Gemengd. Ze laten zich leelijk in de kaart kijken. Allerlei. rossig-oranje tinten, die langzaam, lang zaam vervagen 0111 eindelijk geheel te verdwijnen en den verrukten beschouwer in een plotseling donker achter te laten. Verblind door hot genoteue wil men zich afwenden, 0111 het licht der maan te zoeken, doch zie! een scherpe blauwe glans verlicht voor een ondeel baar oogenblik den omtrek en verblindt het oog met zijn phosphorischen gloed. Een doffe donderslag volgt en roept een echo op boven het water, dat in heftige beroering komt en klotsend tegen de oevers slaat. Onafgebroli en woedt het onweder en wanneer de bliksem met vlammend licht zijn hieroglyphen aan het uitspan sel schrijft, ziet men, als bij daglicht hot woelende water en het wolkenfloers, dat in woesten vaart voortjaagt. Blik semflits na bliksemflits volgt onafge broken elkander. De knetterende don derslagen overstemmen het ruischen van het fel-bewogen oeverriet en het watergeklots, totdat een weldadige regen in witte zuilen nederstort en de atmos feer verfrischt en zuivert. De wolken drijven over en laten bij het ophouden van den regen den hemel vrij, zoodat de sterren cn de maan thans zichtbaar worden. Alles is rustig geworden nu, 11a de groote woelingen in de natuur, kwade dampen zijn vernietigd cn zoete geuren vervullen de lucht, die vochtig en koel ons aangenaam aandoet. Hoe vaak gaat het niet evenzoo in het menschenleveu. Eerst het drijvende wolkenspel van hoop cn van verwachtingen, die schoone schijnwerelden voor onzen geest oproepen. Dan komen de grauwe wolken der teleurstellingen, die ons het uitzicht op het hoopvolle blauw der idealen- wereld rooven; daarna verschijnen de zwarte wolken van tegenwerking en onwil, waar men hulp en steun ver wachtte, nog door lichtende stralen van moea en van kracht doorsneden. Langzaam komt de avond des levens in het kleurige rood der vermaken en afleidingen, om, wanneer de klachten ons begeven, ons plotseling, na weinig genot, arm en verslagen achter te laten. Men ziet om naar een lichtstraal en wordt verblind door een plotselingen slag, die ons alles uit het leven rooft, wat ons geluk uitmaakt. De bruisende vloed der verbittering komt op en over stemt elke zachte aandoening, totdat een weldadige tranenstroom de bitterheid verdrijft cn de ziel zuivert. Dan drijven de wolken der wanhoop over cn laten het oog, nog nat van tranen, de schoone sterren der troost zien en het zachte manelicht, dat het felle licht der zon verving. Dan wordt alles rustig en vredig, de kwade neigingen zijn overwonnen en de zoete berusting doet het hart weldadig aan en maakt het tevreden en stil. Helaas! slaat bij het zuiveringsproces wel eens de bliksem in, zoowel in de natuur als in het gemoed en vernielt dan menig fraai gebouw of menigen mooien aanleg, het eerste zoowel als de laatste verzengd en dor achterlatende. Dan baat geen wolkenlooze hemel al zijn de stormen voorbij, die de wolken verjoegen, het kwaad is geschied. Het staren in de wolkenwereld geeft ons veel te denken, want zoo als de grauwe wolk zich spiegelt in het klare meer en dit zijne kleuren meedeelt, zoo geeft een reine, blauwe hemel datzelfde meer een franicn staalgoed, die het glanzend en zuiver doet lijken. Wèl hem of haar, die zijn gemoeds- licmel vrij van wolken weet te maken „Goed, lach maar," zeide Carlo, „en 't is goed van je, dat ge 't zoo opneemt, maar ik zie dat er maar weinig verschil is tusschen mij en iemand, die een ander in toorn vermoordt. In elk geval zal ik zoo'n moordenaar niet hard