Stadsnieuws.
Allerlei.
bclaug van verhoogde volkskracht en er
is dus geen enkele reden denkbaar,
waarom niet de gemeenten dit werk
krachtig zouden steunen, en aldus aan
een breede schare van kinderen, die
thans nog moeten uitgesloten worden,
de voordeden van een verblijf in een
gezondsheidskolonic zouden verschaffen.
V. D.
Stemming voor de Tweede
Ivauicr te JLeidcu.
De uitslag der gisteren gehouden stem
ming voor een lid der Tweede Kamer
in het district Leiden is de volgende:
Aantal kiezers 5904. Aantal uitge
brachte geldige stemmen 5181. Vol
strekte meerderheid 2591.
De volgende candidateu kregen het
achter hun naam vermelde aantal stem
men: Dr. J. Th. de Visser (ehr.-hist.)
2757, II. Paul (lib.) 197G, jhr. mr. H.
Smissaert (lib.) 119, mr. M. Mondeis
(soc. dem.) 329.
Gekozen: Or. J. Tli.de Visser.
Als in een roman.
Plus minus 30 jaar geleden poetste
uit Maastricht een man zijn naam
doet niets ter zake do plaat, met
achterlating van oen vrouw en 0 jeug
digen kinderen.
De aanleiding tot zijn met-de-Noor-
derzon verdwijnen?
Sinds eenigen tijd had hij in huis
zijn schoonmoeder over de vloer ge
kregen en met deze dame kon hij 't dan
ganschelijk niet bolwerken.
Gevolg: hij koos, zoo al niet de wijste,
dan toch de meest practischc partij om
aan allo geharrewar een eind te maken
hij eclipseerde.
Sinds hoorde men absoluut niets meer
van hem.
De achtergebleven vrouw, die zich
met behulp der schoonmoeder, zoo goed
en zoo kwaad als 't ging door de wereld
sloeg, liep echter op een goeden dag,
10 jaar na 't verdwijnen baars gemaals
tegen een man aan, die haar evengoed
aanstond als zij het hem deed.
Een en ander met deze finale, dat
met toestemming der rechtbank daar
aangenomen werd dat de eerste man
niet meer tot het rijk der levenden
behoorde een tweede huwelijk plaats
greep.
Bij de 6 spruiten uit haar eerste
huwelijk, werd de vrouw met nog een
tweetal kinderen gezegend, welke allen
nu nog in leven zijn.
De kinderen van den eersten man zijn
zelfs reeds alle 6 gehuwd.
Inmiddels stierf do tweede man en
andermaal bleef de vrouw zonder levens
gezel achter.
Nu gebeurde liet een paar maanden
geleden, dat een der dochters uit 't
eerste huwelijk, welke een café houdt
in een dichtbij Maastricht gelegen dorpje,
een vreemdeling binnen zag stappen, die
een glas bier bestelde.
Met de woorden: asjeblief mijnheer",
bood zij hem 't glas hier aan; doch dc
man haar scherp aankijkend zcide: „Jc
behoeft tegen mij geeu „mijnheer" to
zeggen, ik ben jc vader."
Achtereenvolgens: verbazing, uitleg
ging, herkenning en vreugde.
De vrouw onmiddellijk met den
weergevonden papa naar haai andere
zusters en vervolgens de geheele ver
zameling naar dc nog in Maastricht
wonende moeder.
Om al te grooten schrik te voor
die, in spijt van de scheiding, altijd een
troost voor hem was geweest, werd hem
nu een kwelling.
Er zou geen sehoone toekomst aan
breken, een toekomst waarover hij zoo
dikwijls had gepeinsd, zij was nu de
vrouw van een ander en hij mocht niet
langer aan haar denken als aan zijne
verloofde.
Hij zag dat 't leven een lange strijd
voor hem worden zou, en na lang
aarzelen, besloot hij haar te ontmoeten
als een vriend, te trachten haar van
dienst te zijn zooveel hij kon en geen
schaduw te werpen op haar huwelijks
zeg.
