No. 76.
Zaterdag 22 September 1906.
3e Jaargang.
Wees U Zelf!
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Beeringen - - - -
- - - Houhaelen.
FEUILLETON.
Dolende Ridder.
Past op uw zakken!
DE EEMLAMDER.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
Bureau
iHendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiëu
Van 1 tot 5 regels0.40
vooi iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Zij, die zicli met
ingang* van 1 OCTO
BER a.s. op ons blad abon-
neeren ontvangen de tot dien
datum verseliijnende nummers
«RATIS.
eu
Met belangstelling maakten wij kennis
met een brochure van Jonkheer J. E.
Meyer onder bovenstaanden titel, geschre
ven ter verdediging der nagedachtenis
van diens overgrootvader den Luitenant-
Generaal Jhr. A. F. Meyer. En toch,
hoeveel eerbied wij ook gevoelen voor
de daad van piëteit, door den bezadigden
schrijver verricht, niet daarin lag voor
ons in de eerste plaats de reden, dat
wij de aandacht van onze lezers op deze
brochure wenschen te vestigen.
Hoe gewichtig ook voor de betrokken
familieleden van den aangevallen en naar
het schijnt belasterden generaal, dit is
van niet genoeg publiek belang om onze
lozers te kunnen interesseeren. Boven
dien moet men zelf technisch op de
hoogte zijn, om een oordeel te kunnen
en te durven vellen over krijgsverrich
tingen als in het kleine boekske ter
sprake komen.
Waarom wij dan toch bij genoemd
werkje even stil staan?
Omdat het ons voorkomt, dat indien
de citaten en bescheiden door den heer
Meyer gepubliceerd waarheid bevatten
en niet kunnen weersproken worden het
wél van publiek belang is de wijze van
historie schrijven van den heer Jhr. J.
C. C. Den Beer Poortugal (luitenant-
generaal) te signalceren. Hij die zich
*-
j
Een hoogstaand mtnsch drijft den spot
met hendie hem huldigen; en hij brengt
soms hulde aan hen, met wie hy in den
grond van zijn hart den spot dry ft.
-*
Uit het Engelsch
van
EDNA LYALL.
73).
Toen Carlo met Pasclieu, als een echt
Napolitaan, zijn festa wilde houden,
kwam de predikant, volgens belofte en
met hem zijn zoon.
„Zonder mij, zijt ge al met u drieën,"
fluisterde Clare. „Zal ik gaan?"
„Neen," zeide Carlo. „Als ge wilt,
zou ik graag hebben, dat gij bleeft,
Jack dit is mijne vriendin, Miss Clare-
mont."
Clare verwelkomde hem, en de beide
vrienden drukten elkaar de hand en zij
spraken niet meer tot zij hunne paasch-
maaltijd hadden volbracht.
De predikant had veel ondervindin
gen hij had geleerd niet spoedig over
omtrent zaken van historischen of andoren
aard opwerpt als voorlichter van hot
publiek mag niet te werk gaan, als dit
door den schrijver van: „Den Tien-
daagsche Veldtocht" is geschied, aan
nemende natuurlijk- en voorshands valt
er niet aan te twijfelen, het zou boven
dien gemakkelijk te controleeren zijn
dat do heer Meyer zich niet aan
hetzelfde euvel schuldig maakt, waarvan
deze Jhr. de Beer Poortugal beschuldigt:
n.l. zijn meening niet afhankelijk te
maken van de feiten, maar de feiten te
groepeeren, om daardoor zijn opinie te
kunnen verdedigen.
Van de lezing van de brochure kregen
wij dien indruk niet doch wij kunnen
slechts oordeelen als leeken.
