No. 81.
Woensdag 10 October 1906.
3e Jaargang.
Wees U Zelf!
Herfst.
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Stadsnieuws.
FEUILLETON.
Dolende Ridder.
Het toppunt van pedanterie.
DE EEMLANDER.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
Bnrean
Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertcntlëu
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Voorbij is de zomer met zijn schitte
ring van zonneglansen en kleurenscha-
keeringen, met zijn rijk, warm leven in
de gansche natuur. De golvende graan-
zee ligt geborgen in 6churen en tassen,
de kale stoppels sieren nog slechts 't
veld. Het zonnetje toovert alle tinten
van rood en bruin op de dorrende
bladeren, eeu nijdige herfstwind doet
ze dwarrelen langs straat en gracht.
Alles getuigt van het heengaande zomer
feest. In jubelend gesjilp scholen de
zwaluwen samen op kerk, kerkdak en
torentrans, zich opmakend voor de groote
reis naar milder oorden waar geen barre
dagen hun 't verblijf onmogelijk maken.
En met hen trekt al het gevederde
volkje, dat voor zijn blijde tonen het
landschap kleur en schittering gaf
kaal worden veld en bosch, weg sterft
het leven in de lucht, op de aarde, voor
den winter vliedend naar verre streken
of beschutting zoekend in een verstijven-
den winterslaap,
Natuur gaat nieuwe krachten zamelen
voor het jonge leven van de lente dei-
toekomst. En temidden van die rust,
welke plant en dier zal sterken, welke
noodig is voor vorming en vervorming
van nieuwe individuen blijft de menscli
lusteloos zijn strijd voortzetten.
Yoor hem is het jaargetijde een bij
komstige zaak. Of de lente haar koeltjes
doet zweven, de zomer de zengende
stralen nederzcndt, de herfst plaagt met
zijn vlagen, dan wel de winter nijpt met
zijn bauge dagen, voor hem is de arbeid
in alle tijden des jaars de wet des
levens. Hy moet den akker bereiden
voor den komenden oogst, zijn zorg
blijven wijden aan plant en dier. Meer
nog. Voor hem is de wintertijd, als de
arbeid hem wat meerdere vrije oogen-
blikken laat, de aangewezen gelegen
heid om meerdere aandacht te schenken
aan de vraagstukken van den dag. Na
De zedelijke orde heeft hare wetten;
zij zijn onverzoenlijk, en men wordt
altijd gestraft wanneer men ze miskend
heeft.
Uit het Engclsch
van
EDNA LYALL.
78).
Nu, in 't licht der nieuwe openbaring,
herinnerde Kate zich met gloeiende
schaamte, hoe boos zij was geweest
toen zij beproefd had inlichtingen in
te winnen oyer 't zedelijke in 't
tooneelleven, en Carlo beleefd, doch
vastberaden het gesprek bad gewijzigd.
In hare gedachten had zij hem beschul
digd dat hij dat onderwerp had willen
ontwijken, had zich niets dan slechts
van hem voorgesteld, en nu zag zij dat
die zelfde man, die zulke zaken niet
wilde besproken en het gewone enthou
siasme geheel miste, zich kalm gewijd
den langen werkdag in den zomertijd
voelt een arbeider weinig lust tot bijeen
komsten in benauwende zalen. Politiek
en organisatie hebben hun zomerslaap
gehouden. Met de herfstdagen vragen zij
onze aandacht. De lange avonden zijn
de tijd voor organiseeren, voor ver
gaderingen.
De tijd, dat er aan gedacht moet worden,
hoe door vereeniging en petitie aan
drang geoefend inoet worden op de
volksvertegenwoordiging om rechtmatige
eischen bevredigd te krijgen.
De tijd, dat de organisatie worde ge
bouwd als brug over de klove tusschen
werkgever en werknemer tot tempering
van den klassenstrijd.
In één woord, de herfst, die den win
terslaap van moeder natuur voorbereidt,
vinde ons gereed om meerdere aandacht
te schenken aan al die kwestiën, welke
ons als staatsburger raken.
Voor ieder onzer zij én herfst én
winter een tijdperk van krachtige actie,
van organisatie en politieke ontwikkeling.
Kan men oogsten van een braakliggenden
akker? Rozenplukken van een doornen-
veld?