Maar was zij gelukkig? Was zij niet
gedwongen aan den wen6cli van haar
te gehoorzamen. Graaf Carossa had
wellicht haar eerste weigering niet
beslissend gedacht. Was zij tegen haar
wil gedwongen hem aan te neuien? Of
had hij werkelijk haar hart veroverd,
en vond zij 't verlcdene nu een meisjes
droom, bedwelmend doch niet geheel
zoet? Hij wist niet welk van die twee
mogelijkheden hem 't meest deed lijden,
hij bekeek nu de eene dan de andere,
tot de onzekerheid hem bijna krankzin
nig maakte. En toen trof een nieuwe
gedachte hem met een dubbele pijn.
Die gruwelijke laster, twee jaar geleden
uitgestrooid, die onvermijdelijk nog
voortwoekerde en natuurlijk nog erger
werd.
komen, ging een der dochters vooruit
om dc komst des doodsgewaanden
vaders zachtjes aan mede te deelcn.
Maar jawel, moeder wilde er niets
van weten, wilde geen vader zien, hoe
zeer men er ook op aandrong, en
eindigde niet zich in huis te ver
stoppen.
Troosteloos trok de man aanvankelijk
af, doch ging weldra nog eens een ver
zoeningspoging wagen en nu niet meer
succes.
Bij zijn vrouw toegelaten, smeekte hij
deemoedig om vergiffenis, ja, trok oen
revolver te voorschijn, bood dit moord
tuig zijn 30 jaar geleden verlaten eega
aan met de woorden: „schiet mij er
maar mee voor den kop ik heb 't ver
diend."
Echter, zoo bloeddorstig was de vrouw-
niet, en hoe wel de herinneringen aan
den man, die haar met de bloedjes van
kinderen liet zitten, nu niet bepaald van
de alleraangenaamste waren, kwam kaar
goed hart boven en liet zij genade voor
recht gelden
Sedert zijn man en vrouw weer
knusjes bijeen.
Maar.. ..helaas, overal is een „maar" bij.
De zaak is namelijk dezen.
Toen manlief 30 jaar geleden het
hazenpad koos voor dc schoonmoeder,
heeft hij zich linea recta naar la ville
lumière begeven, waar hij jaren lang als
schilder in zijn onderhoud voorzag.
Te Parijs ovenwei komen evengoed
ougelukken voor als elders, en zoo is 't
gedeurd, dat hij aan de boorden van de
Seine op een futaleu dag met een doffen
slag van eon dak is komen afzeilen en
sinds onbekwaam was voor zijn werk.
Men pensionneerde hein echter.
Doch en dat is de „maar" dat
pensioen moet in Frankrijk verteerd
worden op poene van anders geen cen
time te krijgen.
Dilemma derhalve: „met vrouw en
kinderen in Maastricht zonder pensioen"
of „zonder vrouw en kinderen in Parijs
met pensioen".
Immers de vrouw vindt alles nu wel,
doch naar Parijs gaan, daar voelt ze
voorloopig bitter weinig voor.
Natuurlijk ligt hot onder gegeven om
standigheden op de weg van den man
om te pogen zijn wcorgevonden gemalin
over te halen hem naar Parijs te volgen.
En in deze pogingen is hij reeds in zoo
verre geslaagd, dat de vrouw zich heeft
laten bepraten met man en kroost eens
een kijkje in die verre stad te gaan nemen.
Van dit slippertje zijn ze echter weer
teruggekeerd, en in de woning te Maas
tricht wordt nu sedert dagen 't vóór en
tegen gewikt en bewogen van een zich
metterwoon vestigen in de Eranscke
wereldstad.
De naam en woonplaats dor cchtge-
nooten wc herhalen het doen
niets ter zake; genoog zij dat het geval
historisch is. (L. K.)
Het beroemde lied van .0, Suzauna"
wordt overal gehoord en zoowel in
dorpen als in steden, kermis of geen
kermis, bezingt dc lieve jeugd de schoon
heid van het leven onder aanroeping
van de beminnelijke Suzanna. Maar
niet alleen de jeugd blijkt de Suzanna-
koorts te hebben, ook bij onderen van
dagen schijnt dit „nieuwe lied op een
aangename" wijs een diepen indruk te
hebben gemaakt. Niet zoo zeer is liet
echter Suzanna, waarom zich bij ouderen
de gedachten concentrecren, dan wol
om liet „drupske." Dat dit noodlottige
gevolgen kan hebben, bleek dezer dagen
Erancesca had er van gehoord. Eurico
had 't hen) geschreven en zij zelf op
Meiiobank had er op gezinspeeld. Eerst
had zij er geen geloof aan geslagen,
doch nu 't praatje in ieders mond was,
was 't juist door hare onschuld en
weinige wereldkennis zeer goed moge
lijk. dat zij het voor waar aannam en
hoe spoedig de kapitein 't gelooven zou
nu 't een operazanger betrof, wist Carlo
maar al te goed. Hoe meer hij er
over dacht, des te waarschijnlijker kwaui
het hem voor, want hij kon niets anders
bedenken, dat hem Eraucesca's liefde
kon ontrooven.