De heer Den Beer Poortugael beweert
in het genoemde werk over 1831, dat
zijn vader in een wapenfeit tijdens den
Tiendaagschen Veldtocht bij B e e r i n-
g e n een zoo schitterend wapenfeit is
verricht, dat dit een plaats verdient
onder „Nederlands heldendaden" en om
dit te kunnen bewijzen beroept de schrij
ver zich als hoofdbron volgens de ge
citeerde brochure op een dagboek,
geschreven door den bedrijver van het
wapenfeit zelf, toen le luitenant van de
Vrijwillige Leidsche Jagers. Dit is zoo
heel erg niet, zelfs al is de voorstelling
van zaken schromelijk overdreven, doch
om dit doel te bereiken heeft de schrijver
uoodig een Rapport van den Generaal
Meyer aan den Prins van Oranje „onjuist"
te noemen, evenals andere officiëele be
scheiden. Het gevecht bij Beeringen
wordt ook vermeld in een dagboek van
den generaal Meyer en de beschrijving
daarvan, door diens achterkleinzoon
meegedeeld klopt niet alleen met de
officieele rapporten, doch ook met het
verhaal daarvan, dat voorkomt in een
werk van Luitenant-generaal A. Graaf
de Capiaamont (adjudant van den Bel
gischen generaal Daine), die zeker wel
als een onpartijdig getuige kan worden
beschouwd.
iets verwonderd te zijn, doet met al
zijn levenswijsheid, zou hij er toch wei
nig acht op hebben geslagen, als men
hem eenige weken te voren verteld
had, dat hij uu groote verplichting zou
hebben aan een operazanger en met
hem en zijn lang verloren zoon zou
aanzitten aan het Heilige Avondmaal.
NEGENENTWINTIGSTE
HOOFDSTUK.
Herstellend.
Toen de opgewondenheid over Sar-
doni's bezoek voorbij was, was Carlo een
weinig van streek, doch dit was ge
makkelijker te dragen dan wat er nu
volgde.
Hij kon gemakkelijk genoeg leven in
die schoone dagen, hij kon genieten van
't familieleven, vermaakte zich over de
pogingen van Kate om hom te vervor
men naar 't ideaal, dat zij zich van een
jongen man had gemaakt en vond er troost
in om met Clare te babbelen over de
vroegere dagen op Casa Bella.
Toch toen hij sterker werd, werd alles
anders en kwamen er dagen, dat hij
gevoelde dat om langer zonder Fran
ceses te leven meer was dan eenig
sterveling verdragen kon. Zijne liefde
voor Franceses was geen lichtvaardig
gevoel, geen voorbijgaande drift, het
was de diepste, warmste liefde, die een
man voor eene vrouw kon gevoelen.
Een zonderlingen indruk maakt het,
dat het wapenfeit, dat ons op zich zelf
niet zoo heel belangrijk toeschijnt, vol
gens de bescheiden, die do Jhr. Meyer
citeert moet verricht zijn door een batal
jon der 13e legerafdeeling en door de
Leidsche jagers terwijl de heer B. P.
schijnbaar het heele flankbataljon over
het hoofd gezien heeft.
Vermeld dient nog te worden, dat
generaal Meyer met lof gewaagt van
de Leidsche jagers, zonder hunne krijgs-
vcrrichten evenwel zoo in de hoogte te
steken, als dit door den heer den B. P.
geschiedt.
De goed gedocumenteerde brochure
behandelt ook eenige bijzonderheden,
omtrent het voorgevallene hij „Hout
halen", waarbij de hoer den B. P. een
zeer ongunstig oordeel velt over het op
treden van generaal Meyer waarbij de
schrijver echter met feiten komt aan
dragen, in strijd met officieele rapporten
in de brochure vermeld.
Wij zullen er niet verder op ingaan
doch het komt ons voor, dat de generaal
den Beer Poortugaal bij niet grondige
weerlegging van dit kleine geschrift de
reputatie van objectief historieschrijver
prijs geeft.
Het was te voorzien dat het voorbeeld
door de „Deutsche Flottcrverein" ge
geven, te eeniger tijd in Nederland
navolging zou vinden.
Zoo iets toch werkt iu den regel
aanstekelijk en niet het minst wanneer
het geldt een Duitsch model voor
Nederland pasklaar te maken.
Zoo is er dan, naast de reeds be
staande vereeniging „Het Nederlaudsch
Zeewezen", eene „Nederlandsche Ver
eeniging „Onze Vloot" opgericht, die
zich ten doel stelt, onafhankelijk van
staatkundige partijen, de kennis van en
de belangstelling in de Nederlandsche
Zeemacht aan te kweeken en te ver
sterken bij alle Nederlandsche onder-
Hij beminde haar met zijn gelieele hart,
met de hartstochtelijke warmte van een
zuidlander met de kracht van een zui
vere en edele ziel, met de heerlijke,
onsterfelijke toewijding van een vrije
geest. Onvermijdelijk moest hij lijden
en hoewel 't niets nieuws voor hem
was, kon hij nu geen troost zoeken in
zijn werk of in zijne toewijding voor
anderen.