be- oordeelen. „Dat is iets van dien aard als do ge schiedenis van dien kerel, die iemand naar de galg zag brengen, en uitriep. „Daar gaat door Gods genade Ik ben den naam van den ouden schelm vergeten. Maar Val! Ik gelooft dat ge uiet bang behoeft te zijn, want go hebt genoeg van dat goed en weinig hulp van den duivel in je binnenste. „Daarom juist kan ikhet niet begrijpen," zeide Carlo eenvoudig weg. Hij sprak bijna nooit over godsdienst en als hij het deed was het met de eenvoud en natuurlijkheid, die men in Engeland bijna niet anders aantreft dan bij kin deren. „Dat is 't juist wat mij in de war brengt. Hoe ken ik 't ecne oogenblik zeg gen „Veni Creator" cn weten dat 't zwaar is, en even naderhand mijn vriend zoo aanvallen Juist door een kleinig heid was mijn bloed aan 't koken ge raakt." Op dat oogenblik kwam de jongen hen roepen, doch in de vele vervelende tijden van rust en herhaling vond Carlo blijkbaar tijd om over de zaak te den ken, want toen hij cn Sardoni naar huis en die gesteldheid in het oog laat weer spiegelen. Zóé iemand dwingt vertrouwen af en jaagt geen vrees aan voor bliksem flitsen van bedrog of eigenbaat, maar gelijkt den blauwen hemel, wanneer de wolken zijn weggevaagd, de dampkring zuiver is en alles frisch en rustig. In diens nabijheid is het ons goed te zijn, evengoed als in de kalme natuur. Stormen kunnen boeien door hun groot- sche macht, uiaar geen rust schenken. Van zoo een gaat een kracht uit ten goede, waarbij menig gewond hart rust vindt. Wie zou niet wenschen zoo een te wezen? De minister van Marine heeft dezer dagen maatregelen openbaar geulaakt om het verkeer van „geestelijken en godsdicnstleeraren" met de schepelingen te vergemakkelijken. „Overtuigd aldus de minister van den grooten en zeer ernstigeu in vloed ten goede, dien de godsdienst op de schepelingen kan hebben, zijn door mij maatregelen genomen om de aan raking van geestelijken en godsdicnst leeraren met het personeel der vloot zoo gemakkelijk mogelijk te maken." „Vooral de geestelijke of godsdieust- leeraar, die een schepeling in zijn jeugd onderwijs heeft gegeven, die hem als kind heeft gekend en met de omstandig heden der familie bekend is, kan bij een bezoek een grooten invloed uitoefenen ten goede, door hem te wijzen op de gevaren, die hem omringen, te her inneren aan hetgeen hem vroeger werd geleerd, hem in te lichten omtrent de wijze, waarop hij dat geleerde in practijk moet brengen enz." Aan geestelijken, die hun vroegere leerlingen willen bezoeken, worden, op hun verlangen alle onkosten, die ze voor de reis naar Den Helder hebben te maken, vergoed. Nu is het zeer zeker toe te juichen, dat voor wie behoefte gevoelt aan gods dienstige leiding, de gelegenheid zoo ruim mogelijk wordt opengesteld. Uit de bedoelde circulaire blijkt dan ook ten duidelijkste: De vrijzinnigen staan 7>iet vijandig tegenover de godsdienst. Het aloude lasterpraatje der clericalen, dat wij, vrijzinnigen, ons tegen den godsdienst zouden kanten, wordt door deze circulaire weer eens duidelijk ge logenstraft. Dat is het nut van de publiceering dezer circulaire. Doch een zeer veeg teeken is het, dat geestelijken en gods dicnstleeraren moeten helpen om de krijgstucht te handhaven. Het was te verwachten, dat de cleri- cale pers uit deze circulaire munt zou trachten te slaan. Dc Roomsche Gelderlander doet het op deze wijze: „De vrijzinnigheid blijkt na overal, waar ze kon den godsdienst uit het openbare leven te hebben gedreven, en geweerd, ten slotte zoodanig in de knel te ziju