Want als allen rond haar hem schuldig
geloofden en hein uitmaakten voor een
huichelaar, die onder 't masker van
zijne zuster te beschermen zijne eigen
lusten ging bot vieren, waarom zou zij
die laster dan niet gelooven. Eu 't geloof
aan zooiets moest onvermijdelijk allo
liefde dooden.
Een poosje verdiepte hij zich in die
gedachte, tot zijn verstand er tegen in
opstand kwam. Neen, dat was onmoge
lijk. Zij zou altijd in hem gelooven,
zou hem altijd beminnen, niet om eenige
verdienste in hem zelveu, doch wegens
de waarheidsliefde en de zuiverheid van
haar eigen geest. Weer verviel hij in
gepeins over dat huwelijk, dat een
doodslag gaf aan zijn hoop en liem
doemde om alleen tc leven.
Want hij moest voortgaan met leven
te Zalt-Boinmel, waar een juffrouw ter
sluiks een „drupske" dacht te nemen.
Zii dronk echter hij vergissing uit een
flesch met bijtend vocht, met het nood
lottig gevolg, dat zij na een smartelijk
lijden eenige uren daarna overleed.
Niet altijd heeft een „drupske" zoo'n
in-droevigen invloed, ofschoon er velen,
'tzij direct of indirect hun leven bij het
gebruik ervan inboeten. Maar er is
soms ook nog een komische zijde aan.
Zoo a.a. te Winterswijk, waar een bruiloft
was geweest.
Een gast had zich zóó te goed gedaan,
dat hij al tastende den weg moest houden.
Ton slotte moest hij over een breede
beek. Voorzichtig stak hij zijn parapluie
vooruit maar voelde geen grond. Nu aan
den anderen kant gestooten, maar waar
hij ook stak, telkens oen peillooze diepte.
Meenende dat hij reeds in het water
stond, begon hij luidkeels om hulp te
roepen. De bewoners uit hunne rust
opgeschrikt, kwamen weldra met een
brandende lantaarn, en zagen nu den
man midden op den weg staan, alleen
met den knop in de hand; de parapluie
was er hij den eersten stoot afgevallen!
Gerustgesteld en tevens ontnuchterd
door den schrik, kon hij nu zijn weg
vervolgen.
Dat is te begrijpen, als je denkt, dat
je verdronken bent en je blijkt dan toch
springlevend te zijn, dan moet je wel
weer geheel op je verhaal komen. Och
ja, als de eerste schrik maar voorhij is,
dan weet je tenminste wel zoo'n beetje
wat je doen moet. Dat bleek ook nog
te Haarlem met een paar jongens.
Het „Haarl. Dhl." meldt n.l. als
historisch:
Door het hek van een Ilaarlemsche
tuinbouw-inrichting heen stoken twee
kleine kwajongens de gretige handen
en trachten roode hessen te plukken,
die hun aandacht hebben getrokken.
Toevallig komt de eigenaar langs, die
waarschuwend zegt: „denkt er om
jongens, ze zijn vergiftig!"
Intussclien is een van die hengels al
op de vlucht geslagen. De ander, die
is blijven staan, roept hem na: „Jo, ze
biune vergiftig!
En daarop zich tot den eigenaar
wendend, laat hij er dadelijk op volgen:
„Meheer, mag ik er eentje voor de
meester vau 't school?"
Zoo toen het ventje bemerkte dat het
niet zoo erg was, al kwam de eigenaar
er aan, herstelde hij zich en zou graag
zoo'n giftige bes hebben voor den meester.
