Gemengd.
en kwam toen tot het volgend besluit:
Zend een bediende om een grooten
viscli te vangen en levend bij mij te
brengen. Toen dat geschied was, sprak ze
Breng mij nu het kind, terwijl de
beide vrouwen in de andere kamer
blijven.
Ook dit bevel werd opgevolgd en nu
kleedde de vrouw van den mandarijn
het kind uit, wikkelde den viscb in de
kleederen van bet kind en begat zich,
met bet dier in den arm, naar buiten.
Door allen, ook door beide vrouwen ge
volgd, begaf zij zich naar de oever van
een snelstroomende rivier.
Daar gij beiden recht op bet kind
verklaart te hebben en de waarheid niet
uit te maken is, zoo zult gij't geen van
beiden hebben!
Eu zij slingerde bet aangekleed dier
in het water, waarin net, door do kleederen
belemmerd, lievig spartelde. Maar in 't
zelfde oogenblik klonk een hartver
scheurende kreet en een der vrouwen
was in bet water gesprongen om het
kind te redden, ofschoon mep duidelijk
zag, dat zij niet zwemmen kon en in
levensgevaar verkeerde.
Redt haar snel, riep de vrouw van
den mandarijn, zij is de moeder van het
kind!
De valsche moeder echter, die haar
bedrog ontdekt zag, verdween ouder het
gejouw der menigte.
Tamelijk moeilijk is de rechtspraak,
wanneer het een dier betreft. Zoo kwam
in West-Pruischen een lompenhandelaar,
die met een grooten, door een zwarten
hond getrokken kar door het land ging,
zich bij den rechter beklagen over een
scharenslijper; hij beweerde namelijk dat
de scharenslijper den hond had gestolen.
De rechter, die niet uit liet geval kon
wijs worden, besloot ten slotte den hond
te hooren, dat is: het instinct van het
dier den twist te laten beslechten.
Beide partijen werden rechts en links
opgesteld, en op eenigen afstand van
hen de hond, die nu op bevel van den
magistraat zou worden losgelaten, waarbij
zoowel de lompenkoopman als de scharen
slijper den hond moest fluiten.
Aldus geschiedde het. De houd liet
eerst den een, daarna den ander woedend
zijne tanden zien en was toen in
'n oogwenk de deur uit. en verdwenen.
Dacht ik 't niet, dat de hond ge
stolen was! zei de rechter.
Maac niet altijd ging het zoo van een
leien dakje. Zoo kwamen te Parijs twee
buren met elkaar in conflict over een
papegaai. De een verklaarde, dat de
gevederde spreekkunstenaar in een on
bewaakt oogenblik ontvlucht en in de
aangrenzende woning met misdadige
geopende armen ontvangen was, daaren
tegen hield de buurman vol, dat de
vogel reeds jaren lang in zijn bezit was.
De rechtbank deed nu de volgende
uitspraak
Coco, die bij de behandeling tegenwoor
dig was geweest en reeds meermalen
teekenen van leven had gegeven, zou
uit de kooi worden gelaten; hij, naar
wien de vogel zich begeven zou, was de
rechtmatige eigenaar.
Maar een papagaai is toch geen hond!
Wat gebeurde er?
Coco vloog noch naar den een, noch
naar den ander maar regelrecht op
den rechter aan, dien hij met den moed
wil, aan zijn boosaardig geslacht eigen,
vinnig in den neus beet.
Nooit was dc rechter er met zoo'n
langen en... zoo'n dikken neus afgekomen
Ook het alledaag6ch leven geeft soms
aanleiding Salomo naar de kroon testeken.
Een bankier kwam bij een vriend en zei
Wat moet ik doen? Ik heb
„Ge ziet er slecht uit vandaag, Carlo,"
zeide zij.
„Ik werd wakker met 't droevige
bewustzijn, dat de wind weer Oost was
geloopen," zeide hij lachend.
„En die hoest? Ze schijnt heel
erg."
„Oh, 't is maar tijdelijk!" zeide hij
glimlachend. „We hebben alle in meer
dere of mindere mate last gehad van
den langen winter. Hij zal nu toch we)
haast voorbij zijn, gelooft gc niet?"
„April en Mei zijn dikwijls bijna even
koud," zeide Kate koppig.