geraakt, dat ze wel schuchter nog, en bij wijze van „proef" maar dan toch feitelijk en metterdaad, zich noodgedwongen weer tot dien gemin- achten godsdienst wenden moet, omdat -de massa zonder dezen eenvoudig niet te regeeren blijkt". Die slotwoorden zijn teekenend. Het Roomsche orgaan vraagt ten eenenmale niet wat dc oorzaken zijn dezer onte- wandelden, vervolgde hij, alsof er geen repetitie tusschen lag: „Nu weet ik, hoe 't kwam Jack. Ik was verschrikkelijk bang en had 't geloof verloren, en snel stapt de duivel de ledige plaats binnen en presto! Ik sla mijn beste vriend tegen den grond. Waarschijnlijk zag hij in zijne ver beelding de geheele zaak zoo levendig voor hem, dat Sardoni zijne neiging 0111 te lachen bedwong. „Ge zijt een ouderwetsche kerel, "Val," zeide hij, „in 't geheel niet voor de nieuwe richting, zooals ik je al eens heb verteld. Iemand die nog aan den duivel gelooft en die niet aan echtscheiding gelooft! Mijn beste jongen, ge zijt een anachronisme! Maar wat maakte je zoo schrikkelijk bang? Is er iets ver keerd?" „Neen, natuurlijk niet, maar in 't eerst verstikte het mij en dacht ik dat alles verloren was. Comerio is in Loudon." Sardoni floot oven van verwondering en teleurstelling. „Weet je dat wel zeker? Wie heeft het je verteld?" „Niemand. Ik zag het van morgen in de Times. „Wat, toen ik die stellingen verde- dige? Ge liadt veel zelfbehëersching, want ge verriedt niets." II Diavolo was toen nog niet op 't tooneel gekomen; hij kwam pas bij mij vredenheid op de vloot; het wijst niet op 't onzedelijke werfstelsel van kinderen voor den matrozendienst, het wijst niet op de noodzakelijkheid om het onzede lijk militair strafrecht te verbeteren; het zoekt alleen in het socialisme de oorzaak der misstanden, het weet uit de stellig goed bedoelde circulaire slechts één ding af te leiden: „de vrijzinnigheid moet zijn toevlucht nomen tot den godsdienst om de massa te regeeren". Aldus de Gelderlander. Het blad erkent daarmee, dat de clericale partij, waarvan het de spreekbuis is, godsdienst verlaagt tot een hulpmiddel om de masa te regeeren. Niet meer een zaak des hartes, des gemoeds, doch een middel tot behoud eener dressuur! De godsdienst, zegt de Roomsche Gelderlander! Al bindt de politiek Rome en Dordt. de Roomsche kerkleer verklaart nog altijd alle gezindten luiten Rome staande als afschuwelijke ketterij! Zoodra het echter geldt subsidies binnen te halen voor monniken- en nonnenscholen of de politieke macht in handen te krijgen en een goed be doelde circulaire om te zetten in een wapen tegen een vrijzinnig kabinet, wordt er gesproken van deti godsdienst. Dc minister had beter gedaan zijn circulaire in den pen te houden, dan had de Gelderlander zich niet zoo leelijk in de kaart behoeven te laten kijken. (Vooruit). l>e verwording van <len adel. Een treffend beeld der verwording van den adel geeft de levensgeschiede nis van den onlangs gestorven graaf Emich von Leiningen-Westcrburg-Alt- Leiniugen. (De lezers worden beleefd verzocht niet over den naam te strui kelen). Bedoelde stamde af van de oude dynastie der Von Leiningen uit Hessen, en was in 1846 in Mainz geboren. Hij werd opgevoed bij zijn tante in Hongarije, weduwe vau den in 1848 terechtgestel- den generaal, graaf Karei van Leiningen. Op zijn 16en jaar werd hij luitenant in Oostcnrijkschen dienst en maakte als zoodanig den veldtocht tegen Pruisen mee, in 1866. liet Oostenrijksche legerbestuur was echter verheugd van hem ontslagen te zijn cn noodzaakte den graaf zijn ontslag te nemen. Bedoelde