Dat ventje bedoelde daarmee natuurlijk
niets kwaads. O, neen, de heilige een
voud van de reine kinderziel, deed hem
zoo spreken.
Maar van heilige eenvoud gesproken,
daar lees ik nog oen aardig staaltje van.
Dc plaats der handeling is het post
kantoor te II.
Do directeur, do klerk en de ge-
agreëerde hebben zooals wel meer 't
geval is, niets te doen. Het loket is
gesloten. Er wordt geklopt. Geen der
bedoelde personen hoort het. Ze zijn
met wat anders bezig. Weer wordt er
geklopt cn nu fortissimo, zoodat het glas
er van rinkelt. Een der heeren vliegt
nu van zijn krukje naar het loket en
nu ontspint zich liet volgende gesprek:
,'k Docht werempel, dat de heeren
't zoo druk harren, dat zp mie nait
beurden." Aldus spreekt een oude vrouw,
„vrouwe Burema" of wel kreupele Oaren-
tie gehceten.
„Wel nee, mensch, maar we dachten,
dat je wel niet niet den sneltrein zou
behoeven."
„Haif 'k ook nait, maar 'k heb meer
te doun als dat hier te bekieken. mien
en die gedachte in 't gelaat zien. In
zijn gezond brein kwam geen gedachte
aan dood hij licni op, hoewel 't leven
er verlaten genoeg voor hem uitzag.
Met eenige moeite dacht hij aan zijn
dagwerk. "Vanavond Rigolctto, dc nood
zaak dadelijk te gaan dineeren en de
vrees dat zijn verdriet een schaduw zou
werpen op 't geluk van zijn beste
vrienden Sardoni en Domenica en hij
besloot hen zoo mogelijk van alles
onkundig te laten tot na hun huwelijk.
Met dit besluit keek hij in den spiegel
on daar 't verdriet duidelijk op zijn
gelaat te lezen stond, ging hij in een
restaurant dineeren om de opmerkzaam
heid te ontgaan. Op de trap ont
moette hij Nita, zij keek hein schuw aan.
„Praat er met niemand over," zeide
hij fluisterend, „vooral niet met Sardoni
of Domenica. Laat 't in elk geval
onder ons blijven."
Zij beloofde liet, hoewel zij de be
weegredenen niet begreep cn Carlo ging
niet een bezwaard hart verder en wan
delde Broad Street af. Hij herinnerde
zich hoe vrecselijk eenzaam hij zich
had gevoeld, toen hij na 't vertrek van
de Pelgrim langs de Strada Nuova naar
Palazzo Forti was gewandeld doch hoe
verkwikkend kwam hem dat gevoel
voorbij 't geen hij thans leed. Nu
scheen 't hem dat hij leefde eu toch
dood was, dat alles in uiterlijk zijn
dagelijksche gang zou gaan, doch dat
arten en boonen ('t mensch is groen-
teuverkoopster) mien arten en boonen
waoren van zuls nait groot; moar van
't ain op 't aner, 'k mout 'n braifkoart
hemmen."
Dc klerk neemt een en zegt „als 't
je blieft."
„Als 't je blieft, wat als 't je blieft, 'k
mout 'n braifkoart hemmen."
„Zeker, dit is een briefkaart."
„Wat 'n braifkoart? ie wait'n ja nait
ains, man, woar e hèn mout en wat'ter
op inout, .wat ben j'veurboarig!"
„Dat behoef ik ook niet tc weten."
„Dat mout ie wel waiten, ik kan nait
schrieven, maar ie toch wel."
„O, dus tl wou, dat ik hem schreef?
Best, waar moet de kaart heen?"
„Noar mien zeun ien Valthermond."
„Iloe heet die zoon?"
„Jans",
„Dus aan den heer Jans Burema te
Valthermond."
„Nee, Roffel hait e, Jans Roffel en
„meester" mout er bie stoan."
„Best, en wat moet hij weten.
„Hai liaift niks waiten, moar ik wol
waiten, wanneer of e komt en loat he
mie dan ook even schrieven hou 't mit
Gccske en heur jongen is".
„Zoo is je dochter bevallen van een
zoon?"
„Ha, ha, ha! 'k wol 't zoo was, 'k wol
't zoo was! nee man, ik zeg Geeske en
heur jongen; Geeske is mien olie kat,
die 'k heur verleden gaf, omdat ze zoo-
veul moezen hadden."
