noemde ook onwetenheid cn ook
vaak tegen ingenomenheid bij de ouders.
Tegeningenomenheid, omdat vele
ouders er een huisarts op nahouden en
nu niet gaarne hun kinderen door een
anderen dokterlaten onderzoeken. Welnu,
aan dat bezwaar is gemakkelijk te ge-
moet te komen. De huisarts cn de
schoolarts werken in zoo'n geval samen
in zooverre de huisarts wel even de
moeite kan nemen om den laatsten in
te lichten aangaande den toestand van
het kind.
Onwetendheid der ouders! Dit is een
lastiger punt. Deze onwetendheid vloeit
weer voort uit de totale onkunde ten
opzichte der goheele hygiëne. De Neder
landers zijn nu eenmaal een volk, dat
niet vooraan staat in de rij der natiën,
die de zorg voor het lichaam als éèn
der hoogste plichtenbeschouwen.Gelukkig
is in vele opzichten een kenteringte be
speuren, maar op dit gebied kan nog
veel gedaan worden.
Onwetendheid ten opzichte van ziekte
verschijnselen, ontwetendheid ten opzichte
van de inrichting van het lichaam, on
wetenheid aangaande een goede ver
zorging, ze zijn allemaal oorzaak, dat
ook aangaande de schoolhygiëne eene
groote lauwheid aan den dag wordt ge
legd bij de ouders.
Er op aan te sturen, dat dit lang
zamerhand verandert, is de plicht van
geneeskundige tijdschriften, is ook de
taak én van medici én van opvoedkun
digen. En nu het ontbreken van het
besef, bij de overheid, dat hier een taak
te vervullen is.
Het is nu eenmaal een overbekend
feit, dat de geheole onderwijsinrichting
ten onzent vergeleken bij verschillende
buiteulandsche staten verre ten achter
is. Zoo op het gebied der methodiek,
zoo op het gebied van verplicht school
gaan (ook mèt de werking der leer
plichtwet), zoo ten opzichte van den
toestand der onderwijzers, zoo ook op
hetgebiedder schoolhygiëne. Lees slechts
wat een der specialiteiten op dit gebied
(de heer G. Oostorbaan van Zwolle
schrijft: „De staat heeft zioh slechts
met een klein deel van de schoolhygiëne
bemoeid. De gezondheidsleer van het
onderwijs is geheel ongeregeld. In de
wet op het L. O. wordt alleen bepaald,
dat, zoowel in het belang van de ge
zondheid als van het onderwijs, alge
meene regelen zullen worden vastge
steld, alsmede omtrent het aantal kinde
ren, dat daarin mag worden toegelaten.
Die regelen zijn vastgesteld bij een be
sluit, waarvan de inhoud het laatst is
gewijzigd bij Kon. besluit van 4 Mei
1883 S, 41. De wet op het L. O. bevat
verder alleen nog de bepaling, dat de
hoofdinspecteur van de volksgezouheid
scholen, die schadelijk zijn voor de gezond
heid of onvoldoende ruimte aanbieden voor
het aantal schoolgaande kinderen, kan
afkeuren. Eindelijk bevat nog de wet,
houdende voorziening tegen de besmet
telijke ziekten, twee artikels, die op de
school betrekking hebben. Art 14 ver
biedt bewoners van huizen, waarin
bepaalde, met name genoemde, besmet
telijke ziekten voorkomen, gedurende
den schooltijd te bezoeken, terwijl art.
17 het verbod bevat, om onderwijzers
of leerlingen, die niet zijn ingeënt of
niet de pokziekte hebben gehad, in de
school toe te laten."
Nu ligt toch, waar ik ineen te hebben
aangetoond, dat er werkelijk school
ziekten bestaan, de vraag voor de hand,
of dit weinige voldoende is. Ik meen
van neen. Ik geloof, dat er beter toe
zicht én op de kinderen én op de scholen
zelf moest zijn. En dat beter toezicht
kan alleen komen door de aanstelling
van schoolartsen.
"Waar men echter ziet, dat van de
hoogste overheid te weinig wordt gedaan
in deze zaak, daar is het geen wonder,
dat vele gemeentebesturen eenvoudig
doof blijven voor herhaalde aanvragen
om beter toezicht. Echter is hunne houding
daarmede nog niet gerechtvaardigd. AVel
moet het als zeer prijzenswaard worden
geacht, wanneer een gemeentebestuur
toch de handen aan den ploeg slaat en
deze zaak rijp acbi. voor ingrijpen. Dat
deze hoedanigheid nog eens kan worden
toegekend aan een besluit ten gunste
van de aanstelling, van onze vroede
vaderon, het is mijn innige wensch.
(Slot volgt). C. M. Jr.
Burgerlijke Stand.
van 16 Juni tot en met 20 Juni.
GEBOREN: Johannes Hendrikus, z.
van Johannes Hendrikus Hilderink en
Allegonda Francisca Hubertina Tien
hoven. Everarda Hendrika, d. v.
Cornelis van Dijl en Geertruida Fonteijn.
Haitskc, z. v. Freerk van der Laan
en Johanna de Groot. Neeltje, d.
v. Theodorus van Laar en Neeltje van
Laar. -Wilhelmina Adriana, d. v.
Eli bert Seheublein en Anna Henriettc
Los.
OVERLEDENHermanus Johannes
Bonnier, echtgenoot van Anna Marga-
retha Kampschreur.
(Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 22 Januari 1906, No. 27).
Aan belanghebbenden wordt bericht, dat het schoolgeld voor de leerlingen,
die aangemeld zijn of worden vóór of op 15 Juli a.s. (eveneens voor latere
leerlingen uit dat gezin) blijft bepaald op: voor de le, 2e en 3e klas fSO
per jaar; voor de 4e, 5e en 6e klas i'OO per jaar. Voortgezet onderwijs
i"75 per jaar. Meer kinderen uit één gezin 25 pCt. reductie.
Na 15 Juli wordt dat schoolgeld voor nieuwe leerlingen respectievelijk
60—75 en 90 gulden per jaar.
Het Bestuur:
J. W. C. BLOEM, Voorzitter.
L. J. VAN RHIJN, Secretaris.