ontwikkelde daarop zijn talent in een andere richting. Nadat hij eenigen tijd pauselijke zouaaf was geweest, zocht hij zijn geluk aan de speelbanken van Homburg, Nauhcim en Monte Carlo. Hij had geluk. Niet alleen bij het spel, ook in de liefde. Nadat hij zich aan de speelbanken de beurs had gevuld, wist hij een aauzien- lijk koopman in Weenen zoo krankzin nig te maken dat deze hem zijne doch ter ten huwelijk gaf en daarbij eenige millioenen, Dc millioentjes ruimde de graaf in zulk een korten tijd op dat de koopman zich genoodzaakt zag zijne dochter van hem te laten scheiden. Daarop ging het graafje met bliksem snelheid naar den kelder. Hij raakte in Weenen in zulk fijn gezelschap dat hij spoedig twee jaren celstraf moest opknappen wat natuurlijk allerminst, zooals van gevangenisstraf ook niet meer wordt verwacht, tot zijn morcele ver heffing bijdroeg. Daar de Oostenrijksche staat op der gelijke vreemde bewoners niet i6 gesteld, werd hem het verblijf op Oostcnrijkschen bodem verboden. De verjaagde schudde in St.James Park," zeide Carlo heel crn6tig. „Ik hoop dat hij nu niet bij ons is in Pal! Mali," zeide Sardoni spot tend. „Ik krijg een onbehagelijk gevoel over mij, als ik je zoo hoor spreken. Laat ons hopen, dat hij je verlaten heeft." „Wel zeker, zeide Carlo, goed ge luimd. „Ik kan hem op 't tooneel niet ge bruiken. Hoe zou ik Renato kunnen vertolkon als ik door Comcrio's aan komst gekweld werd? „Wel," zeide Sardoni peinzend. „Denkt ge dan dat hij er genot in vindt de menschen te kwellen?" „Om iemand in zijn zwak te tasten," zeide Carlo. „Ik bemerk nu, dat 't zonde is zich zelf te kwellen en te be angst over anderen te zijn." „Dat i6 toch iets wat de moesten als een deugd beschouwen en waarmee zij pronken," zeide Sardoni, terugdenkend aan zijn vroeger leven. „Ik heb er vroeger nooit zoo over gedacht maar 't moet zoo wezen," zeide Carlo. Men heeft van tijd tot tijd behoefte aan een scène zooals zooeven, dat doet iemand denkon. Ik hoop dat ge 't mij vergeven kunt. Jack, dat ik zoo woedend op je werd." Sardoni lachte om zijne verontschul- het Oostenrijksche stof van zijn voeten, sloot vriendschap met een koppelaarster uit Weenen, dreef handel in blanke slavinnen en stal als de raven. Tot dc Saksische wrekers der gerech tigheid hem voor vele jaren in de kast stopten. Nauwelijks vrij begaf hij zich naar Londen waar hij jarenlang door bedrog aan den kost kwam. In Engeland maakte hij de niet aangename kennis met den beroemden tredmolen, toen hij die inrichting verliet werd hij kant smokkelaar van Brussel op Amerika! Hij verhuurde zich op de „Redstar line" als kolentremmer en verborg op zijn boddy de kostbare Brusselsche kant, tot hij ook daarmee werd gesnapt en andermaal de doos indraaide. Hij verhandelde, in gemeenschap met eene „vriendin" een 15-jarig meisje naar Londen, wat hem hot bagatel van twee jaren kerkerstraf kostte. Van het reizen en het inspekteeren van vreemde gevangenissen kreeg hij nu genoeg, hij vestigde zich weer te Frankfort waar alweer zwendelpraktijken in ziju onder houd moesten voorzien, tot hij de vorige week aan eene longziekte overleed. Tot zelfs op zijn sterfbed heeft hij zijn roep van bedrieger gehandhaafd. De stervende bedrieger steeg, alleen door zijn adellijken naam, plotseling in waarde. In de kringen der spiesburgers zijn er die zelfs voor den adellijken naam van zulk een persoonlijkheid, veel geld over hebben. Spekulatieve vrienden van den stervenden zeiden dat de naam ook wat waard was, ze zochten en vonden in een majoor