„Och zoo, nog meer?
„Nee, niks meer; hoeveul bin 'k joe
schuldig?"
„Drie cent voor de briefkaart."
„Da's 'n beetjen, nou hier hé je twee
halve stuvers, holt dei moar!"
„Neon, vrouw, fooien neem ik niet
aan, hier zijn twee centen."
„Nou ie zollen ze moar gerust hollen,
ie binnen zoo hlaik eu hoonel, ie bin
nen zeker van 'n dikke koppel, och joa,
hou meer zienen, hoe dunner draank,
koop moar gerust'n stoetje bie bakkerW."
„Nee, vrouw, ik doe 't niet."
„Nou dan veural bedankt en dat de
zun oet Zion joe bestroal! Dag meneer."
„Dag Antje!"
De directeur grinnikte en het andere
personeel proestte van het lachen.
Agenda voor de openbare vergadering
van den Raad der Gemeente Amersfoort op
Dinsdag 30 October 1906, des namiddags te
half 2 ure.
Te behandelen ouderwerpen:
1. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot het geven van eervol ontslag
aan de onderwijzeres H. Hulstijn. (Meisjes
school.)
2. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot liet geven van eervol ontslag
aan de onderwijzeres L. C. Oerlemans.
(School Koningstraat.)
3. Benoeming van een onderwijzer aan
de Openbare Jongensschool Ie soort (Hee-
renstraat.)
4. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot het geven van verlof aan den
onderwijzer H. van Gelder (School Helle
straat.
5. Voorstel van Burgemeester on Wet
houders tot vaststelling van de jaarwedde
van de onderwijzeres M. B. Eijkelboom.
6. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders betrelfeude de voorziening in de
vacature, ontstaan door het eervol ontslag
van den onderwijzer L. A. Slot.
7. Vaststelling van jaarwedden en pen
sioensgrondslagen voor personeel, verbonden
aan de Burger avondschool en H. B.
School.
S. Benoeming van 2 leden en twee plaats
vervangende leden van liet stombureau voor
de verkiezing van do Kamer van Koop
handel.
9. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot het geven van eervol ontslag
't innerlijke verwoest was, en dat niets
lt weer kon herstellen.
Als in een droom keek hij naar de
voorbijgangers en peinsde er over of zij
in hun zorgeloos gesnap ook misschien
iemand zijn goede naam ontroofden en
in deze wereld het werk des duivels
volvoerden. Een toornig gevoel rees in
zijn binnenste, hij wandelde sneller, de
kleur kwam terug op zijn gelaat en zijn
heet, zuidelijk bloed begon te koken,
hij zou in staat zijn dc lasteraar te
dooden als hij tegenover hem had gestaan.
Weer klonken Nita's bittere woorden
in zijn oor. „Door de wet goschei-
deu te zijn van degene die ge lief hebt.
„Och!" zoo sprak de verleider, „jaagt
ge niet naar 't onmogelijke?
Waarom zoudt gc aan haar denken,
als aan de vrouw van iemand anders,
als die gedachte je kwelt?
Wat, wilt ge geen gedachten voeden,
dan zulke, die ge aan haar en haar man
kunt vertellen?
Dwaas! Denk daar niet aan!
Dat kan immers niet!"
Excuseer, dat ik u ophoud, sir," zoo
sprak een bekende stem naast hem. Ilij
keek op en zag Adamson, de tooueel-
knecht. „Ik wilde u alleen spreken en
in de schouwburg zijn er altijd, die
luisteren, en ik dacht, dat het u genoe
gen zou doen als ge hoordet, dat alles
in orde is gekomen."
Wordt vervolgd).
aan Mevrouw M. H. C. Vos—geb. Cartier
van Dissel als Regentes van het Burger
Weeshuis.
10. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot het doen rooien van twee hoo
rnen nabij de Meisjesschool.
11. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders betreffende een adres van den
heer J. Huisinga om hem tot makelaar te
benoemen.
12. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot wijziging der Gemeente-be
grooting voor 3906 en tot belegging van
gelden, van het fonds tot onderhond van
wegen, straten en gronden.