Hoe zullen we dan op een rijken,
politieken oogst kunnen hopen, als de
akker niet is bewerkt. Daar blijve geen
plek, waar het zaad niet met kwistige
hand is uitgestrooid. Zal onze stem meer
zijn als die eens roepende in de woestijn?
Steeds hebben wij in woord en daad
en krachtige organisatie voorgestaan.
Doch de echo kon het victorie nog nimmer
doen schallen. Het bleef bij plannen,
welker verwezenlijking zich nog steeds
doet wachten.
Men wil oogsten van een stoppelveld.
Dat moet veranderen. Nooit was de
overwinning aan hem, die wachtende
stille zat.
Wie oogsten wil, moet eerst zaaien.
Dat dienen onze vrienden te beseffen,
in de komende dagen.
De herfst, tijd der rust voor de natuur,
is voor ons de tijd van arbeid om te
had aan 't werk om ééne vrouw te
redden.
„Wat maakt hem toch zoo zwijgend,
en wat is 't toch, dat mij zoo gaarne
doet babbelen?" dacht zij.
„Is zwijgend werk goud? Is praten
niet goed? Toch, waar 't hart vol van
is, vloeit de mond van over.
Er kan toch geen kwaad in zijn. En
toch kunnen we niet over alles praten,
want dan zou men ons van grootspraak
beschuldigen. Het is een vreemd ding,
dat Carlo Donati nooit bang is van
grootspraak te worden beschuldigd, hij
gaat maar bedaard zijn gang zonder
zich er om te bekommeren wat andoren
van hem denken.
Ik denk, dat 't komt omdat hij niet
om 't uiterlijk geeft, en ik heel veel,
hij doet alles bedaard en ik daarentegen
met veel drukte. Wie zou ooit gedroomd
hebben, dat hij met zijn kalme manieren,
terwijl hij met ons zong, las en praatte,
zoo'n vreeselijke strijd doorleefde. Oh,
wat een gans wat een gans ben ik
geweest! Hoe hatelijk, hoe verachtelijk
van mij om te denken, dat hij op mij
verliefd was, terwijl alleen de gedachte
aan Francesca hem zoo deed handelen!
En ik heb hem afgesnauwd en zulke
nonsens over hem uitgekraamd tegen
Francesca! „Wat moeten ze mij ver
achten!"
Met een zucht keerde zij hare ge
dachten van zichzelf af en begon zooals
kunnen oogsten, als de stembus ons
oproept. V.
uit het Duit.sell door A. J. M.
Er is een soort van menschen, die
ik niet uit kan staan: „de pedanten".
Ze zijn de ware struikelblokken voor
iederen vooruitgang, willen het bruisende
levende aan banden leggen, en begrijpen
niet, dat het soms heel verstandig is,
tweemaal twee vijf te noemen.
Men vindt die soort van menschen
vooral onder de bureaucraten, waardoor
eenvoudige, gewone menschen voor alle
authoriteiten, voor iedereen, die met
een studeerkamer en eene groene tafel
samenhangt, een natuurlijke vrees
hebben.
Een toonbeeld van pedanterie heb ik
voor eenigen tijd ergens in Zuid-Duitsch-
land ontmoet. Op een stuk gemaaid
gras, om mij heen vruchtboomen en
ongemaaide weide, zit ik te teekenen.
Onverwacht hoor ik stommen in mijn
nabijheid en zie ik twee mannen in
hemdsmouwen, een oude en eene jonge
de zeis over den schouder, hoor hun
levendig gesprek en ben verwonderd
dat ik inplaats van boerendialect, eeu
beschaafde, zuiver Duitsche taal hoor.
Beiden beginnen te maaien, zoo goed
als 'tgaat, want ik zie dadelijk, dat zij
den gelijkmatigen slag niet beet hebben
en er een leelijk stoppelveld voor den
dag komt, terwijl do jongere, bij het
onhandig aanzetten van den sijs, zich
spoedig in zijn vingers snijdt. Toen zij
met hunne dilettantisch werk mij waren
genaderd, zag ik tot mijne verbazing
dat zij fijn linnengoed droegen, dat de
oudste een gouden bril op zijn neus had
en dat een zware, gouden ketting uit
zijn vest bengelde. Ze maaiden maar
door in het zweet huns aanschijns, toen
een oude dame aankwam met een mand,
waarin allerlei heerlijkheden, eieren,
Clare haar had aangeraden aan haar
nichtje en Carlo te denken. Tot beden
had zij Francesca altijd beschouwd als
een meisje, dat heel bekoorlijk, heel
onschuldig en zeer lui was, één van die
meisjes, die niet van armbezoek hou
den, en die men met medelijden en
soms met minachting moest behandelen.