der infanterie iemand, die het kroost van zijn liefje een mooien naam wilde geven. Met den dood in het hart liet de graaf zich voor een som van 2000 mark, zes dagen voor zijn dood, met de vriendin van den majoor in den echt verbinden. Aphorismen uit Land und Meer: Van een schoenpoetser: Menige schoen glimt prachtig, terwijl de zool stuk is. Van eeu gevangenisbewaarder: De vrijheid van de meesten bestaat hierin, dat zij niet zijn opgesloten. Van een cijferaar: De natuur schonk alle menschen de gave, zich in gewich tige dingeu te misrekenen. Van een apotheker: Er zijn medicij nen, waarvan het nut hierin bestaat, dat men er aan gelooft. Van een baker: Als ze hun toekomst kenden, zouden velen weigeren op de wereld te komen. Van een schoorsteenveger: Menige huiselijke haard verwarmt weinig en rookt veel. Van een psychiater: Als de mensch zijn egoïsme verloren heeft, is hij on geneeslijk. Van een hotelhouder: Er ziju jong gehuwden, wier geluk duurt zoolang zij in het hotel wonen. "Van een leidekker: Als men de menschen van uit een zeer hoog stand punt bekijkt, loopt men gevaar zijn nek te breken. Ja ik begrijp zeer goed, dat de lezers ook van mij eens iets over Rembrandt verwachten. Niet waar, in dezen tijd nu zoo ondubbelzinnig wordt getoond, dat ons land zijn groote mannen nog weet te eeren, zou het zeker iemand met een kannibalenhart moeten zijn, wiens borst niet zou gloeien bij het lezen van de vele hoogdravende speechen die thans ter eere van den grooten schilder wor- digingen en verklaarde dat hij slechts te meer vam hom hield; doch het was dc hartstocht niet, die hem zoo deed ge voelen, het was het contrast tusschen die plotseling uitbarsting en Carlo's ge woon leven; het was de gedachte „die vent is geen zwak beminnelijk karakter, doch hij is sterk genoeg om zijn drif- tigen, zuidelijken aard te bedwingen. Toch is er veel hoop op slagen, daar hij met zoo'n vuur in zijn aderen, zich wist te maken zooals lüj is." Hij ging echter niet verder op de zaak door, doch dit was de werkelijke reden, waarom hij zich na dien twist zoo sterk tot zijn vriend aangetrokken gevoelde. Sardoni was ook heel nieuwsgierig iets meer te hooien over Carlo's ver loving, maar hij kon 't niet over zich verkrijgen er over te beginnen, in plaats daarvan liet hij een onverschillige opmerking los, toen hij alleen met Anita bezig was een duet te ïepeteeren, dat zij dien avond moesten zingen. „Mademoiselle de Caisne doet haar bost, 0111 uw broeder te vangen, gelooft ge ook niet?" zeide hij, om op 't on derwerp te komen. „Ja, 't gansje, ze geeft mij heel wat last, zeide Nita. „Onze Valentino vindt 't echter niet zoo heel aangenaam, denk ik," zeide Sardoni. „Ik hoorde van hem, dat hij eens op 't punt heeft gestaan om te trouwen." den afgestoken. En aangezien ik nu niet graag voor een kannibaal wil door gaan, wil ik gaarne erkennen, dat ik in deze dagen zoo allemachtig opgetogen ben over het vele schoone, dat ik, om het zoo te zeggen, haast vanzelf ge dwongen word iets over de feesten ter eere van den Koning onzer schilders mee te deelen. Ik volg daarbij niet de gewone verslagen, die uit den aard wat opgebla zen zijn, maar beu in het gelukkige bezit van een getrouw relaas der feesten, zooals ze door iemand zijn gezien, die nog niet door Rembrandt-Mania is aan getast. Het luidt als volgt: Aan regenwater heeft het Zondag niet ontbroken. Al kon niet bepaaldelijk worden gezegd dat de concerten op het Damrak en in het Vondelpark in het water zijn gevallen, de belangstelling heeft er zeer