't Ergste voor hem was, dat zijn gast
heer, de eenige die zijn toestand kon
gissen, niets liever wensclite dan dat
hij 't tooneel zou verlaten en met zijne
nicht zou trouwen.
Hij beminde zooals een man op zijp.
vierentwintigste jaar bemint, doch hij
had de kracht van iemand, die vast be
sloten is het zich te ontzeggen en trouw
wilde blijven aan zijn beroep; hij had
kracht voor tien. En toen Mr. Britton
de zaak eens mot hem besprak met de
vriendelijkste en beste bedoelingen,
kwam hij steeds terug op de zekerheid dat
hij ziju plicht deed en op zijn ge
loof, dat zijn voornaamste steun was,
en dat in zijne onbevreesde onzelfzuch
tigheid, verschilde van bijgeloof als de
dag van den nacht.
Vreemd genoeg wendde hij zich in
dien tijd meestal tot Sardoni's vader. Hij
verschilde met den predikant in staat
kundige inzichten, in verschillende pun
ten op godsdienstig gebied en in vele
andere zaken en toch waren dit alle
danen in hot Moederland, in de Koloniën
en in het buitenland.
Het eigenaardige dezer oprichting is
evenwel, zooals de „Avondpost" op
merkt, dat do Vereeniging, wier statuten
eerst don 6 Sept. in de „Stct." versche
nen, reeds 3'/2 maand bestaat, dat de
Algemeene Raad, het voornaamste
lichaam, gevormd uit de oprichters, reeds
voorloopig tot 29 April 1908 is vast
gesteld, zoodat de leden daarvan tot
dat tijdstip het heft in handen hebben.
Deze geheel ongewone wijze van
handelen, alsmede de namen der leden
van den algemeenen Raad, wettigen,
meent het Haagsche blad, het vermoe
den dat hier oen partijzaak bedoeld
wordt, wat wij met die geachte redactie
geheel eens zijn.
Het blad wijst er op, dat onder de
leden der Staten-Generaal, die de op
roeping onderteekenden, geen enkele
voorkomt die blijk gegeven heeft ver
stand te hebben van marinezaken, ter
wijl daarentegen de namen van d
Vermeulen, baron Van Wasscnaer van
Rusande, ds. Talma, De Vaal Malefijt,
baron Van Wasscnaer van Catwijck,
Vau Karnebeek, Tydemau, aan het ge
heel een kleur geven, welke het best is
weer te geven als behoudzucht.
Onder de marine-autoriteiten treft
men naast do oud-ministers Jhr. Röell
en Ellis, beide bekende voorstanders
van pantserschepen, ook aan de heeren
F. v. d. Eist, oud luit. ter zee, en Evers,
roomsch-katholiek geestelijke, welke
beiden in marine-kringen bekend staan
als uit de school van „hoe meer hoe
liever".
Het is niet onduidelijk, meent de
„Avondpost", dat de vereeniging dus
voorloopig, d. w. z. zeker tot 29 April
1908, aangevoerd zal worden door de
mannen van de school der pantserschepen.
Hieruit verklaart zich ook het feit, dat
mannen als de gep. vice-admiraal N.
Mac Leod, de gep. kap. ter zee J. P.
van Rossu'm, die gedurende tientallen
dingen van minder beteokenis vergeleken
bij de groote goedheid van den man.
Zonder een tikje van dogmatiek zou de
man heilig zijn geweest. De goedheid,
die van hem uitging, trok Carlo zeer
aan, en schoof alle verschil op den
achtergrond. Veel afwisseling was or
voor hem toen hij met gunstig weer
eens mocht uitgaan en toen hij na een
poosje met Kate en Lucy Dante kon
lezen en Zampa mocht instudeeren, de
wereld werd minder donker gekleurd
voor hem.
Op een zonnige dag had de dokter
hem een ritje toegestaan en reed hij
met Kate en Clare voor do eerste keer
naar 't dorpje Cleevering. Hij kon zich
nu goed bedwingen en vond er genoe
gen in zich onder Francesca's bloedver
wanten te bevinden, nu en dan haar
naam te hooren en te weten dat zij
niet in verlegenheid verkeerde.