Nu vroeg zij zich eerlijk af, of zij als
zij in Francesca's plaats geweest was,
alles zoo zou hebben prijs gegeven. En
Madame Merlino was zooals zij van
verschillende zijden gehoord had, geen
interessant „geval," maar een zeer ge
woon, slecht geluimd persoontje, die in
't geheel niet dankbaar was voor de
opoffering die de minnenden zich voor
haar hadden getroost.
„Voor een of ander bekoorlijk wezen,
dat wat om mij gaf, had ik 't wellicht
kunnen doen," dacht Kate, „maar voor
vrouwen als mevrouw Merlino, die
alleen in gevaar komen omdat zij zwak
zijn en dwaas, die dom, harteloos en
onbeduidend zijn, neen daarvoor zou ik
het nooit gedaan hebben! Nooit.
Weer keerden zich hare gedachten
naar dat toonecl in de hut. Wat was
't toch, dat aan Carlo kracht had ge
geven om dit harde, verachtelijke leven
te kiezen? Waarom was hij in staat
geweest Francesca te verlaten en schande
en smart te verdragen. Niet omdat hij
haar minder lief had, integendeel, het
hartstochtelijke vuur had haar verschrikt,
brood, boter, vruchten en een flesch
wiju, waarn3 onder een appelboom een
flink ontbijt werd genomen.
Toen ik met mijn werk klaar was,
keerde ik naar de in de buurt ge
legen villa van mijn vriend terug, bij
wien ik logeerde, en vertelde hom van
die twee zonderlinge maaiers, hun be
schaafde taal en van het uitgezochte
ontbijt, dat die oude dame had gebracht.
Mijn vriend had plezier in mijne ver
bazing en zei:" Een gelukkig toeval
heeft je met den grootsten pedant in
onze streek kennis doen makeu, een
gepensioneerd Professor van eeu Gymna
sium, die hier in do buurt een klein
landgoed beeft gekocht. Hij verstaat
natuurlijk niets van de landhuishoud
kunde, maar met zijn boeken wijsheid
meent hij alles te kunnen dwingen. Een
kip, die 's morgens niet om den anderen
dag een ei legt, beschouwt hij als abnor
maal en wordt spoedig geslacht. Het
is hem eene voortdurende orgenis, dat
in een grasveld ook bloemen groeien,
zoodat hij in het voorjaar ook een for-
ineele jacht tegen dat „onkruid" op
touw zet.
Arbeiders kan hij al sedert lang niet
meer krijgen, omdat hij alles beter meent
te weten dan zij, en hun werktijd en
etensuren met het horloge in de hand
op de minuut regelde. Daarom moet hij
nu ook zelf zijn weiden maaien, wil hij
het gras niet in halmen laten rotten.
Ik kan me voorstellen, hoe dat gaat!
Zijn zoon, die student is, en nu met
vacantie t'huis, helpt hem."
„En die oude dame", vroeg ik. „Zij
maakte een sympathieken, maar vrij
droefgeestigen indruk."
„'t Zou ook een wonder wezen, om
er bij zoo'n knorrepot en schoolvos ver
genoegd uit te zien. En daarbij is zij 't
eenige in zijn bestaan, die van den regel
afwijkt. Men zegt namelijk, dat er aan
haar afkomst iets hapert. Die Monsieur
moet wel heel jong en heel verliefd
geweest zijn, dat hij geheel tegen zijn
had al hare droomen van wat liefde bij
een man beteekent omgeworpen.
liet moet zijn omdat hij beproefde
voortdurend uit alle macht beproefde,
te leven zooals Christus leefde, wat 't
meorendcel van ons werktuigelijk doet
en niet met allo kracht van onze natuur
omdat zijn geloof een volmaakt vol
trouwen was op Een, die sterker was
dan de duisternis, het gevaar en de
ellende, die hem overstelpten, Een, die
hij kende en liefhad, Een, die hij boven
alles wilde dienen met de vrije toe
wijding van een man, niet met de
knorrige onderwerping van een slaaf.