onder geleden, de uitvoe renden waren er finaal van: over stuur. Maar gisteravond ging het beter! De groote kunstenaarshulde aan liet metalen Rembrandt-beeld is een droge hulde gebleven, al werden dan ook na afloop in Arti, kunstenaars- en zangers kelen op behoorlijke wijze nat ge maakt. Reusachtige volksmenigten waren op de been waarvan enkele bevoorrechte honderdtallen op minstens vijfhonderd meter afstand de schaduw van den metalen Rembrandt bewonderden cn een enkele klank mochten opvangen van het op plechtige melodie gezette „I11 li u 1- digende s 10 e te". De stoet zelve maakte bij het licht der flambouwen een aardig effeckt. De gekostumeerde ruiters, muzikanten en lichtdragende figuranten vormden een groep die voor de beste uit een bom- Sarie-opera niet onderdeed, de huldigende meesters of die zich inbeeldden, het te ziju, trachtten door defttigburgerlijke kleed ij tevergeefs aan het geheel een ernstig aanzien te geven. Het bleef, om met de Grootc-Tromrevue te spre ken: Dezelfde kip met peren, En.... ossenhaas. Precies een dilettantengezelschap dat gekleede rokken en cylinderhoeden wil luchten en daarbij de medewerking geniet van 't heele korps burgerlijke ordebewaarders, 't Was of Rembrandt, in het schijnsel der toortsen, inelankoliek op de komedie neerzag! Of in zijn blik lag een stil verwijt aan de Barnuin- en Bailey-reklame waarmee thans kenners van ziju werk zich Rem- brandtvrienden betoonden, terwijl het voorgeslacht hem in moeilijke levensom standigheden niet kreditceren wilde, zelfs voor geen cent mosterd. De plechtigheid in het Rembrandt- plantsoen stond in het teeken van liet kunstmatig opgeschroefde, ja reikte tot aan het belachelijke toen de president van Arti met den spitsen puntbaard naar het beeld gericht, aandoenlijk stamelde: „W ij komen tot u, Rem brandt!" Ja,'1 gaat tegenwoordig moeilijk voor Rem brandt om tot den president van Arti te komen, als de berg niet tot Mohammad komt, gaat Mohammad tot den berg, 't is méér vertoond! In het schemerduister van het plantsoen werd door menig aan wezige, de plechtig uitgesproken gelegen- heidsspeech, meesmuilend aangehoord. Mat de feestredenaar niet helpen kon evenmin als het overstemmen zijner woorden door het geloei der op een af stand gehouden menigte van: „Rem brandt, Rembrandt, Rembrandt, kiele, kiele!" Prachtige kransen werden aan het voetstuk neergelegd, in het geheel een „Ja, hij was verloofd met Miss Britton een Engelsch meisje, dat naast ons woonde. Het engagement word ver broken omdat hij op 't tooneel ging. In zeker opzicht is 't jammer geweest, want zij was goed af en hij zal niet gauw weer zoo'n meisje terug vinden, maar toch is 't beter, zooals ik hem gisteren zeide, zooals 't nu is, want zoo'n huwelijk met een vreemdeling gaat gewoonlijk niet goed. „En wat zeide hij wel daarop?" vroeg Sardoni, woedend over de onverschillige wijze, waarop zij over die opoffering sprak, die zij zeer goed wist, dat voor haar was gemaakt. Oh! hij zei niets, bloosde als een meisje en keek mij aan met dien blik, zooals hij altijd doet als ik iets zeg wat hem niet bevalt." Terwijl zij sprak, werd de deur open geworpen en kondigde de meid „Signor Comerio" aan. Sardoni genoot bij de gedachte hoe Comerio hem zou liaten wijl hij in den weg was. Hij groette hem op de vriendelijkste wijze en besloot te blijven tot het laatste. Hij kon aan Anita's manier van doen wel bemerken dat zij niet geheel onvoorbereid wasopComerio'a plotselinge verschijning. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2