"We kunnen wel even vragen of er
ook brieven zijn", zeide Kate voor 't
dorpspostkantoor stil hondend. Zij sprong
uit 't rijtuig en Carlo hield de teugels
voor haar. Ilij bad niet te paard ge
reden sinds hij Italië had verlaten en
vond er een genot in weer eens een
paard in handen te hebben, de onge
duldige bewegingen van de kop en 't
krabben van den grond vermaakten hem.
(Twee brieven voor n, Clare," zeide
Kate, tcrugkeercud en Clare vatte ze
haastig aan-en begon te lezen.
van jaren blijk gaven door hunne ge
schriften, dat zij de marine lief hadden,
iu deze vereeniging ontbreken, of al
thans niet in haren Raad plaats vonden.
De pers is vertegenwoordigd door de
heeren dr. A. Kuypcr van „Do Stand
aard", Charles Boissevain van het „Alg.
Handelsblad", dat kort geleden in een
7 tal artikelen pleitte voor het bouwen
van pantserschcpen, mr. Plemp van
Duivelaud van de „Nieuwe Courant"
r 1
en mr. Yalckonier Kips van het „Ut
rechts Dagblad" dat ook onlangs voor
pantserschepen pleitte.
liet naagsche blad komt dan ook tot
de slotsom, dat de zeer duidelijke karak
tertrekken dezer Vereeniging ziju:
behoudzucht cn pantserschepen.
Hot komt ons voor dat daarmee het
karakter dezer Duitsch-Nederlandsche
vereeniging niet onverdienstelijk is aan
gegeven.
Maar neemt de „Avondpost" het geval
niet te tragisch, te ernstig op; gelooft
zij dat er veel iuvloed kan uitgaan van
deze Vereeniging? Wij betwijfelen het.
Zeker, zij zou een zéér nuttig werk
kunnen doen, indien zij eindelijk eens op
zaakrijke, duidelijke wijze en niet met de
gewone, geijkte frazen, aantoonde welke
de taak onzer marine eigenlijk is, welke
plaats zij inneemt of behoort in te nemen
in de organisatie onzer landsverdediging
en hoe onze vloot moet zijn samenge
steld, om deze taak naar ciscli te kunnen
vervullen.
Tot lieden vermocht niemand, zelfs
geen minister van Marine, dit te doen.
Dit schijnt evenwel, blijkens de statuten
niet tot haar werkkring te belmoren, wat
verklaarbaar is voor wie de namen der
onderteekenaars leest. Doch zoolang
men dit niet weet of het er niet over
eens is, cn waar juist zij, wier naam op
marinegebied eenige beteekenis heeft
behoudens zeer enkele uitzonderingen
niet onder de leden worden aangetroffen,
betwijfelen wij of de invloed van deze ver
eeniging uitgaande wel zeer groot zal zijn.
„Niets voor mij?" vroeg Carlo.
„Niets," zeide Kate een paar brieven
op de open zitplaats werpend. Hij zag
dadelijk de blauwe postzegels van Italië.
Was het een brief van Francesca of van
kapitein Britton aan zijn broeder, peinsde
hij? Het was toch iets in een huis te
zijn waar brieven van Casa Bella kwamen
eu toch was 't een ware kwelling voor
hem kalm in de pony-car te zitten, ver
plicht 0111 dG lengte van Koning Hum
berts knevels te bestudeoren en de
groote letters. „Napoli" te lezen van
het poststempel. Zonder twijfel, dacht
hij, hebben zij den brief gepost toen zij
Zondags naar de kerk gingen en hij
wist nauwelijks of de gedachte hem
dichter bij bracht of hopeloozer geschei
den maakte van zijn geliefde. Ilij dorst
niet le vragen of eenige zinspeling te
maken om Kate's argwaan niet op te
wekken, doch hij hoopte dat zij er
over zou spreken. Doch Ivate sprak
over alles behalve over den brief
en hij kon met haar binnengaan en haar
in haar kamer zien verdwijnen zonder
iets te hebben vernomen.
Het was hard doch hij had geleerd
;oor kleinigheden dankbaar te zijn. In
alle geval was hij er nu zeker vau, dat
de brief van Frar.cesca zelve was, dat
zij van zijne ziekte wist, daar Clare 't
haar had geschreven en er was een
kleine mogelijkheid, dat de kapitein een
paar woorden voor hem had toegestaan.