Zijn ze?" vroeg hij met eene bewe
ging vol uitdrukking. „Mijn vriend
Sardoni heeft mij zoo even een lied
gegeven. „Welkom koude Noordoos
tenwind," doch de woorden alleen doen
iemand reeds klappertanden.
„Om één uur dan morgen", zeide
Clare toen zij wegreden.
Hij nam zijn hoed af en boog op
buitenlandsche wijs, op lachverwekkende
wijze door Gigi nagebootst.
„Verschrikkelijk Italiaansch!" zeide
Kate, de pony met de zweep kittelend
met iets verbitterds in haar manier. „Ik
kan 't niet uitstaan, dat een man een
soort barometer is, die beweert te
weten hoe de wind is voor hij buiten is
geweest."
„Ik heb vele menschen gekend mot
een zwakke borst, die dat kenden," zeide
Clare.
graaf S. 20.000 francs geleend en hij is
naar Constantinopel vertrokken, zonder
mij eene schuldbekentenis te geven.
Dadelijk gaf de vriend ten antwoord:
Schrijf hem terstond en vraag
wanneer hij de 10.000 francs zal betalen.
Maar hij is er maar 20.000 schuldig!
Juist daarom zal hij per omgaande
u terugschrijven, dat hij niet 40.000 fres.
doch slechts de helft schuldig is, en dan
hebt ge wat ge verlangt, een schuldbe
kentenis.
En zoo geschiedde het Dc graaf
vloog er in.
Passc-l'artout.
Zij, die met een hoofdschudden de
encycliek van den Paus hebben begroet,
hielden geen rekening met dc rekbaar
heid van den Franschen geest, die zich
in de wet op dc scheiding van Kerk
en Staat een monument schijnt te heb
ben gesticht. Minister Briand is het ge
weest die dit monument voor de volken
van Europa heeft onthuld. Hij kwam
Zaterdag, terugkeerend uit zijn vacantie,
te Parijs aan, en werd reeds aau het
station ontvangen door een schaar jour
nalisten, die bem wenschten te onder
vragen. Beleefdelijk noodigde hij zo
op zijn bureau en daar hield hij een
soort van cursus over anti-vaticaansche
politiek en scheidingsphilosophie.
„Wij hebben alles maar kalm af te
wachten", zei hij. „Pauselijke beschik
kingen zijn zaken die buiten ons om
gaan. Wij hebben een duidelijke liberale
wet, die alle gevallen voorziet, zoowel
het geval dat de katholieken haar er
kennen, als dat zo zich er tegen ver
zetten en we hebben eenvoudig de wet
toe te passen.
„Om des lieven vredes wille hadden
wij het liefst gezien, dat de Paus den
Franschen katholieken zou zeggen zich
naar de Fransche wet te regelen. Zegt
hij het tegendeel, wij behoeven er
geenszins van te schrikken. Ook voor
dat geval geldt in Frankrijk de Fransche
wet. We mogen als vredelievende
menschen het betreuren dat het Yatikaan
ons den oorlog verklaart, verontrusten
doet het ons geenszins. Het is voor ons
ook heelcmaal niet twijfelachtig wie van
dien strijd het gelach zal moeten beta
len. Maar zijn we zoover? Predikt
de Paus inderdaad in zijn jongste en
cycliek den tegenstand tegen de Fran
sche wet? Ik kan het er nog niet in
zien. Mij zegt het Pauselijk document
daaromtrent niets definitiefs.
„In den Paus leven eigenlijk twee
persoonlijkheden; daar is vooreerst de
Paus, die, steunend op zijn onfeilbaar
heid, niet alleen de doctrinaire waarheid
van hot heden, maar ook die van de
toekomst heeft. Vervolgens is er het
kerkhoofd, die wel verplicht is het oog
te richten op het materieelo en dage-
lijksche leven van de Kerk en jdie
gehouden is met lenigheid te werk te
gaan om de moeielijkheden te regelen,
de toekomst voor te behouden en de
instellingen waarover hij te waken heeft
niet in gevaar t;e brengen. Om den
toestand door de encycliek geschapen
te beoordeelen, zou men de geheime
instructies van den Paus aan de bis
schoppen moeten kennen, instructies
hetzij op schrift, hetzij fluisterend aan
het oor gegeven."