Het was beslist een geloof, onafhanke
lijk van zijn gevoel, van zijn verstand
en var zijne omgeving, hij had zich
verheven boven zijn gevoel en boven
zijn gedachten, hij was overstelpt met
do verzoekingen van dit dal der schadu
wen des doods, doch te aller tijd had
hij ongeschokt dit eene feit bewaard, dat
hij zeker wist als zijn eigen bestaan
Gij zijt met mij!
De klok, die vijf uur sloeg, bracht
haa.i de noodzakelijkheid te binnen om
naar beneden te gaan en zoo goed zij
kon de gevreesde ontmoeting te door
staan.
„net is mijn verdiende loon," dacht
zij droevig. Ik ben altijd verwaand
geweest, heb altijd op iedereen neer
gezien en over iedereen als mijn min
deren gesproken, en nu moet ik leeren
grondbeginselen, zoo'n huwelijk sloot.
Denk eens, wat hij onlangs heeft uit
gehaald! Zijn overoude schoonmoeder
sterft. Het doodbericht komt in de cou
rant. En, daar zijn stelregel is, dat alles
moet gaan, zooals het behoort, laat die
oude ezel tot ergernis van de heele
familie en tot spot van den ganschen
omtrek de volgende advertentieplaatsen:
„lieden overleed in don hoogen ouder
dom van 84 jaren, zacht en kalm onze
innig geliefde Moeder, grootmoeder en
schoonmoederFraulein Maria, Gabriële
Huckewics"
Zijn waanwijsheid heeft hem deze koer
een allergekst figuur laten slaan en
toch ben ik overtuigd, dat de klant denkt
heel correct te hebben gehandeld.
Kcuui.sgcriiig.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
doen te weten, dat door den Raad dier
Gemeente in zijne vergadering- van 28
Augustus is vastgesteld de volgendo ver
ordening:
VERORDENING, houdende voor
schriften in het belang der
openbare gezondheid.
Artikel 1.
Alle slooten en wateren binnen de kom
dei Gemeente, welke bijzonder eigendom
zijn, moeten door of vanwege de eigenaars,
en in geval van verhuring ot in gebruik-
geving, door de huurders of bruikers, steeds
behoorlijk schoon gehouden worden, en op
zoodanige diepten worden gehouden, dat
behoorlijke doorstrooming mogelijk is.
Art. 2.
Het is verboden daarin drekstoffen, asch,
vuilnis of eenige aan bederf onderhevige
voorwerpen te werpen, of daarin bloed, gier
of andere vuilnis te laten afvloeien.
Art. 3.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
om, na de Gezondheids-commissie te hebben
gehoord, aan de eigenaars van slooten en
andere wateren, gelegen binnen de koin
der Gemeente welke voor de openbare
gezondheid schadelijk zijn, te gelasten die
Ie dempen, binnen een bij de aanschrijving
te bepalen termijn.
Na de verkregen lastgeving zijn do
eigenaren in de vorige alinea bedoeld, ver
plicht binnen den gestelden termijn daaraan
te voldoen.
dat mijn inzichten valsch en verkeerd
waren en dat ik opnieuw met het leven
moet beginnen.'
Iloe heilzaam 't ook zijn kon was het
verlies van haar oud zelfvertrouwen geen
aangenaam gevoel, zij trad de salon
binnen en wist niet of zij zich verlicht
of teleurgesteld moest gevoelen toen zij
Carlo zag zitten verdiept in een partituur
van Verdi's Ernani en er uit ziende
alsof er niets was voorgevallen. Wel
licht had zij niet verwacht dat hij met
een lang of buitengewoon vroom gelaat
zou zitten, maar toch verwonderde het
haar, dat iemand, die zooveel had door
staan, in twee uren tijd zoo volkomen
zijne zelfbeheersching had kunnen her
winnen.
„Ik zal bepaald dat heerlijke Engel-
sche ketelmuziek missen," zeide hij, zijn
boek op zij schuivend en zooals gewoon
lijk haar tegemoet komend om te helpen.
Kate voelde haar keel dicht gesnoerd
bij de gedachte hoe dwaas en onaange
naam zij tegen hem geweest was op
dien dag toen Francesca's brief kwam
en hij zoo verstrooid was geweest.
„En ik geloof niet, dat thee goed is
voor 't zingen," zeide zij, de eerste zin
uitspringend, die haar in de gedachte
kwam.
„Neen," zeide hij glimlachend zonder
een zweem sarcasme. „Er zijn van die
dingen, die zelfs operazangers zich moe
ten ontzeggen."