12a. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot aanvulling van enkele posten
der gemeente-begrooting, dienst 1906 uit den
post voor „Onvoorziene Uitgaven".
13. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot het geven van een recht van
toegang naar een spoelsteiger in de Beek
over Gemeente terrein.
14. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders betreffende een adres om subsidie
van de muziekvereenigiug „Harmonie."
15. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders betreffende een adres van de
„AmersfoortsChe Muziekvereenigïng" om
subsidie.
16. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders betreffende een verzoek van eenige
vereenigingen tot bestrijding van drank
misbruik oTu subsidie.
17. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders betreffende een adres van L. Ka-
mes, keurmeester van visch, tot verhooging
van jaarwedde.
18. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot uitbreiding der politie.
19. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot wijziging der salarisregeling
van de ambtenaren eu bedienden bij de
Gemeente-Secretarie.
20. Voorstel van Burgemeester on Wet
houders tot uitbreiding van het personeel
werkzaam onder den Gemeente-Architect,
21. Voorstel van Burgemeester en Wet-
tot uitbreiding van de gebouwen van den
Reinigingsdienst en tot aankoop van een
tweede sproeimachine.
22. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot verhooging van de loonen der
concierges van de scholen 3de soort en van
het Gymnasium.
23. Behandeling van de begrooting van
de Gezondheids-Commissie voor 1907.
24. Behandeling van de begrooting van
het Burgerlijk Armbestuur voor 1907.
25. Behandeling van de begvooting van
het Bürger-Weeshuis voor 1907.
26. Behandeling van de begrooting- voor
de rustende schutterij voor 1907.
27. Behandeling van de Gemeente-begroo
ting voor 1907.
Zondag 2S October, des morgens half
elf wordt er in het Logegebouw een
godsdienstoefening gehouden voor den
Doopsgezinden Kring, waarin als spreker
zal optreden Ds. E. M. ten Cate van
Apeldoorn.
Bij dc Godsdienstoefening Zondagmor
gen half elf in de Remonstrantschc kerk
te houden, hoopt voor te gaan Ds. II.
F. Sparnaay, predikant te Arnhem.
In de Luthersche kerk is morgen
geen dienst.
Het bureau van De Eembode is met
ingang van heden verplaatst naar de
Langegracht.
Yoor het examen Vrije- en ordeoefe-
feningen slaagden mej. J. C. Nakken
cn de heer G. A. J. Kuyntjes, leerlin
gen der Rijks-Normaallessen alhier.
Dc officier van gezondheid 2e klasse
dr. P. A. Voerman wordt 1 Dcc. a.s.
overgeplaatst bij het 2e regiment veld
artillerie te 's-Gravenhage.
In de plaats van overste L. F. Boe-
kelman is benoemd tot lid der Gezond
heids-commissie de heer "W. H. van Hase-
len, Rijks-veearts.
De officier van gezondheid 2e klasse
G. A. S. Lijnkamp, van het militaire
hospitaal te Utrecht wordt 1 December
a.s. overgeplaatst bij het 5e regiment
infanterie alhier.
De bij het leger in Ned.-Indië be
noemde officier van gez. 2e kl. A. J. J.
C. Niks is bij het koloniaal-werfdepot
beëedigd cn in functie gesteld; hij zal
in Dcc. a.s. zijne bestemming moeten
volgen.
Het wceklad „Dc Prins" bevat een
welgelijkend portret van den heer G. J.
baron van Boetzelaer, burgemeester van
Hoogland, die Zondag zijn 25-jarig
ambts-jabileuni hoopt te vieren.
Aan P. Ising, leerling-rijwielherstel
ler, is bij Kon. besluit toegekend de
bronzen eeiepenuing met loffelijk getuig
schrift wegens de met levensgevaar ver
richte redding van twee kinderen uit de
Eem op 1 Augustus 1906.
Donderdagmorgen omstreeks half elf
kantelde een bestelwagen der H. IJ.
S. M. in de Breedestraat, toen hij wilde
keeren, waardoor ook het paard kwam
te vallen. Onmiddelijk werd het uitge
spannen, waarna men met vereenigde
krachten, ook van toegeschoten vrou
wen er in slaagde den wagen weder
overeind te krijgen, waarna de dienst
weder kon hervat worden, als of er
niets was gebeurd.