„Hetgeen de Paus op het oog heeft
in zijn strenge encycliek, mijnheer de
minister", zoo viel een journalist in de
rede, „is vooral het artikel 4 betreffende
dc vereen igingen voor den eeredienst.
Dat kan hij niet aaunemen."
„Artikel 4!" roept de heer Briand
„Maar geen Engelscbmau ziet er zoo
ellendig uit omdat 't bij toeval een koude
dag is," zeide Kate.
„Hot schijnt mij zoo verwijfd toe".
„Beste, als gc eens een heeten zomer
in Italië moest doorworstelen, gelooft
ge dan niet dat ge er verbrand en over
vermoeid zoudt uitzien?"
„Maar hitte is iets geheel anders,"
protesteerde Kate. „Daar is niets on
mannelijks in. Herinnert gij u niet
hoe, in de laatste hecte Augustusweek,
Harry tot niets toe in staat was?"
„Ja wijl hij er niet aan gewoon was.
Ge zijt niet consequent Kate, 't is in
't geheel niet verwijfd, zooals gij 't
noemt, om de uitwerksels van koude
meer te ondervinden dan van warmte,
't eenige verschil is, dat ge 't eene
kunt beoordeelen en 't andere niet."
„Dat kan zijn," zeide Kate, „maar
ik houd niet van Signor Donati, en wat
ziju harde werken betreft, wie werkt er
nu hard, die met een kind langs High
Street slentert. Ik noem 't in 't geheel
geen werken, wat hij doet."
Intusschen keerde Carlo langzaam
naar 't hotel terug.
Hij was zoo moe en ongesteld, dat
hij nauwelijks Gigi's gebabbel kon ver
dragen. Hij vroeg zich af hoe hij den
rol van graaf Rodolpho zou kunnen
vervullen en dacht er met weerzin aan
dat hij 't hof moest maken aan Made
moiselle de Caisne, die hare eigen per-
uit. „Maar dat is de spil van de wet
en het is door de Kamer aangenomen,
met bijna algemeene stemmen, de
katholieke leden inbegrepen.
„En nog mooier: Is er niet door de
rechterzijde een amendement ingediend
om den militaire dienst van den leerlin
gen geestelijken te regelen, waarin gesteld
werd een certificaat, afgegeven door den
president van de vereeniging voor den
eeredienst? De encycliek is dan ook een
bewijs van wantrouwen in de geloovigen.
Hoe zullen ze dit opnemen? „Wij vragen
u uw geld voor de uitoefening van den
dienst", zegt men hun„die dienst is
naar den regel; maar hij houdt op het
te zijn, wanneer gij leeken in de ver
eeniging |voor den eeredienst treedt.
Daardoor wordt zulk een vereeniging tot
scheuring geneigd". Men zal bovendien
moeite hebben in te zien hoe de verceni-
gingen tot scheuring geneigd en onrecht
vaardig en wat al niet meer zijn in
Fiankrijk, terwijl de Paus ze erkent in
Duitschland. En in Duitschland is nog
wel alles gedaan met het oog op de
overheersching van het leekenclement
in die vereenigingen, strekking die niet
in de Fransche wet ligt. Op dit punt
heeft overigens do Paus zich wel wat in
het nauw gevoeld; hij is verplicht ge
weest in zijn encycliek een toespeling op
Duitschland te maken, en hij heeft gezegd
dat de toestanden geheel anders waren.
Naar mijn meening een uiterst zwak
argument!"
„Hebt u do bedoeling, mijnheer de
minister, die sommigen u toeschrijven,
oin, in antwoord op dc encycliek, de
opheffing van de pensioenen dor geeste
lijken voor te stellen?" vroeg een der
journalisten.
„Maar waarom zoo snel te gaan?
Waarom antwoorden? Wij, Fransche
regcering, antwoorden op een stuk van
den Paus aan zijn bisschoppen? Maar
officieel kennen wij dat stuk niet en wij
hebben alleen na te gaan of de Fransche
wetten in acht genomen worden. En wat
de pensioenen en toelagen betreft? Zie
b.v. de toelagen,voor acht jaren. Om deze
te innen moet een certificaat van de ver
eeniging voor den eeredienst overgelegd
worden. Geen vereeniging, geen certificaat
en dus ook geen toelage. Zoo werkt
overal de wet van zelf, al naar het geval
dat zich voordoet. Mij zullen de wet
toepassen eu zullen dan zien wie er het
eerst genoeg van heeft, do Paus of wij."
„Nog een vraag, mijnheer de minister",
zegd iemand. „Had de regeering de wei
gering van den Paus om de wet aan te
nemen voorzien?"
„Wij hadden voorzien dat de wet aan
genomen zou worden, en ik moet het
zeggen, wij hadden het gewenscht, met
het oog op den indruk dien de weigering
op het land kan maken. Maar wij hebben
ook den tegenstand voorzien en al onze
maatregelen genomen. Ik wil geen uitleg
ging geven op dit punt, maar mogelijk
zullen deze maatregelen aan sommigen
onaangename verrassingen bereiden.
De minister heeft dus alle vertrouwen
in het mechanisme van de scheidingwet.
Heeft het Vaticaan dat eigenaardig ver
trouwen gedeeld eu vooruit geweten dat
de moeilijkheden die door de encycliek
geschapen worden zoo luchtig zouden
worden opgevat, dan lijkt ten slotte het
verzet zoo onverstandig niet, want dan
bepaalt het zich tot een theorisme, dat
de juristen maar moeten uitpluizen.
Ongelukkig zal echter niet ieder er zoo
over denken en de kwade gevolgen
zullen zich ook wel anders openbaren
dan ze door de journalisten uit 't minis
ters mond werden opgeteckcud.
soonlijkheid nooit kon veranderen in
Lisa en hij had alles willen geven wat
hij bezat wanneer men hem was komen
vertellen, dat om de oen of andere
geldige reden de opera dien avond niet
kon worden opgevoerd. Alles wat hij
in de toekomst moest ondernemen kwam
hem voor als een hooge berg, dié hij
verplicht was te beklimmen en 't ergst
van al, dat hij wist, dat bij niet slagen,
Comerio zou aanbieden om zijn plaats
in te nemen. Wanneer dat 't geval
niet was geweest, had hij de gedachte
beter kunnen verdragen, doch de
bewustheid dat Gomez zijne gezondheid
nauwlettend gadesloeg, zooals een roof
vogel zijn prooi, maakte hem bijna
krankzinnig. Hij was ook in 't onzekere
over Sardoni, die de laatste paar dagen
ook heel anders was dan vroeger, som
ber en peinzend overdag, woest en bitter
's avonds. Hij scheen Carlo te ontwijken
en wanneer het toeval hen te samen
bracht was hij zoo sarcastisch, dat zijn
vriend niet kon begrijpen wat over hem
gekomen was, het was zoo onredelijk
zoo geheel ondenkbaar, dat de preek
van Zondagavond hem nog dwars zou
zitten, dat die gedachte nooit bij Carlo
opkwam. Hij was geheel verbluft en
maakte zich bezorgd over hem en niet
zonder smart bemerkte hij, dat nu hij
Sardoni 't meest noodig had, deze hem
had verlaten en in 't geheel zijne wan
hopige worsteling om op de been te
Domkrag in de Transvaler.
Dit was vergange week 'n grap in
di Boksburgse Hof. Daai was 'n klomp
Sneese voor wat by di Cometmyn 'n
paar Engelse amper kapot geslaan het.
Maar jy moet nooit di name van di
Geles hoor ni.
Kie-tjank-stom, Hang-om-nek, Slang-
tong-ding, Wie-wou Blaf, Lui-lang-Hoo,
Ding-ting-ting, Hoo-haa-hei, Hol-wang-
Boo, Lang-sang-sin, die anner et ek
virgeet, dis te swaar te onthou.
Di goet lyk ok almal cners en hulle
moes by hulle nommers op geroep word.
„Kic-tjank-stom!" roep di poliesman,
„is jy skuldig?" „Bang-hang-slaan!"
skree di Snees.
„Vier maande!" seg di majestreit.
„Hang-om Nek! Is jy skuldig?"
„Lang-tou-hang!" steun di lang-stert.
„Drie maande!" seg di majestreit.
„Wie-wou-Blaf" staan reg!" seg di
polipsman. „Is jy skuldig?" „Wie-wou-
waf!" blaf di Snees.
„Twee maande in di tronk!" is sij
vonnis.
„Lui-lang-Hoo? wat plvt jy?" vra di
Hof.
„Lang-lui-leg" antwoort hy. „Twee
maande zonder lui leg!" seg di landros.
Ling-ting-ting, IIoo-Haai-Holwang en
Lang-gesang wort toe toe geroep. Almal
antwoort gelyk: „Ling-hoo-wang lang
tong-zing!" Toe lag di koert. Toe skrik
di Sneese. „Twee maande!" seg di ma
jestreit.
„Wongwou di Snees seg, „Stilte!
seg di sarjint. En daarmee was di saki
klaar.
Ewe treurig stap di ou sektie toe
tronk toe om daar bietje te leer hoe
lyk di land.
Van een oudstrijders-
vercenigiug en een opgericht
gedenkteeken.
In Oberkassei is een gedenkteeken
voor Gottfried Kinkel onthuld. Dc oud-
strijdersvereeniging in Oberkassei had
geweigerd een uitnoodiging ter bijwoning
der feestelijkheden aan te nemen.
Tusscben het fecstkomitee en het
bestuur der oud-strijders was over deze
zaak langdurig onderhandeld.
De oudstrijders vroegen:
Zeg ons toch wat voor een man
die Gottfried Trinkel was!...
Gottfried Kinkel, niet Trinkel!
Nu ja, daarvan zullen we geen
grijze haren krijgen, was uwe Gottfried
Rinkel epn soldaat?
Hij heet noch Trinkel, nöch Rin
kel, soldaat was hij ook niet, maar het
was een dappere strijder die voor de
vrijheid zijn leven veil had.
Die Von Winkel moet echter in
de doos hebben gezeten en volgens
onze statuten mogen wij slechts eerzame
burgers in onzen kring opnemen. Van
het onthullen van gedenksteenen spreken
onze statuten niet, maar ik geloof toch
dat wij niemand mogen onthullen die
gezeten heeft!
Maar Kinkel was toch een duitsche
dichter!
O, wee, dat óók nog! Zeg eens,
heeft die Stinkcl misschien onder den
dichtersnaam Ileine geschreven?
Wel neen! Dat was een heel
andere! Kinkel is de vervaardiger
van het gedicht: „Otto, de beschermer."
Is dat een gedicht op Bismarck?
Dat niet!
Wat heeft dan eigenlijk uwe
Sprinkel met dc Oberkasselsche oud-
strijdersvereeniging te maken!
blijven niet scheen te bemerken. Hoe
hij zijn werk verrichtte, wist hij
nauwelijks zelf, gelukkig was ziju
keel weinig aangetast, doch hij gevoelde
zich veel te zwak om goed bij stem te
zijn.
In elk geval kwam hij er door en
stelde hij zich er mee tevreden, onver
schillig te worden ontvangen.
Hij ging naar hu;s, zich afvragen
wat de oude Pialc wel zou hebben
gezegd als hij hem had gehoord en hij
wensohte zich geluk, dat de goede
oude Maestro waarschijnlijk de slechte
kritieken over zijn zingen niet zou
lezen.
Woensdagmorgen na een rustelooze
nacht werd hij wakker veel zieker dan
den vorigon dag en was zich bewust
dat hij de vermoeiende rol van Figaro
dien avond zou moeten spelen of zich
ziek moest melden, te bewijzen met
eene doktersverklaring, en du9 alles in
handen van Gomez en Comerio moest
geven. Want hij wist heel goed dat
geen docter hem zou toestaan in dien
toestand te zingen, dat bepaald rust
zou worden voorgeschreven en daarom
had hij dokters vermeden als de pest.
Het was nog even mogelijk dat hij 't
kon en waarschijnlijk zou Merlino 't
contract met hem vernieuwen, hij zou
met den troep naar Amerika gaan en
Comerio weder den pas afsnijden. Als
hij 't maar uit kon houden.
Kinkel heet hij. Hij was bevriend
met den benoemden Schurz.
Wie is Schnurz?
Schurz niet Schnurz. Hij
was minister in de Vereenigde Staten.
Ah, minister! Alzoo meneer Win
kel was de vriend van een minister,
waarom heeft u dat niet dadelijk ge
zegd!
Maar weet gij dan niet dan Kinkel
met de hulp van zijn vriend Schurz het
tuchthuis is ontvlucht?
Groote hemel! een minister die
zijn vriend uit het tuchthuis laat ont
vluchten? Zulke lui zou de Oberkasselsche
oudstrijdersverceniging salueeren? Nou,
dan konden wij wel een lijkstatie inrich
ten als de moordenaar Ilennig uit Berlijn
een kop kleiner wordt gemaakt!"
De oudstrijdersvereeniging van Ober
kassei is niet verschenen bij de onthul
ling van het gedenkteeken van Gottfried
Kinkel.
Liefde-correspondentie. Uit Meppel
meldt men aan De Tel.
Een vereeniging te Meppel heeft op
verschillende plaatsen in en om de ge
meente aldaar banken geplaatst, om den
vermoeiden wandelaar eenige rustgele-
genheid te verschaffen. Vóór een paar
dagen echter bleek, dat zij ook als
middel voor aankondigingen en corres
pondenties dienst deden. Op een stond.
„Hoor Anna, 't is mij welbekend,
Nu ik weer vrij ben van 't soldatenleven.
Gij gaat weer met dien snugren vent;
Wat kan in toekomst hij u geven?
Verblind door flikjes en bonbons,
Trekt gij hem voor, zooals een sl
In duistren nacht alleen haar hart zal
geven.
Nog is het tijd, dat gjj li weder los
kunt maken,
En wij te zaam in d'oude doen geraken.
Geef mjj een teeken, gij deed dit eens
zoo graag,
'k Ga eerder door het vuur voor u,
Dan dat 'k de blauwe jas weer draag!"
Op een ander stond
„Wie met de liefde spot,
Is wel de grootste zot,
l'Amour es un enfant trompeur."
Dit werd geïllustreerd door een bijge-
voeg le teekening van een hart met een
pijl doorboord.
Een bijdehandje.
Een schoolopziener komt in de school
en zegt tegen den onderwijzer eener
klasse: „Mijnheer, wijs mij eens het
schranderste kind
De onderwijzer noemt Jan Arends.
„Jan", zegt de schoolopziener, geef
eens een getal van twee cijfers op."
„46", roept Jan.
De schoolopziener schrijft op 't bord
64. Jan krijgt een kleur, maar durft
niets zeggen.
„Nog een getal, Jan", zegt de school
opziener.
„57", laat Jan hooren.
De schoolopziener schrijft 75 op.
Schijnbaar kookt het in Jan's binnenste.
Hij staat al in de bank, maar durft geen
aanmerking maken.
„Nog een getal, Jan", zegt de school
opziener weer.
„33", roept Jan zegevierend uit en
voegt er bij: „dat lap je me nietmeer!"
(N. bchoolbl.
Zaterdagavond was ie d'r uitgegaan
en met 'n paar kameraads 'n borreltje
gaan pakken.
Dat smaakte nou zóó lekker, dat ie
d'r nog eon nam, tot ie ten slotte zooveel
Zoolang hij durfde, bleef hij in bed
liggen, dan zeer goed wetend dat Gomez
er de aandacht op zou Vestigen als hij
niet verscheen en dat Merlino hem
noodig zou hebben als hij niet beneden
kwam, kleedde hij zich haastig en zag
tot zijn verlichting dat hij er niet zoo
slecht uitzag als hij zich gevoelde, en
ging paar de koffiekamer. Het hotel
was vol gasten voor de races, een troep
menschen van weinig allooi en toen
Carlo binnentrad was 't een leven als
een oordeel. Zijn hoofd was zeer pijnlijk,
doch zijn gehoor was zeer scherp en hij
hoorde duidelijk toespelingen als „een
van die opera kerels," toen J)ij zich
naar den haard begaf, in 't voorbijgaan
knikkend tegen Merlino en Tannini.
„Goeden dag, Donati, hoe gaat het?"
vroeg een stem achter hem.
Hij keek om en zag het kwaadaardige
gelaat van den Spanjaard.
„Goeden morgen," antwoorde hij.
„Hoe gaat het?" herhaalde Gomez.
„Ik ben koud," zeide Carlo, dichter
bij 't vuur schuivend en vast besloten
dat Gomez de ware toestand niet zou
te weten komen. „Zij kunnen hier niet
9token.
(Wordt vervalgd).